Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 juni 2017
gepubliceerd op 05 juli 2017

Koninklijk besluit tot vaststelling van de inbreuken op het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten waarvoor de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2017020456
pub.
05/07/2017
prom.
22/06/2017
ELI
eli/besluit/2017/06/22/2017020456/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 JUNI 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inbreuken op het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten waarvoor de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan ik de eer heb het ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, heeft tot doel de bepalingen op te sommen waarvoor de in artikel XV.2 van het Wetboek van economisch recht bedoelde ambtenaren de bevoegdheid krijgen om de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten zonder zich kenbaar te maken. Deze bevoegdheid wordt ook wel "mystery shopping" genoemd.

Zoals ook is verduidelijkt in de Memorie van toelichting bij de wet van 29 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016011274 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie sluiten houdende diverse bepalingen inzake Economie (Belgisch Staatsblad 6 juli 2016) die door zijn artikel 37 het artikel XV.3/1, dat deze nieuwe bevoegdheid voorziet, invoegt in het Wetboek van economisch recht, kan mystery shopping enkel in eerder uitzonderlijke gevallen toegepast worden (Parl. St. Kamer 2015-2016, 54 1861/001). Er moeten voldoende aanwijzingen zijn dat er sprake is van een daadwerkelijk probleem en er dient steeds rekening gehouden worden met proportionaliteit en subsidiariteit. Bovendien mag geen sprake zijn van provocatie in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande Titel van het Wetboek van Strafvordering.

De techniek van mystery shopping zal enkel en alleen kunnen worden toegepast, wanneer het niet mogelijk is de reële praktijken van ondernemingen te onderzoeken via de klassieke opsporingsmethodes. In die zin is mystery shopping een uitzonderlijke techniek, die enkel zal worden aangewend indien er voldoende aanwijzingen zijn in de richting van inbreuken op de bepalingen die in dit koninklijk besluit worden hernomen.

Zodoende zal de techniek van mystery shopping niet kunnen worden aangewend om praktijken te controleren die zich voordoen na contractsluiting, waarvan er materiële sporen zijn via geschrift of op duurzame drager, zoals bv. de (wettelijk verplichte) bevestiging van een op afstand gesloten overeenkomst.

De Raad voor het Verbruik heeft op 3 november 2016 een advies uitgebracht met betrekking tot de vraag welke inbreuken op de bepalingen van het Wetboek van economisch recht volgens de Raad via mystery shopping moeten kunnen worden opgespoord (RvV 498).

Wat het gebruik van de techniek van mystery shopping voor het toezicht een reeks bepalingen van het Wetboek van economisch recht, was het advies die de Raad voor het Verbruik heeft uitgebracht, niet eenstemmig over de ganse lijn.

Met betrekking tot een aantal bepalingen werd er wel eensgezindheid bereikt. In het koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, zijn de wetsbepalingen waarover deze unanimiteit bestond, hernomen. Het gaat over niet discriminatie, de zwarte lijsten met onder alle omstandigheden verboden misleidende en agressieve handelspraktijken/beroepspraktijken jegens de consument, informatie en doorzichtigheid van de diensten van de informatiemaatschappij, vertrouwensdiensten.

Voor sommige bepalingen ervan gaven de vertegenwoordigers van de ondernemingen aan dat de techniek van mystery shopping enkel relevant kan zijn voor situaties waar informatie mondeling wordt verstrekt aan de consument (in de winkel of via de telefoon) en konden ze aanvaarden dat voor die situaties mystery shopping mogelijk wordt gemaakt.

Zodoende bevat het voorliggende koninklijk besluit deze bepalingen over de precontractuele informatieverplichtingen, voor zover deze mondeling of telefonisch worden gegeven in de winkel of bij verkoop op afstand.

Tot slot wordt nog voorzien in de mogelijkheid tot mystery shopping in een welbepaalde situatie, waar het gaat over de veiligheid en de gezondheid van de consument. Het gaat om het toezicht op de naleving van het koninklijk besluit van 20 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/06/2002 pub. 01/08/2002 numac 2002011251 bron programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken Koninklijk besluit houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnecentra sluiten dat de uitbatingsvoorwaarden vastlegt voor zonnecentra. Dit besluit werd genomen in uitvoering van artikel 4 van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van de consumenten, actueel art. IX.4 van het Wetboek van economisch recht. Verschillende van de opgelegde voorwaarden handelen immers over informatieverstrekking en over het weigeren van bepaalde personen, die een verhoogd risico lopen.

Op deze manier beschikken de controlediensten over een nieuw instrument voor het geval toezicht niet op de gebruikelijke wijze kan worden gedaan. Hierbij ligt de focus o.m. op (agressieve en misleidende) handelspraktijken jegens de consument die onder alle omstandigheden verboden zijn en op situaties die tot een financieel verlies kunnen leiden voor de consument of die zijn veiligheid of gezondheid rechtstreeks in gevaar kunnen brengen.

Om rekening te houden met de aanbeveling die de Raad van State heeft geformuleerd, wordt de keuze van de in dit besluit opgenomen wetsbepalingen verduidelijkt.

