Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 augustus 2002
gepubliceerd op 02 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012910
pub.
02/10/2002
prom.
22/08/2002
ELI
eli/besluit/2002/08/22/2002012910/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 AUGUSTUS 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5ter , gesloten op 21 december 1978 in de Nationale Arbeidsraad, tot aanvulling en wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5, gesloten op 24 mei 1971, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardigingen van het personeel in de ondernemingen;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende het statuut van de vakbondsafvaardiging.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 22 augustus 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000 Statuut van de vakbondsafvaardiging (Overeenkomst geregistreerd op 19 december 2000 onder het nummer 56039/CO/102.06) TITEL I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5ter , gesloten op 21 december 1978 in de Nationale Arbeidsraad, tot aanvulling en wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5, gesloten op 24 mei 1971 in de Nationale Arbeidsraad, regelt het statuut van de vakbondsafvaardigingen van de werklieden in de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Zij verbindt de werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in voornoemd paritair subcomité.

Met "werklieden" worden de arbeiders en arbeidsters bedoeld.

Art. 2.De werkgevers van de ondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, erkennen dat hun werkliedenpersoneel tegenover hen vertegenwoordigd is door een afvaardiging waarvan de leden voorgedragen door één of meerdere werkliedenorganisaties, ondertekenaars van de in artikel 1 bedoelde overeenkomsten, zijn aangeduid of verkozen.

TITEL II. - Oprichting en samenstelling van de vakbondsafvaardigingen van het personeel

Art. 3.Op verzoek van één of meer werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben gesloten of een op het nationaal vlak als representatief erkende werknemersorganisatie die tenminste één mandaat bekomen heeft bij de vorige verkiezingen voor het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming ofwel ten minste 10 pct. van het gesyndiceerd personeel groepeert, wordt een syndicale afvaardiging in de exploitatiezetels met minstens 8 werknemers ingesteld.

De partij die terzake het initiatief neemt zal terzelfder tijd de andere partijen hiervan in kennis stellen.

Het aantal gewone en plaatsvervangende afgevaardigden zal per exploitatiezetel niet minder bedragen dan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 4.De betrokken werknemersorganisaties kunnen het eens worden om de effectieve en plaatsvervangende syndicale afgevaardigden aan te wijzen.

Wanneer de ondertekenende werknemersorganisaties het niet eens zijn over de verdeling van de mandaten, dan wordt deze verdeling bepaald naar aanleiding van verkiezingen die in de onderneming worden gehouden volgens de bepalingen vastgesteld bij het model van kiesreglement, als bijlage gevoegd bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze bepalingen kunnen in onderling overleg door de vakbondsorganisaties aan de plaatselijke of gewestelijke gebruiken en gewoonten worden aangepast.

Indien nodig, wijst de ondernemingsafvaardiging onder haar leden een hoofdafgevaardigde aan.

Art. 5.Het is uiteraard mogelijk dat er op ondernemingsvlak gunstigere akkoorden kunnen worden gesloten wanneer er bijvoorbeeld rekening wordt gehouden met de geografische ligging van de gebouwen van iedere onderneming of met de vereisten van de ploegenarbeid.

TITEL III. - Statuut van de leden van de vakbondsafvaardiging

Art. 6.a) Om de functie van gewone of plaatsvervangende afgevaardigde te mogen vervullen, moeten de personeelsleden, ongeacht hun geslacht, op de datum van de verkiezing of van de aanwijzing aan de volgende voorwaarden voldoen : 1. ten minste 18 jaar oud zijn;2. door een arbeidsovereenkomst in de onderneming gebonden zijn sinds minstens 12 maanden in de sector en in de onderneming;3. de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt;4. geen deel uitmaken van het personeel met leidende functie.b) De vakbondsafgevaardigden genieten de normale bevordering van de categorie van werknemers waartoe zij behoren.

