Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 december 2005
gepubliceerd op 30 december 2005

Koninklijk besluit tot vaststelling van aanvullende maatregelen voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong

bron
federaal agentschap voor de veiligheid van de voedselketen
numac
2005023111
pub.
30/12/2005
prom.
22/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/22/2005023111/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit tot vaststelling van aanvullende maatregelen voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 13, gewijzigd bij de wetten van 15 april 1965 en 27 mei 1997, en op artikel 14, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en de koninklijke besluiten van 9 januari 1992 en 22 februari 2001;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 27 mei 1997 en 17 november 1998;

Gelet op de wet van 4 februari 2000 houdende oprichting van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, inzonderheid op artikel 5, gewijzigd bij de wet van 22 december 2003;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 september 1970 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gevogelte, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1994 en de koninklijke besluiten van 8 oktober 1971, 28 oktober 1972, 7 augustus 1973, 11 oktober 1974, 20 maart 1978, 29 maart 1979, 4 september 1981, 4 november 1981, 6 december 1983, 1 maart 1985, 4 april 1986, 4 juli 1986, 9 december 1987, 25 januari 1989, 25 september 1992, 30 december 1992, 25 februari 1994, 4 juli 1996 en 23 oktober 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 februari 1974 betreffende de bevriezing van gortig vlees van varkens, schapen en runderen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1982 houdende afwijking inzake ophaling van bepaalde organen die ongeschikt werden verklaard voor de menselijke consumptie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 23 juni 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 mei 2001 waarbij sommige producten van dierlijke oorsprong die een risico inhouden ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën schadelijk worden verklaard, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 maart 2002;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 november 2002 betreffende het merken van vlees van sommige varkens, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 juni 2003;

Overwegende verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong;

Overwegende Richtlijn 94/36/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 30 juni 1994 inzake kleurstoffen die in levensmiddelen mogen worden gebruikt, inzonderheid op artikel 2, 8°;

Overwegende Richtlijn 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, inzonderheid op bijlage II;

Overwegende beschikking 84/371/EEG van de Commissie van 3 juli 1984 tot vaststelling van het speciale merk voor vers vlees als bedoeld in artikel 5, sub a), van Richtlijn 64/433/EEG van de Raad;

Gelet op de adviezen nr. 42-2005 en 58-2005 van het Wetenschappelijk Comité, ingesteld bij het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen, gegeven op respectievelijk 13 oktober 2005 en 9 december 2005;

Gelet op het advies nr. 39.410/3 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en definities

Artikel 1.Dit besluit zorgt voor de aanvulling dan wel de uitwerking van de bepalingen van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder : 1° het Agentschap : het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;2° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort;3° gortig vlees : niet door cysticercus geïnfesteerd vers vlees, afkomstig van dieren die niet volledig door cysticercus geïnfesteerd zijn. § 2. Zijn eveneens van toepassing de definities bedoeld in de bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke bepalingen voor vers vlees Afdeling 1. - Assistentie

Art. 3.De aard en de wijze van uitvoering van de specifieke taken in verband met het bemonsteren en het testen van dieren die, onder de verantwoordelijkheid en het toezicht van de officiële dierenarts, door het slachthuispersoneel mogen worden uitgevoerd, evenals de nadere regels voor de opleiding van het slachthuispersoneel zijn opgenomen in bijlage I. Afdeling 2. - Tegenkeuring

Art. 4.Indien de eigenaar van het dier zich na afloop van de postmortemkeuring niet kan verenigen met de beslissing van de officiële dierenarts, beschikt hij over een termijn van vierentwintig uren om verzet aan te tekenen. In dat geval doet hij, op eigen kosten, tot een tegenkeuring overgaan door een dierenarts naar zijn keuze die voldoet aan de vakbekwaamheidseisen van een officiële dierenarts. In geval van tegenstrijdigheid zet de tweede dierenarts schriftelijk zijn zienswijze uiteen en maakt deze over aan het hoofd van de provinciale controle-eenheid van het Agentschap of zijn gemachtigde. Diens beslissing is niet voor beroep vatbaar. Afdeling 3. - Stempelinkt

Art. 5.Als kleurstof voor de stempelinkt voor het rechtstreeks aanbrengen van het gezondheidsmerk of elk ander vereist merkteken op vlees mag alleen gebruik worden gemaakt van E155 bruin H.T. HOOFDSTUK III. - Vers vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren Afdeling 1. - Klieven van karkassen

