Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2004
gepubliceerd op 27 december 2004

Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2004014281
pub.
27/12/2004
prom.
22/12/2004
ELI
eli/besluit/2004/12/22/2004014281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2004. - Koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 8 van het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2004 tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 9 december 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 10 december 2004;

Gelet op het verzoek om spoedeisendheid, gemotiveerd door de onstandigheid dat : - de overname van de pensioenverplichtingen van B.I.A.C. kadert in een geheel van modaliteiten die volgen uit de lopende verkoopsprocedure van B.I.A.C. aandelen aan een strategische partner; - het normaal verloop van de procedure impliceert dat een afsluiting (« closing ») van alle verplichtingen verbonden aan de transactie met redelijkheid kan voorzien worden voor jaareinde 2004; - de overname van de pensioenverplichtingen van B.I.A.C. één van de elementen betreft die daarin dienen te worden opgenomen; - de tegeldemaking van de investeringsportefeuille van het Pensioenfonds tijdig dient te worden voltooid zodat de liquide middelen tijdig aan de Staat worden overgemaakt;

Gelet op advies 37.921/4 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2004, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Overheidsbedrijven en Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « het koninklijk besluit » : het koninklijk besluit van [...] tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company; 2° « B.I.A.C. » : de naamloze vennootschap van publiek recht B.I.A.C., zoals bedoeld in artikel 1, 1°, van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van Brussels International Airport Company (B.I.A.C.) in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties; 3° « het Fonds voor Overlevingspensioenen » : het organiek fonds van de Begroting van pensioenen, genaamd « Fonds voor Overlevingspensioenen »; 4° « een compensatiebetaling » : een betaling verschuldigd door B.I.A.C. aan het Fonds voor Overlevingspensioenen of door het Fonds voor Overlevingspensioenen aan B.I.A.C. overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van [...] tot overname van de wettelijke pensioenverplichtingen van Brussels International Airport Company.

Art. 2.Voor de toepassing van artikel 8 van het koninklijk besluit, wordt de actuele waarde berekend op basis van de volgende actuariële factoren : a) een reële intrestvoet van 3,34 pct.per jaar; b) de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR of FR van toepassing op 1 januari 2005, naargelang het rustpensioen toegekend wordt aan een persoon van het mannelijk of vrouwelijk geslacht.Deze tafels zijn vastgesteld met de formule en de constanten zoals bepaald op 1 januari 2005 in bijlage van het koninklijk besluit van 7 mei 2000 betreffende de activiteiten van de voorzorgsinstellingen. De overlijdenskansen in deze tafels worden vanaf 2005 verhoogd met een percentage dat overeenkomt met 22 pct. van deze kansen. Dit percentage van 22 wordt in 2006 met een eenheid verminderd; in elk daaropvolgend jaar wordt het telkens met een bijkomende eenheid verminderd en dat tot 2027.

Voor de toepassing van artikel 8 van het koninklijk besluit, wordt de gekapitaliseerde waarde berekend aan de hand van een nominale rentevoet van 5,4 pct.

Art. 3.§ 1. Indien B.I.A.C. gehouden is een compensatiebetaling te verrichten overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit, zal deze betaling gestort moeten worden aan het Fonds voor Overlevingspensioenen.

Deze betaling zal moeten toekomen bij het Fonds voor Overlevingspensioenen : - binnen de 3 maanden die volgen op de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 3, lid 2, van dit besluit, in de hypothese bedoeld in artikel 8, § 3, 1°, van het koninklijk besluit; - op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2, van dit besluit plaatsvindt, in de hypothese bedoeld in artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit. § 2. Indien B.I.A.C. niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in § 1 van dit besluit, is B.I.A.C. van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan het Fonds voor Overlevingspensioenen. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld met toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van betaling zoals bepaald in § 1. Indien B.I.A.C. het bewijs levert dat het niet-storten van de compensatiebetaling binnen de bepaalde termijn toe te schrijven is aan uitzonderlijke omstandigheden, kan de Minister van Pensioenen een vrijstelling verlenen voor de betaling van voormelde nalatigheidintresten. De aanvraag tot vrijstelling moet bij de Minister van Pensioenen toekomen binnen de maand die volgt op de dag waarop B.I.A.C. door de Administratie der Pensioenen op de hoogte werd gebracht van het feit dat ze in gebreke is gebleven te voldoen aan de voormelde verplichtingen. § 3. In de hypothese bedoeld in artikel 8, § 3, 1°, van het koninklijk besluit, brengt B.I.A.C. de Administratie der Pensioenen op de hoogte van elke wijziging die aangebracht wordt aan het geldelijk statuut die een verhoging van de rustpensioenen tot gevolg heeft met toepassing van artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector. Deze mededeling vindt plaats binnen de maand na de aanneming van de wijziging.

De Administratie der Pensioenen deelt aan B.I.A.C. het bedrag van de compensatiebetaling mee dat verschuldigd is met toepassing van artikel 8, § 3, 1°, van het koninklijk besluit, alsook de nauwkeurige details van de berekening van dit bedrag. Deze kennisgeving vindt plaats binnen de drie maanden volgend op de eerste daadwerkelijke betaling van de pensioensverhoging aan de begunstigden. § 4. In de hypothese bedoeld in artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit, maakt B.I.A.C. aan de Administratie der Pensioenen per betrokkene alle nuttige informatie over voor de berekening van de compensatiebetaling.