Vooreerst moet opgemerkt worden dat het opnemen van een aantal specifieke bepalingen in het besluit net tot doel heeft een bestaande discriminatie weg te werken. In het ontwerp zijn enkel die wetsbepalingen opgenomen die moeilijk of niet controleerbaar zijn zonder de techniek van mystery shopping. Door de mogelijkheid van mystery shopping te voorzien, worden die moeilijk te controleren bepalingen nu evenredig controleerbaar met andere bepalingen die gemakkelijker te controleren zijn zonder die methode.

Onder meer om volgende redenen zijn de gekozen wetsbepalingen opgenomen in het besluit : - punt 1° : het artikel III.81 WER heeft betrekking op de niet-discriminatie op grond van nationaliteit of verblijfplaats; die mogelijke discriminatie is niet altijd expliciet vermeld en kan soms enkel aangetoond worden door middel van een (anonieme) praktijktest door een controleambtenaar; - punten 2° en 9° : bepaalde verplichte precontractuele informatie wordt enkel mondeling meegedeeld aan de consumenten; er is dan ook geen geschreven spoor en de enige manier om te controleren is zich bij de verkoper aandienen als consument; - punten 3° en 10° : een overeenkomst op afstand kan ook telefonisch tot stand komen, waarbij bepaalde relevante informatie ook enkel telefonisch wordt meegedeeld; door zelf telefonisch contact op te nemen kan een controleambtenaar nagaan of aan de wettelijke vereisten is voldaan; - punten 4° en 11° : misleidende of agressieve praktijken (oneerlijke handels- of beroepspraktijken) worden vaak in individuele, concrete gevallen toegepast. Indien een controleambtenaar zich kenbaar zou maken tijdens een controle, zou dit er voor zorgen dat de oneerlijke praktijk in dat geval net niet tot uiting komt. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het bewust niet vermelden van relevante informatie waardoor een consument een beslissing neemt die hij anders niet had genomen (misleidende omissie, zoals bedoeld in artikel VI.99 WER). Een ander voorbeeld is het hardnekkig of ongewenst aandringen per telefoon, wat een agressieve handelspraktijk is in de zin van het artikel VI.103, 3° WER; - punt 5° : in het koninklijk besluit van 20 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/06/2002 pub. 01/08/2002 numac 2002011251 bron programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken Koninklijk besluit houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnecentra sluiten houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnebanken is onder meer de verplichting opgenomen om bepaalde informatie mondeling mee te delen aan nieuwe consumenten; de naleving van deze verplichting kan niet worden nagegaan door een controleagent die zich kenbaar maakt; - punt 6° : op het internet worden steeds vaker besloten groepen aangemaakt (bv. facebookgroepen) of moet er ingelogd worden vooraleer een dienst, bijvoorbeeld het boekingsproces, zichtbaar is; het moet voor de controleambtenaren ook mogelijk zijn om toegang te krijgen tot minder toegankelijke diensten om na te kunnen gaan of de economische reglementering wordt nageleefd. Dit kan via de bepalingen van het boek XII WER die dienstverleners verplichten zich kenbaar te maken; - punten 7° en 8° : er moet nagegaan kunnen worden of vertrouwensdienstverleners hun verplichtingen nakomen. Hieromtrent zullen hoogstwaarschijnlijk geen meldingen worden gedaan door de consumenten en zal bewijsmateriaal dus enkel verkregen kunnen worden door de vaststellingen van de controleambtenaren die zich niet kenbaar moeten maken.

De toepassing van dit besluit zal worden geëvalueerd en de resultaten van de gevoerde analyse zullen aangeven of het moet worden aangevuld met andere wetsbepalingen.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie, K. PEETERS

ADVIES 61.444/1 VAN 1 JUNI 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT VASTSTELLING VAN DE INBREUKEN OP HET WETBOEK VAN ECONOMISCH RECHT EN ZIJN UITVOERINGSBESLUITEN WAARVOOR DE IN ARTIKEL XV.2 BEDOELDE AMBTENAREN DE BEVOEGDHEID HEBBEN DE ONDERNEMING TE BENADEREN DOOR ZICH VOOR TE DOEN ALS CLI"NTEN OF POTENTI"LE CLI"NTEN' Op 2 mei 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot vaststelling van de inbreuken op het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten waarvoor de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 23 mei 2017.

De kamer was samengesteld uit Wilfried Van Vaerenbergh, staatsraad, voorzitter, Wouter Pas en Koen Muylle, staatsraden, en Greet Verberckmoes, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Paul Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wouter Pas, staatsraad.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 1 juni 2017.

Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit bepaalt voor welke inbreuken de in artikel XV.2 van het Wetboek van economisch recht bedoelde ambtenaren de in artikel XV.3/1 van het Wetboek bedoelde bevoegdheid uitoefenen. Deze bevoegdheid is de bevoegdheid om een onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten zonder zich kenbaar te maken. 2. De rechtsgrond voor het ontwerp is artikel XV.3/1, eerste lid, van het Wetboek van economisch recht.

