Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 augustus 2002
gepubliceerd op 02 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grint- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012907
pub.
02/10/2002
prom.
22/08/2002
ELI
eli/besluit/2002/08/22/2002012907/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grint- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de arbeidsvoorwaarden in de grint- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001 Arbeidsvoorwaarden in de grint- en zandexploitaties, de witzandexploitaties uitgezonderd (Overeenkomst geregistreerd op 16 juli 2001 onder het nummer 57916/CO/102.06) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, de witzandexploitaties uitgezonderd.

Met "werklieden" worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Lonen

Art. 2.De minimumuurlonen alsmede de effectieve uurlonen worden verhoogd met 0,20 EUR per uur op 1 april 2001, met 0,12 EUR per uur op 1 januari 2002, en met 0,22 EUR per uur op 1 juli 2002. Hierdoor worden de minimumuurlonen van de meerderjarige werklieden op 1 april 2001 op basis van een wekelijkse arbeidsduur van 40 uren vastgesteld als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Indien gedurende de looptijd van de collectieve arbeidsovereenkomst, een tweede indexsprong plaatsvindt voor 1 juli 2002 vervalt de in het eerste lid bepaalde loonsverhoging van 0,22 EUR. Wanneer de tweede indexsprong plaatsvindt vanaf 1 juli 2002 wordt de indexsprong berekend op het bestaande loon, minus 0,22 EUR. Het resultaat van de tweede indexaanpassing bedraagt steeds minimaal 0,22 EUR.

Art. 3.De lonen van de jongere werklieden worden, naargelang hun leeftijd, vastgesteld op de hierna vermelde percentages van het loon van de meerderjarige werklieden van de categorie waartoe ze behoren : vanaf 18 jaar : 85 pct. vanaf 19 jaar : 95 pct. vanaf 20 jaar : 100 pct.

Nochtans genieten de jongere werklieden die in het bezit zijn van een diploma A3 en/of B2 vanaf 19 jaar 100 pct. van het loon van de meerderjarige werklieden. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 4.De in artikel 2 vastgestelde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, maandelijks vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 5.De in artikel 2 vastgestelde lonen stemmen overeen met het indexcijfer 105,68.

Telkens wanneer het vorig indexcijfer met 2 pct. stijgt of daalt, worden de laatst uitbetaalde lonen met 2 pct. verhoogd of verlaagd.

De indexcijfers die een loonsverhoging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : 107,79 - 109,95 - 112,15...

De indexcijfers die een loonsverlaging tot gevolg hebben zijn als volgt vastgesteld : De loonsverlaging die uit een daling van het indexcijfer voortvloeit wordt slechts toegepast, wanneer het indexcijfer daalt met een halve schijf beneden de volgende waarde. 103,61...

Art. 6.De loonswijzigingen voortvloeiend uit de toepassing van artikel 5 gaan in de eerste dag van de maand volgend op die waarvan het indexcijfer aanleiding geeft tot aanpassing van de lonen. HOOFDSTUK IV. - Ploegenpremie

Art. 7.Er wordt vanaf 1 januari 1993, in de ondernemingen waar men in ploegen werkt, een ploegenpremie toegekend berekend op het minimumuurloon van categorie 1 van : 4 pct. voor de morgenploeg; 5,5 pct. voor de namiddagploeg; 10 pct. voor de nachtploeg.

Alleen het werk dat niet aanvangt tussen 7 en 9 uur geldt als ploegwerk, tenzij een andere arbeidsregeling ingevolge bepaalde omstandigheden wordt toegepast op verzoek van de werklieden. Indien de arbeidsprestaties vóór 7 uur aanvangen en aanleiding geven tot betaling van een supplement voor overwerk is er evenmin aanleiding tot betaling van de ploegenpremie. HOOFDSTUK V. - Zaterdagwerk

Art. 8.Voor het werk op zaterdag ontvangen de werklieden een bijkomende premie die gelijk is aan een derde van het basisuurloon per uur prestatie. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarspremie

Art. 9.Uiterlijk op 25 december van het lopende jaar wordt een eindejaarspremie uitbetaald volgens de volgende modaliteiten : a) de referteperiode loopt van 1 december van het voorgaand jaar tot 30 november van het lopende jaar;b) elke gewerkte en/of begonnen maand tijdens de referteperiode geeft recht op één twaalfde van een maandloon.Iemand die de hele referteperiode in dienst was heeft dus recht op een maand loon. Het in aanmerking genomen loon is dat van december van het lopende jaar; c) bij overlijden van de werklieden wordt de proportionele eindejaarspremie uitbetaald aan de rechtverkrijgenden;d) indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd tijdens de referteperiode, wordt de verschuldigde proportionele eindejaarspremie betaald samen met de eindafrekening;e) in geval van langdurige ziekte; - indien de werknemer meer dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, heeft hij recht op de volledige eindejaarspremie; - indien hij minder dan 75 dagen effectief gewerkt heeft, ontvangt hij 1/12e per effectief begonnen maand.

Art. 10.Eventuele klachten betreffende de toepassing van artikel 9 kunnen op verzoek van de betrokken partijen voorgelegd worden aan het bevoegd paritair comité, dat als verzoeningscomité zetelt. HOOFDSTUK VII. - Anciënniteitsverlof

Art. 11.Aan alle werklieden die ononderbroken tien jaar anciënniteit hebben in één of meerdere ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, zal één dag anciënniteitsverlof toegekend worden.

Voor de betrokkenen die ononderbroken vijftien jaar anciënniteit hebben wordt dit twee dagen.

Voor de betrokkenen die ononderbroken twintig jaar anciënniteit hebben wordt dit drie dagen.

Voor de betrokkenen die ononderbroken vijfentwintig jaar anciënniteit hebben wordt dit vier dagen. HOOFDSTUK VIII. - Dienstjarenpremie

Art. 12.De werklieden die in de loop van het dienstjaar vijf jaren dienst tellen, hebben recht op een dienstjarenpremie van 33,22 EUR. Dit bedrag wordt vanaf het zesde dienstjaar verhoogd met 6,64 EUR per bijkomend dienstjaar, inclusief interimperiode, zo deze op een ononderbroken periode slaat.

De arbeider die in de loop van het kalenderjaar om eender welke reden uit dienst treedt, heeft per gepresteerde maand recht op 1/12e van de dienstjarenpremie.

Wat de arbeiders betreft die tijdens de eerste helft van het dienstjaar uit dienst zijn getreden geeft bovenstaande regeling onmiddellijk aanleiding tot uitbetaling.

De betaling van deze dienstjarenpremie geschiedt samen met de afrekening van het loon voor de maand juli van het lopende dienstjaar. HOOFDSTUK IX. - Syndicale premie

Art. 13.De werklieden, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen vanaf het kalenderjaar 2000 een syndicale premie van 116,51 EUR per jaar.

De bruggepensioneerden, die de hierna vastgestelde voorwaarden vervullen, ontvangen voor de kalenderjaren 2001 en 2002, een syndicale premie van 74,37 EUR per jaar.

Hebben recht op de syndicale premie, de werklieden die gedurende het betrokken jaar ingeschreven zijn geweest in het personeelsregister van een in artikel 1 bedoelde onderneming, evenals de bruggepensioneerden, en die tezelfdertijd lid zijn geweest van een van de interprofessionele werknemersorganisaties, die op nationaal vlak verbonden zijn.

De rechthebbenden die aan deze voorwaarden niet voldoen gedurende het gehele jaar, ontvangen één twaalfde van de syndicale premie per maand tijdens dewelke zij voldoen aan voornoemde voorwaarden.

Art. 14.De werkgevers overhandigen aan de rechthebbenden een kaart in drievoud waarop zij vermelden : a) de naam en het adres van de onderneming;b) de naam en het adres van de betrokken rechthebbende;c) het aantal in aanmerking te nemen maanden gedurende het jaar. Tezelfder tijd stort de werkgever een bedrag gelijk aan de in artikel 15 vastgestelde premie per in het personeelsregister ingeschreven werkman en per bruggepensioneerde aan het "Sociaal Fonds voor de grint- en zandgroeven" (rekening nr. 001-1862473-52), MAASDIJK z.n., te 3650 DILSEN-ROTEM. De rechthebbenden overhandigen hun kaart aan hun vakbond.

De vakbond vermeldt op de hem overhandigde kaarten de duur van het lidmaatschap van het betrokken lid bij de vakbond gedurende het dienstjaar en betaalt de premie aan de rechthebbende.

De vakbond zendt de ingevulde kaarten aan het "Sociaal Fonds voor de grint- en zandgroeven".

