Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juli 2019
gepubliceerd op 20 september 2019

Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure tot het bekomen van een gebruiksvergunning voor de zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2019014366
pub.
20/09/2019
prom.
22/07/2019
ELI
eli/besluit/2019/07/22/2019014366/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JULI 2019. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de procedure tot het bekomen van een gebruiksvergunning voor de zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het mariene milieu en ter organisatie van de mariene ruimtelijke planning in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, de artikelen 25 en 26, gewijzigd bij de wet van 21 april 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014212 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014213 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene-milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het marinemilieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 7 maart 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 5 april 2019;

Gelet op advies 66.025/1 van de Raad van State, gegeven op 16 mei 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 19 juni 2019;

Overwegende het koninklijk besluit van 13 november 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2012 pub. 28/11/2012 numac 2012024371 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden sluiten betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk in de Belgische zeegebieden;

Overwegende het koninklijk besluit van 22 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2019 pub. 02/07/2019 numac 2019013159 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden sluiten tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden.

Op de voordracht van de Minister van Noordzee, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° "commerciële en industriële zones": de zones zoals bepaald in artikel 23 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2019 pub. 02/07/2019 numac 2019013159 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden sluiten tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden;2° "gebruiksvergunning": vergunning voor het gebruik van zones voor commerciële en industriële activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België;3° "DG Leefmilieu": Directoraat-generaal Leefmilieu, dienst Marien Milieu van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;4° "dag": kalenderdag;5° "Minister": de minister tot wiens bevoegdheid de bescherming van het mariene milieu behoort;6° "Raadgevende Commissie": de commissie zoals bepaald in het koninklijk besluit van 13 november 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2012 pub. 28/11/2012 numac 2012024371 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden sluiten betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk in de Belgische zeegebieden. HOOFDSTUK 2. - Selectie- en toekenningscriteria Afdeling 1. - Selectiecriteria

Art. 2.De selectiecriteria voor het aanvragen van de gebruiksvergunning, zijn de volgende: 1° de aanwezigheid bij de aanvrager of bij de instantie die belast is met de exploitatie, van een aangepaste functionele en financiële structuur die de mogelijkheid biedt preventieve maatregelen te plannen en toe te passen ten einde de betrouwbaarheid en de veiligheid van de installatie te verzekeren en eveneens, desgevallend, te zorgen voor een buitendienststelling of definitieve stopzetting in optimale en veilige omstandigheden en met respect voor het milieu;2° indien de aanvraag uitgaat van een vennootschap, of van vennootschappen, die een joint venture hebben afgesloten, of van een tijdelijke vennootschap of vennootschappen in deelneming: a) oprichting ervan overeenkomstig de Belgische wetgeving, de wetgeving van een andere Lidstaat van de Europese Unie;b) beschikking over een centrale administratie, een voornaamste vestiging of een maatschappelijke zetel in een Lidstaat van de Europese Unie;c) het aanstellen van een contactpunt binnen het Belgisch grondgebied waarlangs alle communicatie gevoerd wordt.3° de beschikking over voldoende financiële en economische draagkracht die wordt beoordeeld op basis van de documenten opgesomd in artikel 4, § 2, 8° ;4° de verbintenis tot samenstelling van voldoende waarborgen voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid met betrekking tot de installatie en de activiteit;5° de technische bekwaamheden van de aanvrager of van de onderneming, rekening houdend met de beoogde industriële en commerciële activiteit. Om deze technische bekwaamheid te beoordelen wordt rekening gehouden met de volgende elementen: a) de vermelding van voorgaande realisaties aan de hand waarvan de technische kennis kan worden geëvalueerd, op het beoogde of een gelijkaardig gebied, gedurende de jaren die het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend, voorafgaan;b) de referenties, diploma's en professionele titels van de belangrijkste kaderleden van het bedrijf en, in het bijzonder, van diegenen die betrokken werkzaamheden opvolgen en leiden;c) de technische middelen die men voor ogen heeft voor de realisatie van de werkzaamheden voor de bouw, de exploitatie en onderhoud van de installatie waarop de aanvraag betrekking heeft.6° afwezigheid van gerechtelijke reorganisatie of van elke analoge situatie die het resultaat is van een procedure van dezelfde aard, die van kracht is in een nationale wetgeving of reglementering, evenals van een lopende procedure die tot dit resultaat zou kunnen leiden;7° afwezigheid bij de aanvrager, of het nu gaat om een natuurlijk persoon, om een rechtspersoon of om een persoon die in de schoot van het bedrijf of de rechtspersoon die de aanvraag indient, een functie waarneemt van beheerder, zaakvoerder, directeur of zaakgelastigde, van een veroordeling bij vonnis met kracht van gewijsde, onder de voorwaarden bedoeld bij artikel 5 van het strafwetboek, voor een misdrijf dat na de inwerkingtreding van de wet van 4 mei 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/05/1999 pub. 01/10/1999 numac 1999009663 bron ministerie van justitie Wet tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt type wet prom. 04/05/1999 pub. 12/06/1999 numac 1999003331 bron ministerie van financien Wet houdende diverse fiscale bepalingen type wet prom. 04/05/1999 pub. 22/06/1999 numac 1999009592 bron ministerie van justitie Wet tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen sluiten tot instelling van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen, ten laste zou zijn gelegd van de rechtspersoon;8° afwezigheid bij de aanvrager, of het nu gaat om een natuurlijk persoon, om een rechtspersoon of om een persoon die in de schoot van het bedrijf of de rechtspersoon die de aanvraag indient, een functie waarneemt van beheerder, zaakvoerder, directeur of zaakgelastigde, van een veroordeling bij vonnis met kracht van gewijsde wegens deelname aan een criminele organisatie, omkoping, fraude of witwassen van geld;9° afwezigheid in hoofde van de aanvrager van een toestand van faillissement zonder eerherstel, van vereffening of van elke situatie die het resultaat is van een gelijkaardige procedure die van kracht is in een nationale wetgeving of reglementering, evenals van een lopende procedure die tot dit resultaat zou kunnen leiden. Afdeling 2. - Toekenningscriteria