Art. 7.In de onlangs opgerichte ondernemingen wordt een vakbondsafvaardiging opgericht, zelfs wanneer de kandidaten niet aan alle voorwaarden voldoen.

TITEL IV. - Duur van het mandaat van de leden van de vakbondsafvaardiging

Art. 8.De leden van de vakbondsafvaardiging worden aangewezen of verkozen voor de periode tussen twee sociale verkiezingen waartoe door de regering wordt beslist.

De mandaten worden stilzwijgend verlengd voor een nieuwe periode.

Het eerste mandaat loopt tenminste tot de volgende sociale verkiezingen.

Art. 9.Het mandaat van effectieve en plaatsvervangende vakbondsafgevaardigde eindigt : a) bij het verstrijken ervan;b) bij ontslag van de betrokkene;c) op verzoek van de werknemersorganisatie die de betrokkenen heeft voorgedragen;d) wanneer de betrokkene ophoudt personeelslid van de onderneming of van de bedrijfszetel te zijn;e) bij overgang van de categorie "arbeider" naar de categorie "bediende";f) wegens een ernstige tekortkoming.

Art. 10.De plaatsvervangende afgevaardigden zetelen ter vervanging van de gewone afgevaardigde : a) als deze verhinderd is;b) wanneer het mandaat van de gewone afgevaardigde wordt beëindigd om één van de in artikel 9, b , c , d , e , f opgesomde redenen. Indien het mandaat van een vakbondsafgevaardigde tijdens de uitoefening ervan, om gelijk welke reden ook ten einde loopt, dan heeft de werknemersorganisatie, die door het betrokken mandaat is vertegenwoordigd het recht, bij ontstentenis van plaatsvervangende afgevaardigde, de persoon aan te wijzen die het mandaat voleindigt overeenkomstig artikel 6.

TITEL V. - Bescherming van de gewone en plaatsvervangende afgevaardigden

Art. 11.De leden van de vakbondsafvaardiging mogen niet worden ontslagen om redenen eigen aan de uitoefening van hun mandaat.

De werkgever die van plan is een vakbondsafgevaardigde te ontslaan, om gelijk welke reden ook, verwittigt vooraf de vakbondsafvaardiging en deelt de redenen hiervan mede aan de werknemersorganisatie die de kandidatuur van deze afgevaardigde heeft voorgedragen.

In alle gevallen wordt deze kennisgeving aan de betrokken werknemersorganisatie bevestigd door middel van een aangetekend schrijven dat uitwerking heeft op de derde werkdag volgend op de datum van verzending.

De betrokken werknemersorganisatie beschikt over een termijn van zeven dagen om mee te delen dat zij de geldigheid van het voorgenomen ontslag weigert te aanvaarden.

Deze mededeling gebeurt bij aangetekend schrijven; de periode van zeven dagen begint op de dag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerking heeft.

Het uitblijven van reactie van de werknemersorganisatie moet worden beschouwd als een aanvaarding van de geldigheid van het voorgenomen ontslag.

Indien de werknemersorganisatie weigert de geldigheid van het voorgenomen ontslag te aanvaarden, heeft de meest gerede partij de mogelijkheid het geval aan het oordeel van het verzoeningsbureau van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant voor te leggen.

De maatregel tot ontslag mag niet worden uitgevoerd gedurende de duur van deze procedure.

Behoudens erkende dringende reden, behoudt de betrokken afgevaardigde zijn recht op zijn normaal loon gedurende deze periode van bemiddeling.

Als het verzoeningsbureau niet tot een eenparig besluit is kunnen komen binnen 30 dagen na het verzoek om bemiddeling, wordt het geschil betreffende de geldigheid van de redenen die worden aangevoerd door de werkgever om het ontslag te rechtvaardigen, voorgelegd aan de arbeidsrechtbank.

In geval van daling van de tewerkstelling onder de 8 werknemers, zullen voor de beschermde werknemers de bepalingen gelden van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeel der ondernemingen, zoals zij later werd gewijzigd en aangevuld.

