Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 mei 2000
gepubliceerd op 27 mei 2000

Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de human resources cellen in de federale ministeries

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
2000002045
pub.
27/05/2000
prom.
22/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/22/2000002045/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 2000. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de human resources cellen in de federale ministeries


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op de tabel gevoegd bij koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de rijksbesturen kunnen titularis zijn, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, inzonderheid op artikel 23;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 18 februari 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2000;

Gelet op het protocol nr. 349 van 17 maart 2000 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 22 maart 2000 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 april 2000 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de openbare besturen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Oprichting van human resources cellen

Artikel 1.In elk van de federale ministeries wordt een human resources cel opgericht met het oog op het vervullen van volgende taken : 1° selectie en werving van de personeelsleden;2° ontvangst- en integratiebeleid van de nieuwe personeelsleden;3° opleidingsbeleid;4° loopbaanbegeleiding;5° verloningsbeleid;6° procesbegeleiding inzake het evaluatiegebeuren;7° begeleiding van het veranderingsproces inzake personeelsbeleid. Voor de Federale Diensten voor wetenschappelijke, technische en culturele aangelegenheden is de human resources cel bevoegd die ressorteert onder de minister die bevoegd is voor het wetenschappelijk onderzoek.

Elke human resources cel omvat ten minste een attaché in human resources of een vastbenoemde ambtenaar van een overheidsdienst bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, belast met de functie van deskundige in human resources, hierna genoemd « deskundige in human resources ».

Art. 2.In rang 10 wordt de graad van attaché in human resources ingesteld. HOOFDSTUK II. - Administratieve bepalingen

Art. 3.Onverminderd artikel 10, wordt de graad van attaché in human resources verleend na het slagen voor een vergelijkend wervingsexamen.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt op basis van het aantal te werven personen de omvang en de duur van de reserve. Hiervan wordt melding gemaakt in het examenreglement en in de aankondiging van de vacature.

Art. 4.De wervingsregels van de rijksambtenaren zijn toepasselijk op de graad bedoeld in artikel 2, onder voorbehoud van de afwijkingen aangebracht door dit besluit.

Art. 5.Om deel te nemen moeten de kandidaten houder zijn van een diploma dat in aanmerking komt voor de werving in een graad van niveau 1, opgenomen in Bijlage I van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel of titularissen zijn van een graad van niveau 1. De kandidaten dienen bovendien over een ervaring te beschikken van minstens vijf jaar in het domein van het human resources management.

De kandidaten moeten over de volgende competenties beschikken : 1° human resources praktijk : aantrekken, behouden en promoten van competentie, evaluatieprogramma's en -systematieken, communicatiestrategie, performance en motivatie en integratie van human resources in verschillende operationele disciplines;2° competenties op het vlak van veranderingsmanagement;3° zakelijke competenties : algemene financiële en strategiekennis, maatschappelijke en sociale verhoudingen, relevante noties van administratief en publiek recht, nader te bepalen door de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, in overleg met de Vaste Wervingssecretaris. De kandidaten moeten over de volgende relationele en managementvaardigheden beschikken : 1° bekwaamheid om vlot contacten op diverse niveaus in de organisatie te leggen;2° communicatievaardigheden (mondeling en schriftelijk);3° overleg- en onderhandelingsvaardigheden;4° overtuigingskracht;5° besluitvaardigheid;6° teamwerking;7° begeleiding van personeelsleden;8° organisatievermogen en planningsvaardigheid;9° stressbestendigheid 10° creativiteit.

Art. 6.Het vergelijkend examen bestaat uit : 1° een computergestuurd en mondeling gedeelte.Dit gedeelte heeft tot doel de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met de vereisten van de te begeven betrekking, zoals vermeld in artikel 5, te evalueren evenals zijn motivatie en interesse van de functie. Om te slagen voor dit gedeelte moeten de kandidaten minstens 24 punten op 40 behalen; 2° een gedragsgerichte test waarbij de voor de functie vereiste sleutelvaardigheden zoals vermeld in artikel 5, derde lid, worden getoetst.Om te slagen moeten de kandidaten minstens 36 punten op 60 behalen.

De eindrangschikking wordt opgemaakt op basis van het totaal aantal behaalde punten voor beide examengedeelten.

Aan de kandidaten wordt meegedeeld of ze al dan niet geslaagd zijn en of ze in de werfreserve worden opgenomen.

Art. 7.Op voorstel van de minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken, verdeelt de Ministerraad de batig gerangschikten over de federale ministeries.

Art. 8.De stagiairs van de graad van attaché in human resources worden aangewezen voor het uitoefenen van de functie, vermeld in artikel 1, door de Minister onder wie de betrokken cel ressorteert, overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad, bedoeld in artikel 7.

Art. 9.In afwijking van de artikelen 28 tot 33 van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, moeten de attachés in human resources een stage doormaken, zoals hierna bepaald.

Deze stage duur zes maanden. De inhoud ervan wordt bepaald door de Minister die bevoegd is voor Ambtenarenzaken of door zijn gemachtigde.

