Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 mei 2019
gepubliceerd op 27 juni 2019

Koninklijk besluit betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2019013001
pub.
27/06/2019
prom.
22/05/2019
ELI
eli/besluit/2019/05/22/2019013001/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 MEI 2019. - Koninklijk besluit betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid, op artikel 1;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;

Gelet op de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, inzonderheid, op de artikelen 8 en 9, §§ 1, 2 en 5;

Gelet op de wet van 29 april 2011 houdende de oprichting van de 112-centra en het agentschap 112;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de Civiele Bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot bepaling van de opdrachten en taken van civiele veiligheid uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen;

Overwegende de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, inzonderheid artikel 17;

Overwegende de noodzaak om de regelgeving over de lokale noodplanning aan te passen om ze meer af te stemmen op de actuele evoluties en op de lessen die getrokken zijn uit de tenuitvoerlegging ervan door de betrokken overheden;

Overwegende de geformuleerde aanbevelingen door de Parlementaire Onderzoekscommissie belast met het onderzoek naar de omstandigheden die hebben geleid tot de terroristische aanslagen van 22 maart 2016 in de luchthaven Brussel-Nationaal en in het metrostation Maalbeek te Brussel, met inbegrip van de evolutie en de aanpak van de strijd tegen het radicalisme en de terroristische dreiging;

Overwegende het feit dat in juni 2016 workshops over de grote thema's uit dit koninklijk besluit werden georganiseerd waaraan de disciplines en de ambtenaren verantwoordelijk voor de noodplanning op het niveau van de burgemeesters en gouverneurs hebben deelgenomen;

Gelet op het artikel 8 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging, is dit besluit vrijgesteld van een regelgevingsimpactanalyse omdat het bepalingen inzake nationale veiligheid en openbare orde betreft;

Gelet op het advies 144/2018 van de gegevensbeschermingsautoriteit van 19 december 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, geaccrediteerd bij de FOD Binnenlandse zaken, gegeven op 22 oktober 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, geaccrediteerd bij de FOD Volksgezondheid, gegeven op 20 november 2018;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 16 januari 2019;

Gelet op het advies nr. 65.606/2 van de Raad van State, gegeven op 29 april 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.In de zin van dit besluit verstaat men onder: 1° Bevoegde overheid: a.Op gemeentelijk niveau: de burgemeester; b. Op provinciaal niveau en op het niveau van de Brusselse agglomeratie: respectievelijk de gouverneur en de krachtens artikel 48 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse Instellingen bevoegde overheid van de Brusselse agglomeratie, hierna genoemd "de gouverneur";2° Minister: de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, en over wie artikels 22 tot 37, en artikel 40 van dit besluit handelen, de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, zijn afgevaardigde, of de voorzitter van de cel belast met de strategische coördinatie zoals in de noodplannen en de bestaande procedures op nationaal niveau bepaald;3° Noodsituatie: elke gebeurtenis die schadelijke gevolgen voor het maatschappelijke leven veroorzaakt of kan veroorzaken, zoals een ernstige verstoring van de openbare veiligheid, een ernstige bedreiging ten opzichte van het leven of de gezondheid van personen en/of ten opzichte van belangrijke materiële belangen, en waarbij de coördinatie van de bevoegde actoren, inclusief de disciplines, is vereist om de dreiging weg te nemen of om de nefaste gevolgen van de gebeurtenis te beperken;4° Noodplanning: het geheel aan organisatorische, procedurele en materiële voorzieningen en werkinstrumenten die toelaten om maatregelen en coördinatiemechanismen in de plaats te stellen bij het optreden van een noodsituatie, teneinde zo snel mogelijk de personele en materiële middelen te kunnen mobiliseren en zo de nodige interventies te kunnen organiseren voor de bescherming van de bevolking en goederen;5° Veiligheidscel: Het multidisciplinaire overlegorgaan voorgezeten door de bevoegde autoriteit en belast met het bijstaan van deze laatste in zijn bevoegdheden omtrent noodplanning;6° Nood- en interventieplan, hierna "NIP" genoemd: een document dat de beleidscoördinatie organiseert en de hoofdbeginselen van de multidisciplinaire interventie vastlegt: a.Algemeen nood- en interventieplan, hierna "ANIP" genoemd: een NIP dat de algemene richtlijnen en de informatie bevat die nodig zijn om het beheer van noodsituaties te garanderen, conform artikel 9, § 3 en 4 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid; b. Bijzonder nood-en interventieplan, hierna "BNIP" genoemd: een NIP dat het ANIP aanvult met bijkomende specifieke bepalingen over bijzondere risico's, conform artikel 9, § 5 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;7° Monodisciplinair interventieplan: een document dat de modaliteiten van de interventie van één discipline vastlegt, conform de bestaande NIP;8° Intern noodplan: een document op het niveau van een site, dat de materiële en organisatorische maatregelen uitwerkt die nodig zijn om: - zelf op het terrein tussen te komen en het hoofd te bieden aan een gebeurtenis of een noodsituatie, om de schadelijke gevolgen ervan zo veel mogelijk te beperken; - de tussenkomst van de externe overheden en diensten mogelijk te maken, in het geval dat de gebeurtenis of de noodsituatie gevolgen heeft buiten het terrein; 9° Noodplanningszone: een zone waarvoor, in functie van een specifiek risico, de maatregelen nodig voor het beheer van de noodsituatie gelinkt aan dit risico, vooraf worden vastgelegd in een BNIP;10° Interventiezone: een zone die, in functie van een concrete noodsituatie, wordt afgebakend door de directeur van de commandopost operaties en waarbinnen de nodige maatregelen genomen worden om die noodsituatie te beheren;11° Gerechtelijke zone: een zone die wordt afgebakend door de directeur commandopost operaties, op vraag van de gerechtelijke overheid en in overleg met de operationele directeur van de discipline 3, teneinde de contaminatie met exogene sporen van de plaats van de noodsituatie te beperken, opdat de taken van technische en wetenschappelijke politie uitgevoerd zouden kunnen worden;12° Punt eerste bestemming: een ontmoetingsplek op veilige afstand van het gevaar, waar alle hulpverleners naartoe moeten gaan via een reisweg die buiten de interventiezone ligt;13° Vooruitgeschoven medische post: een overgangsstructuur vóór opname in het ziekenhuis die het mogelijk maakt in te staan voor triage en stabilisering van de slachtoffers, hun conditionering, de registratie en de identificatie van de slachtoffers, alsook hun gereguleerde evacuatie naar de ziekenhuizen; 14° Getroffene: elke persoon die direct of indirect betrokken is bij een noodsituatie (overledene, gewonde, niet-gewonde, getuige ter plaatse, ...); 15° Discipline: een functioneel geheel van opdrachten die door verschillende tussenkomende diensten worden uitgevoerd;16° Noodplanningscoördinator: de referentiepersoon voor de noodplanning en de beleidscoördinatie van noodsituaties van de bevoegde overheid;17° Operationele coördinatie: de multidisciplinaire opdracht met als doel de gevolgen van een noodsituatie te beperken door de verschillende interventies op het terrein te organiseren;18° Directeur van de commandopost operaties (hierna "Dir-CP-Ops" genoemd): de persoon met de leiding over de operationele coördinatie van een noodsituatie;19° Commandopost operaties (hierna "CP-Ops" genoemd): het multidisciplinaire overlegorgaan voorgezeten door de Dir-CP-Ops en belast met het bijstaan van deze laatste in de operationele coördinatie van een noodsituatie;20° Beleidscoördinatie: de multidisciplinaire opdracht met als doel de gevolgen van een noodsituatie te beperken, door er een onmiddellijk en toekomstig antwoord op te bieden, door de operationele maatregelen te ondersteunen, en door de nodige beslissingen te nemen om terug te keren naar een normale situatie;21° Fase: het bestuursniveau van de beleidscoördinatie van een noodsituatie;22° Coördinatiecomité: het multidisciplinaire overlegorgaan voorgezeten door de bevoegde overheid en belast met het bijstaan van deze laatste in de beleidscoördinatie van noodsituaties;23° Beleidsdirectie: de vertegenwoordiging van een discipline binnen het coördinatiecomité;24° Operationele directie: de vertegenwoordiging van een discipline binnen de CP-Ops;25° Nationaal veiligheidsportaal: het beveiligde communicatieplatform door het Coördinatie- en Crisiscentrum van de Regering om de uitwisseling van informatie tussen partners mogelijk te maken, zowel voor noodplanning, de opvolging van grote evenement als voor het beheer van incidenten en noodgevallen. Afdeling II. - Toepassingsgebied