Art. 3.De toekenningscriteria voor het aanvragen van een gebruiksvergunning, zijn de volgende: 1° de meerwaarde op economisch en maatschappelijk vlak;2° de mate van meervoudig ruimtegebruik;3° de mogelijke gevolgen voor de natuur;4° de mogelijke gevolgen voor de veiligheid in de zeegebieden;5° de mogelijke impact op zeezicht;6° de kwaliteit van het plan op technisch en economisch gebied, inzonderheid door de toepassing van de best beschikbare technologieën;7° de kwaliteit van het voorgelegde plan inzake exploitatie en onderhoud;8° de sterkte van het consortium op technisch, economisch en maatschappelijk vlak. HOOFDSTUK 3. - Indiening van de aanvragen

Art. 4.§ 1. De aanvraag voor een gebruiksvergunning wordt gericht aan DG Leefmilieu bij aangetekende zending. § 2. De aanvraag bevat: 1° naam, voornaam, beroep, woonplaats en nationaliteit van de aanvrager;2° indien het gaat om een rechtspersoon, de handelsnaam of benaming, de juridische vorm, de maatschappelijke zetel en de statuten, alsook de documenten waarin de bevoegdheid van de ondertekenaars van de aanvraag wordt bevestigd, indien het gaat om een joint venture dient elk der contractspartijen deze informatie mee te delen;3° een algemene nota met het voorwerp en een globale beschrijving van de beoogde activiteit en het onderhoud van de beoogde installatie;4° een nota die beantwoordt aan elk van de selectiecriteria die in artikel 2, 1° -5° zijn bedoeld;5° een nota die beantwoordt aan elk van de toekenningscriteria die in artikel 3 zijn bedoeld;6° de exacte locatie binnen de zone voor commerciële en industriële activiteiten waarvoor de aanvraag wordt ingediend, aangeduid door coördinaten in graden, minuten en decimalen van minuten en weergegeven op een kaart in projectie WGS 84;7° een nota met de beschrijving van de werken die uitgevoerd dienen te worden tijdens de bouw en exploitatie van de installatie, de bij elke etappe aangewende technische middelen alsook de toepassing ervan, inclusief de planning van al deze activiteiten;8° de nodige documenten om de financiële en economische draagkracht van de aanvrager te beoordelen vermeld in artikel 2, 3° en meer bepaald één of meer van de volgende referenties : passende bankverklaringen, balansen, uittreksels uit balansen of jaarrekeningen van de onderneming, en een verklaring betreffende de totale omzet en de omzet in werken van de onderneming over de laatste drie boekjaren. Indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij niet in staat is de gevraagde referenties over te maken, kan DG Leefmilieu hem toestaan zijn economische en financiële draagkracht aan te tonen met andere documenten die het geschikt acht; 9° de nodige documenten die aantonen dat er voldoende waarborgen zullen zijn ter dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid zoals bedoeld in artikel 2, 4° en artikel 15, 7° en meer bepaald door een bewijs van aansprakelijkheidsverzekering.Indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij niet in staat is de gevraagde referentie over te maken, kan DG Leefmilieu hem toestaan zijn waarborgen aan te tonen met andere documenten die het geschikt acht.