Art. 12.In de volgende gevallen moet de werkgever een forfaitaire vergoeding betalen : a) wanneer hij een vakbondsafgevaardigde ontslaat zonder de in artikel 11 bedoelde procedure na te leven;b) wanneer op het einde van de in artikel 11 bepaalde procedures, de geldigheid van de redenen tot ontslag niet wordt erkend;c) wanneer de werkgever een afgevaardigde wegens dringende reden heeft ontslagen en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeft verklaard;d) wanneer de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd wegens ernstige tekortkoming van de werkgever, hetgeen voor de afgevaardigde een reden is tot onmiddellijke beëindiging van de overeenkomst. De forfaitaire vergoeding, met inbegrip van de opzeggingsvergoedingen verschuldigd krachtens de artikelen 39 en 40 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, is gelijk aan de brutobezoldiging van één jaar.

Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de vakbondsafgevaardigde de vergoeding ontvangt bepaald bij artikel 21, § 7, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en bij artikel 1bis , § 7, van de wet van 10 juni 1952, betreffende de gezondheid en de veiligheid van de werknemers alsmede de hygiëne van het werk en van de werkplaatsen.

In geval van verkiezing worden de niet-verkozen kandidaten, inzake bescherming tegen willekeurig ontslag, gelijkgesteld met de vakbondsafgevaardigden in functie.

TITEL VI. - Bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging

Art. 13.De bevoegdheid van de vakbondsafvaardiging betreft onder meer : a) de arbeidsverhoudingen;b) de onderhandelingen met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten of akkoorden binnen de onderneming;c) de toepassing van de sociale wetgeving in de onderneming, van de collectieve arbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en van de individuele arbeidsovereenkomsten;d) het naleven van de beginselen bepaald : - in de nationale akkoorden betreffende de vakbondsafvaardigingen; - bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.De vakbondsafvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger te worden gehoord naar aanleiding van alle in de onderneming gerezen collectieve geschillen of betwistingen; zij heeft hetzelfde recht wanneer dergelijke geschillen of betwistingen dreigen te ontstaan.

De uren die aan het onderhoud tussen de vakbondsafgevaardigden en de ondernemingshoofden worden besteed, worden als normale werkuren betaald, zelfs indien de vergadering uitzonderlijk buiten de normale werkuren wordt gehouden.

Art. 15.a) Elke individuele klacht wordt ingediend volgens de gewone hiërarchische weg bij het ondernemingshoofd of bij zijn vertegenwoordiger, door de betrokken werkman of werklieden, op zijn verzoek vergezeld door een lid van de vakbondsafvaardiging. b) De syndicale afvaardiging heeft het recht door het ondernemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger te worden gehoord naar aanleiding van elk individueel geschil dat of elke individuele betwisting die op deze wijze niet kan worden bijgelegd.

Art. 16.Teneinde de geschillen of betwistingen, bedoeld in de artikelen 14 en 15 te voorkomen, moet de vakbondsafvaardiging door het ondernemingshoofd vooraf worden ingelicht over de veranderingen in de contractuele of gebruikelijke arbeids- en loonvoorwaarden.

Zij zal in het bijzonder worden ingelicht over de voorkomende bepalingen van algemene aard die voortvloeien uit de individuele arbeidsovereenkomsten, meer bepaald de bepalingen die een weerslag hebben op de lonen en op de regels van de beroepenclassificatie.

TITEL VII. - Uitoefening van het mandaat van vakbondsafgevaardigde

Art. 17.De leden van de vakbondsafvaardiging, zowel effectieve als plaatsvervangende, beschikken over de nodige faciliteiten en als arbeidstijd betaalde tijd, om de bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde vakbondsopdrachten en -activiteiten collectief of individueel uit te voeren.