Art. 2.Dit besluit is van toepassing: - op de noodplanning en het beheer van noodsituaties die een operationele en/of beleidscoördinatie vereisen op gemeentelijk of provinciaal niveau; - en op de organisatie en de opdrachten van de bevoegde overheden in het kader van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of beheer op nationaal niveau vereisen, bedoeld in het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen. HOOFDSTUK II. - Lokale noodplanning op gemeentelijk en provinciaal niveau Afdeling I. - Opdrachten

Art. 3.§ 1. De bevoegde overheden zijn verantwoordelijk voor de noodplanning op hun respectievelijk grondgebied. § 2. De noodplanning zoals bedoeld in § 1 van dit artikel omvat de volgende taken: 1° De risico's op het betrokken grondgebied identificeren en analyseren;2° Op basis hiervan, de nodige maatregelen op het vlak van de noodplanning uitvoeren en actualiseren, waaronder: - een ANIP uitwerken; - een BNIP opstellen voor de risico's waarvoor de regelgeving dit voorschrijft, evenals voor de risico's waarvoor de bevoegde overheid het noodzakelijk acht; - erover waken dat de disciplines hun monodisciplinaire interventieplannen uitwerken en actualiseren en hun wettigheid, hun overeenstemming met de NIP en de interacties met de andere disciplines nagaan; - wat betreft de risico's waarvoor de overheid een BNIP opstelt, waken over de uitwerking en de actualisatie van interne noodplannen daaromtrent, en over hun conformiteit met het betrokken BNIP. 3° Een infrastructuur voorzien, alsook de toereikende materiële en personele middelen voor het beheer van noodsituaties;4° Regelmatig de voorafgaande informatie aan de bevolking organiseren over de op het grondgebied aanwezige risico's, over de noodplanning die door de betrokken overheden en diensten uitgewerkt werd, alsook over het gedrag dat de bevolking kan aannemen ter voorbereiding van, tijdens en na een noodsituatie;5° Regelmatig en ten minste een keer per jaar multidisciplinaire oefeningen organiseren om de bestaande noodplanning te testen, de modaliteiten en de frequentie te bepalen, een oefenkalender op te stellen en ze op te nemen in het nationaal veiligheidsplatform;6° Oefeningen en reële noodsituaties evalueren en de bestaande noodplanning in functie daarvan aanpassen. Afdeling II. - Veiligheidscel en noodplanningscoördinator

Art. 4.§ 1. Bij het uitvoeren van de opdrachten zoals bedoeld in artikel 3, § 2 van dit besluit worden de bevoegde overheden elk bijgestaan door een veiligheidscel en een noodplanningscoördinator. § 2. Elke bevoegde overheid is belast met het oprichten van een veiligheidscel die zij voorzit en die zij minimum een keer per jaar verenigt.

