Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 2006
gepubliceerd op 25 april 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200687
pub.
25/04/2006
prom.
22/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2002, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2002 Arbeidsduurvermindering (Overeenkomst geregistreerd op 3 januari 2003 onder het nummer 64926/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die onder de bevoegheid van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf ressorteren.

Men verstaat onder "arbeiders" : de werklieden en werksters.

Deze overeenkomst is eveneens van toepassing op de uitzendkrachten tewerkgesteld bij een onderneming bedoeld in het 1ste lid, en op het uitzendkantoor dat hen ter beschikking stelt. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduurvermindering

Art. 2.Onverminderd het aantal rustdagen vastgesteld in toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 213 van 26 september 1983, zoals gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, hebben de bij artikel 1 bedoelde arbeiders recht op 6 rustdagen voor 2003 en op 6 rustdagen voor 2004.

Deze rustdagen moeten genomen worden op de volgende data : - Voor 2003 : - woensdag 24 december 2003; - vrijdag 26 december 2003; - maandag 29 december 2003; - dinsdag 30 december 2003; - woensdag 31 december 2003; - vrijdag 2 januari 2004. - Voor 2004 : - donderdag 30 december 2004; - vrijdag 31 december 2004; - dinsdag 4 januari 2005; - woensdag 5 januari 2005; - donderdag 6 januari 2005; - vrijdag 7 januari 2005.

Art. 3.Het is verboden de bij artikel 1 bedoelde arbeiders gedurende de bij artikel 2 voorziene rustdagen tewerk te stellen.

In afwijking van dit verbod, mogen de arbeiders gedurende deze rustdagen worden tewerkgesteld : 1° wanneer de ondernemingen waarin zij tewerkgesteld zijn, gewoonlijk een periode van intense activiteit kennen op het ogenblik van de toekenning van de rustdagen;2° wanneer zij belast zijn met de klantendienst bij handelaars in bouwmaterialen, met uitzondering voor het vervoer;3° in de gevallen waar arbeid op zondag is toegestaan bij artikel 12 van de arbeidswet van 16 maart 1971.

Art. 4.De arbeiders die gedurende de bij artikel 2 bedoelde rustdagen worden tewerkgesteld, hebben recht op inhaalrust. Deze inhaalrustdagen moeten worden toegekend : 1° binnen 7 maanden die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, lid 2, 1°;2° binnen 6 weken die volgen op de dag waarop arbeid werd verricht, in het geval de tewerkstelling is gebeurd in toepassing van artikel 3, lid 2, 2° en 3°. Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst, moet de werkgever het aantal niet-toegekende inhaalrustdagen vermelden op het bewijs van volledige werkloosheid C4.

Art. 5.De in artikel 2 bedoelde rustdagen schorsen de uitvoering van de arbeidsovereenkomst en geven recht op een dagelijkse forfaitaire vergoeding die gelijk is aan de werkloosheidsuitkering, vermeerderd met de aanvullende werkloosheidsuitkering die door het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" wordt toegekend.

Deze vergoeding valt ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" en wordt betaald door de organisaties die deze overeenkomst ondertekenen aan de arbeiders die, bij het begin van de rustperiode, door een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan een bij artikel 1 bedoelde werkgever, alsook aan de arbeiders die in de 60 dagen voorafgaand aan het begin van de rustperiode ontslagen worden door een bij artikel 1 bedoelde werkgever, behalve omwille van dringende reden.

Deze vergoeding wordt prorata temporis toegekend aan de arbeiders die verbonden zijn geweest voor een bepaalde tijd van minstens drie maanden en in volledige onvrijwillige werkloosheid zijn tijdens de periode van de rustdagen. De praktische uitvoeringsmodaliteiten zullen vastgesteld worden door de raad van bestuur van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf". HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen

Art. 6.De patronale dienst bedoeld bij artikel 23 van de statuten van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" is belast met de administratieve, boekhoudkundige en financiële organisatie van de verrichtingen die voortvloeien uit de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 7.Overeenkomstig het artikel 12 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is de bijdrage aan het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf", vastgesteld in artikel 6 van het voormeld koninklijk besluit nr. 213, eveneens verschuldigd door de uitzendkantoren voor de arbeiders die zij ter beschikking stellen van bouwondernemingen.

Art. 8.De opzeggingstermijn betekend door de werkgever wordt geschorst tijdens de rustdagen die krachtens deze overeenkomst en het voormelde koninklijk besluit nr. 213 worden toegekend : - In de periode van 22 december 2003 tot en met 2 januari 2004; - In de periode van 24 december 2004 tot en met 7 januari 2005. HOOFDSTUK IV. - Geldigheidsduur

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2003 en verstrijkt op 7 januari 2005.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^