Art. 6.Onverminderd de bevoegdheid van de officiële dierenarts om te allen tijde de klieving te eisen, mogen de karkassen van runderen voor de postmortemkeuring worden aangeboden zonder in tweeën gesneden te zijn voor zover aan alle hierna bepaalde voorwaarden wordt voldaan : 1° de runderen zijn meer dan zes maanden oud en niet meer dan acht maanden oud;2° de runderen worden in groep ter slachting aangeboden;3° de runderen zijn afkomstig van een officieel tuberculosevrij bedrijf;

Art. 7.Onverminderd de bevoegdheid van de officiële dierenarts om te allen tijde de klieving te eisen, mogen runderen van meer dan zes maanden oud en niet meer dan twaalf maanden oud, en varkens van meer dan vier weken oud en niet meer dan twaalf maanden oud, in de volgende gevallen voor postmortemkeuring worden aangeboden zonder in tweeën gesneden te zijn : 1° een slachting van een dier waarvan het vlees bestemd is voor het exclusief gebruik door het gezin van de eigenaar;2° een slachting uitgevoerd voor rekening van een exploitant van een levensmiddelenbedrijf die het gehele karkas aan het spit zal bereiden met het oog op de exclusieve levering aan de eindverbruiker. Afdeling 2. - Aanvullend laboratoriumonderzoek

Art. 8.§ 1. In de volgende gevallen dienen bij als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren steeds de hierna bepaalde laboratoriumonderzoeken uitgevoerd te worden : 1° bij een noodslachting : een bacteriologisch onderzoek en een onderzoek voor het opsporen van stoffen met kiemgroeiremmende werking;2° onverminderd bijlage I, sectie II, hoofdstuk III, punt 4 van bovenvermelde verordening (EG) nr.854/2004 van 29 april 2004, indien bij de antemortemkeuring of bij de postmortemkeuring symptomen of letsels worden vastgesteld die kunnen wijzen op een aandoening die nadelig kan zijn voor de volksgezondheid of op een behandeling : een bacteriologisch onderzoek en een onderzoek voor het opsporen van stoffen met kiemgroeiremmende werking; 3° bij geslachte dieren waarvan het identificatie- of vervoersdocument op grond van artikel 4 van het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende maatregelen inzake de verhandeling van landbouwdieren, ten aanzien van bepaalde stoffen of residu's daarvan met farmacologische werking, op een bijzondere wijze is gemerkt : een laboratoriumonderzoek gericht op het opsporen van residuen van farmacologisch werkzame substanties of van hun metabolieten.De precieze aard van de uit te voeren onderzoeken blijkt uit het merkteken aangebracht op het document; 4° bij geslachte dieren waarvan bij het identificatie- of vervoerdocument een attest is gevoegd als bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende maatregelen inzake de verhandeling van landbouwdieren, ten aanzien van bepaalde stoffen of residu's daarvan met farmacologische werking : een laboratoriumonderzoek gericht op het opsporen van residuen van farmacologisch werkzame substanties of van hun metabolieten.De precieze aard van de uit te voeren onderzoeken blijkt uit de aard van de toegediende stoffen. § 2. De officiële dierenarts mag evenwel niet tot een van de in § 1 bedoelde laboratoriumonderzoeken besluiten, wanneer het louter organoleptisch onderzoek reeds tot de ongeschiktverklaring van het vlees geleid heeft. § 3. In de gevallen bedoeld in § 1, 3° en 4°, wordt het laboratoriumonderzoek uitgevoerd op één geslacht dier per 10 of fractie van 10 ter slachting aangeboden dieren uit eenzelfde veebeslag van herkomst waarvan de slachtingsaangifte gelijktijdig is gedaan.

Onverminderd de toepassing van § 1, 1° en 2°, wordt dit onderzoek steeds op alle ter slachting aangeboden dieren uitgevoerd in de volgende gevallen : 1° bij een noodslachting;2° bij slachting van dieren overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 15 juli 1985 betreffende het gebruik bij dieren van stoffen met hormonale, anti-hormonale, beta-adrenergische of productiestimulerende werking;3° bij slachting van dieren op bevel op grond van artikel 5 van het koninklijk besluit van 8 september 1997 betreffende maatregelen inzake de verhandeling van landbouwdieren, ten aanzien van bepaalde stoffen of residu's daarvan met farmacologische werking. § 4. De monsters nodig voor de in § 1 bedoelde laboratoriumonderzoeken, worden door de officiële dierenarts verpakt en verzegeld en toegezonden aan het erkend laboratorium. In voorkomend geval kunnen de monsters door de officiële dierenarts rechtstreeks worden overhandigd aan de verantwoordelijke van het erkend laboratorium of aan diens afgevaardigde. Afdeling 3. - In observatiestelling