De veiligheidscellen bestaan minimaal uit: - de voorzitter; - een vertegenwoordiger van elke discipline en, voor de veiligheidscel van de gouverneur, een vertegenwoordiger van de noodcentrale 112; - de noodplanningscoördinator.

De voorzitter van de veiligheidscel mag bij vergaderingen van deze cel elke andere persoon, dienst of overheid die nodig is, oproepen, met inbegrip van deskundigen. § 3. De functie van noodplanningscoördinator moet worden gegarandeerd voor elke provincie en voor elke gemeente, door een of meerdere personen. § 4. De noodplanningscoördinator staat de bevoegde overheid bij voor de noodplanning.

In deze hoedanigheid: - coördineert hij de noodplanningsopdrachten; - stuurt hij de werkzaamheden van de veiligheidscel aan en coördineert hij het secretariaat ervan; - adviseert hij de bevoegde overheid op het vlak van de noodplanning; - ziet hij toe op de oprichting van de noodzakelijke samenwerkingsverbanden met de verschillende diensten, overheden en andere partners.

Hij voert deze opdrachten uit onder de verantwoordelijkheid van de betrokken bevoegde overheid en in overeenstemming met haar instructies.

Op basis van de identificatie en de analyse van de risico's op hun grondgebied en in overleg met de veiligheidscel en de noodplanningscoördinator leggen de bevoegde overheden de arbeidstijd vast die de noodplanningscoördinator dient te besteden aan de opdrachten die hem toegewezen zijn krachtens dit besluit, zodat deze opdrachten volledig en doeltreffend uitgevoerd kunnen worden. § 5. De functie van noodplanningscoördinator zal geofficialiseerd worden door de aflevering van een persoonlijke identificatiekaart, afgeleverd volgens de voorwaarden en de modaliteiten die door de bevoegde minister worden vastgesteld. Afdeling III. - Minimale inhoud van nood- en interventieplannen

Art. 5.§ 1. De ANIP bevatten minimaal: 1° de algemene inlichtingen betreffende de betrokken provincie of gemeente, namelijk: a) de contactgegevens van de operationele en beleidsdiensten, de betrokken overheden, de gespecialiseerde diensten, de informatiecentra en alle andere personen waarop de bevoegde overheid denkt beroep te moeten kunnen doen in het kader van het beheer van een noodsituatie omwille van zijn of haar kennis of expertise als deskundige;b) de identificatie van de risico's;2° de methodologie en de frequentie van de actualisering van de NIP;3° de organisatie van de operationele en beleidscoördinatie, namelijk: a) de modaliteiten van de afkondiging en de opheffing van de fases;b) de alarmeringsprocedures van de bevoegde actoren;c) de aan te wenden communicatiemiddelen en de informatiestroom tussen de verschillende actoren, alsook de manier waarop een voortdurende telecommunicatie wordt gegarandeerd;d) de organisatie van de informatie aan de bevolking en de getroffen personen door, indien nodig, te verwijzen naar de betrokken monodisciplinaire plannen;e) de modaliteiten en middelen met betrekking tot de maatregelen ter bescherming van de bevolking en goederen, onder meer het vervoer en de onthaal- en huisvestingscentra;f) de documenten die nuttig zijn voor het beheer van noodsituaties;g) de procedures voor de terugkeer naar de normale situatie en/of het herstel in de zin van het artikel 40 van dit besluit. § 2. De in dit artikel bedoelde contactgegevens bevatten de namen, functies, telefoon- en faxnummers, adressen, e-mailadressen en de contacturen die nodig zijn om zo snel mogelijk de personen te bereiken, met inbegrip van de deskundigen, die omwille van hun opdrachten of functie gecontacteerd kunnen worden door de bevoegde overheid in het kader van het beheer van een noodsituatie.

Art. 6.§ 1. De BNIP omvatten ten minste: 1° de beschrijving van het betrokken risico en de bepaling van de noodplanningszone(s);2° de gegevens van de actoren die specifiek betrokken zijn bij het risico, met inbegrip van de contactgegevens;3° de ongevallenscenario's;4° de specifieke procedures, met inbegrip van de informatie aan de bevolking;5° de specifieke maatregelen ter bescherming van de bevolking en goederen;6° de eventuele organisatie van de interventieterreinen. § 2. De BNIP betreffende een gelokaliseerd risico bevatten bovendien: 1° de geografische situatie van het risico;2° de algemene gegevens betreffende het betrokken risico, met inbegrip van de eventuele hulpmiddelen eigen aan het risico;3° wat betreft de bepaling van de noodplanningszone(s) bedoeld in § 1, 1° van dit artikel, minimaal: a) de instelling van perimeters en de bijzondere organisatie van de interventieterreinen, waaronder de plaats van de CP-Ops;b) de relevante geografische, demografische en economische factoren;c) de andere risico's. § 3. Wanneer de bevoegde overheid van oordeel is dat één van de in § 1 en 2 genoemde elementen niet van toepassing is op een welbepaald risico, licht zij de redenen hiervoor in het BNIP toe. § 4. Indien de verantwoordelijke van het risico niet verplicht is door of krachtens specifieke wetgeving met betrekking tot dit risico om op eigen initiatief informatie te verstrekken, vraagt de bevoegde overheid naar deze informatie.

