Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 februari 1998
gepubliceerd op 13 mei 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012084
pub.
13/05/1998
prom.
22/02/1998
ELI
eli/besluit/1998/02/22/1998012084/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 FEBRUARI 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997, gesloten in het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking, betreffende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 februari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997 Maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid (Overeenkomst geregistreerd op 17 juni 1997 onder het nummer 44243/COB/136, door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid op 27 juni 1997 goedgekeurd als tewerkstellingsakkoord zonder directe uitwerking, met toepassing van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 (*) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders en arbeidsters tewerkgesteld in de ondernemingen welke onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking ressorteren. HOOFDSTUK II. - Juridisch kader

Art. 2.De collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten in uitvoering van hoofdstuk IV van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen en van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in uitvoering van de artikelen 7, § 2, 30, § 2 en 33 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. HOOFDSTUK III. - Maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid

Art. 3.De maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid bedoeld in dit hoofdstuk hebben geen rechtstreekse uitwerking, zij vereisen dientengevolge een toetredingsprocedure zoals voorzien in de artikelen 5 tot 7.

Art. 4.Om voor ieder bijkomende aanwerving van de vermindering van sociale zekerheidsbijdragen zoals voorzien in artikel 30, § 1 van de wet van 26 juli 1996 te genieten, dienen de ondernemingen twee maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid te kiezen, waarvan er tenminste één moet voortvloeien uit de eerste opsomming vermeld hieronder. De tweede maatregel mag voortvloeien uit de tweede opsomming ofwel uit gelijk welke andere maatregel bepaald op het niveau van de onderneming. - 1e opsomming : de invoering van een recht op voltijdse of deeltijdse loopbaanonderbreking van 1,5 pct. in plaats van 1 pct. zoals voorzien in het koninklijk besluit van 6 februari 1997 tot vaststelling van een recht op onderbreking van de beroepsloopbaanonderbreking; de invoering van vrijwillige deeltijdse arbeid met opdeling van de arbeidsplaatsen; de invoering van flexibele uurroosters en de beperking van overuren; de invoering van een bijkomende opleidingsmaatregel voor de werknemers tijdens de werkuren. - 2e opsomming : de uitbreiding van de productietijd door invoering van arbeid in verschillende ploegen en herverdeling van de arbeid; beperking van de overuren en omzetting van structurele overuren in werkgelegenheid.

Art. 5.In de ondernemingen met een ondernemingsraad, of bij ontstentenis, een vakbondsafvaardiging, deelt de werkgever aan dit orgaan de twee maatregelen mede tot bevordering van de werkgelegenheid die hij voorziet toe te passen in de onderneming.

Na overleg en akkoord tussen de partijen betreffende de twee weerhouden maatregelen alsmede hun inhoud, hun toepassingsmodaliteiten en de te verwachten weerslag op de werkgelegenheid, vult de werkgever het formulier in bijlage aan deze overeenkomst in en laat het medeondertekenen, naargelang het geval, door de secretaris van de ondernemingsraad of door de vakbondsafvaardiging.

Dit formulier wordt vervolgens overgemaakt, bij een ter post aangetekend schrijven, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking die het neerlegt op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen.

Art. 6.In de ondernemingen waar geen enkel orgaan bestaat waarvan sprake in vorig artikel, deelt de werkgever schriftelijk aan iedere arbeider en arbeidster de twee maatregelen mede tot bevordering van de werkgelegenheid die hij voorziet toe te passen in zijn onderneming.

Hij preciseert in dit document hun inhoud, de toepassingsmodaliteiten alsmede de verwachte weerslag op de werkgelegenheid.

Gedurende acht dagen vanaf de schriftelijke mededeling, stelt de werkgever een register ter beschikking van de werknemers waarin zij hun opmerkingen mogen schrijven. Na deze termijn van acht dagen, vult de werkgever het formulier in bijlage aan deze overeenkomst in en stuurt het, bij een ter post aangetekend schrijven, met een kopie van de mededeling aan de arbeiders en de arbeidsters alsook het register, aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de papier- en kartonbewerking die het dossier neerlegt op de griffie van de Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen.

Art. 7.De voorzitter van het paritair comité overhandigt kopie van de toetredingsakte aan de leden van het verzoeningsbureau dat zal zetelen als adviescomité aangeduid door het paritair comité.

