Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2006
gepubliceerd op 24 juli 2006

Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 54 en 55 van en tot invoeging van een artikel 54ter in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006022651
pub.
24/07/2006
prom.
22/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/22/2006022651/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 54 en 55 van en tot invoeging van een artikel 54ter in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben ter tekening aan Uwe Hoogheid voor te leggen, werd genomen in uitvoering van het artikel 29 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Krachtens dit artikel, behoort het de Koning de toepassingmodaliteiten van de sancties toegepast door de Rijksdienst voor sociale zekerheid te bepalen, wanneer de werkgever nalaat zijn aangifte in te dienen of een onvolledige of onjuiste aangifte indient, wat de Rijksdienst voor sociale zekerheid ertoe verplicht krachtens het artikel 22 van de wet van 27 juni 1969 een lid van zijn inspectiedienst ter plaatse te sturen om ambtshalve de aangifte van de werkgever op te stellen of te herstellen.

Bepaalde werkgevers vergeten inderdaad hun kwartaalaangifte in te dienen, of laten bepaalde loonelementen van hun werknemers weg, of geven er zelfs geen aan wat enerzijds het verlies van bepaalde sociale rechten betekent voor de betrokken werknemers, en anderzijds de verplichting voor de Rijksdienst voor sociale zekerheid om gebreken aan te vullen.

Het ontwerp van koninklijk besluit voert een nieuw artikel 54ter in dat gaat over twee verschillende forfaitaire vergoedingen ten laste van de werkgever indien die zijn verplichtingen betreffende het indienen van zijn kwartaalaangifte niet naleeft.

De eerste vergoeding is samengesteld uit enerzijds een forfaitaire vergoeding van 50 euro die kan vergeleken worden met een basisvergoeding om de verplaatsingskosten, heropenen van een dossier te dekken en een vergoeding van 4 euro toegepast bij een ontbreken in de aangifte hetzij door weglating van een loonelement hetzij door weglating van tewerkstellingslijn van de werknemer.

Deze bedragen zijn enerzijds bepaald rekening houdend met de tijd die de bevoegde diensten nodig hebben om de ontbrekende elementen na te gaan en recht te zetten, maar ook rekening houdend met de bedragen die erkende sociale secretariaten vragen voor hetzelfde werk. Het is immers absoluut niet de wil om de inspectiediensten of de controlediensten van de Rijksdienst voor sociale zekerheid de sociale secretariaten te laten vervangen door het feit dat het aantrekkelijker zou zijn dat de Rijksdienst de aangifte nagaat of vaststelt dan als een sociaal secretariaat dat zou doen.

Het debiteren van die vergoeding van 50 euro plus 4 euro per opgestelde tewerkstellingslijn of toegevoegde loonelementen zal ambtshalve plaatsvinden voor elk kwartaal dat dient vastgesteld of rechtgezet.

De tweede vergoeding betreft het niet indienen van de kwartaalaangifte door de werkgever binnen de vastgestelde termijn of het indienen van een aangifte met systematisch ontbrekende of onjuiste gegevens.

Het ligt niet in de bedoeling van dit besluit alle werkgevers of mandatarissen systematisch te sanctioneren bij de minste fout, maar wel om de werkgevers en hun mandatarissen te responsabiliseren over het tijdig indienen van de aangiftes en met de grootste nauwkeurigheid wat de kwaliteit van de doorgegeven gegevens betreft. De werkgevers of hun mandatarissen die op eigen initiatief de rechtzettingen doorvoeren, zelfs na de termijn van zes maanden worden niet bedoeld met deze forfaitaire vergoeding. Tijdens de controles zal de Rijksdienst voor sociale zekerheid erop toezien dat de werkgever de mogelijkheid krijgt om zelf de onvolledige of onjuiste aangifte recht te zetten.