Deze informatie wordt binnen een redelijke termijn meegedeeld. § 5. De in dit artikel bedoelde contactgegevens bevatten de namen, functies, telefoon- en faxnummers, adressen, e-mailadressen en de contacturen die nodig zijn om in noodgeval de actoren die in het bijzonder bij het risico betrokken zijn. § 6. De actoren die in het bijzonder betrokken zijn bij het risico in de zin van § 1, 2° van dit artikel, kunnen zijn: - overheden, diensten en personen die omwille van hun opdrachten of functie een rol spelen bij het beheer van een noodsituatie die onder het toepassingsveld van het BNIP valt; - collectiviteiten, bedrijven, instellingen en personen die, omwille van hun locatie of hun activiteit mogelijk de oorzaak zijn van een noodsituatie die onder het toepassingsveld van het BNIP valt of die de schadelijke gevolgen ervan kunnen verergeren: - collectiviteiten, bedrijven, instellingen en personen die, omwille van hun locatie of hun activiteit bijzonder kwetsbaar zijn voor de schadelijke gevolgen van een noodsituatie die onder het toepassingsveld van het BNIP valt; - elke andere overheid, dienst, collectiviteit, bedrijf, instelling of persoon die volgens de bevoegde overheid moet kunnen gecontacteerd worden in het kader van het beheer van een noodsituatie die onder het toepassingsveld van het BNIP valt of indien nodig als deskundige;

Art. 7.§ 1. De bevoegde overheden bezorgen, ieder wat hen betreft, het NIP aan de overheden, diensten en personen die erin zijn opgesomd als bestemmelingen omwille van hun rol in het kader van het beheer van een noodsituatie die onder het toepassingsveld van het NIP valt, met name via het nationaal veiligheidsportaal. § 2. De bestemmelingen bedoeld in § 1 van dit artikel moeten elke wijziging van de hen betreffende gegevens onmiddellijk aan de betrokken bevoegde overheid meedelen, met name via het nationaal veiligheidsportaal. HOOFDSTUK III. - Disciplines

Art. 8.Elke discipline stelt een monodisciplinair interventieplan op, in overeenstemming met de vastgelegde modaliteiten daaromtrent.

Art. 9.§ 1. Discipline 1 heeft betrekking op de hulpverleningsoperaties. § 2. De opdrachten betreffende de hulpverleningsoperaties omvatten onder meer de volgende taken: 1° de opdrachten uitoefenen betreffende de hulpverleningsoperaties voorzien door artikel 11, § 1, 1°, 3° en 4° van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid;2° het uitvoeren van de opvorderingen zoals beslist in het kader van de opdrachten zoals bedoeld in artikel 11 van de wet van 15 mei 2007 betreffende de civiele veiligheid, overeenkomstig artikel 181 van diezelfde wet;3° in afwachting van de oprichting van de CP-Ops, de bevoegde overheid en de 112-noodcentrale informeren, en de operationele coördinatie met de andere disciplines garanderen;4° de redding van de bevolking in de rode zone, zoals bedoeld in artikel 38, § 1, 1° van dit besluit garanderen, inclusief het schuilen of de evacuatie indien nodig, wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting noodzakelijk is. § 3. De taken van discipline 1 worden uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot bepaling van de opdrachten en taken van de civiele veiligheid uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen. § 4. De operationele directie van discipline 1 berust bij de directeur van de hulpverleningszone, hierna "Dir-Bw" genoemd.

De Dir-Bw is de officier met de hoogste graad van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt, die aanwezig is op het interventieterrein. Bij gelijkheid van graad heeft de oudste in graad voorrang. De commandant van de territoriaal bevoegde zone kan een andere officier van de hulpverleningszone aanduiden voor de operationele directie van discipline 1. § 5. De beleidsdirectie van discipline 1 berust bij de commandant van de territoriaal bevoegde zone, overeenkomstig het koninklijk besluit van 26 maart 2014 tot vaststelling van het functieprofiel van de commandant van een hulpverleningszone en van de nadere bepalingen voor zijn selectie en zijn evaluatie, of bij de vertegenwoordiger die hij aanduidt, en hierna "Dir-D1" genoemd.