Dit comité overhandigt een advies over de toetredingsakte waarvan sprake hierboven aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.

Nochtans, zoals bepaald in artikel 6, § 3, laatste lid van het koninklijk besluit van 24 februari 1997 (Belgisch Staatsblad van 11 augustus 1997) bij ontstentenis van goedkeuring van de toetreding binnen een termijn van vier weken na de voorlegging van het volledige dossier, wordt de toetreding geacht te zijn goedgekeurd en dit vanaf de dag waarop het volledige dossier werd medegedeeld aan het adviescomité waarvan sprake in het vorig lid. HOOFDSTUK IV. - Brugpensioenen

Art. 8.Overeenkomstig het artikel 10, § 2 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, wordt de leeftijd voor het brugpensioen voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van 25 jaar, in geval van ontslag door de werkgever, uitgezonderd voor dringende redenen, vastgesteld op 58 jaar.

De andere toepassingsmodaliteiten zijn deze bepaald door de overeenkomst nr 17 van de Nationale Arbeidsraad betreffende de invoering van een stelsel van bijkomende uitkeringen voor sommige oudere werknemers, in geval van ontslag.

Art. 9.Zoals bepaald in artikel 23 van de wet van 26 juli 1996, wordt de leeftijd van het brugpensioen verminderd op 55 jaar per 1 januari 1997 tot 31 december 1997 en op 56 jaar per 1 januari 1998 tot 31 december 1998 voor de arbeiders en arbeidsters met een beroepsverleden van minimum 33 jaar, waarvan minstens 20 jaar in een arbeidsstelsel zoals voorzien in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 46 van de Nationale Arbeidsraad van 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.

Art. 10.Het halftijds brugpensioen vanaf 55 jaar, zoals bepaald in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 april 1995, wordt verlengd voor de geldigheidsduur van deze overeenkomst.

Art. 11.Het fonds voor bestaanszekerheid betaalt aan de ondernemingen de aanvullende vergoedingen van het brugpensioen terug, zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad voor de bruggepensioneerden van 58 jaar en meer, en de aanvullende vergoedingen van het brugpensioen zoals vastgesteld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van de Nationale Arbeidsraad, alsook de bijzondere bijdragen ten laste van de werkgever.

Art. 12.Om de terugbetaling van de tegemoetkomingen van het fonds voorzien in vorig artikel mogelijk te maken, wordt een bedrag gelijk aan 0,60 pct. van de aan de R.S.Z. aangegeven brutolonen hiervoor gereserveerd. HOOFDSTUK V. - Risicogroepen

Art. 13.Overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid in toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996, wordt er voorzien om via het fonds voor bestaanszekerheid, de inspanning van 0,10 pct. der niet begrensde brutolonen in 1997 en 1998 te gebruiken om opleidings- en herscholingsacties voor de arbeiders en arbeidsters van de sector te stimuleren.

Art. 14.Volgende personen behoren tot de risicogroepen : 1. De langdurige werkloze : - de werkzoekende die, gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, zonder onderbreking werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft genoten voor alle dagen van de week; - de werkzoekende die, gedurende de zes maanden die aan zijn indienstneming voorafgaan, uitsluitend deeltijds heeft gewerkt om aan de werkloosheid te ontkomen en/of als interimair. 2. De laaggeschoolde werkloze : de werkzoekende van meer dan 18 jaar die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of een getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of het korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs. 3. De gehandicapte werkloze : de werkzoekende die, op het ogenblik van zijn indienstneming, bij het Vlaams Fonds voor sociale integratie van personen met een handicap of het "Fonds communautaire pour l'intégration sociale et professionnelle des personnes handicapées" is ingeschreven.4. De deeltijds leerplichtige : de werkzoekende van minder dan 18 jaar die nog onder de leerplicht valt en die het secundair onderwijs met volledig leerplan niet meer volgt.5. De herintreder : de werkzoekende die tegelijk aan de volgende voorwaarden voldoet : - geen werkloosheidsuitkeringen of loopbaanonderbrekingsuitkering hebben genoten gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; - geen beroepsactiviteit hebben uitgeoefend gedurende de periode van drie jaar die zijn indienstneming voorafgaat; - voor de periode van drie jaar, bedoeld in de twee vorige punten, zijn beroepsactiviteit hebben onderbroken, ofwel nooit een dergelijke activiteit begonnen zijn. 6. De bestaansminimumtrekker : de werkzoekende die op het ogenblik van zijn indienstneming het bestaansminimum ontvangt.7. De oudere werkloze : de werkzoekende van 50 jaar en ouder.8. De werkloze uit een begeleidingsplan : de werkzoekende die een begeleidingsplan heeft gevolgd.9. De laaggeschoolde werknemer : de werknemer of werkneemster die geen houder is van : - ofwel een universitair diploma; - ofwel een diploma of getuigschrift van het hoger technisch onderwijs van het lange of het korte type; - ofwel een getuigschrift van het hoger secundair technisch onderwijs. 10. De werknemer of werkneemster met een onaangepaste of een ontoereikende beroepsbekwaamheid : - de werknemer of werkneemster die naar een andere functie moet worden geheroriënteerd; - de werknemer of werkneemster waarvan de beroepsbekwaamheid onaangepast of ontoereikend is geworden tengevolge van de technische evolutie.