De attachés in human resources worden tot stagiair benoemd door en hangen af van de Minister waaronder de betrokken cel ressorteert.

Op het einde van de stage maakt de Secretaris-generaal van het ministerie waaronder de stagiair ressorteert een verslag op dat hij hem meedeelt.

Zo het verslag ongunstig is voor de stagiair, deelt hij dit eveneens mee aan de interdepartementale stagecommissie, die wordt samengesteld en werkt overeenkomstig artikel 33bis van hetzelfde koninklijk besluit van 2 oktober 1937. In casu worden de leden, geviseerd in § 1, 5° en 6° vervangen door de secretaris-generaal van het ministerie waaronder de stagiair ressorteert. De interdepartementale stagecommissie wint de nodige informatie in en hoort de stagiair die zich kan laten bijstaan. Zij legt aan de minister waaronder de stagiair ressorteert een met redenen omkleed afdankings- of benoemingsvoorstel voor.

De afdanking van de stagiair wordt uitgesproken door de Minister waaronder de betrokken cel ressorteert.

De stagiair die door de betrokken Secretaris-generaal of de interdepartementale stagecommissie geschikt bevonden wordt, wordt door Ons benoemd tot attaché in human resources op voorstel van de Minister waaronder de betrokken cel ressorteert. Deze laatste bevestigt vervolgens zijn aanwijzing als deskundige in human resources.

Art. 10.Vastbenoemde ambtenaren van een overheidsdienst bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken worden, overeenkomstig de beslissing van de Ministerraad, bedoeld in artikel 7, door de Minister waaronder de betrokken cel ressorteert, aangewezen voor het uitoefenen van de functie vermeld in artikel 1. Zij moeten voldoen aan de voorwaarden en het vergelijkend examen bedoeld in artikelen 5 en 6.

In afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, is de ambtenaar, gedurende de aanwijzingsperiode, van ambtswege in verlof voor opdracht van algemeen belang. Dit verlof wordt niet bezoldigd door zijn dienst van herkomst.

Het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Deze ambtenaren doorlopen een proefperiode van zes maanden. Tijdens deze proefperiode dienen zij aan dezelfde inhoudelijke vereisten te voldoen als die opgelegd aan de stagiairs overeenkomstig artikel 9.

Op het einde van de proefperiode maakt de Secretaris-generaal van het ministerie waaronder de betrokken deskundige ressorteert een verslag op dat hij hem meedeelt.

Zo het verslag ongunstig is voor betrokkene, deelt hij dit eveneens mee aan de interdepartementale stagecommissie, die wordt samengesteld en werkt overeenkomstig artikel 33bis van hetzelfde koninklijk besluit van 2 oktober 1937. In casu worden de leden, geviseerd in § 1, 5° en 6° vervangen door de secretaris-generaal van het ministerie waaronder de stagiair ressorteert. De interdepartementale stagecommissie wint de nodige informatie in en hoort de betrokken deskundige die zich kan laten bijstaan. Zij legt aan de Minister waaronder betrokkene ressorteert een met redenen omkleed voorstel tot beëindiging of bevestiging van zijn aanwijzing voor.

De bevestiging of beëindiging van de aanwijzing wordt uitgesproken door de Minister waaronder de betrokken cel ressorteert. In geval van beëindiging is artikel 18, eerste lid niet van toepassing.

Na bevestiging van de aanwijzing, verklaart de Minister waaronder de ambtenaar met opdracht ressorteert, op advies van de Secretaris-generaal, de betrekking waarvan de betrokkene titularis is, vacant.

De ambtenaar blokkeert een betrekking van attaché in human resources op de aanvullende personeelsformatie bij de personeelsformatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken of op de personeelsformatie van het ministerie waar hij de functie van deskundige in human resources uitoefent.

Gedurende de aanwijzingsperiode blijft de ambtenaar onderworpen aan de pensioenregeling die van toepassing is in zijn dienst van herkomst.

Art. 11.Zodra een betrekking van attaché in human resources ingesteld wordt in het ministerie waar hij de functie van deskundige in human resources uitoefent, wordt de titularis van deze graad, die aangewezen is op de aanvullende personeelsformatie bij de personeelsformatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken, er ambtshalve naar overgeplaatst.

Art. 12.De aanwijzing gebeurt voor een periode van 4 jaar, de stageperiode inbegrepen.

De aanwijzing wordt hernieuwd na elke periode van 4 jaar op voorwaarde dat de deskundige in human resources beschikt over het vereiste getuigschrift dat door het Vast Wervingssecretariaat wordt afgeleverd.

Dit getuigschrift resulteert uit een toetsing door het Vast Wervingssecretariaat, ten vroegste twee maanden voorafgaand aan de hernieuwing, van de evolutie van de compententies, nodig voor het uitoefenen van de functie van deskundige in human resources.

Art. 13.§ 1. De deskundige in human resources kan vragen dat er einde wordt gemaakt aan zijn aanwijzing. § 2. Zo de deskundige in human resources tekortschiet in de vervulling van de taken waarvoor hij werd aangewezen, maakt de Secretaris-generaal hierover een verslag op, waarin hij de desbetreffende feitelijke elementen opneemt.

