Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 maart 2010
gepubliceerd op 02 april 2010

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2010022203
pub.
02/04/2010
prom.
22/03/2010
ELI
eli/besluit/2010/03/22/2010022203/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MAART 2010. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, Hoofstuk IIIbis ingevoegd in Titel III bij de wet van 5 juni 2002 en gewijzigd bij de wetten van 22 augustus 2002 en 24 december 2002, de koninklijke besluiten van 2 februari 2004 en 3 maart 2004, de wetten van 9 juli 2004, 27 december 2005, 27 december 2006, het koninklijk besluit van 3 juni 2007 en de wetten van 24 juli 2008 en 19 december 2008, artikelen 37octies, 37undecies en 37duodecies ;

Gelet op de wet van 5 juni 2002 betreffende de maximumfactuur in de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gewijzigd door de wetten van 27 december 2005 en 19 december 2008, artikelen 3 en 4;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis en van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 8 april 2003, 22 januari 2004, 2 februari 2004, 3 mei 2006, 6 maart 2007, 3 juni 2007 en 12 augustus 2008, artikelen 13, 14, 15, 16, 25 en 26;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 28 januari 2009;

Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 2 februari 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 maart 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting van 12 november 2009;

Gelet op het advies 47460/2 van de Raad van State, gegeven op 15 december 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In Hoofdstuk III, Afdeling I van het koninklijk besluit van 15 juli 2002 tot uitvoering van Hoofdstuk IIIbis en van Titel III van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt een artikel 7bis ingevoegd dat luidt als volgt : «

Art. 7bis.Wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37octies, § 2, tweede lid, van de wet, die daadwerkelijk door eenzelfde rechthebbende ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 euro per jaar bedraagt, wordt voor de toepassing van artikel 37octies, § 1 van de wet, het referentiebedrag met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht en die daadwerkelijk ten laste zijn genomen door het gezin dat wordt gevormd door de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, verminderd met 100 EUR. Deze vermindering van het totaal van de persoonlijke aandelen met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht, kan voor dat jaar slechts éénmaal worden toegepast, ook al bevindt zich in het gezin dat wordt gevormd door de rechthebbenden op de verhoogde tegemoetkoming, meer dan één rechthebbende wiens totaal aan persoonlijke aandelen gedurende de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt.

De bepalingen van het eerste en tweede lid worden voor het eerst toegepast voor het onderzoek van het recht op de maximumfactuur 2009. »

Art. 2.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° Tussen de woorden « Zodra het toepasselijke referentiebedrag is bereikt » en de woorden « , reikt de verzekeringsinstelling aan de rechthebbenden een getuigschrift uit » worden de woorden « in het raam van artikel 37octies, § 1 van de wet » ingevoegd;2° Een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : « De verzekeringsinstelling doet hetzelfde zodra het door de Koning verminderde referentiebedrag is bereikt ingevolge de toepassing van artikel 37octies, § 2 van de wet.»

Art. 3.Aan Hoofstuk III, Afdeling III van hetzelfde besluit wordt een artikel 13bis toegevoegd dat luidt als volgt : « Art.13bis. De verzekeringsinstelling die met het oog op de toepassing van artikel 37octies § 2 van de wet het recht op maximumfactuur onderzoekt voor het gezin waarbinnen zich een rechthebbende bevindt die bij één of meerdere andere verzekeringsinstellingen was aangesloten in de loop van de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, vraagt die verzekeringsinstellingen(en) om het bedrag van de daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37octies, § 2 tweede lid van de wet van die rechthebbende voor de betrokken kalenderjaren mee te delen. »

Art. 4.In artikel 14 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 maart 2007 en 3 juni 2007 worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « artikel 37undecies », vervangen door de woorden « artikel 37undecies, § 1 »; °2 Het huidige tweede lid wordt het vijfde lid en er wordt een nieuw tweede, derde en vierde lid ingevoegd dat luidt als volgt : « Het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37undecies, § 1, eerste lid van de wet op dat gezin van toepassing is, wordt verminderd met een bedrag van 100 EUR wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37 undecies , § 2, derde lid van de wet die daadwerkelijk door eenzelfde rechthebbende van dat gezin ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt.

De in het vorige lid bedoelde vermindering van het totaal van de persoonlijke aandelen met betrekking tot de verstrekkingen die tijdens het lopende jaar zijn verricht, kan voor dat lopende jaar slechts éénmaal worden toegepast, ook al bevindt zich in het gezin meer dan één rechthebbende wiens totaal aan persoonlijke aandelen gedurende de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt.