Art. 5.§ 1. DG Leefmilieu treedt op als verwerkingsverantwoordelijke voor wat betreft de verwerking van de persoonsgegevens van de aanvrager voor het verlenen van een gebruiksvergunning; § 2. De gegevens worden niet langer bewaard dan voor de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke behoren en in voorkomend geval, de integrale betaling van alle hiermee verbonden bedragen. HOOFDSTUK 4. - Behandeling van de aanvragen

Art. 6.§ 1. Binnen tien dagen na de aangetekende zending zoals beschreven in artikel 4, § 1, gaat DG Leefmilieu na of de aanvraag alle in artikel 4, § 2, vermelde documenten bevat. § 2. Indien de aanvraag volledig is, wordt ze door DG Leefmilieu aan de Minister bezorgd en wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld door de Minister bij aangetekende zending. § 3. In geval van onvolledigheid van de aanvraag, meldt DG Leefmilieu bij aangetekende zending aan de aanvrager welke informatie of welke documenten ontbreken en krijgt de aanvrager tien dagen, ingaand op de dag volgend op de datum van de verzending van het verzoek tot informatie, om de aanvraag te vervolledigen. § 4. Na ontvangst van de ontbrekende informatie of documenten onderzoekt DG Leefmilieu of de aanvraag nu volledig is en brengt de Minister hiervan op de hoogte.

Indien de aanvraag onvolledig blijft, dan brengt de Minister bij aangetekende zending de aanvrager op de hoogte van zijn beslissing van onontvankelijkheid wegens herhaalde onvolledigheid.

Art. 7.Binnen tien dagen na de kennisgeving aan de aanvrager zoals beschreven in artikel 6, § 2 maakt DG Leefmilieu de aanvraag bekend door een uittreksel in het Belgisch Staatsblad. Dit bericht bevat minstens de exacte locatie van de aanvraag en vermeldt tevens waar het dossier met alle nuttige inlichtingen beschikbaar is.

Art. 8.Een aanvraag tot mededinging betreffende de gebruiksvergunning voor dezelfde of een overlappende locatie kan ingediend worden binnen negentig dagen volgend op het uittreksel in het Belgisch Staatsblad, zoals vermeld in artikel 7.

De aanvraag tot mededinging wordt ingediend overeenkomstig artikel 4 en wordt onderworpen aan het onderzoek overeenkomstig artikel 6. Zij maakt echter niet het voorwerp uit van de bekendmaking, zoals vermeld in artikel 7, en wordt onmiddellijk behandeld.

Art. 9.§ 1. Indien er geen aanvragen tot mededinging werden ingediend, bezorgt DG Leefmilieu de aanvraag binnen honderd dagen volgend op het uittreksel in het Belgisch Staatsblad, zoals vermeld in artikel 7, aan de Raadgevende Commissie. § 2. Indien, in afwijking van paragraaf 1, er een aanvraag tot mededinging is, dan wordt deze aanvraag binnen tien dagen na de kennisgeving aan de aanvrager, zoals beschreven in artikel 6, § 2, door DG Leefmilieu aan de Raadgevende Commissie bezorgd. § 3. Op verzoek van de Raadgevende Commissie, kan DG Leefmilieu bijkomende inlichtingen vragen aan de aanvrager. Deze inlichtingen dienen binnen tien dagen aangeleverd te worden. In dit geval wordt de termijn voorgeschreven in artikel 10 verlengd met een duur gelijk aan de termijn waarbinnen de aanvrager antwoordt.

Art. 10.De Raadgevende Commissie brengt een niet-bindend advies uit binnen de termijn bepaald door artikel 7/1, § 2 van het koninklijk besluit van 13 november 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2012 pub. 28/11/2012 numac 2012024371 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden sluiten betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden.

