Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 21 oktober 2002
gepubliceerd op 20 november 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022916
pub.
20/11/2002
prom.
21/10/2002
ELI
eli/besluit/2002/10/21/2002022916/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

21 OKTOBER 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, inzonderheid op artikel 29, § 1, vervangen bij de wet van 2 augustus 2002, en 5;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 juni 1993 tot uitvoering van artikel 75, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, inzonderheid op artikel 1, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 maart 1995;

Gelet op het advies van het Technisch Comité ingesteld bij de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gegeven op 16 januari 2002;

Gelet op het voorstel van de Raad van de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, gedaan op 21 januari 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 mei 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 13 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van één maand;

Gelet op advies 33.428/1/V van de Raad van State, gegeven op 8 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en op advies van Onze in raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "prestaties van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de prestaties bedoeld in titel III, hoofdstuk III, in titel IV, hoofdstuk III en in titel V, hoofdstuk III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° "administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de kosten en opbrengsten bedoeld in artikel 194 van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;3° "boekhouding en jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen" : de boekhouding en de jaarrekening met betrekking tot de prestaties van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en de verrichtingen van de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, c), van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen die de verplichte verzekering betreffen, alsook de hiermee verbonden tegoeden, schulden, verbintenissen, opbrengsten en kosten;4° "boekhouding en jaarrekening van de vrije en aanvullende verzekering" : de boekhouding en de jaarrekening van de verrichtingen die betrekking hebben op de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, b) en 7, §§ 2 en 4, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 en de diensten bedoeld in artikel 3, eerste lid, c), van voornoemde wet van 6 augustus 1990 die de vrije en aanvullende verzekering of het voorhuwelijkssparen betreffen, alsook de hiermee verbonden tegoeden, schulden, verbintenissen, opbrengsten en kosten;5° "mutualistische instellingen" : a) in het kader van de boekhouding en de jaarrekening van de vrije en aanvullende verzekering : - de landsbonden van ziekenfondsen, zoals bepaald in artikel 6, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990; - de ziekenfondsen, zoals bepaald in artikel 2, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990; - de maatschappijen van onderlinge bijstand, zoals bepaald in artikel 43bis, § 1, artikel 70, § 1 en artikel 70, § 2, eerste lid, van voornoemde wet van 6 augustus 1990; b) in het kader van de boekhouding en de jaarrekening van de verplichte verzekering : de verzekeringsinstellingen, zoals bepaald in artikel 2, i), van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;6° "Controledienst" : de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, bedoeld bij artikel 49, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990. TITEL II. - De boekhouding van de mutualistische instellingen

Art. 2.De artikelen 1, 3, eerste lid, tweede zin en derde lid, 4, derde lid, tweede zin, 5, 6, derde lid, 9, § 2, tweede en derde lid, 10, § 2, 11 tot en met 15, en 18 tot en met 24, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding van de ondernemingen zijn niet van toepassing op de boekhouding van de mutualistische instellingen.

Art. 3.Voor de toepassing op de mutualistische instellingen van de regels bedoeld in de artikelen 4, vierde lid en 8, § 2, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 dient het woord « onderneming » door de woorden « mutualistische instelling » vervangen te worden.

Art. 4.Voor de toepassing ervan op de mutualistische instellingen, worden de artikelen van de voornoemde wet van 17 juli 1975 die niet bedoeld worden bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit aangepast zoals in de artikelen 5 tot en met 11 van dit besluit is vermeld.

Art. 5.Artikel 2 van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « Elke mutualistische instelling voert een voor de aard en de omvang van haar activiteiten passende boekhouding van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen enerzijds, en van de vrije en aanvullende verzekering anderzijds, en neemt de bijzondere wetsvoorschriften betreffende die activiteiten in acht. »

Art. 6.Artikel 3, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « § 1. De boekhouding van de mutualistische instellingen omvat al hun verrichtingen, bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook.

Voor de onderscheiden activiteiten van de mutualistische instelling inzake de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen enerzijds en inzake de vrije en aanvullende verzekering anderzijds, wordt een afzonderlijk systeem van rekeningen aangelegd. § 2. In afwijking van § 1, eerste lid, gelden voor de verwerking van de prestaties en de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen volgende bijzondere regels : 1° de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen omvatten de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar en die gekend zijn op de laatste dag van de maand februari van het volgend jaar. De prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering, bedoeld in respectievelijk titel IV en titel V van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, omvatten eveneens de kosten en opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar en die gekend zijn op 5 januari van het volgende jaar.

De verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in titel III van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, die aan de mutualistische instellingen worden aangerekend volgens de derdebetalersregeling worden als kosten en opbrengsten van het boekjaar in aanmerking genomen indien : a) in geval de facturatie per magnetische drager verplicht is gesteld, deze magnetische drager ten laatste op 31 december van het boekjaar ontvangen werd;b) in geval de facturatie per magnetische drager niet verplicht is gemaakt, de papieren factuur ten laatste op 31 december van het boekjaar werd ontvangen. De desbetreffende kosten en opbrengsten van de verzekering voor geneeskundige verzorging worden aan het boekjaar toegewezen nadat ze het voorwerp hebben uitgemaakt van tarificatie en de papieren factuur, alsook in voorkomend geval de magnetische drager onderworpen werden aan de nodige validiteitscontroles, bedoeld in artikel 335 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

De verstrekkingen van de verzekering voor geneeskundige verzorging die aan de leden worden betaald, worden slechts in aanmerking genomen als kosten en opbrengsten van het boekjaar indien de tarificatie van deze verstrekkingen ten laatste op 31 december van het boekjaar heeft plaatsgevonden.

De impact op het passief van de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, die voortvloeit uit de toepassing van voormelde bepalingen, wordt in de toelichting bij de jaarrekening vermeld, volgens een door de Controledienst vastgesteld schema; 2° de terugvorderingen van ten onrechte betaalde prestaties, bedoeld bij artikel 164 van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden door de mutualistische instellingen geboekt overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 322 tot en met 327 van het voornoemd koninklijk besluit van 3 juli 1996;3° de terugvorderingen van prestaties die bij indeplaatsstelling zijn verleend, zoals bedoeld bij artikel 136, § 2, van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden door de mutualistische instellingen geboekt op het ogenblik van de effectieve terugbetaling. Het terug te vorderen bedrag wordt evenwel in de toelichting bij de jaarrekening opgenomen van zodra het bedrag dat aan de mutualistische instelling toekomt, definitief gekend is; 4° de persoonlijke bijdragen, bedoeld bij artikel 191, eerste lid, 2°, van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, zijn niet opeisbaar en worden door de mutualistische instellingen geboekt op het ogenblik dat deze bijdragen effectief geïnd worden.»

Art. 7.§ 1. Artikel 4, vijfde lid, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt worden gelezen : « De rekeningen worden ondergebracht in een voor elke activiteit van de mutualistische instelling passend rekeningenstelsel. Die rekeningenstelsels worden zowel in de zetel van de mutualistische instelling als in de belangrijke boekhoudafdelingen voortdurend ter beschikking gehouden van belanghebbenden. » § 2. Artikel 4, zesde lid, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « Met toepassing van artikel 30 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en landsbonden van ziekenfondsen, bepaalt de Controledienst de minimumindeling van het rekeningenstelsel van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en van de vrije en aanvullende verzekering. Hij stelt vast wat de rekeningen van dat stelsel bevatten en hoe ze worden gebruikt. »

Art. 8.Artikel 6, vierde lid, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « De verantwoordingsstukken worden methodisch opgeborgen en tien jaar bewaard, in origineel of in afschrift. Stukken die niet strekken tot bewijs jegens derden, worden drie jaar bewaard.