Art. 9.Het vlees van in nood geslachte dieren mag slechts geschikt voor menselijke consumptie worden verklaard indien het na de kennisname van de resultaten van de laboratoriumonderzoeken door de officiële dierenarts, nog voor de humane consumptie geschikt bevonden wordt. Afdeling 4. - Specifieke risico's

Art. 10.Vlees afkomstig van in nood geslachte runderen ouder dan 24 maanden of afkomstig van andere runderen ouder dan 30 maanden, moet ongeschikt worden verklaard voor menselijke consumptie wanneer het niet onderworpen is geworden aan of niet negatief heeft gereageerd op de snelle test op boviene spongiforme encefalopathie.

Art. 11.§ 1. Door cysticercus geïnfesteerd vlees moet ongeschikt voor menselijke consumptie worden verklaard.

Wanneer het dier echter niet volledig door cysticercus geïnfesteerd is, mogen niet-geïnfesteerde delen overeenkomstig bijlage I, sectie IV, hoofdstuk IX, B, 2 van bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004, geschikt voor menselijke consumptie worden verklaard na een koudebehandeling die bestaat uit een bevriezing gedurende 10 dagen bij een maximumtemperatuur van - 18 °C. § 2. Gortig vlees dat bestemd is om aan een koudebehandeling te worden onderworpen, mag slechts vanuit een slachthuis worden vervoerd hetzij rechtstreeks naar een inrichting die beschikt over passende installaties om gortig vlees in te vriezen, hetzij naar een uitsnijderij waar het voorafgaandelijk aan de koudebehandeling wordt uitgebeend en versneden. Het uitgebeend en versneden vlees moet vanuit de uitsnijderij rechtstreeks worden verzonden naar een inrichting die beschikt over passende installaties om gortig vlees in te vriezen, tenzij de behandeling in de uitsnijderij zelf wordt uitgevoerd.

Het gortig vlees moet vanaf het vertrek uit het slachthuis van verzending tot het moment van het beëindigen van de koudebehandeling vergezeld gaan van het document waarvan het model is opgenomen in bijlage II. § 3. Indien het gortig vlees voorafgaandelijk aan de bevriezing wordt uitgebeend en versneden in een uitsnijderij, dient dit te gebeuren onder de voorwaarden vastgelegd in bijlage III. De beenderen, het vet en de andere eetbare bijproducten afkomstig van het uitbenen of de versnijding van gortig vlees die geen behandeling door bevriezing ondergaan, moeten ongeschikt verklaard worden voor de menselijke consumptie en worden onder toezicht van de officiële dierenarts gedenatureerd. § 4. Het bevriezen van gortig vlees mag alleen plaatsvinden in inrichtingen die voldoen aan de inrichtings- en exploitatievoorwaarden bedoeld in bijlage IV. § 5. Na de bevriezing mag het merk « te bevriezen vlees », bedoeld in punt II, 4 van bijlage V, van het vlees verwijderd worden en wordt het vlees in elk geval voorzien van het identificatiemerk van de inrichting waar de koudebehandeling heeft plaatsgevonden. Afdeling 5. - Gezondheids- en andere merken

Art. 12.§ 1. De tot besluit van de officiële controle aangebrachte merken moeten overeenstemmen met het in de bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004 voorziene model.

In de gevallen voorzien in bijlage V, dienen de merken overeen te stemmen met het model voorzien in deze bijlage. § 2. Voor de gevallen bedoeld in bijlage V, dienen de individuele slachtafvallen bovendien door of onder de verantwoordelijkheid van de officiële dierenarts te worden gemerkt met het model voorzien in deze bijlage. HOOFDSTUK IV. - Vers vlees van gekweekt wild en vrij wild

Art. 13.De tot besluit van de officiële controle aangebrachte merken moeten overeenstemmen met het in de bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004 voorziene model.

In de gevallen voorzien in bijlage V dienen de merken overeen te stemmen met het model voorzien in deze bijlage. HOOFDSTUK V. - Levende tweekleppige weekdieren

Art. 14.De productie- en heruitzettingsgebieden voor levende tweekleppige weekdieren bedoeld in bijlage II van de bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004 worden geclassificeerd, geopend en gesloten door het Agentschap. HOOFDSTUK VI. - Visserijproducten

Art. 15.Visserijproducten mogen slechts met het oog op de menselijke consumptie in de handel worden gebracht indien zij werden geschikt verklaard voor menselijke consumptie door middel van een officiële controle zoals vermeld in de hoofdstukken II en III van bijlage III bij de bovenvermelde verordening (EG) nr. 854/2004 van 29 april 2004.