Art. 11.Binnen vijftien dagen na de ontvangst van het advies, zoals beschreven in artikel 10, of, bij het verstrijken van de termijn bepaald in artikel 7/1, § 2 van het koninklijk besluit van 13 november 2012Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 13/11/2012 pub. 28/11/2012 numac 2012024371 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden sluiten betreffende de instelling van een raadgevende commissie en de procedure tot aanneming van een marien ruimtelijk plan in de Belgische zeegebieden, brengt DG Leefmilieu de volgende documenten over aan de Minister: 1° het gemotiveerd voorstel tot toekenning of weigering van gebruiksvergunning;2° het dossier bedoeld in artikel 4;3° het advies bedoeld in artikel 10.

Art. 12.§ 1. De Minister beslist over de toekenning van een gebruiksvergunning binnen een termijn van dertig dagen vanaf de ontvangst van het gemotiveerd voorstel van DG Leefmilieu. In geval van een positieve beslissing wordt deze bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en bij aangetekende zending ter kennis gebracht aan de aanvrager. In geval van een negatieve beslissing wordt de aanvrager daarvan in kennis gesteld bij aangetekende zending. § 2. Dit besluit vermeldt de bijdrage die jaarlijks aan de middelenbegroting betaald dient te worden voor het gebruik van de zone. De Minister bepaalt de modaliteiten voor de betaling van deze jaarlijkse bijdrage en desgevallend de bijzondere voorwaarden van toekenning.

Art. 13.De betekende gebruiksvergunning blijft geschorst totdat iedere vereiste bijkomende vergunning of machtiging, waaronder deze op basis van het koninklijk besluit van 7 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014212 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, is verleend en kennisgeving hiervan, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving, is gebeurd. Indien een van de bijkomend vereiste vergunningen of machtigingen definitief is geweigerd, vervalt de betekende gebruiksvergunning op de dag van de kennisgeving van deze weigering.

Art. 14.De gebruiksvergunning wordt verleend voor bepaalde duur, die beperkt is tot ten hoogste vijftig jaar. Deze kan verlengd worden, zonder een totale duur van vijfenzeventig jaar te overschrijden. HOOFDSTUK 5. - Verplichting van de titularis van een gebruiksvergunning

Art. 15.De titularis van een gebruiksvergunning: 1° maakt de gewijzigde statuten of contractuele bepalingen van zijn juridische structuur over aan DG Leefmilieu, indien deze aanzienlijk gewijzigd is;2° licht DG Leefmilieu voorafgaandelijk in over elk plan tot wijziging van de rechtspersoon waardoor de controle op de rechtspersoon wijzigt of waardoor een gehele of gedeeltelijke overdracht van de rechten, die voortvloeien uit de gebruiksvergunning, plaatsvindt aan derden;3° informeert DG Leefmilieu over elke wijziging betreffende de technische en financiële elementen, vermeld in het oorspronkelijke dossier op basis waarvan de gebruiksvergunning is toegestaan;4° treft alle noodzakelijke maatregelen voor de vrijwaring van de veiligheid in de zeegebieden, zowel tijdens de bouw als tijdens de exploitatie van de installatie, en bij de stopzetting ervan ongeacht of er al dan niet wordt afgezien van de gebruiksvergunning;5° bouwt een permanent systeem uit voor de evaluatie en controle van de maatregelen, bedoeld in 4° ;6° bouwt de eventuele installatie volgens de normen en reglementen die van toepassing zijn in België op een wijze die de uitbating, het onderhoud en alle andere tussenkomsten op een veilige manier toelaten;7° beschikt over voldoende waarborgen voor de dekking van het risico van burgerlijke aansprakelijkheid en brengen DG Leefmilieu op de hoogte van elke wijziging van voornoemde waarborgen. HOOFDSTUK 6. - Wijziging, verlenging en overdracht van een gebruiksvergunning Afdeling 1. - Wijziging

Art. 16.§ 1. De bepalingen van hoofdstukken 3 en 4 zijn van toepassing op de aanvragen tot wijzigingen van een gebruiksvergunning. § 2. In afwijking van paragraaf 1, voorzien de bepalingen van artikelen 17 tot 19 in een vereenvoudigde procedure voor elke aanvraag tot wijziging van technische en financiële elementen van de gebruiksvergunning wanneer de titularis één van volgende redenen aantoont: 1° het marginaal karakter van de gevraagde wijziging;2° de verplichting zo te handelen, vloeit voort uit dwingende technische redenen, onafhankelijk van zijn wil, die niet ontdekt konden worden bij het toekennen van de gebruiksvergunning;3° de gevraagde wijziging is noodzakelijk om aan één van de verplichtingen, voorgeschreven in artikel 15, te voldoen. § 3. De procedure, voorzien in de hoofdstukken 3 en 4, blijft echter van toepassing indien er een mededingingsaanvraag werd ingediend en de aanvraag tot wijziging gebeurt binnen een termijn die minder dan één jaar bedraagt na de toekenning van de gebruiksvergunning en voor zover de gevraagde wijziging een invloed zou kunnen hebben op de vergelijking van de aanvragen bij de toekenning van de gebruiksvergunning.