Dit rapport wordt binnen een termijn van 10 dagen verstuurd aan de betrokken deskundige.

Binnen een termijn van 10 dagen vanaf het versturen van dit rapport, hoort de Secretaris-generaal de betrokken deskundige, indien deze erom verzoekt, en maakt hij een met redenen omkleed eindverslag op. De betrokken deskundige kan zijn opmerkingen schriftelijk laten gelden.

De Minister waaronder de betrokken cel ressorteert, beslist na kennisname van het eindverslag en de eventuele opmerkingen van de betrokken deskundige, of aan de aanwijzing een einde wordt gesteld.

Art. 14.De attaché in human resources, belast met de functie van deskundige in human resources, waarvan de aanwijzing afloopt, wordt ambtshalve benoemd tot de graad van adjunct-adviseur en wordt aangewezen voor een betrekking van deze graad definitief vacant in een overheidsdienst bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken.

Hij kan, in voorkomend geval, aangewezen worden in een definitief vacante betrekking waaraan de eerste weddenschaal is verbonden.

De ambtenaar behoudt in zijn nieuwe graad, de anciënniteit verkregen in de graad van attaché in human resources.

Art. 15.De deskundige in human resources oefent zijn taak voltijds uit.

Tijdens zijn aanwijzing kan hij geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, uitgezonderd deze die het ouderschapsverlof, de palliatieve verzorging en de zorgen in geval van ernstige ziekte betreffen.

Hij kan ook geen verlof krijgen om een ambt uit te oefenen in het kabinet van een minister of een staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie.

Hij kan ook geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid en geen afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden verkrijgen. HOOFDSTUK III. - Geldelijke bepalingen

Art. 16.Aan de graad van attaché in human resources wordt de weddenschaal 10C verbonden.

Voor de vaststelling van de geldelijke anciënniteit van de attachés in human resources, wordt rekening gehouden met de effectieve diensten zoals bepaald in het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende de bezoldigingsregeling van het personeel der ministeries.

Bij de vaststelling van de geldelijke anciënniteit kan rekening gehouden worden met de nuttige professionele ervaring, zoals vermeld in artikel 5, voor een maximale termijn van 5 jaar.

De ambtenaren, vermeld in artikel 10, behouden hun weddenschaal zo deze hoger is dan de weddenschaal van 10C; in het omgekeerde geval wordt hun wedde vastgesteld in de weddenschaal 10C.

Art. 17.Tijdens de aanwijzingsperiode, ontvangt de deskundige in human resources een toelage waarvan het jaarlijks bedrag gelijk is aan het verschil tussen de jaarwedde die hij zou genieten in weddenschaal 15A en zijn effectieve jaarwedde.

De toelage wordt maandelijks en na vervallen termijn betaald en wordt terzelfdertijd en in dezelfde mate als de wedde betaald.

In geval van onderbreking van de ambtsuitoefening, met uitzondering van de afwezigheid in het raam van de moederschapsbescherming, is de toelage alleen verschuldigd als die onderbreking niet langer duurt dan dertig werkdagen.

De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel der ministeries is van toepassing op de toelage. Zij wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.

Art. 18.Zo er een einde wordt gesteld, in toepassing van artikel 13, van de aanwijzing in de functie van deskundige in human resources van de ambtenaren, vermeld in artikel 10, of deze niet hernieuwd wordt, behouden deze, hun weddeschaal 10C zo deze hoger is dan hun oorspronkelijke weddenschaal.

Zo er een einde wordt gesteld, in toepassing van artikel 13, van de aanwijzing in de functie van deskundige in human resources van de ambtenaren, vermeld in artikel 14, of deze niet hernieuwd wordt, genieten deze, in afwijking van artikel 23, § 1, van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, van de weddenschaal 10C.

Art. 19.De budgettaire last van de ambtenaar, belast met de functie van deskundige in human resources wordt gedragen door de begroting van het ministerie waaronder de cel ressorteert waarvan hij deel uitmaakt. HOOFDSTUK IV. - Wijzigende en slotbepalingen

Art. 20.In de tabel gevoegd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964 betreffende de hiërarchische indeling van de graden waarvan de ambtenaren in de rijksbesturen kunnen titularis zijn, zoals tot op heden gewijzigd, wordt de volgende graad ingevoegd onder het opschrift « I. Alfabetische rangschikking van de Nederlandse benamingen, Afdeling A. Administratief personeel » en onder het opschrift « II.

Alfabetische rangschikking van de Franse benamingen, afdeling A. Administratief personeel » : in rang 10 : attaché in human resources.

Art. 21.In artikel 23 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddeschalen der aan verscheidene ministeries gemene graden, wordt een nieuwe § 4 ingevoegd, luidende : « § 4. Aan de graad van attaché in human resources (rang 10) wordt eveneens de weddenschaal 10C verbonden ».

Art. 22.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 23.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 mei 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken en Modernisering van de Openbare Besturen, L. VAN DEN BOSSCHE

^