Art. 16.Onverminderd de in verordening (EG) nr. 2406/96 van de Raad van 26 november 1996 houdende vaststelling van gemeenschappelijke handelsnormen voor bepaalde visserijproducten bedoelde afwijkingen, moet elke partij uit zee aangevoerde visserijproducten worden aangeboden in een afslag voor officiële controle vóór de eerste verkoop, teneinde vast te stellen of de visserijproducten geschikt zijn voor menselijke consumptie.

Wanneer wegens omstandigheden de aanvoer in de afslag onmogelijk blijkt te zijn, kunnen de visserijproducten voor officiële controle worden aangeboden op een andere plaats die door de persoon door het Agentschap belast met controle wordt aanvaard.

Art. 17.§ 1. Wanneer visserijproducten via een officiële controle ongeschikt worden verklaard voor menselijke consumptie door de persoon door het Agentschap belast met controle, deelt deze de reden van zijn beslissing mee aan de eigenaar van de visserijproducten. § 2. Indien de eigenaar van de visserijproducten zich niet met de beslissing van de persoon door het Agentschap belast met controle kan verenigen, beschikt hij over een termijn van twaalf uur om verzet aan te tekenen. In dit geval doet hij op eigen kosten een tegenonderzoek uitvoeren door een dierenarts van zijn keuze. § 3. Indien de bevindingen van de persoon door het Agentschap belast met controle en van de dierenarts die het tegenonderzoek heeft uitgevoerd niet dezelfde zijn, geeft deze laatste schriftelijk zijn met redenen omkleed advies en vraagt dringend de tussenkomst van het hoofd van de bevoegde provinciale controle-eenheid van het Agentschap of zijn afgevaardigde. Diens beslissing is niet vatbaar voor beroep. § 4. De definitief voor menselijke consumptie ongeschikt verklaarde visserijproducten worden gedenatureerd op kosten van de eigenaar van de visserijproducten. De Minister kan de regels inzake de denaturatie bepalen. HOOFDSTUK VII. - Strafbepalingen

Art. 18.Worden schadelijk verklaard : 1° het gespecificeerd risicomateriaal bedoeld in verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën en verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten; 2° de producten van dierlijke oorsprong die in overtreding zijn met de bepalingen van bovenvermelde verordening (EG) nr.854/2004 van 29 april 2004 en/of de bepalingen van dit besluit.

Art. 19.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord en vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 februari 2001 houdende organisatie van de controles die worden verricht door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen en tot wijziging van diverse wettelijke bepalingen.

De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden, naargelang het geval, bestraft overeenkomstig de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel en de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel. HOOFDSTUK VIII. - Opheffings- en slotbepalingen

Art. 20.Worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 21 september 1970 betreffende de keuring van en de handel in vlees van gevogelte, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1994 en de koninklijke besluiten van 8 oktober 1971, 28 oktober 1972, 7 augustus 1973, 11 oktober 1974, 20 maart 1978, 29 maart 1979, 4 september 1981, 4 november 1981, 6 december 1983, 1 maart 1985, 4 april 1986, 4 juli 1986, 9 december 1987, 25 januari 1989, 25 september 1992, 30 december 1992, 25 februari 1994, 4 juli 1996, de wet van 14 juli 1994 en 23 oktober 2000;2° het koninklijk besluit van 14 februari 1974 betreffende de bevriezing van gortig vlees van varkens, schapen en runderen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 oktober 1998;3° het koninklijk besluit van 7 december 1982 houdende afwijking inzake ophaling van bepaalde organen die ongeschikt werden verklaard voor de menselijke consumptie, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Executieve van 23 juni 1993;4° het koninklijk besluit van 16 mei 2001 waarbij sommige producten van dierlijke oorsprong die een risico inhouden ten aanzien van overdraagbare spongiforme encefalopathieën schadelijk worden verklaard, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 maart 2002;5° het ministerieel besluit van 18 november 2002 betreffende het merken van vlees van sommige varkens, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 5 juni 2003.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Art. 22.Onze Minister bevoegd voor de Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage I Specifieke taken van het slachthuispersoneel bij de opsporing van Trichinella in vlees van daarvoor gevoelige diersoorten I. Aard en wijze van de uitvoering van het onderzoek op de aanwezigheid van trichinen. 1. Het onderzoek op de aanwezigheid van trichinen omvat : - het nemen van vleesmonsters - het uitvoeren van een laboratoriumonderzoek.2. De voor het onderzoek benodigde vleesmonsters moeten onmiddellijk na het slachten worden genomen en onverwijld worden onderzocht in het laboratorium. II. Opleiding voor het onderzoek op de aanwezigheid van trichinen. 1. Opleiding voor het nemen van vleesmonsters. Het slachthuispersoneel dat in aanmerking komt voor het nemen van vleesmonsters heeft een praktische opleiding genoten onder toezicht van de officiële dierenarts. Deze praktische opleiding vindt plaats in het slachthuis en omvat de methode van monsterneming en de identificatie van de monsters. 2. Opleiding voor het uitvoeren van het laboratoriumonderzoek. Slachthuispersoneel kan enkel met het uitvoeren van het laboratoriumonderzoek worden belast indien het een opleiding heeft genoten in : a) de parasitologie inzonderheid betreffende Trichinella, en b) de specifieke laboratoriumtechnieken voor het opsporen van Trichinella. Om toegelaten te worden tot de opleiding voor het uitvoeren van het laboratoriumonderzoek dient het betrokken personeelslid over een diploma te beschikken van tenminste het niveau hoger middelbaar onderwijs.