De bepalingen van het voorgaande lid zijn van toepassing op de mutualistische instellingen, voor zover door de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, of door de uitvoeringsbesluiten van laatstgenoemde wet, geen andere nadere regels of geen specifieke bewaringstermijnen worden vastgesteld. De Controledienst kan bewaringstermijnen inzake de verantwoordingsstukken van de vrije en aanvullende verzekering bepalen. »

Art. 9.Artikel 7, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « § 1. De boeken worden per blad genummerd; ze vormen elk in hun soort een doorlopende reeks; ze dragen de vermelding van hun soort, hun plaats in de reeks en de naam of het identificatienummer van de mutualistische instelling. § 2. De boeken worden op zodanige wijze gehouden dat de materiële continuïteit ervan, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen zijn verzekerd.

Nadere regels voor het houden en bewaren van de boeken, alsook de werkwijze die de materiële continuïteit van de boeken, evenals de regelmatigheid en de onveranderlijkheid van de boekingen waarborgt, worden door de Controledienst vastgesteld. »

Art. 10.Artikel 9, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « § 1. Elke mutualistische instelling verricht, omzichtig en te goeder trouw, ten minste eens per jaar de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om vóór de afsluiting van elk boekjaar de inventaris op te maken van al haar bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op elk van haar activiteiten, en van de eigen middelen daaraan verstrekt. De inventarisstukken worden ingeschreven in een boek. De stukken die wegens hun omvang bezwaarlijk kunnen worden overgeschreven, worden in dat boek samengevat en erbij gevoegd. § 2. De inventaris wordt ingericht overeenkomstig het rekeningenstelsel van de mutualistische instelling voor enerzijds de vrije en aanvullende verzekering en anderzijds de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. »

Art. 11.Artikel 16, derde lid, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 wordt als volgt gelezen : « Met geldboete van vijftig tot tienduizend euro wordt gestraft hij die als commissaris, revisor of onafhankelijk deskundige rekeningen, jaarrekeningen, balansen en resultatenrekeningen attesteert of goedkeurt, terwijl niet is voldaan aan de bepalingen van de artikelen 2 tot en met 4 en 6 tot en met 10, die van toepassing zijn op de boekhouding van de mutualistische instellingen, en hij daarvan kennis heeft of niet heeft gedaan wat hij had moeten doen om zich te vergewissen of aan die bepalingen is voldaan. Hij wordt gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot één jaar en met een geldboete van vijftig tot tienduizend euro of met één van die straffen alleen, als hij met bedrieglijk opzet heeft gehandeld. » TITEL III. - De jaarrekening van de mutualistische instellingen HOOFDSTUK I. - Algemene principes

Art. 12.De jaarrekening omvat de balans, de resultatenrekening en de toelichting.

Deze documenten vormen een geheel.

De posten van de jaarrekening worden in euro uitgedrukt.

Art. 13.De jaarrekening wordt opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit besluit op het niveau van elke mutualistische instelling voor wat betreft de vrije en aanvullende verzekering en op het niveau van elke verzekeringsinstelling voor wat betreft de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

De jaarrekening van de vrije en aanvullende verzekering wordt binnen de zes maanden na de afsluitingsdatum van het boekjaar ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering van de mutualistische instelling.

Onverminderd het vierde lid, wordt de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen ter goedkeuring voorgelegd aan de algemene vergadering van de verzekeringsinstelling binnen een termijn van zes maand aanvangend de eerste van de maand volgend op de maand waarin de definitieve afsluiting van de rekeningen door de bevoegde beheersorganen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering werd goedgekeurd.

Voor de Hulpkas voor ziekte en invaliditeitsverzekering en de Kas der geneeskundige verzorging van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, wordt de jaarrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen aan het beheerscomité ter goedkeuring voorgelegd binnen de in het vorige lid vastgestelde termijn.

Art. 14.De jaarrekening geeft een getrouw beeld van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de mutualistische instelling.

Wanneer de toepassing van de bepalingen van dit besluit niet volstaat om te voldoen aan dit voorschrift worden aanvullende inlichtingen verstrekt in de toelichting.

Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel geldt dat de posten van de balans en de resultatenrekening van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in overeenstemming moeten zijn met de globale verzamelbescheiden, die worden opgesteld met toepassing van artikelen 334, 342 en 343 van het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. De bepalingen van artikel 3, § 2, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 6 van dit besluit, zijn terzake van toepassing.

Art. 15.§ 1. De jaarrekening van zowel de vrije en aanvullende verzekering als van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt duidelijk opgesteld en stelselmatig weergeven, enerzijds, de aard en het bedrag, op 31 december van het boekjaar dat wordt afgesloten, van de bezittingen en rechten, van de schulden en verplichtingen evenals van de reserves, en anderzijds, voor het op die dag afgesloten boekjaar, de aard en het bedrag van de kosten en de opbrengsten. De bepalingen van artikel 3, § 2, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 6 van dit besluit, zijn terzake van toepassing. § 2. Compensatie tussen tegoeden en schulden, tussen rechten en verplichtingen en tussen kosten en opbrengsten is verboden, behalve in de gevallen voorzien door dit besluit, alsook in de gevallen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 4, zesde lid, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van het artikel 7, § 2, van dit besluit. § 3. In de toelichting worden per soort de rechten en verplichtingen vermeld die niet in de balans voorkomen en die het vermogen, de financiële positie of het resultaat van de mutualistische instelling aanmerkelijk kunnen beïnvloeden.

Belangrijke rechten en verplichtingen die niet kunnen worden becijferd, worden op passende wijze vermeld in de toelichting.

Art. 16.§ 1. De balans wordt opgesteld na toewijzing van het boni of mali van het boekjaar aan, naargelang het geval, de reserves of het gecumuleerd mali van het voorgaande boekjaar. § 2. De beginbalans van een boekjaar stemt overeen met de eindbalans van het voorafgaande boekjaar.