Onderzoek van de tekst 3. Het ontwerp bevat een selectie van inbreuken waarvan de vaststelling kan gebeuren door gebruik te maken van de in artikel XV.3/1 van het Wetboek bedoelde bijzondere bevoegdheid.

Deze bijzondere regeling ten aanzien van de in het ontwerp vermelde inbreuken, houdt een verschil van behandeling in. Zoals bekend is een verschil in behandeling slechts verenigbaar met de grondwettelijke beginselen van gelijkheid en niet-discriminatie, wanneer dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is. Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld, rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betrokken maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

In het verslag aan de Koning dat bij het ontwerp gevoegd is, wordt verduidelijkt dat in het ontwerp de wetsbepalingen worden aangeduid waarover in de Raad voor het Verbruik eensgezindheid bestond.

Daarnaast wordt ook het specifieke koninklijk besluit dat de uitbatingsvoorwaarden bepaalt voor zonnecentra, aangeduid.

De vraag of de ontworpen lijst van wetsbepalingen verantwoord is in het licht van het gelijkheidsbeginsel, heeft zowel betrekking op de wetsbepalingen die in de lijst zijn opgenomen als op de wetsbepalingen die niet in de lijst zijn opgenomen. De Raad van State, afdeling Wetgeving, stelt vast dat, zoals ook in het verslag aan de Koning is vermeld, dit ontwerp een eerste uitvoering vormt van artikel XV.3/1 van het Wetboek van economisch recht, en dat door de steller van het ontwerp een evaluatie van de toepassing ervan in het vooruitzicht wordt gesteld. Dit neemt niet weg dat het sterk aanbeveling verdient in het verslag aan de Koning voldoende duidelijk te maken, aan de hand van objectieve criteria, waarom precies de gekozen wetsbepalingen in het ontwerpbesluit zijn opgenomen.

Artikel 1 4. In de inleidende zin bij artikel 1 van het ontwerp schrijve men, omwille van de duidelijkheid: "... bedoelde bevoegdheid uitoefenen in het kader van de vaststelling van inbreuken op ...".

De griffier, G. Verberckmoes.

De voorzitter, W. Van Vaerenbergh.

22 JUNI 2017. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de inbreuken op het Wetboek van economisch recht en zijn uitvoeringsbesluiten waarvoor de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de bevoegdheid hebben de onderneming te benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten.

FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van economisch recht, artikel XV.3/1, eerste lid, ingevoegd bij de wet van 29 juni 2016Relevante gevonden documenten type wet prom. 29/06/2016 pub. 06/07/2016 numac 2016011274 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet houdende diverse bepalingen inzake Economie sluiten;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 11 januari 2017;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 13 februari 2017;

Gelet op advies 61.444/1 van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Economie en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De in artikel XV.2 van het Wetboek van economisch recht bedoelde ambtenaren kunnen, elk voor wat hun bevoegdheden betreft, de in artikel XV.3/1 van hetzelfde Wetboek bedoelde bevoegdheid uitoefenen in het kader van de vaststelling van inbreuken op de volgende artikelen van hetzelfde Wetboek en hun uitvoeringsbesluiten : 1° het artikel III.81 betreffende de niet-discriminatie; 2° het artikel VI.2 betreffende de algemene informatieverplichtingen, voor wat betreft de mondeling verstrekte inlichtingen; 3° de artikelen VI.45, VI.46, VI.55 en VI.56 betreffende overeenkomsten op afstand, voor wat betreft de precontractuele inlichtingen via de telefoon; 4° de artikelen VI.95, VI.100 en VI.103 betreffende de oneerlijke handelspraktijken jegens de consumenten; 5° het koninklijk besluit van 20 juni 2002Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/06/2002 pub. 01/08/2002 numac 2002011251 bron programmatorische federale overheidsdienst consumentenzaken Koninklijk besluit houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnecentra sluiten houdende voorwaarden betreffende de exploitatie van zonnecentra; 6° de artikelen XII.6 tot en met XII.8 betreffende informatie en doorzichtigheid inzake diensten van de informatiemaatschappij; 7° de artikelen XII.25, §§ 9 en 10, en XII.26, tweede lid, inzake vertrouwensdiensten; 8° het artikel XII.28 voor wat het aanmatigen van de hoedanigheid van gekwalificeerd vertrouwensdienstverlener betreft, zonder te zijn opgenomen op de vertrouwenslijst bedoeld in artikel 22 van verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG; 9° het artikel XIV.3 betreffende de algemene informatieverplichtingen aan de consument, voor wat betreft de mondeling verstrekte inlichtingen; 10° de artikelen XIV.27 en XIV.28 betreffende overeenkomsten op afstand, voor wat betreft de precontractuele inlichtingen via de telefoon; 11° de artikelen XIV.62, XIV. 67 en XIV. 70 betreffende de oneerlijke beroepspraktijken jegens de consumenten.

Art. 2.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 juni 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie, K. PEETERS

^