De bepalingen van het tweede en het derde lid worden voor het eerst toegepast voor het onderzoek van het recht op de maximumfactuur 2009. »

Art. 5.Artikel 15 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 2 februari 2004, wordt als volgt gewijzigd : 1° In het bestaande lid worden de woorden « artikel 37undecies, tweede lid van de wet » vervangen door de woorden « artikel 37undecies, § 1, derde lid van de wet »;2° Een tweede lid en derde lid worden ingevoegd, die luiden als volgt : « Het referentiebedrag dat overeenkomstig artikel 37undecies, § 1, derde lid van de wet van toepassing is op dit kind, wordt verminderd met een bedrag van 100 EUR wanneer het totaal van de persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2 derde lid van de wet, die daadwerkelijk door dit kind ten laste zijn genomen voor verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, ten minste 450 euro per jaar bedraagt. Het tweede lid wordt voor het eerst toegepast voor het onderzoek van het recht op de maximumfactuur 2009. »

Art. 6.Artikel 16 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2007, wordt als volgt gewijzigd : 1° In het eerste lid worden de woorden « artikel 37octies van de wet », vervangen door de woorden « artikel 37octies, § 1, eerste lid van de wet ».2° Artikel 16 wordt aangevuld met een tweede lid dat luidt als volgt : « Wanneer tijdens het jaar waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, het in artikel 14, tweede lid bedoelde verminderde referentiebedrag is bereikt door het gezin bedoeld in artikel 37decies, § 1 van de wet dat een rechthebbende telt wiens totaal aan daadwerkelijk ten laste genomen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2, derde lid van de wet, ten minste 450 EUR per jaar bedraagt voor de verstrekkingen die zijn verricht tijdens de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, maakt de verzekeringsinstelling die het dossier beheert, de identiteit en het identificatienummer inzake sociale zekerheid van de rechthebbenden die het vorenbedoelde gezin vormen, over aan de Dienst voor administratieve controle volgens de modaliteiten die door die dienst zijn vastgesteld behalve wanneer het gezin bedoeld in artikel 37decies, § 1, van de wet enkel is samengesteld uit de personen bedoeld in artikel 37octies, § 1, eerste lid van de wet.»

Art. 7.In artikel 23 vierde lid van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2007, worden de woorden « artikel 37undecies van de wet », vervangen door de woorden « artikel 37undecies, § 1 van de wet ».

Art. 8.Artikel 25 van hetzelfde besluit gewijzigd bij het koninklijk besluit van 6 maart 2007, wordt als volgt gewijzigd : 1° Tussen de woorden « van zodra vastgesteld wordt dat de maximumfactuur » en de woorden « kan verleend worden » worden de woorden « in het raam van artikel 37undecies, § 1 van de wet » ingevoegd;2° Een tweede lid wordt toegevoegd dat luidt als volgt : « De verzekeringsinstelling doet hetzelfde zodra het door de Koning verminderde referentiebedrag is bereikt ingevolge de toepassing van artikel 37undecies, § 2 van de wet.»

Art. 9.Aan Hoofdstuk IV, Afdeling IV van hetzelfde besluit, wordt een artikel 25bis toegevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 25bis.De verzekeringsinstelling die met het oog op de toepassing van artikel 37undecies, § 2, van de wet het recht op maximumfactuur onderzoekt voor gezin waarin zich een rechthebbende bevindt die bij één of meerdere andere verzekeringsinstellingen was aangesloten in de loop van de twee kalenderjaren die onmiddellijk het lopende jaar voorafgaan waarvoor het recht op maximumfactuur wordt onderzocht, vraagt die verzekeringsinstelling(en), om het bedrag van de daadwerkelijk gedragen persoonlijke aandelen in de zin van artikel 37undecies, § 2, derde lid, van de wet van die rechthebbende voor de betrokken kalenderjaren mee te delen. »

Art. 10.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt als volgt gewijzigd : 1° Tussen de zinsnede « het gehandicapte kind waarvoor een beslissing tot toekenning van verhoogde kinderbijslag is genomen vanwege zijn handicap » en de zinsnede « heeft recht op de maximumfactuur » wordt volgende zinsnede ingevoegd :« of dat voldoet aan de medisch-sociale voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van gezinsbijslagen ten voordele van zelfstandigen, » 2° Punt 2° wordt aangevuld als volgt : « of omvat een periode waarbinnen het kind voldoet aan de medisch-sociale voorwaarden om recht te geven op de verhoogde kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of overeenkomstig artikel 20 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van gezinsbijslagen ten voordele van zelfstandigen;»

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2009 met uitzondering van artikel 10 dat van toepassing is vanaf de maximumfactuur van het jaar 2008.

Art. 12.De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 maart 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met maatschappelijke integratie, Mevr. L. ONKELINX

^