De rechtzettingen die volgen uit een uiteenlopende interpretatie door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en de werkgever wat meer bepaald het bepalen van een tewerkstellingsrelatie of het herbepalen van een deel het loon betreft, worden ook niet bedoeld toepassing van huidige bepalingen. In bepaalde gevallen kan de complexiteit van de wetgeving leiden tot interpretatieverschillen. Het debat zal dan voor de rechtbank gebracht worden die het geschil zal beslechten. Zelfs in het geval van een veroordeling van de werkgever, zal de vergoeding niet geëist worden tenzij de werkgever ondanks de herbepaling door de rechtbank, doorgaat met het niet indienen van zijn aangiften of ze verder onvolledig of onjuist indient.

Hetzelfde geldt wanneer de rechtzettingen moeten gebeuren na een plotse verandering in de wetgeving of wanneer bepaalde maatregelen genomen worden met terugwerkende kracht.

Het artikel 55 van hetzelfde besluit wordt gewijzigd teneinde de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid toe te laten het bedrag van de vergoedingen met 50 % te verminderen wanneer de werkgever het bewijs van buitengewone omstandigheden levert die rechtvaardigen dat de kwartaalaangifte te laat of onvolledig of onjuist werd ingediend. Die vermindering kan zelfs tot 100 % gebracht worden wanneer het Beheerscomité van de Rijksdienst meent dat er dringende rechtsgevoelredenen bestaan om zo een vermindering toe te kennen.

Om de leesbaarheid van de verschillende burgerlijke sancties voorzien in het artikel V van dit besluit te bevorderen, worden het 2de en 3de lid van het artikel 54 opgeheven en hernomen in artikel 54ter. Het is nuttig geacht de burgelijkse sancties die gaan over verschillende gebreken te onderscheiden in drie artikelen.

Zo voorziet het artikel 54 burgerlijke sancties inzake het niet betalen van de bijdragen binnen de vastgestelde termijn.

Het artikel 54bis dat geen enkele wijziging ondergaat, legt de forfaitaire vergoedingen vast die de werkgever verschuldigd is voor het niet betalen van de voorschotten bedoeld in artikel 34, 2e en 4e lid en 34bis.

Het nieuwe artikel 54ter legt op zijn beurt, het bedrag van de vergoedingen vast wanneer de werkgever zijn verplichting niet nakomt inzake het indienen van zijn aangiften binnen de vastgestelde termijn of ze onjuist of onvolledig indient.

Het laatste lid van artikel 54 wordt ook ingetrokken. Dit lid dat een forfaitaire vergoeding voorziet wanneer de werkgever nalaat aan de Rijksdienst te melden dat hij geen onderworpen personeel meer in dienst heeft, heeft geen reden van bestaan meer vanaf 1 januari 2006.

Op die datum zullen alle werkgevers voor alle werknemers onderworpen aan de sociale zekerheid voor werknemers, een start en eind Dimona moeten doen. De Rijksdienst zal dus verwittigd zijn als de werkgever niet langer onderworpen personeel in dienst heeft door zijn indienen van de laatste eind Dimona.

De sanctie van het laatste lid van het artikel 54 na 1 januari 2006 behouden heeft dus geen zin meer aangezien het niet indienen van een eind Dimona ook voorwerp vormt van een sanctie ten laste van de werkgever.

Artikelsgewijze bespreking Het artikel 1 voert een nieuw artikel 54ter in dat de vergoedingen ten laste van de werkgever vermeldt wanneer die zijn aangifte nalaat in te dienen, ze onjuist of onvolledig doorgeeft of de vastgestelde termijnen om dit te doen niet naleeft.

De § 1 van dit nieuwe artikel bepaalt het bedrag van de forfaitaire vergoeding wanneer de inspectiediensten belast met het naleven van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ambtshalve de ontbrekende kwartaalaangifte moeten opstellen of wanneer dezelfde diensten of interne diensten van de Rijksdienst onjuiste of onvolledige aangiften moeten rechtzetten.

De begrippen onvolledige, onjuiste aangifte, alsook wat begrepen wordt met « ambtshalve » worden vermeld in het tweede lid van het nieuwe artikel 54ter.