Art. 15.Het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid is belast met het opstellen van het reglement voor de praktische toepassing van deze maatregelen. HOOFDSTUK VI. - Diversen

Art. 16.In geval van herstructurering, bevelen de partijen aan de mogelijkheden die geboden worden door het zogenaamde « voorstel VANDE LANOTTE » te onderzoeken.

Art. 17.In toepassing van artikel 26 bis, § 2bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, komen de overuren die in loop van een kwartaal werden gepresteerd en om redenen inherent aan de arbeidsorganisatie, niet kunnen worden gerecupereerd in de loop van het daaropvolgend kwartaal, in aanmerking voor uitbetaling na vaststelling door de vakbondsafvaardiging en in gemeenschappelijk akkoord met de betrokken werknemer. Expliciet betreft het overuren gepresteerd wegens buitengewone vermeerdering van het werk of onvoorziene noodzakelijkheid; gevallen waarvoor de wet een specifieke procedure bepaalt. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 18.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is afgesloten voor een tijdsduur van twee jaar en treedt in werking op 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. *Koninklijk besluit van 24 februari 1997 houdende nadere voorwaarden met betrekking tot de tewerkstellingsakkoorden in toepassing van de artikelen 7, § 2, 30, § 2, 33 van de wet van 26 juli 1997 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 11 maart 1997).

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997 betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid Model van akte van toetreding Voorzitter van het paritair comité 136 Dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen Belliardstraat 51, 1040 Brussel Toetredingsakte in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997 voor de bedienden, betreffende de maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling. 1. Identificatie van de werkgever 1.1. Naam en voornaam of firmanaam : . . . . . 1.2. Woonplaats of sociale zetel : . . . . . 1.3. Telefoon : . . . . . ............................... 1.4. Identiteit en functie van de ondertekenaar(s) : . . . . . 1.5. Inschrijvingsnummer bij de R.S.Z. : . . . . . 2. Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling weerhouden op het niveau van de onderneming 2.1. Eerste weerhouden maatregel : . . . . . 2.2. Precisering van de inhoud van de eerste maatregel : . . . . . 2.3. Toepassingsmodaliteiten van de eerste maatregel : . . . . . 2.4. Verwachte weerslag van de eerste maatregel op de werkgelegenheid : . . . . . 2.5. Tweede weerhouden maatregel : 2.6. Precisering van de inhoud van de tweede maatregel : . . . . . 2.7. Toepassingsmodaliteiten van de tweede maatregel : . . . . . 2.8. Verwachte weerslag van de tweede maatregel op de werkgelegenheid : . . . . . 3. Gevolgde procedure 3.1. Deze maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid werden besproken (*) : - in de ondernemingsraad, - in de vakbondsafvaardiging. 3.2. Deze maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid werden aan de bedienden voorgelegd volgens de procedure voorzien in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 april 1997 betreffende de maatregelen tot bevordering van de werkgelegenheid (*) ja - neen.

De ondertekenaars bevestigen op hun eer dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Gedaan te Brussel, op .. januari 1998. (handtekening(en) en identiteit van de ondertekenaar(s)). (*) Schrappen wat niet past.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 februari 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^