Art. 10.§ 1. Discipline 2 heeft betrekking op de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening. § 2. De opdrachten betreffende de medische, sanitaire en psychosociale hulpverlening omvatten onder meer volgende taken: 1° de medische keten oprichten;2° geneeskundige en psychosociale zorgen aan de getroffenen toedienen;3° de getroffenen vervoeren;4° de noodzakelijke maatregelen nemen ter bescherming van de volksgezondheid;5° de nodige infrastructuur opzetten en beheren, waaronder het onthaal- en huisvestingscentrum voor de getroffenen, het telefoon informatiecentrum, het centraal informatiepunt en de vooruitgeschoven medische post (VMP) gevalideerd door de directeur medische hulpverlening bedoeld in § 4 van dit artikel, zoals voorgeschreven door het koninklijk besluit van 2 februari 2007 tot bepaling van de functie van directeur medische hulpverlening en het toepassingsgebied ervan, in overleg met de directeur van de Commandopost Operaties;6° de lijsten van getroffenen opstellen. § 3. De taken van discipline 2 worden uitgevoerd door die diensten die deelnemen aan de uitvoering van de dringende geneeskundige hulpverlening, alsook door de diensten opgenomen in het monodisciplinair interventieplan, waaronder het medisch interventieplan en het psychosociaal interventieplan. § 4. De operationele directie van discipline 2 berust bij de directeur medische hulpverlening, hierna "Dir-Med" genoemd.

De Dir-Med wordt aangeduid overeenkomstig de monodisciplinaire interventieplannen van discipline 2, onder meer het medisch interventieplan. § 5. De beleidsdirectie van discipline 2 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het monodisciplinair interventieplan van discipline 2, hierna "Dir-D2" genoemd, die wordt bijgestaan door de Psychosociaal Manager, hierna "PSM" genoemd.

Art. 11.§ 1. Discipline 3 heeft betrekking op de politie van de plaats van de noodsituatie. § 2. De opdrachten betreffende de politie van de plaats van de noodsituatie omvatten onder meer de volgende taken: 1° de openbare orde handhaven en herstellen;2° de toegangs- en evacuatiewegen vrijhouden, het verkeer omleiden en, indien nodig, de toegang voor de interventiediensten en de middelen naar de plaats van de noodsituatie vergemakkelijken;3° de perimeters installeren, fysiek afbakenen, signaleren en bewaken, alsook de toegang naar de zones bedoeld in artikel 38 van dit besluit controleren, met uitzondering van de opdrachten die door discipline 1 worden uitgeoefend in de rode zone, wanneer door de aard van de noodsituatie bijzondere beschermingsuitrusting nodig is;4° de beschermingsmaatregelen voor de bevolking en goederen uitvoeren zoals beslist door de bevoegde overheid;5° de overledenen identificeren;6° bijstand verlenen aan het gerechtelijk onderzoek. § 3. Deze taken worden uitgevoerd door de leden van de federale en/of de lokale politie, overeenkomstig de wet op het politieambt en de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus. § 4. De operationele directie van discipline 3 berust bij de directeur politie, hierna "Dir-Pol" genoemd.

De Dir-Pol is de vertegenwoordiger van het politieniveau aangeduid overeenkomstig het monodisciplinair interventieplan van discipline 3. § 5. De beleidsdirectie van discipline 3 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid in toepassing van de artikels 7/1 tot 7/3 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt, hierna "Dir-D3" genoemd.

Art. 12.§ 1. Discipline 4 heeft betrekking op de logistieke steun. § 2. De opdrachten betreffende de logistieke steun omvatten onder meer de volgende taken: 1° de gespecialiseerde logistieke steun inzake personeel en materiaal garanderen voor de bevoegde actoren, met inbegrip van de disciplines, de CP-Ops en het (de) coördinatiecomité(s);2° een coördinatie-infrastructuur en de technische en personeelsmiddelen ten uitvoer leggen voor de communicatie tussen de bevoegde actoren, met inbegrip van de disciplines, de CP-Ops en het (de) coördinatiecomité(s);3° de bevoorrading van levensmiddelen en drinkwater organiseren voor de interventiediensten en de getroffenen, en hen sanitair aanleveren;4° diverse werken uitvoeren. § 3. De taken van discipline 4 zoals bedoeld in § 2, 1° en 2° van dit artikel worden hoofdzakelijk uitgeoefend door de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, de hulpverleningszones, Defensie, volgens het subsidiariteitsprincipe, alsook door elke andere gespecialiseerde openbare of private dienst waarop de bevoegde overheid een beroep doet.

De andere taken zoals bedoeld in § 2, 3° en 4° van dit artikel worden voornamelijk uitgeoefend door de andere openbare of private diensten. § 4. De operationele directie van discipline 4 berust bij de directeur logistiek, hierna "Dir-Log" genoemd.

De Dir-Log is het lid met de hoogste graad van de operationele eenheden van de Civiele Bescherming, tenzij de Dir-CP-Ops daar anders over beslist in functie van de operationele inzet. § 5. De beleidsdirectie van discipline 4 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het nood- en interventieplan van de bevoegde overheid, hierna "Dir-D4" genoemd. § 6. De operationele eenheden van de Civiele Bescherming treden van ambtswege op bij noodsituaties waarbij de provinciale fase of de federale fase, zoals bedoeld in artikel 23 van dit besluit, wordt afgekondigd.