In antwoord op de opmerking van de Raad van State, werd er aan de preambule van artikel 108 van de Grondwet een verwijzing toegevoegd.

De ingevoerde definities beperken het toepassingsgebied van het ontwerp van bepaling niet. Zij verduidelijken de concepten van de multifunctionele werklaring (MFV) en van de automatische controle die hierbij worden toegepast alvorens de verklaring als « definitief » wordt beschouwd. Deze definities hebben alleen tot doel de werkgevers juridische zekerheid te bieden, wat nodig is bij de toepassing van een dergelijke bepaling.

De § 2 van het artikel 54ter herneemt het tweede lid van het artikel 54 zoals tot op heden opgesteld door een tweede lid in te voegen dat de toepassing van deze forfaitaire vergoeding van 495 euro uitbreidt naar de gevatten van gewoonlijk indienen van onjuiste of onvolledige aangiften door de werkgever of zijn mandataris.

Deze vergoeding zal pas toegepast worden na het versturen van een aangetekende brief naar de werkgever of zijn mandataris en voor het of de volgende kwartalen als de werkgever of mandataris opnieuw onvolledige of onjuiste aangiften indient.

Het begrip gewoonlijk moet begrepen worden zoals naar verwezen wordt in het reglement van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor sociale zekerheid van 22 februari 1974.

In het onderhavige geval, als de werkgever of mandataris meer dan twee opeenvolgende kwartalen een onvolledige of onjuiste aangifte indient, zal de Rijksdienst voor sociale zekerheid hem een aangetekend schrijven zenden om hem ervan te verwittigen en zal de sanctie worden toegepast voor het volgende of de volgende kwartalen als de werkgever of zijn mandataris nog steeds niet toeziet op het juist of volledig indienen van de aangifte.

Het tweede artikel brengt verschillende wijzigingen aan in het artikel 55 van hetzelfe besluit.

De eerste wijziging is bedoeld om dit artikel af te stemmen op het invoeren van het artikel 54ter.

De tweede wijziging voegt een tweede lid in bij § 2 om de Rijksdienst voor sociale zekerheid toe te laten de vergoedingen bedoeld in het nieuwe artikel 54ter met 50 % te verminderen wanneer de werkgever het bewijs levert van uitzonderlijke omstandigheden die het laattijdige indienen van de aangifte of het indienen van een onjuiste of onvolledige aangifte rechtvaardigen. Deze vermindering is onderworpen aan zowel het indienen van de aangifte als de betaling van alle vervallen sociale zekerheidsbijdragen.

De derde wijziging staat de Rijksdienst toe de vermindering van 50 % zoals ingevoerd met de eerste wijziging, te brengen op 100 % van zodra het Beheerscomité van de Rijksdienst gemotiveerd en unaniem beslist dat dringende rechtsgevoelredenen toelaten dat uitzonderlijk zo een vermindering wordt toegestaan.

Het derde artikel heft het tweede en derde lid op die in het artikel 54 ter zijn opgenomen.

Het vierde artikel heft het laatste lid van het artikel 54 van hetzelfde besluit.

Het artikel 5 legt de inwerkingtreding van dit besluit vast.

De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

22 JUNI 2006. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikelen 54 en 55 van en tot invoeging van een artikel 54ter in het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 22 gewijzigd bij de wet van 27 december 2004, en op artikel 29, gewijzigd bij de wetten van 22 december 2003 en 27 december 2004;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 6 juni 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 29 juni 2005;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid gegeven op 20 mei 2005;

Gelet op het advies nr. 38.661/1 van de Raad van State, gegeven op 12 juli 2005 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en van Onze Minister van Werk, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt een artikel 54ter ingevoegd, luidende : «

Art. 54ter.§ 1. Overminderd de burgerlijke sancties bedoeld in de artikelen 54 en 54bis, is de werkgever bij gebrek aan aangifte of in geval van onvolledige of onjuiste aangifte een forfaitaire vergoeding van 50 euro verschuldigd voor de ambtshalve opmaak door de ambtenaren bedoeld in artikel 31 van de wet of de ambtshalve rechtzetting van de kwartaalaangifte door de ambtenaren bedoeld in artikel 31 van de wet of door de binnendiensten van de Rijksdienst. Deze forfaitaire vergoeding wordt vermeerderd met een vergoeding van 4 euro per ontbrekende tewerkstellingslijn of per tewerkstellingslijn waarvoor het in aanmerking te nemen loon is gewijzigd.

Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 55 wordt verstaan onder : 1° onvolledige aangifte : een aangifte waarvoor, zes maanden na het einde van het betrokken kwartaal, één of meerdere tewerkstellingslijnen ontbreken en waarvoor het aantal natuurlijke personen waarvoor deze tewerkstellingslijnen ontbreken ten minste 5 % vertegenwoordigt van het totaal aantal natuurlijke personen vermeld in de aangifte;2° onjuiste aangifte : een aangifte waarvoor zes maanden na het einde van het betrokken kwartaal elementen ontbreken van het loon dat in aanmerking dient te worden genomen voor de berekening van de socialezekerheidsbijdragen, waarbij deze ontbrekende elementen van het in aanmerking te nemen loon minstens 5 % vertegenwoordigen van de totale loonmassa vermeld in de aangifte;3° « ambtshalve » : elke opmaak of rechtzetting die niet worden uitgevoerd door, op het initiatief van of op vraag van de werkgever of zijn lasthebber. § 2. Wanneer de kwartaalaangifte en de vereiste bijlagen niet binnen de termijn bedoeld in het artikel 33 of in artikel 35bis worden ingediend bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid, is de werkgever een forfaitaire vergoeding van 495,79 euro verschuldigd, vermeerderd met 247,89 euro per schijf van 24.789,35 euro aan bijdragen boven 49.578,70 euro.

Het vorige lid is van toepassing op de werkgever die de verplichting opgelegd bij artikel 41, § 1, tweede lid, niet naleeft.

Dezelfde bedragen zijn van toepassing als de Rijksdienst voor sociale zekerheid vaststelt dat de werkgever of zijn mandataris gewoonlijk een onvolledige of onjuiste aangifte overmaakt. Hij zal de werkgever of zijn mandataris per aangetekende brief verwittigen en zal vervolgens de forfaitaire vergoeding toepassen voor het of de volgende kwartalen als de werkgever of zijn mandataris in dezelfde fout vervalt.

Art. 2.In artikel 55, van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 november 1971, 23 januari 1974, 1 juli 1999 en 18 juli 2000, worden de volgende wijziging aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, de woorden « bij artikel 54, tweede lid » worden vervangen door de woorden « bij artikel 54ter, § 2 »; 2° in § 2 wordt het volgende lid toegevoegd : « Insgelijks, indien de werkgever het bewijs levert van uitzonderlijke omstandigheden, dat het laattijdig indienen van de aangifte of het indienen van een onvolledige of onjuiste aangifte rechtvaardigt, kan de Rijksdienst voor sociale zekerheid het bedrag van de forfaitaire vergoedingen bedoeld in artikel 54ter met ten hoogste 50 p.c. verminderen. De uitoefening van deze mogelijkheid is weliswaar onderworpen aan het indienen en voorafgaande betaling door de werkgever van alle vervallen sociale zekerheidsbijdragen. »; 3° een § 4 wordt toegevoegdluidende : « § 4.De voornoemde vermindering met 50 p.c. van het bedrag van de forfaitairevergoedingen bedoeld in artikel 54ter kan door de Rijksdienst voor sociale zekerheid op 100 p.c. worden gebracht wanner zijn Beheerscomité bij een met eenparigheid van stemmen getroffen gemotiveerde beslissing, aanvaardt dat zulke vermindering, wegens dwingende redenen van billijkheid, bij wijze van uitzondering, verantwoord is. »

Art. 3.Het tweede, het derde en het laaste lid van artikel 54 van hetzelfde koninklijk besluit worden opgeheven.

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2006.

Art. 5.Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^