Art. 17.§ 1. In geval van een vereenvoudigde procedure, wordt de aanvraag tot wijziging van de gebruiksvergunning gericht aan DG Leefmilieu bij aangetekende zending. De aanvraag wordt vergezeld van een nota die minstens de volgende elementen omvat: 1° een opgave van de gevraagde wijzigingen;2° de reden waarom de vereenvoudigde procedure van toepassing is;3° de gevolgen van de gevraagde wijzigingen ten opzichte van de originele aanvraag;4° de redenen waarom de selectie- en toekenningscriteria, zoals beschreven in de artikelen 2 en 3, vervuld blijven. § 2. Indien de aanvraag volledig is, wordt ze door DG Leefmilieu aan de Minister bezorgd en wordt de aanvrager hiervan bij aangetekende zending op de hoogte gebracht. § 3. Bij een onvolledige aanvraag brengt DG Leefmilieu, binnen tien dagen na ontvangst van de aanvraag, de aanvrager bij aangetekende zending op de hoogte welke informatie of welke documenten ontbreken.

De aanvrager heeft tien dagen om zijn aanvraag te vervolledigen. § 4. Na ontvangst van de ontbrekende informatie of documenten onderzoekt DG Leefmilieu of de aanvraag nu volledig is en brengt de Minister hiervan op de hoogte.

Indien de aanvraag onvolledig blijft, dan brengt de Minister bij aangetekende zending de aanvrager op de hoogte van zijn beslissing van onontvankelijkheid wegens herhaalde onvolledigheid.

Art. 18.Binnen vijftien dagen volgend op de kennisgeving, zoals beschreven in artikel 17 § 2, maakt DG Leefmilieu haar voorstel tot wijziging of haar voorstel tot weigering en het volledige dossier over aan de Minister.

Art. 19.§ 1. Het ministerieel besluit tot wijziging van de gebruiksvergunning wordt binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het voorstel, zoals beschreven in artikel 18, bij aangetekende zending ter kennis gebracht van de aanvrager. Desgevallend vermeldt dit besluit bijzondere voorwaarden van toekenning. Dit besluit wordt bij uittreksel gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. § 2. Indien de Minister beslist om de aanvraag tot wijziging van de gebruiksvergunning te weigeren, wordt de aanvrager hiervan in kennis gesteld via bij aangetekende zending, binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen vanaf de ontvangstdatum van het voorstel, zoals beschreven in artikel 18, § 1. Afdeling 2. - Verlenging

Art. 20.De bepalingen van de artikelen 17 tot 19 zijn van toepassing op de aanvragen tot verlenging van de gebruiksvergunning. Enkel de aanvragen tot verlenging die tenminste één jaar voor het verstrijken van de geldigheidsduur van de gebruiksvergunning werden aangevraagd bij DG Leefmilieu zijn ontvankelijk. Afdeling 3. - Overdracht

Art. 21.§ 1. De aanvraag tot verkoop, gehele of gedeeltelijke overdracht, verdeling en verhuur van de gebruiksvergunning moet aan DG Leefmilieu ter kennis worden gebracht. De titularis van de vergunning mag hier geen gevolg aan geven, voor het verstrijken van een termijn van vijfenzeventig dagen. Tijdens deze termijn kan de Minister, op voorstel van DG Leefmilieu, aan de titularis betekenen dat deze verrichting onverenigbaar is met het behoud van de gebruiksvergunning § 2. De kandidaat-overnemer van de gebruiksvergunning is onderworpen aan de selectiecriteria opgesomd in artikel 2. De verplichtingen en voorwaarden betreffende de gebruiksvergunning zijn tegenstelbaar aan de nieuwe begunstigde van de gebruiksvergunning. HOOFDSTUK 7. - Het vervallen en de intrekking van een gebruiksvergunning

Art. 22.De intrekking wegens vervallenverklaring van de gebruiksvergunning kan worden uitgesproken door de Minister, ingeval de voorgeschreven verplichtingen en voorwaarden niet zijn nageleefd.