Art. 13.§ 1. Discipline 5 heeft betrekking op de alarmering van en de informatie aan de bevolking. § 2. De opdrachten betreffende de alarmering van en de informatie aan de bevolking omvatten onder meer de volgende taken: 1° tijdens de noodsituatie: - onverminderd de wettelijke bepalingen, de getroffenen zo snel mogelijk alarmeren via de meest geschikte alarmeringskanalen in functie van de noodsituatie, en indien nodig wordt de alarmering afgedwongen door middel van politiemaatregelen, uitgevoerd door de bevoegde politieoverheid; - toezien op de opvolging en de analyse van de behoeften en percepties van de bevolking, de media en specifieke doelgroepen; - de bevolking informeren over de situatie, over de maatregelen genomen door de bevoegde actoren en over de te volgen aanbevelingen voor haar veiligheid; - de verschillende directe en indirecte communicatiekanalen van de bevolking en van de geïdentificeerde doelgroepen op de meest geschikte wijze tot stand brengen en gebruiken, rekening houdend met de noodsituatie; - opvangen en informeren van de pers. 2° na de noodsituatie: - de bevolking informeren over de te volgen aanbevelingen om terug te keren naar de meest normaal mogelijke situatie; - toezien op de totstandbrenging van een voortdurende, gecoördineerde en coherente informatie aan de bevolking, samen met de betrokken overheden en diensten. § 3. De opdrachten van discipline 5 worden uitgevoerd onder coördinatie van de bevoegde overheid. § 4. De operationele directie van discipline 5 berust bij de directeur informatie, hierna "Dir-Info" genoemd.

De Dir-Info wordt door de bevoegde overheid aangeduid. § 5. De beleidsdirectie van discipline 5 berust bij de verantwoordelijke van de discipline zoals aangeduid overeenkomstig het nood- en interventieplan van de bevoegde overheid, hierna "Dir-D5" genoemd.

De functie van Dir-D5 is geofficialiseerd door een persoonlijke identificatiekaart, afgeleverd volgens de voorwaarden en de modaliteiten die door de bevoegde minister worden vastgesteld.

Art. 14.De functies van operationele directeur, beleidsdirecteur, Dir-CP-Ops, zoals bedoeld in artikel 18 van dit besluit, en desgevallend directeur van een monodisciplinaire commandopost zijn niet cumuleerbaar. HOOFDSTUK IV. - De noodcentrales 112

Art. 15.§ 1. Naast de opdrachten die behoren tot de dringende geneeskundige hulpverlening, de opdrachten in het kader van het medisch interventieplan en het psychosociaal interventieplan, de opdrachten die deel uit maken van de alarmering van de hulpverleningszones in het kader van de snelst adequate hulp en andere wettelijke opdrachten, zijn de noodcentrales 112 belast met volgende opdrachten: 1° het direct of indirect alarmeren en het zenden naar de plaats van de noodsituatie van de interventiediensten, alsook van alle noodzakelijke diensten, middelen en personen, onder meer diegenen die zijn opgenomen in de nood- en interventieplannen of die zijn gevraagd door de Dir-CP-Ops of de bevoegde overheid;2° het alarmeren en oproepen van de bevoegde overheden;3° het alarmeren van de betrokken ziekenhuisdiensten die beslissen over de eventuele activatie van het ziekenhuisnoodplan;4° het openen van de multidisciplinaire communicatiekanalen, waaronder het nationaal veiligheidsportaal;5° de opvolging van de situatie. § 2. Zij oefenen deze opdrachten uit overeenkomstig de nood- en interventieplannen die hen werden meegedeeld. HOOFDSTUK V. - Beheer van lokale noodsituaties

Art. 16.Noodsituaties kunnen aanleiding geven tot een operationele coördinatie, een beleidscoördinatie, of een operationele coördinatie én een beleidscoördinatie. Afdeling I. - Operationele coördinatie

Art. 17.§ 1. Noodsituaties die een coördinatie van meerdere bevoegde actoren op het terrein vereisen, geven aanleiding tot een operationele coördinatie. § 2. De officier met de hoogste graad van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt, die aanwezig is op het interventieterrein, is belast met de operationele coördinatie totdat de Dir-CP-Ops, aangeduid overeenkomstig artikel 18, § 2 en § 3 van dit besluit, hem op de hoogte brengt van de overname op zijn niveau. In geval van gelijkheid van graad, heeft de oudste in graad voorrang.

Art. 18.§ 1. De operationele coördinatie berust bij de Dir-CP-Ops. § 2. De multidisciplinaire functie van Dir-CP-Ops wordt uitgeoefend door de officier van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt, die aanwezig is op het interventieterrein en die houder is van het bekwaamheidsattest Dir-CP-Ops, afgeleverd onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten zoals vastgelegd door de bevoegde minister, ongeacht de graad van het aanwezige personeel van andere hulpverleningszones.

Indien meerdere personen voldoen aan de criteria, vooropgesteld in de voorgaande alinea, mogen de kandidaten afspreken wie van hen de functie Dir-CP-Ops zal uitoefenen.

Bij afwezigheid van overeenkomst zal de officier met de hoogste graad de functie waarnemen, In geval van gelijkheid van graad, heeft de oudste in graad voorrang. § 3. De bevoegde overheid kan vooraf in zijn NIP of op elk ander moment tijdens de noodsituatie een andere officier van de hulpverleningszone op wiens grondgebied de interventie plaatsvindt of van een andere hulpverleningszone, of een afgevaardigde van een andere discipline die meer verwant is met de aard van de noodsituatie, aanduiden om de functie van Dir-CP-Ops te vervullen, in functie van de aard van het risico of de situatie. De door de bevoegde overheid aangewezen persoon moet houder zijn van het bekwaamheidsattest van Dir-CP-Ops, afgeleverd onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten zoals vastgelegd door de bevoegde minister. § 4. De voornaamste opdrachten van de Dir-CP-Ops zijn het oprichten en aansturen van de CP-Ops zoals bedoeld in artikel 19 van dit besluit, het coördineren van de multidisciplinaire interventie en het organiseren van het interventieterrein.

