Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 januari 2005
gepubliceerd op 24 februari 2005

Koninklijk besluit betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2005022114
pub.
24/02/2005
prom.
21/01/2005
ELI
eli/besluit/2005/01/21/2005022114/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 JANUARI 2005. - Koninklijk besluit betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, inzonderheid op artikel 3, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 13 maart 1997 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;

Gelet op het advies van de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, gegeven op 10 juli 2003;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiëren, gegeven op 25 juni 2004;

Gelet op het advies 37.663/3 van de Raad van State, gegeven op 28 september 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting en Overheidsbedrijven en Onze Minister van Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de Raad » : de Raad van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten, bedoeld bij artikel 3 van de wet van 23 maart 1998 betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten;2° « de Minister » : de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort;3° « DG 4 » : Directoraat-generaal Dier, Plant en Voeding bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Art. 2.De Raad wordt opgericht bij het DG 4.

Art. 3.De Raad bestaat uit vierentwintig leden. De samenstelling is als volgt : 1° vier vertegenwoordigers van het DG 4, waaronder de Directeur-generaal en de verantwoordelijke van de Dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten;2° drie vertegenwoordigers van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;3° één vertegenwoordiger van de Federale Overheidsdienst Begroting en Beheerscontrole;4° twee vertegenwoordigers van de Boerenbond;5° één vertegenwoordiger van het Algemeen Boeren Syndicaat;6° drie vertegenwoordigers van de « Fédération wallonne de l'Agriculture »; 7° twee vertegenwoordigers van de V.Z.W. Dierengezondheidszorg Vlaanderen, één van de rundersector en één van de varkenssector; 8° twee vertegenwoordigers van de V.Z.W. « Association régionale pour la Santé et l'Identification des Animaux », één van de rundersector en één van de varkenssector; 9° één vertegenwoordiger van de Vlaamse schapenhouderij;10° één vertegenwoordiger van de « Fédération interprofessionnelle ovine wallonne »;11° één vertegenwoordiger van het Verbond voor Pluimvee, Eieren en Konijnen; 12° één vertegenwoordiger van de V.Z.W. « Union wallonne des Aviculteurs et Cuniculteurs »; 13° twee vertegenwoordigers van de Belgische Confederatie van de Zuivelindustrie.

Art. 4.De leden bedoeld bij artikel 3, 1° tot 13° worden aangewezen door de Minister, uitgezonderd de directeur-generaal en de verantwoordelijke bedoeld in artikel 3, 1°.

De leden bedoeld bij artikel 3, 2° en 3° worden voorgesteld respectievelijk door de gedelegeerd bestuurder van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en door de Minister tot wiens bevoegdheid de begroting behoort.

De leden bedoeld bij artikel 3, 4° tot 13° worden gekozen uit dubbeltallen voorgedragen door iedere vertegenwoordigde vereniging.

Art. 5.De duur van het mandaat der leden bedoeld bij artikel 3, 1° tot 13° bedraagt vier jaar, uitgezonderd die van de directeur-generaal en de verantwoordelijke bedoeld in artikel 3, 1°. De mandaten zijn hernieuwbaar.

In geval van vacature voor het verstrijken van het mandaat voleindigt het nieuw benoemd lid het mandaat van zijn voorganger.

Art. 6.De Raad wordt voorgezeten door de directeur-generaal van het DG 4, of bij diens afwezigheid door de verantwoordelijke van de Dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten.

Ingeval zowel de directeur-generaal, als de verantwoordelijke bedoeld in artikel 3, 1° verhinderd zijn, kunnen zij zich ambtshalve laten vervangen door de ambtenaar die zij daartoe aanduiden.

De Minister wijst voor de leden bedoeld bij artikel 3, 1° tot 13° uitgezonderd voor de directeur-generaal en de verantwoordelijke bedoeld in artikel 3, 1°, een plaatsvervanger aan die het lid bij afwezigheid kan vervangen. De plaatsvervanger voldoet aan dezelfde bepalingen inzake voorstel, voordracht en aanwijzing als het lid. Hij heeft dezelfde bevoegdheden als het lid.

Art. 7.De Raad vergadert op bijeenroeping van de voorzitter.

Art. 8.De Raad beraadslaagt op geldige wijze als de meerderheid van zijn leden aanwezig is.

Is die meerderheid niet aanwezig dan kan de Raad na een nieuwe bijeenroeping op geldige wijze over hetzelfde onderwerp beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.

Art. 9.De stemming geschiedt bij meerderheid van de aanwezige leden.

Ieder lid bedoeld bij artikel 3, 1° tot 3° beschikt over twee stemmen.

Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Art. 10.De Raad kan deskundigen raadplegen en uitnodigen die geen lid zijn en elke informatie inwinnen betreffende het voorwerp van zijn werkzaamheden.

Art. 11.De Raad stelt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister.

Art. 12.De Raad kan voor de opdrachten die hij bepaalt werkgroepen oprichten bestaande uit leden en deskundigen.

Art. 13.De Minister duidt twee secretarissen aan van de Dienst Sanitair Beleid Dieren en Planten van het DG 4, een van de Nederlandse en een van de Franse taalrol. Zij zijn geen lid van de Raad.

Art. 14.Het koninklijk besluit van 13 maart 1997 betreffende de organisatie, de samenstelling en de werking van de Raad van het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren wordt opgeheven.

Art. 15.Onze Minister bevoegd voor Begroting en Onze Minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 januari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting, J. VANDE LANOTTE De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^