Art. 17.Het rekeningenstelsel van, enerzijds de vrije en aanvullende verzekering en anderzijds de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, wordt zodanig opgevat of aangepast dat de balans en de resultatenrekening, alsmede de vermeldingen in de toelichting inzake een ventilering of een opsplitsing van de rubrieken van de balans of van de resultatenrekening, zonder toevoeging of weglating voortvloeien uit de balans van de desbetreffende rekeningen, opgemaakt na het in overeenstemming brengen bedoeld in artikel 10, § 1, van de voornoemde wet van 17 juli 1975. HOOFDSTUK II. - Waarderingsregels en toerekeningsregels Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 18.§ 1. Elke mutualistische instelling bepaalt de regels die, met nakoming van de bepalingen van dit hoofdstuk en de richtlijnen van de landsbond van ziekenfondsen bij dewelke zij aangesloten is en van de Controledienst, gelden voor : 1° de waardering van de inventaris bedoeld in artikel 9, § 1, van de voornoemde wet van 17 juli 1975, en, onder meer, voor de vorming en de aanpassing van afschrijvingen, waardeverminderingen, voorzieningen voor risico's en kosten en technische voorzieningen, aangelegd met toepassing van artikel 28 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;2° de toerekening aan de verschillende door de mutualistische instelling ingerichte diensten, bedoeld bij artikelen 3 en 7, §§ 2 en 4, van voornoemde wet van 6 augustus 1990, van de opbrengsten en kosten die niet rechtstreeks aan deze diensten kunnen toegewezen worden. Deze regels worden bepaald door de raad van bestuur van de mutualistische instelling en wat de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in het bijzonder betreft, door de raad van bestuur van de verzekeringsinstelling. Zij worden vastgelegd in het boek bedoeld in artikel 9, § 1, van de voornoemde wet van 17 juli 1975 en worden samengevat in de toelichting; overeenkomstig hetgeen is bepaald in artikel 14, eerste lid, van dit besluit is deze samenvatting voldoende nauwkeurig zodat inzicht wordt verkregen in de toegepaste waarderings- en toerekeningsmethoden.

Behalve in geval van ontbinding van een dienst of indien het voortzetten van een dienst niet kan worden behouden en onverminderd § 2 wordt bij de vaststelling en de toepassing van deze regels ervan uitgegaan dat de mutualistische instelling haar activiteiten zal voortzetten. § 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de mutualistische instellingen in vereffening.

Indien de mutualistische instelling besluit haar activiteiten stop te zetten of indien, in tegenstelling met het bepaalde in § 1, derde lid, er niet meer kan van worden uitgegaan dat de mutualistische instelling haar activiteiten zal voortzetten, of in geval van ontbinding van rechtswege, bedoeld in artikel 47, § 1, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990, worden de waarderings- en toerekeningsregels dienovereenkomstig aangepast en geldt in het bijzonder het volgende : a) de oprichtingskosten worden volledig afgeschreven;b) voor de vaste en vlottende activa wordt zo nodig tot aanvullende afschrijvingen of waardeverminderingen overgegaan om de boekwaarde terug te brengen tot de vermoedelijke realisatiewaarde;c) een voorziening wordt gevormd voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de werkzaamheden, inzonderheid voor de aan het personeel en de, met toepassing van de bepalingen van artikel 48, § 2, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 aan de leden van de mutualistische instelling, uit te keren vergoedingen.

Art. 19.Indien in uitzonderlijke gevallen zou blijken dat de toepassing van een in dit hoofdstuk bedoelde waarderings- of toerekeningsregel niet leidt tot nakoming van het bepaalde in artikel 14, dan wordt daarvan afgeweken teneinde te voldoen aan de in het voornoemde artikel bedoelde verplichting.

Dergelijke afwijking wordt in de toelichting vermeld en verantwoord.

De geraamde invloed ervan op het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de mutualistische instelling wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening over het boekjaar waarin de afwijkende waarderings- of toerekeningsregel voor het eerst wordt toegepast.

Art. 20.De waarderings- en toerekeningsregels bedoeld in artikel 18, § 1, eerste lid, blijven van het ene boekjaar op het andere identiek en worden stelselmatig toegepast.

Ze worden evenwel gewijzigd wanneer, onder meer uit hoofde van belangrijke veranderingen in de activiteiten van de mutualistische instelling, in de structuur van haar vermogen of in de economische dan wel technologische omstandigheden de vroeger gevolgde waarderings- of toerekeningsregels niet langer aan de voorschriften van artikel 14 beantwoorden.

Het tweede en het derde lid van artikel 19 zijn van toepassing op deze wijzigingen. Afdeling 2. - Waarderingsregels

Art. 21.Elk bestanddeel van het vermogen wordt afzonderlijk gewaardeerd.

Art. 22.De waarderingen voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

Art. 23.Onverminderd de bepalingen van artikel 14 wordt er rekening gehouden met alle voorzienbare risico's, mogelijke verliezen en ontwaardingen, ontstaan tijdens het boekjaar waarop de jaarrekening betrekking heeft of tijdens voorgaande boekjaren, zelfs indien deze risico's, verliezen of ontwaardingen slechts gekend zijn tussen de balansdatum en het ogenblik waarop de jaarrekening door de raad van bestuur van de mutualistische instelling wordt opgesteld. In de gevallen waarin, bij gebreke aan objectieve beoordelingscriteria, de waardering van de voorzienbare risico's, de mogelijke verliezen en de ontwaardingen onvermijdelijk aleatoir is, wordt hiervan melding gemaakt in de toelichting, wanneer de betrokken bedragen, rekening houdend met de doelstelling van artikel 14, belangrijk zijn.

Onverminderd de bepalingen van artikel 14 wordt er rekening gehouden met de kosten en de opbrengsten die betrekking hebben op het boekjaar of op voorgaande boekjaren, ongeacht de dag waarop deze kosten en opbrengsten worden betaald of geïnd, behalve indien de effectieve inning van deze opbrengsten onzeker is. Ten laste van het boekjaar worden inzonderheid geboekt : de bezoldigingen, uitkeringen en andere sociale voordelen die in de loop van een volgend boekjaar zullen worden betaald voor diensten die tijdens het boekjaar of tijdens vorige boekjaren zijn verricht. Wanneer de opbrengsten of de kosten in belangrijke mate worden beïnvloed door opbrengsten of kosten die aan een ander boekjaar worden toegerekend, wordt daarvan melding gemaakt in de toelichting.

Art. 24.De methoden en grondslagen voor de omrekening van in vreemde valuta uitgedrukte bezittingen, schulden en verplichtingen worden in de toelichting vermeld bij de in artikel 18, § 1, bedoelde waarderingsregels. Hetzelfde geldt voor de wijze waarop de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta in de jaarrekening worden verwerkt.

Behoudens anders luidende bepalingen van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 en de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, gebeurt de omrekening in euro tegen de gemiddelde dagkoers op de datum van de afsluiting van de jaarrekening en worden de wisselresultaten en de resultaten uit de omrekening van vreemde valuta in resultaat genomen. Afdeling 3. - Aanschaffingswaarde - Beginselen en uitzonderingen

Art. 25.Onverminderd de toepassing van de artikelen 19, 61, 63, 66 en 69, wordt elk actiefbestanddeel gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde en voor dat bedrag in de balans opgenomen, onder aftrek van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen.

Onder aanschaffingswaarde wordt verstaan, ofwel de aanschaffingsprijs zoals bepaald in artikel 26, ofwel de vervaardigingsprijs zoals bepaald in artikel 27, ofwel de inbrengwaarde zoals bepaald in artikel 29.

Art. 26.De aanschaffingsprijs omvat, naast de aankoopprijs, de bijkomende kosten zoals niet terugbetaalbare belastingen en vervoerkosten.

De aanschaffingsprijs van een door ruil verkregen actiefbestanddeel is de marktwaarde van het (de) in ruil hiervoor overgedragen actiefbestanddeel(-delen); is deze waarde moeilijk vast te stellen, dan is de aanschaffingsprijs de marktwaarde van het door ruil verkregen actiefbestanddeel. Deze waarden worden geschat op de datum van de ruil.