Deze opleiding wordt verzorgd door de officiële dierenarts, in samenwerking met het nationaal referentielaboratorium.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage II FAVV Volgnummer :.........................

DOCUMENT VOOR HET VERVOER EN DE BEVRIEZING VAN GORTIG VLEES LUIK A - Vervoermachtiging (1) Ondergetekende, Dr. . . . . ., officiële dierenarts van het FAVV in het slachthuis . . . . . . . . . . (naam, adres, erkenningsnummer), geeft de toelating om het gortig vlees afkomstig van het volgende dier : - diersoort : . . . . . nummer van de SANITEL-oormerken : . . . . . - geslacht gewicht (kg) . . . . . identificatienummer bij het wegen : . . . . . - met als eigenaar (naam, adres) . . . . . dat op............................... (datum) voor de menselijke consumptie geschikt verklaard werd op voorwaarde dat het, gedurende ten minste tien dagen, door bevriezing op - 18 °C wordt behandeld, in de volgende inrichting een koudebehandeling te laten ondergaan : . . . . . . . . . . (naam, adres).

Het vlees werd gestempeld met het merk « te bevriezen vlees » van het bovenvermelde slachthuis en voorzien van etiketten, verzegeld met loodjes met het nummer....................................., waarop dezelfde stempel evenals het hierboven vermelde volgnummer staan vermeld.

Vóór de koudebehandeling zal het gortig vlees worden uitgebeend, versneden, verpakt en gemerkt in de volgende uitsnijderij (2) : . . . . . . . . . . (naam, adres).

Het gortig vlees wordt vanuit het slachthuis vervoerd met het vleesvervoermiddel . . . . . (nummerplaat) en wordt vervoerd door . . . . . . . . . . (naam en adres van de vervoerder).

Gedaan te . . . . ., op ....................... (Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in het slachthuis).

LUIK B - Attest voor het uitsnijden met het oog op de bevriezing (3) Ondergetekende, Dr. . . . . ., officiële dierenarts van het FAVV in de erkende uitsnijderij . . . . . . . . . . (naam, adres, erkenningsnummer), bevestigt dat het hierboven beschreven gortig vlees op .................... (datum) werd uitgebeend, versneden en verpakt onder mijn toezicht met het oog op een behandeling door bevriezing en dat de verpakkingen werden gemerkt met het merk « te bevriezen vlees » van de uitsnijderij met vermelding van het erkenningsnummer De verpakkingen, ..................... in aantal, met een totaal nettogewicht van ................................ kg, werden door mij persoonlijk verzegeld met het nummer ............................. Het vlees werd onmiddellijk vervoerd naar de volgende inrichting voor de bevriezing van gortig vlees : . . . . . . . . . . (naam, adres, erkenningsnummer).

Het gortig vlees wordt vanuit de uitsnijderij vervoerd met het vleesvervoermiddel . . . . . (nummerplaat) en wordt vervoerd door . . . . . (naam en adres van de vervoerder).

Gedaan te . . . . ., op.................... (Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in de erkende uitsnijderij).