Teneinde de goede gang van zaken in de onderneming niet in gevaar te brengen, maken de leden van de vakbondsafvaardiging van deze tijd en faciliteiten gebruik, in overleg met de werkgever of zijn gevolmachtigde.

De vakbondsafgevaardigden krijgen de nodige tijd en faciliteiten om de door de ondertekenende organisaties georganiseerde cursussen of seminaries bij te wonen.

De onderneming stelt een zaal ter beschikking van de vakbondsafvaardiging van het personeel om haar toe te laten haar opdracht naar behoren te volbrengen.

In de ondernemingen of bedrijven die meerdere uitbatingszetels hebben, kunnen de verschillende vakbondsorganisaties, indien nodig, samengeroepen worden om vragen van algemeen belang te onderzoeken, ofwel onderling, ofwel in aanwezigheid van de directie.

TITEL VIII. - Voorlichting van en overleg met het werkliedenpersoneel

Art. 18.a) De vakbondsafvaardiging kan mondeling of schriftelijk alle mededelingen doen die nuttig zijn voor de werklieden zonder dat dit de organisatie van het werk mag storen.

Deze mededelingen moeten van professionele of van syndicale aard zijn. b) Er mogen voorlichtingsvergaderingen voor het werkliedenpersoneel van de onderneming door de vakbondsafvaardiging worden gehouden, bijgestaan indien zij dit wenst door de vrijgestelden, en met toestemming van de werkgever, die uitzonderlijke voorlichtingsvergaderingen tijdens de werkuren mag toestaan. De werkgever mag zijn toestemming niet willekeurig weigeren.

TITEL IX. - Rol van de vakbondsafvaardiging bij ontstentenis van de ondernemingsraad

Art. 19.Bij gebrek aan de ondernemingsraad, kan de vakbondsafvaardiging de taken, rechten en opdrachten uitoefenen die aan deze raad worden toegekend, in de artikelen 4 tot en met 7 en 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op 9 maart 1972 in de Nationale Arbeidsraad tot coördinatie van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972 (Belgisch Staatsblad van 25 november 1972), betreffende de voorlichting en de raadpleging van de ondernemingsraden omtrent de algemene vooruitzichten en de tewerkstellingsproblemen in de onderneming.

TITEL X. - Procedure in geval van geschil tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging

Art. 20.Er wordt overeengekomen dat een lokaal ter beschikking gesteld wordt van de vakbondsafvaardiging, dat eveneens toegankelijk is voor de vakbondsvrijgestelden, waarover de werkgever voldoende moet ingelicht worden.

Wanneer een vakbondsafvaardiging met de directie geen akkoord heeft bereikt over het bijleggen van een geschil, dan kunnen de afgevaardigden een beroep doen op een vrijgestelde van hun vakorganisatie om de gerezen probleem op ondernemingsvlak verder te onderzoeken.

In dat geval mag de directie door een afgevaardigde van de werkgeversorganisatie worden bijgestaan.

Wanneer het geschil niet kan worden opgelost, heeft elk der partijen het recht, mits kennisgeving aan de andere partij, het geschil binnen de vijf dagen ter kennis te brengen aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant die op zijn beurt, het verzoeningsbureau binnen de kortst mogelijke tijd bijeenroept.

De zaken die aan de basis liggen van een geschil worden niet tenuitvoergelegd voor het einde van de verzoeningsprocedure.

Slechts indien ook deze verzoeningspoging geen resultaat kent, kunnen de vakbonden een stakingsaanzegging indienen, mits inachtneming van een opzeggingstermijn van een week.

Art. 21.De collectieve arbeidsovereenkomst van 7 november 1972 gesloten in het Gewestelijk Paritair Comité der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Limburg, Antwerpen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 5 februari 1974 en de collectieve arbeidsovereenkomsten tot wijziging van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 7 november 1972, worden opgeheven.

TITEL XI. - Geldigheidsduur

Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 5 oktober 2000 en wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Zij kan in onderling overleg door de partijen worden herzien.