Art. 27.De vervaardigingsprijs omvat naast de aanschaffingskosten der grondstoffen, verbruiksgoederen en hulpstoffen, de productiekosten die rechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, evenals het evenredig deel van de productiekosten die slechts onrechtstreeks aan het individuele product of aan de productengroep toerekenbaar zijn, voor zover deze kosten op de normale productieperiode betrekking hebben. Het staat de mutualistische instellingen echter vrij deze onrechtstreekse productiekosten niet geheel of gedeeltelijk in de vervaardigingsprijs op te nemen; in geval van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, wordt zulks in de toelichting vermeld.

Art. 28.In de aanschaffingswaarde van immateriële en materiële vaste activa mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen, doch slechts voor zover zij betrekking heeft op de periode welke de bedrijfsklaarheid van deze vaste activa voorafgaat.

In de vervaardigingsprijs van voorraden mag de rente op vreemd vermogen dat wordt gebruikt voor hun financiering worden opgenomen.

Het opnemen van de rente op vreemd vermogen in de aanschaffingswaarde van immateriële of materiële vaste activa of van voorraden, wordt bij de waarderingsregels in de toelichting vermeld.

Art. 29.De inbrengwaarde stemt overeen met de bedongen waarde van de inbreng.

De inbrengwaarde mag niet hoger zijn dan de prijs die op het ogenblik van de inbreng voor de aankoop van de betrokken goederen op de markt zou moeten worden betaald.

De belastingen en kosten met betrekking tot de inbreng zijn niet begrepen in de inbrengwaarde; indien zij niet volledig ten laste worden gebracht van de resultatenrekening van het boekjaar waarin de inbreng is geschied, worden ze opgenomen in de rubriek "Oprichtingskosten".

Art. 30.Wat de goederen betreft die worden verkregen tegen de betaling van een lijfrente : 1° wordt onder aanschaffingswaarde verstaan, het kapitaal dat op het ogenblik van de aanschaffing nodig is om de rente te betalen, in voorkomend geval verhoogd met het bedrag dat bij de aanschaffing werd betaald en met de kosten;2° wordt een voorziening gevormd ten belope van het bedrag van het hiervoorgenoemde kapitaal;deze voorziening wordt jaarlijks aangepast.

Art. 31.De bijkomende kosten met betrekking tot het aanschaffen van financiële vaste activa en van geldbeleggingen mogen ten laste worden genomen van de resultatenrekening van het boekjaar waarin ze werden aangegaan.

Art. 32.In afwijking van de artikelen 21, 25, 37, 42, 62, 63, 64 en 67 mogen het klein materieel, evenals de grond- en hulpstoffen die bestendig worden hernieuwd en waarvan de aanschaffingswaarde te verwaarlozen is in verhouding tot het balanstotaal, op het actief worden opgenomen voor een vast bedrag indien de hoeveelheid, de waarde en de samenstelling ervan niet aanmerkelijk veranderen van het ene boekjaar tot het andere. In dit geval wordt de prijs voor de hernieuwing van deze bestanddelen opgenomen onder de werkingskosten.

De immateriële en materiële vaste activa met een beperkte aanschaffingswaarde, vast te leggen door de mutualistische instelling, rekening houdend met de richtlijnen van de landsbond van ziekenfondsen bij dewelke zij aangesloten is en de Controledienst, mogen definitief ten laste genomen worden op het ogenblik van de aanschaffing ervan.

Art. 33.De aanschaffingswaarde van activa met identieke technische of juridische kenmerken wordt bepaald, hetzij door individualisering van de prijs van elk bestanddeel, hetzij volgens de methode van gewogen gemiddelde prijzen, hetzij volgens de methode "Fifo" (eerst in - eerst uit).

Art. 34.Indien bij het begin van het eerste boekjaar waarin voor een mutualistische instelling dit besluit toepasselijk wordt de aanschaffingswaarde van bepaalde actiefbestanddelen niet kan worden wedersamengesteld, is de aanschaffingswaarde van elk van die bestanddelen gelijk aan de waarde waarvoor ze, vóór toepassing van de desbetreffende afschrijvingen en waardeverminderingen, in de inventaris van het voorgaande boekjaar voorkwamen.

De met toepassing van het vorige lid bepaalde aanschaffingswaarde : 1° maakt, in voorkomend geval, het voorwerp uit van afschrijvingen of waardeverminderingen overeenkomstig de afdelingen III en VI van dit hoofdstuk;2° wordt, voor de toepassing van artikel 33, beschouwd als aanschaffingswaarde van de eerst ingekomen goederen. Afdeling 4. - Afschrijvingen en waardeverminderingen

Art. 35.Onder "afschrijvingen" verstaat men de bedragen ten laste van de resultatenrekening genomen, met betrekking tot oprichtingskosten en tot immateriële en materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur beperkt is, teneinde, hetzij het bedrag van deze oprichtingskosten en van de aanschaffingskosten van deze vaste activa te spreiden over hun waarschijnlijke nuttigheids- of gebruiksduur, hetzij deze kosten ten laste te nemen op het ogenblik waarop zij worden aangegaan.

Onder "waardeverminderingen" verstaat men correcties op de aanschaffingswaarde van de actiefbestanddelen, andere dan die vermeld in het vorige lid, om rekening te houden met al dan niet als definitief aan te merken ontwaardingen bij het afsluiten van het boekjaar.

De gecumuleerde afschrijvingen en waarde-verminderingen worden afgetrokken van de actiefposten waarop ze betrekking hebben.

Art. 36.De afschrijvingen en de waardeverminderingen voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

Art. 37.De afschrijvingen en waardeverminderingen zijn specifiek voor de actiefbestanddelen waarop ze betrekking hebben. Voor actiefbestanddelen met volkomen identieke technische of juridische kenmerken mogen echter globale afschrijvingen of waardeverminderingen geacteerd worden.

Art. 38.De afschrijvingen en de waardeverminderingen worden stelselmatig gevormd volgens de door de mutualistische instelling overeenkomstig artikel 18, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.

Art. 39.De waardeverminderingen mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 36, van de minderwaarden waarvoor ze werden gevormd. Afdeling 5. - Voorzieningen voor risico's en kosten

Art. 40.De voorzieningen voor risico's en kosten beogen naar hun aard duidelijk omschreven verliezen of kosten te dekken die op de balansdatum waarschijnlijk of zeker zijn, doch waarvan het bedrag niet vaststaat.

Voorzieningen voor risico's en kosten mogen niet worden gebruikt voor waardecorrecties op activa.

Art. 41.De voorzieningen voor risico's en kosten voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

Art. 42.De voorzieningen voor risico's en kosten worden geïndividualiseerd naargelang van de risico's en kosten met dezelfde aard die ze moeten dekken. Onder de risico's en kosten met dezelfde aard worden de soorten van risico's en kosten verstaan die bij wijze van voorbeeld in artikel 44 zijn vermeld.

Art. 43.De voorzieningen voor risico's en kosten worden stelselmatig gevormd, volgens de door de mutualistische instelling overeenkomstig artikel 18, § 1, vastgelegde methoden. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.