LUIK C - Attest voor de ontvangst met het oog op de bevriezing (4) Ondergetekende, Dr. . . . . ., officiële dierenarts van het FAVV in de inrichting voor de bevriezing van gortig vlees . . . . . . . . . . (naam, adres, erkenningsnummer) bevestigt dat het hierboven omschreven gortig vlees werd ontvangen en ingevroren op ............................(datum).

Gedaan te . . . . ., op .................... (Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in de vriesinrichting).

LUIK D - Attest voor de behandeling door bevriezing (5) Ondergetekende, Dr. . . . . ., officiële dierenarts van het FAVV in de in luik « C » vermelde inrichting voor de bevriezing van gortig vlees, bevestigt dat het hierboven omschreven gortig vlees geschikt verklaard werd voor de menselijke consumptie en voorzien werd van het identificatiemerk van deze inrichting.

Gedaan te . . . . ., op .................... (Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in de vries inrichting).

LUIK E - Controle op de behandeling door bevriezing (6) Gecontroleerd en ingeschreven te . . . . ., op ............. (Stempel en handtekening van de officiële dierenarts in het slachthuis). (1) Het origineel exemplaar van het document met het volledig ingevulde luik « A » en getekend door de officiële dierenarts, begeleidt het gortig vlees tijdens het rechtstreekse vervoer van het slachthuis naar de uitsnijderij of de inrichting waar de koudebehandeling zal uitgevoerd worden, waar het bij binnenkomst aan de officiële dierenarts wordt overhandigd.De officiële dierenarts bewaart een kopie ervan in het slachthuis totdat de luiken « B », « C » en « D » van het origineel exemplaar volledig ingevuld terug in zijn bezit zijn. (2) Schrappen indien niet van toepassing.Indien niet van toepassing, wordt ook luik « B » geschrapt. (3) Wanneer het vlees vóór de behandeling door bevriezing wordt versneden, vult de officiële dierenarts luik « B » in en tekent het na verloop van de verrichtingen in de uitsnijderij.Het origineel exemplaar begeleidt het vlees tijdens het vervoer naar de inrichting waar de koudebehandeling van het gortig vlees zal plaatsvinden. Hij bewaart een kopie van het document gedurende drie jaar in de uitsnijderij en stuurt een andere kopie naar de officiële dierenarts in het slachthuis vermeld in luik « A ». (4) Bij de ontvangst en het invriezen van gortig vlees, vult de officiële dierenarts in de inrichting waar de koudebehandeling plaatsvindt luik « C » in en tekent het.Hij stuurt een kopie van dit document aan de officiële dierenarts in het in luik « A » vermelde slachthuis. Het origineel exemplaar wordt in de inrichting bewaard tot de behandeling door bevriezing is beëindigd. (5) Na de behandeling door bevriezing vult de officiële dierenarts in de inrichting waar de koudebehandeling plaatsvond luik « D » in en tekent het.Hij stuurt het origineel exemplaar waarvan de luiken « B », « C » en « D » volledig zijn ingevuld, naar de officiële dierenarts in het in luik « A » vermelde slachthuis. Een kopie van het document wordt gedurende drie jaren bewaard in de inrichting waar de koudebehandeling plaatsvond. (6) Bij ontvangst van het origineel exemplaar van het document waarvan de luiken « B » (indien van toepassing), « C » en « D » volledig ingevuld zijn, vult de officiële dierenarts luik « E » in en tekent het.Hij bewaart het document gedurende drie jaren in het slachthuis.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage III Het uitbenen, de versnijding en de verpakking van gortig vlees mag enkel worden uitgevoerd onder het toezicht en in aanwezigheid van een officiële dierenarts. Na deze bewerkingen, worden de verpakkingen door de officiële dierenarts verzegeld en door de exploitant voorzien van het merk « te bevriezen vlees », waarvan het model is beschreven in bijlage V, punt II, 4, waarbij het woord « slachthuis » wordt vervangen door het woord « uitsnijderij » en de plaatsnaam door het erkenningsnummer van de uitsnijderij.