De Administratie der Pensioenen deelt aan B.I.A.C. ten laatste op 1 december het bedrag mee van de compensatiebetaling dat verschuldigd is met toepassing van artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit, alsook de nauwkeurige details van de berekening van dit bedrag. De meegedeelde compensatiebetaling heeft betrekking op de rustpensioenen waarvan de eerste betaling verricht werd in de periode die loopt van 1 november van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de kennisgeving plaats vindt tot 31 oktober van het jaar waarin de kennisgeving plaatsvindt. § 5. Ten laatste op 31 oktober 2005, maakt B.I.A.C. aan de Administratie der Pensioenen het volgende over : - de weddeschalen toepasselijk bij B.I.A.C. op 1 januari 2005 aan index 138,01; - de lijst van de personeelsleden bedoeld in artikel 1, 4°, van het koninklijk besluit alsmede de normale evolutie doorheen deze weddeschalen voor elke personeelslid zoals die in aanmerking wordt genomen voor de berekeningen bedoeld in artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit; - de promoties van deze personeelsleden gekend op de datum bepaald door de Koning overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 mei 2004 betreffende de omzetting van Brussels International Airport Company (B.I.A.C.) in een naamloze vennootschap van privaatrecht en betreffende de luchthaveninstallaties.

Art. 4.Indien het Fonds voor Overlevingspensioenen gehouden is een compensatiebetaling te verrichten aan B.I.A.C. overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit, moet deze betaling toekomen bij B.I.A.C. op 31 december van het jaar waarin de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2, van van onderhavig besluit plaatsvindt.

Deze compensatiebetaling verschuldigd door het Fonds voor Overlevingspensioenen wordt gecompenseerd met de compensatiebetaling mogelijk verschuldigd door B.I.A.C. aan het Fonds voor Overlevingspensioenen op basis van artikel 8, § 3, 2°, van het koninklijk besluit voor dezelfde periode.

De afrekening van deze compensatie wordt overgemaakt aan B.I.A.C. ter gelegenheid van de kennisgeving bedoeld in artikel 3, § 4, lid 2, van dit besluit.

Indien het Fonds voor Overlevingspensioenen niet voldoet aan de verplichtingen bepaald in het eerste lid, is het Fonds voor Overlevingspensioenen van rechtswege aan B.I.A.C. nalatigheidintresten verschuldigd op de niet-gestorte sommen. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld in toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van betaling zoals bepaald in het eerste lid.

Art. 5.In de hypothese bedoeld in artikel 8, § 3, 3°, van het koninklijk besluit, brengt B.I.A.C. de Administratie der Pensioenen op de hoogte van elke bestaande of nieuwe regeling van verlof voorafgaand aan de opruststelling ingevoerd ten voordele van het statutair personeel van B.I.A.C. Deze mededeling vindt plaats uiterlijk op 31 januari 2005 of uiterlijk binnen de maand na de aanneming van deze nieuwe vorm van verlof voorafgaandelijk aan de opruststelling.

Indien B.I.A.C. patronale bijdragen heeft gestort overeenkomstig artikel 8, § 3, 3°, van het koninklijk besluit voor perioden van verlof voorafgaandelijk aan de opruststelling die op basis van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de overheidsdiensten of ingevolge andere soortgelijke regelingen niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen, is het Fonds voor Overlevingspensioenen gehouden een compensatiebetaling te verrichten aan B.I.A.C. De compensatiebetaling komt overeen met het bedrag van de patronale bijdragen door B.I.A.C. gestort voor de perioden van verlof voorafgaandelijk aan de opruststelling die niet in aanmerking genomen zijn voor de berekening van het rustpensioen.

Deze compensatiebetaling moet toekomen bij B.I.A.C. op 31 december en heeft betrekking op de rustpensioenen waarvan de eerste betaling verricht werd in de periode die loopt van 1 november van het jaar dat voorafgaat aan de datum van de compensatiebetaling tot 31 oktober van het jaar van de datum van de compensatiebetaling. De Administratie der Pensioenen deelt aan B.I.A.C. ten laatste op de datum van de compensatiebetaling het nauwkeurige detail mee van de berekening van het bedrag van deze betaling.

Indien het Fonds voor Overlevingspensioenen in gebreke blijft te voldoen aan de verplichtingen bepaald in lid 3, is het Fonds voor Overlevingspensioenen van rechtswege nalatigheidsintresten op de niet-gestorte sommen verschuldigd aan B.I.A.C. Deze intresten, waarvan het percentage op elk ogenblik gelijk is aan de wettelijke intrestvoet zoals vastgesteld in toepassing van de wet van 5 mei 1865 betreffende de lening tegen intrest, beginnen te lopen vanaf de dag die volgt op de uiterste datum van de compensatiebetaling zoals bepaald in lid 3.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2005.

Art. 7.De Ministers die bevoegd zijn voor Overheidsbedrijven en Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Overheidsbedrijven, J. VANDE LANOTTE De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^