Art. 44.Voorzieningen voor risico's en kosten worden, onder meer, gevormd met het oog op : a) de verplichtingen die op de mutualistische instelling rusten inzake rust- en overlevingspensioenen, brugpensioenen en andere gelijkaardige pensioenen of renten;b) de kosten van grote herstellings- of onderhoudswerken;c) de verlies- of kostenrisico's die voor de mutualistische instelling voortvloeien uit persoonlijke of zakelijke zekerheden, verstrekt tot waarborg van schulden of verbintenissen van derden, uit verbintenissen tot aan- of verkoop van vaste activa, uit de uitvoering van gedane of ontvangen bestellingen, uit termijnposities of -overeenkomsten in deviezen, uit termijnposities of -overeenkomsten op goederen, uit technische waarborgen verbonden aan reeds door de mutualistische instelling verrichte verkopen of diensten of uit hangende geschillen.

Art. 45.De voorzieningen voor risico's en kosten mogen niet worden gehandhaafd in die mate waarin ze op het einde van het boekjaar hoger zijn dan wat vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 41, van de risico's en kosten waarvoor ze werden gevormd.

Art. 46.De artikelen 40 tot en met 45 zijn niet van toepassing : a) op de prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering, bedoeld in respectievelijk titel IV en V van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, noch op de prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in titel III van diezelfde gecoördineerde wet;b) op de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.De voorzieningen voor risico's en kosten met betrekking tot deze administratiekosten, zoals o.m. voorzieningen voor brugpensioen, worden in de boekhouding van de vrije en aanvullende verzekering, meer bepaald in het administratief centrum bedoeld bij artikel 76, geboekt. Afdeling 6. - Technische voorzieningen

Art. 47.De technische voorzieningen, die met toepassing van artikel 28, § 1, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990 door de mutualistische entiteiten worden aangelegd, voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw.

Art. 48.Die technische voorzieningen worden geïndividualiseerd naar gelang van de risico's van dezelfde aard, die ze moeten dekken.

Art. 49.De technische voorzieningen worden stelselmatig gevormd, volgens de door de Controledienst overeenkomstig artikel 28, § 1, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 vastgelegde berekeningswijzen. Ze mogen niet afhangen van het resultaat van het boekjaar.

Art. 50.De technische voorzieningen worden in die mate aangepast dat zij op het einde van het boekjaar beantwoorden aan hetgeen vereist is volgens een actuele beoordeling, conform de normen waarvan sprake in artikel 47, van de risico's waarvoor ze werden gevormd.

Art. 51.De artikelen 47 tot en met 50 zijn niet van toepassing : a) op de prestaties van de uitkeringsverzekering en de moederschapsverzekering, bedoeld in respectievelijk titel IV en V van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, noch op de prestaties van de verzekering voor geneeskundige verzorging, bedoeld in titel III van diezelfde gecoördineerde wet;b) op de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Afdeling 7. - Bijzondere regels

Onderafdeling 1. - Bijzondere regels betreffende de oprichtingskosten

Art. 52.De oprichtingskosten worden slechts op het actief geboekt voor zover ze niet ten laste worden genomen gedurende het boekjaar waarin ze werden besteed.

Kosten die worden gemaakt in het kader van een herstructurering worden alleen dan onder de activa opgenomen, indien het gaat om welbepaalde kosten die verband houden met een ingrijpende wijziging in de structuur of de organisatie van de mutualistische instelling en die kosten ertoe strekken een gunstige en duurzame invloed te hebben op de rentabiliteit van de mutualistische instelling. In de toelichting wordt verantwoord dat aan deze voorwaarden is voldaan. De herstructureringskosten, met uitzondering van de aldus geactiveerde voorzieningen voor brugpensioen, die het karakter hebben van werkingskosten of van uitzonderlijke kosten, worden geactiveerd door ze op zichtbare wijze in mindering te brengen van het totaal bedrag, respectievelijk van de werkingskosten en van de uitzonderlijke kosten.

Art. 53.Voor de oprichtingskosten worden passende afschrijvingen geboekt, per jaarlijkse tranches van ten minste twintig percent van de werkelijk uitgegeven bedragen, behoudens voor wat betreft de brugpensioenen, die geactiveerd werden als herstructureringskosten.

Deze worden minstens afgeschreven volgens het ritme van de afname van de voorzieningen voor brugpensioen.

Onderafdeling 2. - Bijzondere regels betreffende immateriële vaste activa

Art. 54.Andere dan van derden verworven immateriële vaste activa worden slechts tegen vervaardigingsprijs op het actief geboekt voor zover die niet hoger is dan een voorzichtige raming van de gebruikswaarde of van het toekomstig rendement voor de mutualistische instelling.

Art. 55.§ 1. Voor immateriële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot lineaire afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 18, § 1, opgesteld plan.

Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de mutualistische instelling.

De afschrijvingen, met toepassing van het eerste lid op immateriële vaste activa met beperkte gebruiksduur, mogen niet worden teruggenomen. § 2. Voor immateriële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.

Onderafdeling 3. - Bijzondere regels betreffende materiële vaste activa

Art. 56.De gebruiksrechten betreffende materiële vaste activa waarover de mutualistische instelling beschikt op grond van leasing of gelijkaardige overeenkomsten zoals omschreven in artikel 95, § 1, III.D, van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen, worden onverminderd de toepassing van de artikelen 35 en 58, § 1, onder de activa opgenomen voor het gedeelte van de volgens de overeenkomst te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.

De overeenkomstige verplichtingen aan de passiefzijde worden ieder jaar gewaardeerd ten belope van het gedeelte der in de volgende boekjaren te storten termijnen, dat strekt tot de wedersamenstelling van de kapitaalwaarde van het goed waarop de overeenkomst betrekking heeft.

Art. 57.De meer- of minderwaarde die wordt vastgesteld bij de overdracht van een afschrijfbaar materieel vast actief met afsluiting door de cedent van een leasingovereenkomst die op dat zelfde goed slaat, wordt opgenomen in de overlopende rekeningen en wordt elk jaar in resultaat genomen naar verhouding van de afschrijving van dit geleaste vast actief voor het betrokken boekjaar.

Art. 58.§ 1. Voor materiële vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt overgegaan tot lineaire afschrijvingen volgens een overeenkomstig artikel 18, § 1, opgesteld plan. Behalve indien de kenmerken of de gebruiksintensiteit van de desbetreffende vaste activa een andere afschrijvingstermijn rechtvaardigen, hetgeen in de toelichting wordt gemotiveerd, worden volgende afschrijvingspercentages toegepast : - gebouwen : 3 %; - inrichting van de gebouwen : 5 %; - materieel en meubilair : 10 %; - rollend materieel : 20 %; - informatica : 20 %; - burotica : 33 %; - materieel uitgeleend aan de leden : 33 %.

Voor de in het vorige lid bedoelde vaste activa wordt overgegaan tot aanvullende of uitzonderlijke afschrijvingen wanneer, ingevolge hun technische ontwaarding of wegens de wijziging van economische of technologische omstandigheden, hun boekhoudkundige waarde hoger is dan hun gebruikswaarde voor de mutualistische instelling.

De afschrijvingen, met toepassing van het eerste en tweede lid, op materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur mogen niet worden teruggenomen. § 2. Voor materiële vaste activa waarvan de gebruiksduur niet is beperkt, wordt slechts tot waardeverminderingen overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding.

Art. 59.Voor de buiten gebruik gestelde of niet meer duurzaam tot de activiteit van de mutualistische instelling bijdragende materiële vaste activa, wordt in voorkomend geval tot een uitzonderlijke afschrijving overgegaan om rekening te houden met de waarschijnlijke realisatiewaarde ervan.