Tijdens het uitbenen, de versnijding, de verpakking en het merken, zal de officiële dierenarts : a) nagaan of op het uit te benen en te versnijden gortig vlees het merk « te bevriezen vlees » van het slachthuis van oorsprong is aangebracht, evenals het verzegeld etiket waarop een reproductie van dit keurmerk en een volgnummer staan vermeld.Tevens dient hij na te gaan of het document voor het vervoer en de bevriezing van gortig vlees is bijgevoegd; b) erop toezien dat het uitgebeende en versneden gortig vlees niet door ander vlees kan worden vervangen.Daarom moet hij : - permanent aanwezig zijn tijdens alle bewerkingen; - voorschrijven dat de bewerkingen worden uitgevoerd op een ander ogenblik dan het uitsnijden van ander vlees of voorschrijven dat een plaats uitsluitend voor deze bewerkingen wordt voorbehouden; - nagaan of de verpakkingen van de uitgebeende of versneden delen de volgende vermeldingen dragen : het nettogewicht, de aard en het aantal stuks, het volgnummer van het document voor het vervoer en de bevriezing van gortig vlees. Deze vermeldingen dienen voor te komen op etiketten die zo zijn aangebracht dat ze worden vernietigd bij het openen van de verpakking; - nagaan of het merk « te bevriezen vlees » van de uitsnijderij onuitwisbaar op iedere verpakking werd aangebracht; - controleren of het nettogewicht dat op de verpakkingen staat vermeld overeenstemt met de documenten en met het werkelijke gewicht dat bij het wegen werd gemeten; c) onmiddellijk na de verpakking van het vlees op elke afzonderlijke verpakking de onder punt b), derde streepje bedoelde etiketten verzegelend aanbrengen;d) zo de verpakkingen in van traliewerk voorziene containers zijn geplaatst of samengebracht zijn op paletten die in dezelfde mate de onschendbaarheid waarborgen, mag het verzegelend etiket op elke afzonderlijke verpakking worden vervangen door één enkel verzegelend etiket waarop de volgende aanduidingen staan vermeld : de stempel « te bevriezen vlees » van de uitsnijderij, het nettogewicht, de aard en het aantal individuele verpakkingen, het volgnummer van het document voor het vervoer en de bevriezing van gortig vlees. Na het uitbenen, de versnijding en de verpakking, wordt het vlees rechtstreeks onder dekking van het document voor het vervoer en de bevriezing van gortig vlees, bedoeld in bijlage II, vervoerd naar de inrichting waar de koudebehandeling van het gortig vlees zal plaatsvinden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005 tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage IV Inrichtings- en exploitatievoorwaarden van de inrichtingen voor de koudebehandeling van gortig vlees. 1. De inrichtingen moeten uitgerust zijn met vriesinstallaties waaronder minstens : a) een lokaal waar de temperatuurvoorwaarden, kunnen worden gewaarborgd.De technische installatie en de energievoorziening van de koelkamer moeten dermate zijn dat de vereiste temperatuur binnen de kortst mogelijke termijn kan worden bekomen en in alle delen van de koelkamer evenals in het vlees kan worden gehandhaafd; b) in het onder punt a) beoogde lokaal, een gesloten en afsluitbare voorbehouden cel waar het gortig vlees gescheiden kan worden opgeslagen en gecontroleerd, tenzij het volledige lokaal aan deze voorwaarden voldoet;c) een registreerthermometer of -telethermometer waardoor de in punt a) beoogde temperatuur constant kan worden geverifieerd.De temperatuur mag niet worden gemeten in de nabijheid van een koude luchtstroom. De meetapparaten moeten achter slot worden bewaard. 2. Daarnaast moet de exploitant voldoen aan de volgende vereisten: a) een procedure verzekeren voor de ontvangst van gortig vlees zodat dit vlees onmiddellijk kan worden geregistreerd en opgeslagen;b) tijdig de officiële dierenarts belast met de controle op de inrichting verwittigen van de dag en het uur waarop de ontvangstverrichtingen, de bevriezing en het einde van de behandeling door bevriezing van het gortig vlees, worden voorzien;c) een register van het gortig vlees bijhouden.Voor iedere verrichting moeten de dag en het uur van het binnenbrengen in de koelkamer worden genoteerd. Het register wordt, op vraag van de officiële dierenarts, aan hem voorgelegd en wordt gedurende ten minste drie jaar, te rekenen vanaf het binnenbrengen van het gortig vlees, bewaard; d) op de registreerbanden van de in punt 1, c) bedoelde thermometers de overeenstemmende nummers van het register van het gortig vlees aanduiden, deze bewaren en ter beschikking houden van de officiële dierenarts gedurende ten minste drie jaar te rekenen vanaf het binnenbrengen van het gortig vlees. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005. tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

Bijlage V Gevallen waarin vlees een ander merk krijgt dan het gezondheidsmerk voorzien in bovenvermelde verordening (EG) Nr. 854/2004 van 29 april 2004 en beschrijving van de modellen van de te gebruiken merken I. Merken op vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren, vrij wild en gekweekt wild.

