Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2003
gepubliceerd op 27 januari 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden en werksters

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003202296
pub.
27/01/2004
prom.
22/12/2003
ELI
eli/besluit/2003/12/22/2003202296/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden en werksters (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden en werksters.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001 Vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden en werksters (Overeenkomst geregistreerd op 10 augustus 2001 onder het nummer 58511/CO/126) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking.

Art. 2.Rekening houdend met het interprofessioneel akkoord 2001-2002 en de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19ter van 5 maart 1991, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19 van 26 maart 1975, betreffende de financiële bijdrage van de werkgevers in de prijs van het vervoer van de werknemers, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19sexies van 30 maart 2001, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 29 juni 2001, wordt de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten van de werklieden en werksters voor de afstand, heen en terug, tussen de woonplaats en de werkplaats hierna vastgesteld. HOOFDSTUK II. - Openbaar gemeenschappelijk vervoer

Art. 3.De werklieden en werksters die gebruik maken van een transportmiddel van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen hebben, ten laste van de werkgever recht op een terugbetaling van de gedragen kosten zoals vastgesteld in het barema dat als bijlage gevoegd is bij het koninklijk besluit van 10 december 1990 genomen in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden en dat hierna wordt opgenomen als onderdeel van deze overeenkomst.

Art. 4.De terugbetaling van de kosten waarvan sprake in artikel 3 geschiedt minstens om de maand op voorlegging van de bewijzen van uitgave afgeleverd door de bevoegde instanties.

Art. 5.De werklieden en werksters die gebruik maken van het openbaar vervoer, ander dan georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (het stedelijk en voorstedelijk openbaar vervoer) over een afstand van meer dan 5 km, te berekenen vanaf de vertrekhalte hebben, naast de tussenkomst zoals bedoeld in artikel 3, recht op de bijkomende tussenkomst vanwege de werkgever.

De ondertekenende partijen leggen als volgt de modaliteiten van deze bijkomende tussenkomst vast : § 1. a) de werklieden en werksters in kwestie leggen aan de directie van de onderneming een ondertekenende verklaring voor waarin verzekerd wordt dat zij geregeld over een afstand van meer dan 5 km een (stedelijk en voorstedelijk) openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel benutten om zich van hun woonplaats naar hun plaats van tewerkstelling en omgekeerd te begeven; b) de directie van de onderneming mag op elk ogenblik controleren of deze verklaring met de werkelijkheid strookt. § 2. a) wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de tegemoetkoming van de werkgevers gelijk aan de werkgeverstussenkomst voor de treinkaart, die geassimileerd wordt met de sociale abonnementen tweede klas van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor een overeenstemmende afstand, zonder evenwel 60 pct. van de reëele prijs te overtreffen; b) wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgevers forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 56 pct.van de werkelijk betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag te overtreffen van de werkgeverstussenkomst voor de treinkaart, geassimileerd met het sociaal abonnement tweede klas van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen voor een afstand van 7 km. HOOFDSTUK III Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer

Art. 6.Ingeval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meerdere andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen dan de trein, en er wordt slechts één vervoerbewijs afgeleverd voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel, zal de bijdrage van de werkgever gelijk zijn aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

Art. 7.In elk ander geval dat de werknemer meer dan één gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt dan voorzien in artikel 6, wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend : nadat met betrekking tot elk afzonderlijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel waarvan de werknemer gebruik maakt de bijdrage van de werkgever is berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 3 tot en met 5 van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, worden de aldus bekomen bedragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen. HOOFDSTUK IV. - Andere vervoermiddelen

Art. 8.Zo de afgelegde afstand tussen de woonplaats en de werkplaats "in vogelvlucht" 5 km overschrijdt, hebben de werklieden en werksters recht op een tussenkomst in de kosten van het vervoer. Deze tussenkomst wordt bepaald aan de hand van het hiernavermeld barema dat integraal deel uitmaakt van deze overeenkomst.

Dit barema beantwoordt aan gemiddeld 54 pct. van de prijs van de treinkaart.

Om het bedrag te vinden dat moet terugbetaald worden, volstaat het de afstand "in vogelvlucht" te bepalen, die de woonplaats scheidt van de werkplaats (in geval van betwisting, verwijzing naar de administratieve kaart van België op schaal 1/300 000, opgemaakt door het Militair Geografisch Instituut, uitgave 30 september 1968).

Voor sommige speciale gevallen kan in geval van betwisting verwezen worden naar de Michelin-kaart op schaal 1/200 000.

De afstand "in vogelvlucht" is bijgewerkt geworden door een forfaitaire multiplicator, die rekening houdt met de wettelijke afstand (cfr. "Dictionnaire officiel des distances légales par les voies ordinaires entre toutes les communes de la Belgique", uitgegeven door E. GUYOT).

Art. 9.De werkgever behoudt het recht zelf het vervoer van de werknemers op zijn kosten te organiseren. In dit geval worden er geen vervoerskosten voorzien.

Art. 10.Vergoeding voor het gebruik van de fiets De arbeider/ster die ten aanzien van de werkgever een schriftelijke verklaring aflegt waarbij hij/zij bevestigt gedurende ten minste zes maanden per jaar de fiets te gebruiken voor het woon-werkverkeer, heeft gedurende deze periode ten laste van de werkgever recht op een fietsvergoeding.

Deze vergoeding bedraagt 2,4 BEF (0,06 EUR) per kilometer reële afstand (zowel heen als terug) tussen de woonplaats en de werkplaats.

Deze vergoeding toegekend aan de arbeider/arbeidster kan tijdens deze periode niet worden gecumuleerd met andere werkgeverstussenkomsten in het woon-werkverkeer. HOOFDSTUK V. - Bijzondere bepaling

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, tot vaststelling van de werkgeverstegemoetkoming in de vervoerskosten van de werklieden en werksters, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 september 1994 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 november 1994. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor onbepaalde duur en heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001, behalve voor artikel 10, dat ingaat op 1 mei 2001.

Elk van de contracterende partijen kan ze opzeggen mits een opzeggingstermijn van drie maanden; deze opzegging wordt bij een ter post aangetekende brief aan elk van de overige contracterende partijen betekend.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 december 2003.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^