Die opdrachten omvatten onder meer de volgende taken: 1° het multidisciplinair overleg tussen de directeurs van de betrokken disciplines en de andere leden van de CP-Ops vergemakkelijken;2° de werkzaamheden van de CP-Ops organiseren, waken over zijn continuïteit en bepalen welke personen er toegang tot hebben;3° regelmatig informatie aanreiken over de noodsituatie en haar evolutie, alsook meer gedetailleerde situatierapporten aan de bevoegde overheden en de bevoegde noodcentrale 112, met name via het nationaal veiligheidsportaal;4° indien de operationele coördinatie gepaard gaat met een beleidscoördinatie, de bevoegde overheden adviseren en hun beslissingen uitvoeren of laten uitvoeren;5° het interventieterrein organiseren en, indien nodig, de zonering installeren en opheffen, overeenkomstig artikel 38 van dit besluit, en er een goede visuele weergave van verzekeren middels een cartografie, met name via het nationaal veiligheidsportaal;6° de bevoegde noodcentrale 112 gebruiken als belangrijkste communicatiecentrum om de bevoegde actoren te alarmeren, naar de plaats van de noodsituatie te sturen, en de centrale informeren over hun aankomst;7° de risico's die verband houden met de inzet van het personeel bij hulpverleningsoperaties evalueren en passende maatregelen voorstellen voor hun bescherming, desgevallend op basis van aanbevelingen van een specifiek hiertoe aangewezen adviseur;8° een logboek bijhouden.

Art. 19.§ 1. Voor de uitoefening van deze opdrachten, wordt de Dir-CP-Ops bijgestaan door een Commandopost operaties die minimaal bestaat uit de operationele directeuren van elke betrokken discipline en waarmee hij overlegt om zijn beslissingen te nemen.

De Dir-CP-Ops laat zich eveneens bijstaan door een secretaris, die onder meer zorgt voor het bijhouden van het logboek zoals bepaald in artikel 18, § 4, 8° van dit besluit. § 2. De Dir-CP-Ops mag bij de CP-Ops vergaderingen elke andere persoon, dienst of overheid oproepen die nodig is voor de operationele coördinatie, met inbegrip van deskundigen. Hij kan ook de aanwezigheid vragen van de bevoegde overheid of zijn vertegenwoordiger.

Hij weigert de toegang tot de CP-Ops aan elke persoon die niet nodig is voor de operationele coördinatie.

Art. 20.De Dir-CP-Ops overlegt op regelmatige basis met de bevoegde overheid, met het oog op het uitvoeren van zijn opdrachten.

Art. 21.Wanneer de noodsituatie niet langer de coördinatie van de verschillende bevoegde actoren op het terrein vereist, gaat de Dir-CP-Ops: - overleggen met de bevoegde overheid om de operationele coördinatie te beëindigen; - en de overheden, diensten, betrokken personen en de noodcentrale 112 daarvan op de hoogte brengen. Afdeling II. - Beleidscoördinatie

Art. 22.§ 1. Noodsituaties die moeten worden beheerd door de bevoegde overheden, geven aanleiding tot een beleidscoördinatie. § 2. De Dir-CP-Ops is belast met de beleidscoördinatie totdat de bevoegde overheid hem op de hoogte brengt van de overname op haar niveau of op nationaal niveau. Hij zet het overleg met de bevoegde overheid vervolgens op regelmatige basis verder, in overeenstemming met artikel 31 van dit besluit.

Art. 23.§ 1. De beleidscoördinatie van de noodsituaties kan op drie niveaus gebeuren, die fases worden genoemd.

De keuze van de fase kan onder meer worden gebaseerd op volgende parameters: - de geografische uitgestrektheid van de (mogelijke) schadelijke gevolgen; - de aan te wenden middelen; - het reëel of potentieel aantal getroffenen; - de nood aan coördinatie; - de omvang, de ernst en/of maatschappelijke impact van de gebeurtenissen; - de aard van de gebeurtenissen en voornamelijk de technische complexiteit ervan; - de nood aan informatie van de bevolking; - de evolutie van de gebeurtenissen; - de van toepassing zijnde regelgeving . § 2. De gemeentelijke fase wordt afgekondigd, wanneer de directe of indirecte gevolgen van de noodsituatie een beheer door de burgemeester vereisen. § 3. De provinciale fase wordt afgekondigd, wanneer de directe of indirecte gevolgen van de noodsituatie een beheer door de gouverneur vereisen. § 4. De federale fase wordt afgekondigd, wanneer de directe of indirecte gevolgen van de noodsituatie een beheer op nationaal niveau vereisen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, en de bestaande noodplannen en procedures op nationaal niveau.

De federale fase kan worden afgekondigd wanneer de noodsituatie beantwoordt aan één of meerdere criteria bedoeld in punt 4.1 van de bijlage van voormeld koninklijk besluit. § 5. De noodzaak om een bepaalde fase af te kondigen kan zich hetzij op een evolutieve manier voordoen, door een toename of afname van de nodige middelen, hetzij onverwacht of onmiddellijk.

Art. 24.§ 1. Noodsituaties worden beheerd in een provinciale of federale fase indien specifieke regelgeving dit vereist, naargelang wat er is voorzien door deze regelgeving. § 2. Het bestaan van een NIP omtrent een bepaald risico heeft geen invloed op de bepaling van het niveau van beleidscoördinatie van de noodsituatie.

