Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 2006
gepubliceerd op 22 mei 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2005 en 2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006200814
pub.
22/05/2006
prom.
22/03/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 MAART 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2005 en 2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het glasbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 september 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende het conventioneel brugpensioen, de risicogroepen en de beroepsopleiding in 2005 en 2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 maart 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het glasbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 september 2005 Conventioneel brugpensioen, risicogroepen en beroepsopleiding in 2005 en 2006 (Overeenkomst geregistreerd op 18 november 2005 onder het nummer 77078/CO/115) Voorwoord Bij hun onderhandelingen voor het sluiten van een sectorale collectieve arbeidsovereenkomst voor de jaren 2005-2006, hebben de partijen akte genomen en rekening gehouden met : - de internationale economische en sociale context waarin de glassector zich momenteel bevindt; - de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 2003, gesloten in de schoot van het Paritair Comité voor het glasbedrijf, betreffende de akkoorden aangaande de vorming en de werkgelegenheid, de risicogroepen en het conventioneel brugpensioen in 2003 en 2004; - de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg.

TITEL I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle werkgevers en arbeiders die onder het Paritair Comité voor het glasbedrijf ressorteren.

Met "arbeiders" worden arbeiders en arbeidsters bedoeld.

TITEL II. - Werkgelegenheid - Vorming

Art. 2.§ 1. De huidige titel wordt gesloten in toepassing van afdeling 1 "Inspanning ten voordele van de personen die behoren tot de risicogroepen" van hoofdstuk II van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg. § 2. Maatregelen ten gunste van de risicogroepen.

De werkgevers verbinden zich ertoe om globaal op sectoraal niveau een inspanning van 0,10 pct. van de bruto loonsom van de werklieden aan 108 pct. te realiseren.

De initiatieven ten gunste van de werklieden die tot de risicogroepen behoren voor wie een begeleidingsplan van toepassing is, zullen in de ondernemingen de werkgelegenheid en/of de vorming van de volgende risicogroepen beogen : - jongeren met een verplichte deeltijdse schoolplicht; - laaggeschoolde of niet-geschoolde werklieden van de sector; - werklieden van de sector die met collectief ontslag, herstructurering of de invoering van nieuwe technologieën worden bedreigd; - herintreders op de arbeidsmarkt; - mindervalide of gehandicapte personen; - de andere "doelgroepen" zoals werklozen met een lage kwalificatie, langdurige werklozen, personen voor wie een begeleidingsplan van toepassing is die leven van een minimum bestaansuitkering. § 3. Maatregelen voor de werkgelegenheid : de beroepsopleiding.

Anderzijds, verbinden de werkgevers zich ertoe een inspanning voor de vorming van de werklieden tijdens de werkuren voort te zetten. De inspanning wordt gebracht op 0,40 pct. van de jaarlijkse bruto loonsom van de werklieden aangegeven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (aan 108 pct.). § 4. Sectoraal vormingsfonds.

Om deze dubbele verbintenis bepaald in § 2 en 3 te realiseren, zullen patronale RSZ-bijdragen vastgesteld op 0,50 pct. van de bruto loonsom van de werklieden aan 108 pct., worden geïnd en ingevorderd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, overeenkomstig artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

De Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zal het bedrag van deze bijdragen storten aan het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de glasnijverheid", opgericht door de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1987, algemeen verbindend verklaard bij het koninklijk besluit van 5 augustus 1987.

Het fonds voor bestaanszekerheid zal belast zijn met de financiering van de organisatie, enerzijds van concrete vormingsacties bedoeld in § 3 en anderzijds van initiatieven voor de vorming en de werkgelegenheid ten gunste van de risicogroepen bepaald in § 2, in het kader en door de tussenkomst van de sectie "Beroepsopleiding".

TITEL III. - Brugpensioen

Art. 3.§ 1. Brugpensioen op 58 jaar.

Tijdens de huidige collectieve arbeidsovereenkomst, wordt het brugpensioen, volgens de voorwaarden van overeenkomst nr. 17 gesloten in de schoot van de Nationale Arbeidsraad toegekend, behalve omwille van een dringende reden, in alle andere gevallen van ontslag van een werkman die de leeftijd van 58 jaar bereikt heeft, indien de betrokkene een loopbaan van 25 jaar als loontrekkende kan bewijzen.

