Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 maart 2007
gepubliceerd op 10 april 2007

Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure en de termijnen voor de kamers van de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van een beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011142
pub.
10/04/2007
prom.
21/03/2007
ELI
eli/besluit/2007/03/21/2007011142/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 MAART 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure en de termijnen voor de kamers van de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van een beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep en tot vaststelling van de inwerkingtreding van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, en de artikelen 8 en 15;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 januari 2007;

Gelet op advies 42.163/1 van de Raad van State, gegeven op 15 februari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I Gemeenschappelijke bepalingen van de commissies

Artikel 1.De commissie en de beroepscommissie houden zitting in de lokalen van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

Wanneer dit noodzakelijk is, kan de voorzitter van een commissie of beroepscommissie beslissen om op een andere plaats zitting te houden.

Art. 2.De voorzitter leidt de zittingen, hij opent ze en heft ze op, verleent en ontneemt het woord en sluit de besprekingen en de beraadslagingen af.

Art. 3.De commissies kunnen getuigen horen, expertises gelasten en alle nodige onderzoeksmaatregelen treffen. Zij kunnen één van hun leden afvaardigen om deze taken te vervullen

Art. 4.De partij die een lid van een commissie wil wraken, overeenkomstig artikel 14 van de wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep, moet dit doen voordat enig verweermiddel wordt aangevoerd en moet de redenen ervan uiteenzetten bij een ondertekende akte die bij ter post aangetekende brief aan de griffier van de bevoegde commissie wordt gericht. De akte van wraking wordt onmiddellijk meegedeeld aan het gewraakte lid.

Dat lid stelt binnen twee dagen de griffier schriftelijk in kennis van zijn instemming of zijn met redenen omklede weigering. De commissie doet uitspraak over het verzoek tot wraking.

Art. 5.De definitieve uitspraken van schorsing of van schrapping worden bij de procureur-generaal bij het bevoegde hof van beroep aangegeven door de griffier van de betrokken commissie. HOOFDSTUK II. - De commissie Afdeling 1. - Inschrijvingsprocedure

Art. 6.De aanvraag om inschrijving op de lijst van de beoefenaars wordt bij ter post aangetekende brief toegezonden aan de griffier van de commissie.

Art. 7.De commissie kan de persoonlijke verschijning bevelen.

Art. 8.Binnen twintig dagen na afgifte van het aangetekend schrijven, waarvoor de datumstempel van de post als bewijs geldt, bezorgt de griffier van de commissie de aanvrager een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. In het tegengestelde geval, informeert hij deze dat het dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens. Binnen twintig dagen na ontvangst van de ontbrekende documenten of gegevens levert de griffier het ontvangstbewijs van het volledig dossier af.

Art. 9.De beslissing aangaande de inschrijving moet binnen zestig dagen na de dag van verzending van het ontvangstbewijs van het volledig dossier, betekend worden bij ter post aangetekende brief.

Indien het ontvangstbewijs niet binnen de voorziene termijn werd afgeleverd begint de termijn van zestig dagen te lopen vanaf de datum waarop het ontvangstbewijs van het volledige dossier had moeten afgeleverd worden.

Art. 10.De lijst van de ingeschreven beroepsbeoefenaars, bijgehouden door de commissie, wordt gepubliceerd op de internetsite van de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie.

Art. 11.De lijst van de ingeschreven beroepsbeoefenaars vermeldt naast het inschrijvingsnummer, de naam en de voornaam van alle leden, de datum van hun eerste inschrijving of, in geval van eerdere schrapping, de datum van wederinschrijving, de woonplaats en de zetel van de professionele activiteit. De gehuwde vrouwen, die de naam van hun echtgenoot aanwenden, kunnen op hun verzoek eveneens vermeld worden onder deze naam, doch met verwijzing naar hun meisjesnaam, waaronder de informatie is opgenomen.

Wanneer een op de lijst opgenomen persoon verzoekt om zijn schrapping, wordt deze geregistreerd op de eerstvolgende vergadering van de commissie, met dien verstande dat de schrapping van kracht zal zijn vanaf de datum van het verzoek. Afdeling 2. - Tuchtprocedure

Art. 12.De voorzitter van de commissie, ingelicht over een tekortkoming of bij wie een klacht in tuchtzaken of een geschil inzake erelonen aanhangig is gemaakt, kan een werkend of plaatsvervangend lid van de commissie aanwijzen om de zaak te onderzoeken. Dat lid brengt verslag uit aan de voorzitter.

De verslaggever kan worden gehoord door de commissie. Hij neemt niet deel aan de beraadslagingen.

Art. 13.De oproeping, bedoeld in artikel 11 van dezelfde wet, gebeurt bij ter post aangetekend schrijven.

Art. 14.De beslissingen in tuchtzaken of inzake erelonen moeten worden betekend binnen vijftien dagen na de uitspraak. HOOFDSTUK III. - Beroepscommissie

Art. 15.Het beroep, ondertekend door diegene die het instelt, wordt gericht aan de griffier van de beroepscommissie en wordt bij ter post aangetekende brief opgestuurd.

Het beroep heeft schorsende kracht; het moet worden ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing van de commissie Het bewijs voor de datum van de indiening van het beroep wordt geleverd door de datum van de poststempel.

Art. 16.Dadelijk na ontvangst van het beroep schrijft de griffier het in, in het daartoe aangelegd register onder een volgnummer en vraagt hij aan de griffier van de commissie hem het dossier mee te delen.

Art. 17.De voorzitter legt in samenspraak met de griffier, de datum vast waarop de aan de beroepscommissie voorgelegde zaken zullen worden onderzocht.

Art. 18.De griffier roept de voorzitter, de ondervoorzitter en de assessoren van de beroepscommissie op voor de vastgestelde zitting.

Als een assessor verhinderd is, roept de griffier zijn plaatsvervanger op.

De griffier roept de partijen ten minste tien dagen voor de zitting op bij ter post aangetekende brief en duidt de plaats, de dagen en de uren aan waarop het dossier kan worden geraadpleegd.

Bij tuchtzaken wordt de termijn op dertig dagen gebracht.

De inzage gebeurt ter plaatse in het bijzijn van de griffier.

De personen die gemachtigd zijn de appellant bij te staan of te vertegenwoordigen mogen hem eveneens bijstaan of vertegenwoordigen bij de inzage van het dossier. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 19.Voor de termijnen vermeld in dit besluit, zijn de artikelen 51 tot 55 van het Gerechtelijk Wetboek van overeenkomstige toepassing.

Art. 20.De wet van 13 juli 2006 betreffende de commissies en de beroepscommissies die bevoegd zijn inzake het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep treedt in werking.

Art. 21.Onze Minister bevoegd voor de Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 maart 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Mevr. S. LARUELLE

^