DG Leefmilieu richt, bij aangetekende zending, een ingebrekestelling aan de titularis van de vergunning, waarin een termijn wordt vastgelegd om te voldoen aan zijn verplichtingen en de voorwaarden, of om uitleg te verschaffen over de niet-naleving ervan.

Bij het verstrijken van deze termijn, stuurt DG Leefmilieu desgevallend haar voorstel tot intrekking en het desbetreffende dossier naar de Minister. De beslissing van de Minister houdende de intrekking van de gebruiksvergunning wordt bij aangetekende zending ter kennis gebracht aan de titularis van de vergunning.

Art. 23.De Minister bepaalt, in de gebruiksvergunning, de termijnen waarbinnen de titularis de bouw en de exploitatie van de activiteit moet aanvangen, te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de vergunning of vanaf de dag waarop kennisgeving wordt gegeven van de laatste vergunning of machtiging krachtens een andere wetgeving, indien deze op een latere datum plaatsvindt. Bij het niet-naleven van deze termijn vervalt de gebruiksvergunning, tenzij de Minister anders beslist.

Art. 24.De aanvraag tot verzaking aan de gebruiksvergunning wordt aan DG Leefmilieu gericht bij aangetekende zending. Zulke aanvraag tot verzaking kan niet worden geweigerd door de Minister. De bevestiging tot verzaking wordt door de Minister, op voorstel van DG Leefmilieu en bij aangetekende zending ter kennis gebracht aan de titularis van de gebruiksvergunning. Deze bevestiging tot verzaking kan desgevallend onderworpen zijn aan de uitvoering van de maatregelen, vereist krachtens artikel 15 en artikel 25.

Art. 25.Bij het vervallen of in geval van intrekking ten gevolge van vervallenverklaring of verzaking, worden de maatregelen die voorgeschreven zijn voor het definitief buiten gebruik stellen en het weghalen van de installatie, voor het beveiligen van de betrokken zone en voor het behoud en de bescherming van het marien milieu, verwezenlijkt door de titularis van de gebruiksvergunning.

Mits akkoord van de Minister, na advies van de betrokken overheidsdiensten, kunnen ook andere maatregelen worden toegepast dan deze die bij de toekenning van de gebruiksvergunning voorzien zijn en die tenminste een evenwaardig resultaat garanderen. HOOFDSTUK 8. - Wijzigings- en slotbepalingen

Art. 26.Artikel 29 van het koninklijk besluit van 7 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 07/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014212 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de procedure tot vergunning en machtiging van bepaalde activiteiten in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België, waarvan de bestaande tekst paragraaf 1 zal vormen, wordt aangevuld met een paragraaf 2, luidende: " § 2. De Minister kan als gebruiksvoorwaarde opleggen dat de vergunninghouder of machtiginghouder bij het uitoefenen van de activiteit dient te waarborgen dat een afvalbeheersplan beschikbaar is."

Art. 27.Het opschrift van het koninklijk besluit van 9 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014213 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene-milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/01/1999 pub. 12/03/1999 numac 1999022033 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet ter bescherming van het mariene milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten ter bescherming van het marinemilieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België wordt vervangen als volgt: " Koninklijk besluit van 9 september 2003Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/09/2003 pub. 17/09/2003 numac 2003014213 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit houdende de regels betreffende de milieu-effectenbeoordeling in toepassing van de wet van 20 januari 1999 ter bescherming van het mariene-milieu in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België sluiten houdende de regels betreffende de milieueffectenbeoordeling in de zeegebieden onder de rechtsbevoegdheid van België"

Art. 28.In artikel 11 van hetzelfde besluit wordt de bepaling onder 3° /2 ingevoegd, luidende: "3° /2 Een rapport over de effecten op de zeevisserij, voor elke activiteit in of met een impact op de zesmijlszone;"

Art. 29.§ 1. Voor de zones A, B en C, zoals aangeduid in artikel 23, § 1 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2019 pub. 02/07/2019 numac 2019013159 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden sluiten tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden, treedt dit besluit in werking op de eerste dag van de maand na afloop van een termijn van tien dagen te rekenen van de dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. § 2. Voor de zones D en E, zoals aangeduid in artikel 23, § 1 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/05/2019 pub. 02/07/2019 numac 2019013159 bron federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu Koninklijk besluit tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden sluiten tot vaststelling van het marien ruimtelijk plan voor de periode van 2020 tot 2026 in de Belgische zeegebieden, treedt dit besluit in werking op 20 maart 2020.

Art. 30.De minister bevoegd voor het Mariene Milieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juli 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Noordzee, Ph. DE BACKER

^