Na ontvangst van de kaarten maakt het "Sociaal Fonds voor de grint- en zandgroeven" aan de vakorganisaties de afrekening van de te storten bedragen. HOOFDSTUK X. - Bestaanszekerheid

Art. 15.De werklieden hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering van 8,75 EUR per dag vanaf 1 januari 2001, wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld. De dagen die recht geven op bestaanszekerheid worden gelijkgesteld met gewerkte dagen voor de berekening van het vakantiegeld.

In geval van werkloosheid wegens slecht weer, wordt voormeld bedrag verhoogd met 13,53 EUR per dag.

De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonbetaling.

Art. 16.In geval van tijdelijke werkloosheid zal de invoering van een beurtregeling besproken worden op het vlak van de onderneming. HOOFDSTUK XI. - Werkzekerheid binnen de sector

Art. 17.Ingeval tot ontslag om economische reden moet worden overgegaan zal voorafgaandelijk op bedrijfsvlak met de syndicale delegaties worden onderhandeld.

Zo deze procedure wordt toegepast, wordt uiteindelijk de beslissing van de werkgever als geldig aanvaard.

Zo deze procedure niet wordt toegepast, wordt het verzoeningscomité van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant samengeroepen. Bij het in gebreke stellen van de werkgever wordt als sanctie een mogelijke verdubbeling van de opzegperiode vooropgesteld. HOOFDSTUK XII. - Vervoerskosten

Art. 18.Onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies van 30 maart 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 mei 1991, ontvangen de werklieden, ongeacht het vervoermiddel dat zij gebruiken, een bedrag gelijk aan minstens 60 pct. van de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor de afstand langs de weg tussen de woonplaats en de werkplaats, dit overeenkomstig de van toepassing zijnde tabellen gevoegd bij het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot vaststelling van het bedrag en de wijze van betaling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

De terugbetaling heeft minstens maandelijks plaats. HOOFDSTUK XIII. - Brugpensioen

Art. 19.Ter financiering van het conventioneel brugpensioen wordt 0,90 pct. van de onbegrensde brutolonen aan het sociaal fonds, uitsluitend aangewend voor de financiering van de bijkomende vergoeding (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad), gestort.

HOODFSTUK XIV. - Tewerkstelling van risicogroepen onder de werkzoekenden

Art. 20.Bij brugpensioen zal het vervangingsengagement worden ingevuld met personen behorende tot de risicogroepen zoals omschreven bij artikel 173 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen.

Art. 21.Van de werkgeversbijdrage aan het "Sociaal Fonds voor de grint- en zandgroeven", wordt tijdens de jaren 2001 en 2002 een gedeelte gelijk aan 0,10 pct. van de onbegrensde brutolonen uitsluitend aangewend voor de financiering van het bij artikel 20 bepaalde. HOOFDSTUK XV. - Carensdag

Art. 22.Vanaf 2001 wordt de carensdag betaald. HOOFDSTUK XVI. - Kernactiviteit in onderaanneming

Art. 23.De kernactiviteit moet bij voorkeur uitgeoefend worden door personeel eigen aan het bedrijf.

Zo de noodzaak zich voordoet derden in te schakelen, wordt dit voorafgaandelijk en gemotiveerd gemeld aan de syndicale delegaties, of bij ontstentenis, aan de ondertekenende vakorganisaties. HOOFDSTUK XVII. - Vormingsrecht

Art. 24.Het vormingsrecht wordt ingesteld per bedrijf, met dien verstande dat per bedrijf een vormingsplan en een verslag worden opgesteld die in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant worden geëvalueerd. HOOFDSTUK XVIII. - Arbeidsprestaties van 50-plussers

Art. 25.Inzake de arbeidsprestaties van 50-plussers wordt een principeakkoord voor werknemers in moeilijkheden vastgelegd; de aanvullende bedragen worden vastgesteld naar rato van de helft van de overheidspremie, in casu 161,13 EUR in geval van halftijds en 61,97 EUR in geval van 1/5 vermindering zolang de periode van de loopbaanvermindering duurt. De toepassingsmodaliteiten worden uitgewerkt voor 31 december 2001. HOOFDSTUK XIX. - Overgangsmaatregelen

Art. 26.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij(en) en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze arbeidsovereenkomst.

Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK XX. - Geldigheid

Art. 27.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^