Onderafdeling 4. - Bijzondere regels betreffende financiële vaste activa

Art. 60.Voor de deelnemingen en de aandelen die in de rubriek "Financiële vaste activa" zijn opgenomen wordt tot waardevermindering overgegaan in geval van duurzame minderwaarde of ontwaarding, verantwoord door de toestand, de rentabiliteit of de vooruitzichten van de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersoon waarin de deelnemingen of de aandelen worden aangehouden.

Op de vorderingen, inclusief de vastrentende effecten, die in de financiële vaste activa zijn opgenomen, worden waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling hiervan op de vervaldag.

Onderafdeling 5. - Bijzondere regels betreffende vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar

Art. 61.§ 1. Vorderingen worden in de balans opgenomen voor hun nominale waarde, onverminderd de toepassing van § 4 van dit artikel en van de artikelen 62 en 66. § 2. Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2, 2° en 3°, van voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van artikel 6 van dit besluit, worden de vorderingen, inzonderheid de van de openbare machten te ontvangen toelagen, in de rekeningen opgenomen vanaf het ogenblik waarop de vordering vaststaat.

De vorderingen die zeker zijn wat hun principe betreft, maar waarvan het juiste bedrag nog niet vaststaat, worden in de rekeningen opgenomen ten belope van het te goeder trouw geraamde bedrag. § 3. De statutaire bijdragen, waarvan de storting niet verplicht is krachtens de statuten, worden geboekt op het ogenblik waarop zij effectief geïnd worden. De statutaire bijdragen, waarvan de storting verplicht is krachtens de statuten, worden geboekt op de datum waarop de storting gevraagd wordt, namelijk : a) in geval van domiciliëring van de storting bij een kredietinstelling : bij het opsturen aan deze laatste van het debetbericht;b) in geval van het opsturen naar het lid van een schriftelijke uitnodiging tot storting van het bedrag van de verschuldigde bijdrage : op de datum van het opsturen van dit bericht. Worden echter niet in resultaat genomen, de verschuldigde maar onbetaalde of betwiste statutaire bijdragen waarvan de effectieve inning op de balansdatum onzeker is. Het bedrag van de statutaire bijdragen waarvan de inning onzeker is, kan resulteren uit, hetzij het bedrag van de niet betaalde bijdragen binnen drie maanden na bovenvermelde datum, hetzij uit een raming op grond van de ervaring uit de vorige jaren. § 4. Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2, 2° en 3°, van voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van artikel 6 van dit besluit, worden, bij de boeking van een vordering in de balans voor haar nominale waarde, in voorkomend geval in de overlopende rekeningen van het passief geboekt en pro rata temporis in resultaat genomen op grond van de samengestelde interesten : a) de rente die op basis van de overeenkomst tussen partijen in de nominale waarde van de vordering begrepen is;b) het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de nominale waarde van de vordering;c) het disconto op renteloze of abnormaal laag rentende vorderingen, wanneer deze vorderingen : 1° terugbetaalbaar zijn na meer dan één jaar te rekenen vanaf het ogenblik waarop zij in het vermogen van de mutualistische instelling zijn opgenomen, en 2° betrekking hebben hetzij op als opbrengst geboekte bedragen in de resultatenrekening, hetzij op de prijs van de overdracht van vaste activa of van een activiteitsbranche. Het in sub c) bedoelde disconto wordt berekend op basis van de marktrente die voor dergelijke vorderingen geldt op het ogenblik waarop de vordering werd opgenomen in het vermogen van de mutualistische instelling.

Bij vorderingen die in termijnen worden betaald of afbetaald en waarvan de rente of het lastenpercentage gedurende de gehele contractduur wordt toegepast op het oorspronkelijke bedrag van de financiering of van de lening, worden de respectieve bedragen van de gelopen rente en het lastenpercentage die in resultaat moeten worden genomen en van de niet gelopen rente en het lastenpercentage die moeten worden overgedragen naar een volgend boekjaar bepaald door toepassing van de reële rente op het bij het begin van elke periode uitstaande saldo; deze reële rente wordt berekend met inachtneming van de spreiding en de periodiciteit van de betalingen. Een andere methode mag slechts worden toegepast op voorwaarde dat zij, per boekjaar, een gelijkwaardig resultaat oplevert.

Het bedrag van de rente of het lastenpercentage mag niet worden gecompenseerd met de kosten en provisies in verband met deze verrichtingen.

Art. 62.Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2, 2° en 3°, van voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van artikel 6 van dit besluit, worden op de vorderingen terugbetaalbaar op meer dan een jaar en op ten hoogste een jaar waardeverminderingen toegepast, zo er voor het geheel of een gedeelte van de vordering onzekerheid bestaat over de betaling op de vervaldag.

Op deze vorderingen mogen eveneens waardeverminderingen worden toegepast wanneer hun realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan hun boekwaarde, vastgesteld overeenkomstig artikel 61.

Onderafdeling 6. - Bijzondere regels betreffende voorraden

Art. 63.§ 1. De grond- en hulpstoffen, het gereed product en de goederen bestemd voor verkoop of toekenning van voordelen in natura aan de leden van de mutualistische instelling, worden gewaardeerd tegen aanschaffingswaarde of tegen de marktwaarde op balansdatum als die lager is.

De waardering tegen de lagere marktwaarde, met toepassing van het eerste lid, mag niet worden gehandhaafd indien achteraf de marktwaarde hoger is dan de lagere waarde waartegen de voorraad werd gewaardeerd.

De voorraden aan gebruiksgoederen en aan bureelbenodigdheden met een beperkte aanschaffingswaarde, vast te leggen door de mutualistische instelling, mogen echter definitief ten laste genomen worden op het ogenblik van hun aanschaffing. § 2. De goederen in bewerking worden, onverminderd de toepassing van artikel 64, gewaardeerd tegen vervaardigingsprijs.

Art. 64.Ten aanzien van de goederen in bewerking worden waardeverminderingen toegepast indien hun vervaardigingsprijs, vermeerderd met het geraamde bedrag van de nog te maken kosten, hoger is dan de nettoverkoopprijs op de datum van de jaarafsluiting.

Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de activa bedoeld in artikel 63 en in het eerste lid van dit artikel, om rekening te houden, hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.

Art. 65.De in de onderafdelingen I, II, III, IV en VI van deze afdeling van het besluit bedoelde oprichtingskosten, immateriële vaste activa, materiële vaste activa, financiële vaste activa en voorraden worden in principe in de boekhouding van de vrije en aanvullende verzekering, hetzij in de diensten, hetzij in het administratief centrum, bedoeld in artikel 76, geboekt. Zij kunnen enkel in de boekhouding van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden ingeschreven, indien in die boekhouding tegenover bedoelde activa reserves administratiekosten staan of andere middelen, vreemd aan het patrimonium van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zoals een financiering door de vrije en aanvullende verzekering of een andere derde.

De bepalingen van voornoemde onderafdelingen zijn in dit geval integraal van toepassing op de desbetreffende activa in de boekhouding van de verplichte verzekering. Dit geldt ook voor de daarop betrekking hebbende in afdeling III bedoelde afschrijvingen en waardeverminderingen, die dan ten laste van de resultatenrekening van de administratiekosten van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden geboekt.