Zij kan eveneens door één van de betrokken partijen worden opgezegd, mits een vooropzeg van zes maanden, gericht, via een ter post aangetekende brief, aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant.

De partij die het initiatief neemt tot de opzegging, verbindt zich ertoe de redenen van haar beslissing bekend te maken en onmiddellijk voorstellen tot wijziging van het statuut in te dienen. De ondertekenaars verbinden zich ertoe deze voorstellen binnen een maand na de ontvangst ervan in het Paritair subcomité bedoeld in artikel 1 te bespreken.

Art. 23.De verzoeningsprocedure bepaald in artikel 20, geldt voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, met inbegrip van de opzeggingstermijn.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 augustus 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage Kiesreglement

Artikel 1.De datum van de verkiezingen voor een vakbondsafvaardiging wordt vastgelegd op ...... in algemeen overleg met de directie van de onderneming en de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant.

Art. 2.De verkiezingen van de vakbondsafgevaardigden worden ingericht door een stembureau samengesteld uit : a) een voorzitter in algemeen overleg gekozen uit de vakorganisaties;b) een secretaris aangeduid op dezelfde manier met de instemming van de voorzitter;c) twee bijzitters gekozen door de voorzitter van het stembureau, onder de kiezers;d) twee getuigen per lijst, aangeduid door de vakorganisaties.

Art. 3.De lijst van de werklieden-kiezers zal opgemaakt worden in meerdere exemplaren om er het stembureau mee uit te rusten en ze zal door de werkgever uitgehangen worden vijftien dagen vóór de datum van de verkiezingen.

Ze zal uitgehangen blijven tijdens de periode die de verkiezingen voorafgaat.

Elke vergissing of weglating in deze lijst moet hersteld worden en meegedeeld worden aan de voorzitter van het stembureau.

De eventuele rechtzettingen zullen op het aanplakbiljet worden aangebracht. Zijn kiezers : alle werknemers die ten minste één maand vóór de datum van de verkiezingen tewerkgesteld zijn.

Art. 4.De werknemersorganisaties die deze collectieve arbeidsovereenkomst ondertekend hebben, enkel gemachtigd om kandidatenlijsten voor te dragen, zullen hun lijst sturen naar de voorzitter van het stembureau.

Elke lijst heeft het recht om onder de kiezers twee getuigen aan te duiden, zowel voor de stemming als voor de telling.

De werknemersorganisaties bedoeld in artikel 1 zullen de namen van hun getuigen meedelen.

Elke lijst zal een maximum aantal kandidaten tellen gelijk aan het aantal te verkiezen effectieven en plaatsvervangenden, in overeenstemming met artikel 3 van het statuut van de vakbondsafvaardiging.

Art. 5.Omdat het begrip gelijke vertegenwoordiging niet aangenomen wordt, zullen de organisaties elk een lijst van kandidaten voorleggen en laatste vóór de 14e kalenderdag die voorafgaat aan de datum van de verkiezingen en er zal reden zijn om over te gaan tot de verkiezingsverrichtingen bepaald in de volgende artikels.

Art. 6.De lijst van kandidaten en getuigen wordt uitgehangen in het bedrijf door de voorzitter van het stembureau gedurende de 7 kalenderdagen voorafgaand aan de datum van de verkiezingen.

Dit aanplakbiljet geeft de namen van de kandidaten weer, hun voornamen, adres volgens de vorm van het stembiljet, zoals hierna bepaald.

Art. 7.Er zal één enkel stembiljet zijn. Dit stembiljet of stembriefje zal ingedeeld zijn in kolommen, waarop de benaming van de werknemersorganisaties genoemd in artikel 1 geplaatst is en het nummer dat hen door lottrekking is toegekend dat de kandidaten voorgesteld door deze respectievelijke organisaties opsomt.