Voor menselijke consumptie geschikt bevonden vlees dat afkomstig is van een grondgebied of een deel van een grondgebied dat niet voldoet aan alle veterinairrechtelijke voorschriften, zoals vermeld in het koninklijk besluit van 13 mei 2005 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong : B3 vorm : ovaal met twee rechte lijnen die loodrecht op elkaar staan, schuin door het gezondheidsmerk lopen, elkaar in het midden ervan kruisen en zodanig zijn aangebracht dat de aanduidingen leesbaar blijven B3 diameter : 6,5 cm lang en 4,5 cm hoog B3 letters : 0,8 cm hoog B3 cijfers :1 cm hoog B3 aanduidingen : - in het bovenste deel : BELGIE of BE - in het midden : het erkenningsnummer van het slachthuis - in het onderste gedeelte : de initialen EG - gegevens aan de hand waarvan de officiële dierenarts die het vlees heeft gekeurd, kan worden geïdentificeerd.

II. Merken op vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren. 1. Vlees van mannelijke varkens gebruikt voor de fok, van cryptorchide en hermafrodiete varkens, en van niet-gecastreerde mannelijke varkens met een geslacht gewicht hoger dan 80 kg : B3 vorm : ovaal, waarover langs de lengteas twee evenwijdige rechte lijnen lopen met een tussenruimte van minstens 1 cm;de aanduidingen die erop voorkomen moeten leesbaar blijven en de twee evenwijdige lijnen moeten even duidelijk zijn als de omtrek van het merk.

B3 diameter : 6,5 cm lang en 4,5 cm hoog B3 letters : 0,8 cm hoog B3 cijfers : 1 cm hoog B3 aanduidingen : - in het bovenste deel : BELGIE of BE - in het midden : het erkenningsnummer van het slachthuis - in het onderste gedeelte : de initialen EG. 2. Vlees van in nood geslachte dieren en geschikt bevonden voor de menselijke consumptie : B3 vorm : gelijkzijdige driehoek B3 zijde : 7 cm B3 letters : 0,7 cm hoog B3 aanduidingen : - slachthuis - lokaliteit.3. Vlees van in een slachthuis geslacht als landbouwhuisdier gehouden hoefdier, bestemd voor het exclusief gebruik door het gezin van de aangever en geschikt bevonden voor de menselijke consumptie : B3 vorm : ruit B3 zijde : 6 cm B3 letters : 0,5 cm hoog B3 aanduidingen : - slachthuis - lokaliteit.4. Gortig vlees dat voor menselijke consumptie geschikt wordt bevonden op voorwaarde dat het wordt onderworpen aan de reglementaire bevriezing : B3 vorm : vierkant B3 zijde : 5,5 cm B3 letters : 0,7 cm hoog B3 aanduidingen : - slachthuis - te bevriezen vlees - lokaliteit.5. In een slachthuis voor de menselijke consumptie ongeschikt bevonden of verklaard vlees van als landbouwhuisdier gehouden hoefdieren. B3 vorm : parallellogram B3 zijden : 5,5 x 4 cm B3 letters : 0,7 cm hoog B3 aanduidingen : - lokaliteit - afgekeurd.

III. Merken op vlees van vrij wild.

In een wildbewerkingsinrichting die grenst aan een detailhandelszaak, waarvan het vlees uitsluitend mag worden aangewend voor de bevoorrading van de detailhandel van de exploitant en tot de rechtstreekse verkoop aan de eindverbruiker, dient het vlees van vrij wild dat na de keuring voor de menselijke consumptie geschikt werd verklaard, te worden gemerkt met het gezondheidsmerk voor grof vrij wild dat bestaat uit een rechthoek waarvan de lengte het dubbele bedraagt van de breedte. De lengte dient als basis voor de verdeling in twee vakken met daarin volgende gegevens : 1° centraal in het linkervak, ter grootte van een derde van de rechthoek, de hoofdletter D;2° centraal in het rechtervak, het erkenningsnummer van de wildbewerkingsinrichting die grenst aan een detailhandelszaak. Ingeval dit gezondheidsmerk wordt gebruikt voor het rechtstreeks merken van vlees van grof vrij wild dan moeten de zijden van de rechthoek 6 cm en 3 cm bedragen waarbij de letter D 2 cm hoog, 1,5 cm breed en 2 mm dik moet zijn, terwijl de andere tekens minstens 1 cm hoog moeten zijn.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 22 december 2005. tot vaststelling van de nadere regels van de erkenningen, toelatingen en voorafgaande registraties afgeleverd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, R. DEMOTTE

^