Onderafdeling 7. - Bijzondere regels betreffende geldbeleggingen en liquide middelen

Art. 66.§ 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 191, 10°, 10°bis en 10°ter en van artikel 199, §§ 1 en 3, van de voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden de vastrentende effecten gewaardeerd op grond van hun aanschaffingswaarde. Wanneer evenwel hun actuariële rendement berekend bij de aankoop, met inachtneming van hun terugbetalingswaarde op de vervaldag, verschilt van hun nominale rendement, wordt het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde prorata temporis voor de resterende looptijd van de effecten in resultaat genomen als bestanddeel van de renteopbrengst van deze effecten en, naar gelang van het geval, toegevoegd aan of afgetrokken van de aanschaffingswaarde van de effecten.

De inresultaatneming van dit verschil geschiedt op geactualiseerde basis, uitgaande van het actuariële rendement bij aankoop.

De mutualistische instellingen hebben echter de mogelijkheid om : 1° het verschil tussen de aanschaffingswaarde en de terugbetalingswaarde op lineaire basis prorata temporis in resultaat te nemen;2° de vastrentende effecten voor hun aanschaffingswaarde in de balans te behouden wanneer de weerslag van de inresultaatneming van het actuariële rendement van de effecten ten opzichte van de inresultaatneming van het louter nominale rendement, te verwaarlozen zou zijn. Het eerste en het tweede lid zijn van toepassing op effecten met een rendement dat, volgens de uitgiftevoorwaarden, uitsluitend voortkomt uit het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetalingswaarde. § 2. De aandelen in instellingen voor collectieve belegging worden op de datum van afsluiting van het boekjaar gewaardeerd tegen de inventariswaarde die door voornoemde instellingen wordt bepaald.

Art. 67.Onverminderd de bepalingen van enerzijds de artikelen 2 en 4, zesde lid, van voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals ze worden gelezen met toepassing van respectievelijk de artikelen 5 en 7, § 2, van dit besluit, en anderzijds artikel 191, 10°, 10°bis en 10°ter en van artikel 199, § 3 van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994, worden op de geldbeleggingen en liquide middelen waardeverminderingen toegepast wanneer de realisatiewaarde op de datum van de jaarafsluiting lager is dan de aanschaffingswaarde.

Art. 68.Er worden aanvullende waardeverminderingen geboekt op de geldbeleggingen en liquide middelen om rekening te houden, hetzij met de evolutie van hun realisatie- of marktwaarde, hetzij met de risico's inherent aan de aard van de betrokken producten of van de gevoerde activiteit.

Onderafdeling 8. - Bijzondere regels betreffende schulden

Art. 69.Onverminderd de bepalingen van artikel 3, § 2, 1°, van voornoemde wet van 17 juli 1975, zoals het wordt gelezen met toepassing van artikel 6 van dit besluit, zijn de artikelen 61 en 66 van overeenkomstige toepassing op de schulden van overeenstemmende aard en looptijd.

Schulden die voortvloeien uit vakantiegeld worden volledig in de boekhouding van de vrije en aanvullende verzekering geboekt.

In de vrije en aanvullende verzekering worden eveneens als schulden geboekt, de prestaties die zijn gekend in januari en februari van het volgend boekjaar, voor zover deze betrekking hebben op het lopend boekjaar Onderafdeling 9. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een fusie, bedoeld bij artikel 44 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen

Art. 70.Bij fusie door overneming worden alle actief- en passiefbestanddelen van de overgenomen mutualistische instelling, inclusief de verschillende bestanddelen van het eigen vermogen, de afschrijvingen, waardeverminderingen en door haar gevormde voorzieningen, haar rechten en verplichtingen, alsook haar opbrengsten en kosten van het boekjaar, opgenomen in de boekhouding van de overnemende mutualistische instelling tegen de waarde waarvoor zij in de boekhouding van de overgenomen mutualistische instelling voorkwamen op het tijdstip als bedoeld in artikel 44, § 2, eerste lid, van de voornoemde wet van 6 augustus 1990.

Art. 71.Fusie door oprichting van een nieuwe mutualistische instelling wordt in de boekhouding van de fuserende mutualistische instellingen verwerkt overeenkomstig artikel 70.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt elke fuserende mutualistische instelling beschouwd als overgenomen mutualistische instelling en wordt de nieuw opgerichte mutualistische instelling beschouwd als overnemende mutualistische instelling.

Onderafdeling 10. - Bijzondere regels betreffende bestanddelen verworven in het kader van een splitsing

Art. 72.Splitsing door overneming, door oprichting van nieuwe mutualistische instellingen en gemengde splitsing, wordt in de boekhouding van de gesplitste mutualistische instelling en van de mutualistische instellingen waarin de inbreng ten gevolge van de splitsing gebeurt, naar gelang van het geval, verwerkt zoals bepaald in artikel 70 of in artikel 71.

Voor elke mutualistische instelling waarin een inbreng gebeurt, is artikel 70 evenwel van toepassing op de ingebrachte activa en passiva, rechten en verplichtingen en op het ingebrachte deel van het eigen vermogen van de gesplitste mutualistische instelling. Afdeling 8. - Toerekeningsregels

Art. 73.De toerekeningsregels voldoen aan de eisen van voorzichtigheid, oprechtheid en goede trouw en zijn op een zo objectief mogelijke grond gebaseerd teneinde, enerzijds aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en anderzijds aan de verschillende diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering of het voorhuwelijkssparen, de kosten die te hunnen laste vallen en de opbrengsten die hen toekomen, toe te rekenen.

Deze regels en de toepassing ervan mogen niet afhangen van het resultaat van de desbetreffende diensten.

Art. 74.De technische opbrengsten en kosten, met name de opbrengsten en de kosten die ingevolge hun aard direct betrekking hebben op een welbepaalde dienst van de vrije en aanvullende verzekering - zoals de bijdragen, de toelagen van de openbare machten, de prestaties, de wijzigingen van de technische voorzieningen - worden rechtstreeks aan deze dienst toegerekend.

Voor de toepassing van het eerste lid, wordt elke dienst of groepering van diensten vermeld in de classificatie van de diensten die wordt opgesteld door de Controledienst, als een afzonderlijke dienst beschouwd.

Art. 75.De andere kosten dan de technische kosten, inzonderheid de personeelskosten, de kosten inzake infrastructuur en uitrusting en de overige bedrijfskosten, worden toegerekend, enerzijds aan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en anderzijds aan de verschillende diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering, op grond van een analyse van de effectieve kosten die betrekking hebben op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, en op elkeen van de diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering.

Indien de mutualistische instelling nog niet in staat is op grond van een kostenanalyse vast te stellen welke kosten betrekking hebben op elkeen van de diensten of groepen van diensten, kan voorzien worden dat de kosten die gemeenschappelijk zijn voor het geheel van deze diensten of voor sommige van deze diensten of groepen van diensten verdeeld worden onder die diensten of groepen van diensten door toepassing van een forfaitaire verdeelsleutel, die vastgelegd wordt overeenkomstig de procedure en de nadere regels vermeld in artikel 18, § 1, van dit besluit. Deze forfaitaire verdeelsleutel moet echter het principe, vastgelegd in artikel 73, eerste lid, zoveel mogelijk naleven.