Onmiddellijk onder de aanduidingen van de benaming en het nummer van de werknemersorganisaties genoemd in artikel 1 bevindt zich per lijst één enkel vakje voorbehouden voor de stemming. De namen van de kandidaten van elke lijst zijn ingeschreven in de volgorde waarin zij op de voorstellingsakte staan.

Art. 8.De stemming heeft plaats in een lokaal dat door de directie van de onderneming ter beschikking gesteld is van het stembureau.

De uren van de stemming zullen op die wijze vastgelegd worden dat de werknemers van alle ploegen eraan kunnen deelnemen zonder de goede gang van zaken in de onderneming te schaden.

Het ondernemingshoofd waakt erover dat zijn ondergeschikten elke werknemer genoeg tijd geven opdat die zich van zijn kiesverplichtingen zou kunnen kwijten.

Deze tijd zal niet van de arbeidstijd worden afgetrokken, maar als dusdanig worden vergoed.

De kiezers moeten stemmen op het tijdstip en in het lokaal dat hen wordt meegedeeld.

De stemming is geheim en gebeurt in een stemhokje.

De voorzitter of de secretaris van het stembureau duidt de naam van de kiezers aan naar gelang ze zich aanmelden, geeft hen hun stembiljet en ziet toe op de ordelijkheid verloop van de verrichtingen.

Art. 9.Elke kiezer heeft één stem en ontvangt één biljet. Hij stemt bovenaan de lijst van zijn keuze en daarvoor maakt hij het hokje zwart bovenaan de lijst.

Art. 10.Zijn ongeldig : a) alle biljetten die afwijken van deze die aan de kiezer overhandigd zijn door het stembureau;b) alle biljetten die een andere stem hebben dan diegene die is aangeduid, namelijk bovenaan de lijst;c) de biljetten waarvan de vorm of de afmetingen zijn gewijzigd, die aan de binnenkant een papier of een of ander voorwerp bevatten of waardoor de kiezer herkenbaar gemaakt wordt door een teken, een doorhaling of een of ander merkteken.

Art. 11.Als de stemming beëindigd is, gaat het stembureau over tot de telling van de stemmen.

Opdat de stemming geldig zou zijn, moet het aantal kiezers dat aan de stemming heeft deelgenomen gelijk zijn aan de helft van het aantal kiezers aanwezig op de werkdag van de verkiezing.

Ingeval de stemming ongeldig wordt verklaard, kan een nieuwe stemming plaatsvinden binnen de dertig dagen, met dezelfde kieslijst; deze nieuwe stemming zal geldig zijn, ongeacht het aantal kiezers dat aan de stemming heeft deelgenomen.

Art. 12.De verdeling van het aantal zetels gebeurt op dezelfde wijze als voor de verkiezingen van de ondernemingsraden en de comités voor veiligheid en gezondheid - welzijn op het werk.

Art. 13.Aan elke lijst wordt een aantal mandaten toegekend van plaatsvervangende afgevaardigden gelijk aan die van de gewone afgevaardigden die zij heeft verkregen.

De gewone en plaatsvervangende verkozenen zullen genomen worden in volgorde van presentatie op hun lijst.

Art. 14.Het proces-verbaal van de verkiezing wordt onmiddellijk opgesteld in vier exemplaren en wordt ondertekend door de leden van het stembureau en door de getuigen.

Eén exemplaar wordt onmiddellijk opgestuurd naar de directie van de onderneming, een ander naar elk van de werknemersorganisaties genoemd in artikel 1 en het vierde wordt uitgehangen in de onderneming.

Art. 15.Elke poging tot fraude wordt ter kennis van het stembureau gebracht dat beslist over de gevolgen.

De verkiezing van een kandidaat schuldig bevonden aan fraude wordt nietig verklaard door de voorzitter van het bureau, in samenspraak met de partijen en de gehoorde betrokkene.

Art. 16.Alle kosten met betrekking tot de verkiezing zijn ten laste van de onderneming.

^