Bijkomende toegangsvoorwaarden kunnen vanaf 1 januari 2005 via een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op een lager niveau voorzien worden. § 2. Andere regimes van brugpensioen.

Elke bedrijfsovereenkomst inzake brugpensioen die een toegangsleeftijd van 55, 56 of 57 jaar voorziet, en die uiterlijk op 31 mei 1986 of 31 augustus 1987 werd neergelegd, en sindsdien zonder onderbreking werd toegepast, wordt onder dezelfde voorwaarden verlengd en met respect van de wettelijke voorwaarden met uitzondering van de collectieve arbeidsovereenkomsten van bepaalde duur die tijdelijke herstructureringsoperaties betreffen.

Art. 4.§ 1. De ontslagen werklieden die, in de periode van 1 januari 2005 tot 31 décember 2006, 56 jaar of ouder zijn, hebben recht op het voltijds brugpensioen beschreven in artikel 3, § 1. Bovendien moet de leeftijd van 56 jaar worden bereikt tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst en op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst. De bedoelde werklieden moeten op het ogenblik van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst 33 jaar beroepsverleden als loontrekkende kunnen rechtvaardigen in de zin van artikel 114, § 4, van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering.

Deze werknemers moeten bovendien op een positieve manier door alle bewijsmiddelen kunnen aantonen dat zij op het ogenblik van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, minstens 20 jaar gewerkt hebben in een arbeidsregime zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 gesloten op 23 maart 1990 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto-referterloon en de werkloosheidsuitkering. § 2. Voor de toepassing van dit artikel worden voor de berekening van het beroepsverleden gelijkgesteld met arbeidsdagen : - de periode van actieve dienst als dienstplichtige en als gewetensbezwaarde met toepassing van de Belgische wetgeving; - de dagen van beroepsloopbaanonderbreking overeenkomstig de bepalingen van de herstelwet van 22 januari 1985 en de periodes tijdens welke de werknemer zijn loondienst heeft onderbroken om een kind op te voeden dat de leeftijd van 6 jaar niet heeft bereikt. Deze gelijkstellingen kunnen in totaal voor maximaal 3 jaar in rekening worden gebracht; - de dagen tijdens welke de werknemer zijn loondienst onderbroken heeft om een tweede of een volgend kind op te voeden dat de leeftijd van 6 jaar niet heeft bereikt. Deze gelijkstellingen kunnen in totaal voor maximaal 3 jaar in rekening worden gebracht; - de dagen van volledige werkloosheid met een maximum van 5 jaar.

Art. 5.De vervanging van de bruggepensioneerde zal gebeuren overeenkomstig de wettelijke bepalingen en voorrang zal worden verleend aan werklieden met een nepstatuut en waarbij rekening zal worden gehouden met de vereiste kwalificatie.

TITEL IV. - Sociaal overleg

Art. 6.In geval van sociale conflicten, bevestigen de werkgevers en de werklieden hun vaste intentie om de aangepaste conventionele bemiddelingsprocedures te volgen, met inbegrip van het beroep doen op de voorzitter van het paritair comité in zijn hoedanigheid van sociaal bemiddelaar.

TITEL V. - Sociale vrede

Art. 7.Om de sociale vrede te handhaven en ter wille van de overleg- en bemiddelingsprocedures eigen aan de glasindustrie, erkennen de ondertekenende partijen, in naam van hun lastgevers, dat zij aan alle wederzijdse eisen voor de materies die deel uitmaken van deze huidige arbeidsovereenkomst zijn tegemoet gekomen.

TITEL VI. - Duur van de overeenkomst

Art. 8.De huidige overeenkomst wordt van kracht op 1 januari 2005 en eindigt op 31 december 2006, met uitzondering van artikel 3, § 1, van titel III van de huidige overeenkomst die zijn uitwerking verliest op 30 juni 2007 behalve wijziging van de wettelijke voorschriften betreffende het conventioneel brugpensioen.

Art. 9.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst zal ter Griffie van de Dienst van de Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden neergelegd en een aanvraag tot algemene verbindend verklaring bij koninklijk besluit zal worden gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 maart 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^