Art. 76.De mutualistische instellingen zonderen in hun rekeningen een "administratief centrum" af.

Benevens de rol die aan dit administratief centrum wordt toebedeeld op het vlak van het beheer en de verdeling van de gemeenschappelijke werkingskosten, overeenkomstig de nadere regels voorzien onder artikel 77, worden aan dit centrum toegerekend : 1° de administratieve bijdragen, indien een dergelijke bijdrage voorzien is in de statuten;2° het boni, en respectievelijk het mali, van de administratiekosten van de verplichte verzekering ingevolge de toepassing van voornoemde gecoördineerde wet van 14 juli 1994;3° de kosten en de opbrengsten die niet toerekenbaar of toegerekend zijn aan de verplichte verzekering of aan een dienst of een groep van diensten van de vrije en aanvullende verzekering.

Art. 77.Naargelang de optie waarvoor de landsbond van ziekenfondsen waarbij de mutualistische instelling is aangesloten gekozen heeft, worden de gemeenschappelijke werkingskosten vooreerst : - hetzij geboekt ten laste van het administratief centrum en vervolgens tot ontlasting van dit centrum verhaald op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en op de verschillende diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering, voor wat de kosten betreft die te hunnen laste vallen; - hetzij geboekt ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en vervolgens tot ontlasting ervan en voor wat betreft de kosten die er niet ten laste van vallen verhaald op het administratief centrum en vervolgens vanuit dit centrum omgeslagen over de verschillende diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering; - hetzij geboekt ten laste van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen en vervolgens tot ontlasting ervan en voor wat betreft de kosten die er niet ten laste van vallen, verhaald op de verschillende diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering en op het administratief centrum, voor wat de kosten betreft die te hunnen laste vallen.

De verdeling van de kosten die ten laste vallen van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen enerzijds en van de diensten of groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering en van het administratief centrum anderzijds, gebeurt ten minste maandelijks.

Art. 78.De financiële opbrengsten, andere dan deze die betrekking hebben op de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, worden verdeeld over de verschillende diensten en groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering, volgens de procedure en de nadere regels voorzien in artikel 18, met naleving van de principes vastgelegd in artikel 73 en van de volgende toepassingsregels : 1° de financiële activa worden in een pool ondergebracht, onafgezien het feit dat de activa zouden behoren tot of geaffecteerd zijn aan welbepaalde diensten of groepen van diensten;2° de mutualistische instellingen kunnen echter aan het administratief centrum de financiële opbrengsten aanrekenen van de activa van het administratief centrum of van deze die duurzaam aan dit centrum zouden geaffecteerd zijn.De landsbonden van ziekenfondsen beschikken over dezelfde mogelijkheid voor wat betreft de financiële opbrengsten van de activa van de dienst voorhuwelijkssparen of die duurzaam aan deze dienst zouden geaffecteerd zijn; 3° onverminderd de bepalingen voorzien in de punten 2° en 5°, worden de financiële opbrengsten verdeeld onder de diensten en groepen van diensten van de vrije en aanvullende verzekering op grond van het bedrag, bij het begin van het boekjaar, van de reserve en de voorzieningen van deze verschillende diensten of groepen van diensten. Ook de voorzieningen voor vakantiegeld en de voorzieningen voor brugpensioen, behoudens indien deze laatste geactiveerd werden als herstructureringskosten, worden voor die diensten in aanmerking genomen voor de bepaling van het bedrag, bij het begin van het boekjaar, van de reserves en voorzieningen; 4° indien bij het begin van het boekjaar de som van de reserves en voorzieningen van een dienst of van een groep van diensten negatief is, wordt geen enkel aandeel toegekend krachtens punt 3°.In dat geval kan aan deze dienst of groep van diensten een debetintrest worden aangerekend a rato van de gemiddelde effectieve interestvoet van de opbrengst van de beleggingen, voor het desbetreffende boekjaar; 5° indien een niet te verwaarlozen bedrag van de financiële opbrengsten voortvloeit uit de belegging van de vlottende middelen die voortkomen uit de geldstroom van de in de loop van het boekjaar gedane ontvangsten en uitgaven van de verschillende diensten of groepen van diensten, worden de financiële opbrengsten ingevolge de belegging van deze middelen toegekend aan de desbetreffende diensten of groepen van diensten overeenkomstig de regels, vastgelegd volgens de procedure en de nadere regels voorzien in artikel 18 van dit besluit.

Art. 79.Een overdracht van reserves van een dienst of van een groep van diensten van de vrije en aanvullende verzekering naar een andere, of de tenlastename door een dienst of een groep van diensten van de vrije en aanvullende verzekering van het geheel of van een gedeelte van het mali van een andere dienst of groep van diensten, mag slechts geschieden via de bijzondere rubriek die hiertoe voorzien is in de boekhoudkundige staten.

Art. 80.De vorderingen en schulden tussen de verplichte verzekering en de vrije en aanvullende verzekering onderling, worden minstens maandelijks financieel vereffend. HOOFDSTUK III. - Structuur van de jaarrekening Afdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 81.§ 1. De balans, de resultatenrekening en de toelichting van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, alsook van de vrije en aanvullende verzekering worden opgesteld overeenkomstig de schema's, die met toepassing van artikel 30 van voornoemde wet van 6 augustus 1990 door de Controledienst worden vastgesteld.

Bij de afsluiting van de boekhouding van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen worden de gegevens van de boekhouding van de aangesloten ziekenfondsen overgebracht naar de boekhouding van de landsbond.

De toelichting bevat tevens de sociale balans. § 2. De inhoud van de posten in de jaarrekeningen wordt, waar nodig, met toepassing van artikel 30 van de wet van 6 augustus 1990 nader bepaald door de Controledienst. § 3. De in § 1 bedoelde jaarrekeningen worden via informatiedrager aan de Controledienst meegedeeld binnen de termijnen en volgens de vormen en nadere regels die de Controledienst bepaalt. Voor de mutualistische instellingen bedoeld bij artikel 70, § 1, a), 1° en 2°, van voornoemde wet van 6 augustus 1990 bepaalt de Controledienst eveneens de wijze waarop de jaarrekening hem worden medegedeeld.

Art. 82.Bij elke rubriek en onderrubriek van de balans en van de resultatenrekening wordt het bedrag van de overeenkomstige post van het voorafgaande boekjaar vermeld.

Wanneer de bedragen van het boekjaar niet vergelijkbaar zijn met die van het voorafgaande boekjaar, bevat de toelichting de nodige gegevens om een vergelijking mogelijk te maken.

Deze bepaling is niet van toepassing op de jaarrekening over het eerste boekjaar waarop de bepalingen van deze titel van toepassing zijn.

Art. 83.Kunnen actief- of passiefbestanddelen tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de balans behoren, of opbrengsten dan wel kosten tot meer dan één rubriek of onderrubriek van de resultatenrekening, dan worden ze ingeschreven onder die post welke ten opzichte van het voorschrift van artikel 14, eerste lid, het meest is aangewezen.

Art. 84.De voorstelling van de jaarrekening is identiek van het ene boekjaar tot het andere.

Art. 85.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2003.

Art. 86.Onze Minister van Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 21 oktober 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, F. VANDENBROUCKE

^