Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 1998
gepubliceerd op 27 juni 1998

Koninklijk besluit tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaand aan de pensionering voor bepaalde gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten

bron
ministerie van justitie
numac
1998009486
pub.
27/06/1998
prom.
22/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/22/1998009486/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot invoering van een tijdelijke regeling van verlof voorafgaand aan de pensionering voor bepaalde gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 april 1919 tot instelling van rechterlijke officieren en agenten bij de parketten, gewijzigd bij de wetten van 21 augustus 1948, 27 maart 1969, 2 december 1982, 18 juli 1991, bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1991 en bij de wet van 5 augustus 1992;

Gelet op de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, inzonderheid op artikel 46, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991;

Gelet op het advies van de raad van overleg van de gerechtelijke politie bij de parketten, gegeven op 28 mei 1998;

Gelet op protocol nr 176 van 12 juni 1998 van Sectorcomité III - Justitie;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 27 maart 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting van 11 juni 1998;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 11 juni 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, §1, gewijzigd bij de wetten van 9 augustus 1980, 16 juni 1989 en 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het, met het oog op de modernisering van de gerechtelijke politie bij de parketten, dringend noodzakelijk is deze te herstructureren wat de gemiddelde leeftijd van de personeelsleden betreft;

Overwegende dat het om dit doel te bereiken noodzakelijk is onmiddellijk een tijdelijke maatregel in te voeren;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De gerechtelijke officieren en agenten bij de parketten, die minstens zesenvijftig en minder dan zestig jaar zijn en ten minste twintig aanneembare dienstjaren tellen voor de opening van het recht op pensioen in de openbare sector, met uitsluiting van de bonificaties voor studies en andere perioden die voor de vaststelling van de wedde in aanmerking werden genomen, kunnen in verlof worden gesteld, vanaf de datum vermeld in hun aanvraag. Deze mogelijkheid blijft van kracht gedurende een periode van vijf jaar die een aanvang neemt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

De periode van het verlof neemt een aanvang op de eerste dag van een maand.

De aanvraag moet per ter post aangetekende brief ingediend worden bij de minister van Justitie.

De aanvraag geschiedt minstens twee maanden voor de aanvang van de periode van het verlof. Deze termijn van twee maanden geldt niet voor de verloven die aanvangen vóór de eerste dag van de derde maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit. De verloven die aanvangen vóór de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit moeten ten laatste de dag waarop ze aanvangen worden aangevraagd. De verloven die aanvangen op de eerste dag van de tweede maand die volgt op de datum van de inwerkingtreding van dit besluit moeten minstens één maand vóór de aanvang van de periode van het verlof worden aangevraagd.

Op de datum van de pensionering en deze van de daaraan voorafgaandelijke inverlofstelling kan na het indienen van de aanvraag niet meer teruggekomen worden.

Art. 2.De duur van het in artikel 1 bedoelde verlof is vastgesteld op vier jaar.

Wanneer het betrokken personeelslid de leeftijd van zestig jaar bereikt voor vier jaar zijn verstreken dan verstrijkt het verlof de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het die leeftijd bereikt.

Het verlof wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld en het personeelslid behoudt tijdens deze periode zijn rechten op een hogere wedde binnen de weddeschaal die hij genoot voor de aanvang van het verlof.

Het personeelslid heeft echter geen recht meer op een bevordering door verhoging in graad noch op een bevordering door verhoging in weddeschaal.

Het betrokken personeelslid wordt ambtshalve gepensioneerd zodra het de leeftijd van zestig jaar bereikt.

Art. 3.Tijdens het verlof geniet het betrokken personeelslid een wachtgeld dat gelijk is aan tachtig percent van zijn laatste activiteitswedde. Onder laatste activiteitswedde dient te worden verstaan de laatst toegekende jaarwedde voor volledige prestaties, de laatst toegekende aanvullende wedde en de ontvangen bedragen voor onregelmatige prestaties verricht in het jaar 1997.

Het personeelslid ontvangt tevens het vakantiegeld en de eindejaarstoelage die beperkt worden tot tachtig percent van het bedrag voor volledige prestaties.

Art. 4.De gerechtelijke officieren en agenten die het in artikel 1 bedoelde verlof nemen, mogen, mits voorafgaande toelating, andere beroepsactiviteiten uitoefenen, met dien verstande dat, indien de inkomsten uit die beroepsactiviteiten de grenzen inzake cumulatie bepaald bij de artikelen 4 en 9 van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, overschrijden, het wachtgeld wordt verminderd of geschorst op dezelfde wijze als een rustpensioen.

Art. 5.De gerechtelijke officieren en agenten die het in artikel 1 bedoelde verlof nemen worden tijdens dat verlof beschouwd een betrekking van de personeelsformatie van de met hun graad overeenstemmende wervingsgraad uit de categorie van gerechtelijk agent in te nemen.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 1998.

Art. 7.Onze Minister van Justitie is belast met de uitwerking van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^