Art. 25.§ 1. De beslissing om een fase af te kondigen, komt toe aan respectievelijk de territoriaal bevoegde burgemeester voor de gemeentelijke fase, de territoriaal bevoegde gouverneur voor de provinciale fase en de Minister voor de federale fase. § 2. De burgemeester overlegt met de Dir-CP-Ops bij het afkondigen van een gemeentelijke fase.

De gouverneur overlegt met de Dir-CP-Ops en de betrokken burgemeester(s) bij het afkondigen van een provinciale fase.

De Minister overlegt met de betrokken gouverneur(s) bij het afkondigen van een federale fase. § 3. Wanneer de burgemeester een gemeentelijke fase afkondigt, informeert hij de betrokken noodcentrale 112, de Dir-CP-Ops en de gouverneur hierover.

Wanneer de gouverneur een provinciale fase afkondigt, informeert hij de betrokken noodcentrale 112, de Dir-CP-Ops, de betrokken burgemeester(s) en de Minister hierover.

Wanneer de Minister een federale fase afkondigt, informeert hij de betrokken noodcentrale 112 en gouverneurs hierover. De gouverneurs verwittigen dan de betrokken burgemeesters en de Dir-CP-Ops.

Art. 26.Wanneer de burgemeester de gemeentelijke fase afkondigt, staat hij in voor de beleidscoördinatie van de noodsituatie.

Art. 27.§ 1. Wanneer de gouverneur de provinciale fase afkondigt, staat hij in voor de beleidscoördinatie van de noodsituatie.

De afkondiging van de provinciale fase leidt tot de opheffing van de gemeentelijke fase(s). § 2. Tijdens een provinciale fase, ondersteunt/ondersteunen de betrokken burgemeester(s) de beleidscoördinatie van de gouverneur, op het grondgebied van hun gemeente, door het uitvoeren van de beslissingen genomen door de gouverneur en door het nemen van de aanvullende beslissingen die noodzakelijk zijn, in overleg met de gouverneur. In afwachting van beslissingen van de gouverneur, neemt/nemen de burgemeester(s) de nodige voorlopige maatregelen om de gevolgen van de noodsituatie te beperken en brengt/brengen de gouverneur hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Hiertoe kan/kunnen de burgemeester(s) de leden van hun coördinatiecomité samenroepen in een gemeentelijke crisiscel en de betrokken delen van hun NIP uitvoeren. § 3. De burgemeester(s) rapporteert/rapporteren aan de gouverneur over de uitvoering van de beslissingen en maatregelen genomen in de provinciale fase.

Art. 28.§ 1. Wanneer de Minister de federale fase afkondigt, staat hij in voor de beleidscoördinatie van de noodsituatie.

De afkondiging van de federale fase leidt tot de opheffing van de provinciale fase(s) of de gemeentelijke fase(s). § 2. Tijdens een federale fase, ondersteunen de betrokken gouverneur(s), samen met de betrokken burgemeester(s) de beleidscoördinatie van de Minister, op hun grondgebied, door het uitvoeren van de beslissingen van de Minister en door het nemen van aanvullende beslissingen die zich opdringen, in overleg met de Minister. In afwachting van beslissingen van de Minister, neemt/nemen de betrokken gouverneur(s), samen met de betrokken burgemeester(s), de nodige voorlopige maatregelen om de gevolgen van de noodsituatie te beperken, en brengen de Minister hiervan onmiddellijk op de hoogte.

Hiertoe kunnen zowel de gouverneur(s) als de burgemeester(s) de leden van hun coördinatiecomité samenroepen in een provinciale of gemeentelijke crisiscel, en de betrokken delen van hun NIP uitvoeren. § 3. De betrokken gouverneur(s), samen met de betrokken burgemeester(s), rapporteert/rapporteren aan de Minister over de uitvoering van de beslissingen en maatregelen, genomen in de federale fase.

Art. 29.§ 1. In geval van een gemeentelijke fase kan er ondersteuning door de gouverneur aan de beleidscoördinatie van de burgemeester geleverd worden.

De betrokken overheden maken afspraken over de aard en de modaliteiten van deze ondersteuning. § 2. In het geval van een gemeentelijke of provinciale fase, kan een federale ondersteuning aan de beleidscoördinatie van de burgemeester of de gouverneur geleverd worden.

De federale ondersteuning aan de coördinatie van de burgemeester wordt aangevraagd door de gouverneur. § 3. Federale ondersteuning aan de beleidscoördinatie van de gouverneur of de burgemeester kan meer bepaald betrekking hebben op de coördinatie van de ingezette federale middelen, de internationale relaties, de informatie aan de bevolking of de ondersteuning op het vlak van gespecialiseerd personeel in het beheer van de noodsituaties.

Art. 30.De opdrachten van de bevoegde overheid tijdens de beleidscoördinatie omvatten onder meer de volgende taken: - het coördinatiecomité, zoals bedoeld in artikel 32 van dit besluit, samenbrengen en leiden; - een gedeeld beeld garanderen van de feiten, beslissingen en maatregelen, met name via het nationaal veiligheidsportaal; - de socio-economische gevolgen van de genomen of te nemen beleidsbeslissingen inschatten en evalueren; - toezien op de gecoördineerde uitvoering van de maatregelen en de beleidsbeslissingen, nodig voor het nemen van maatregelen van bestuurlijke politie; - de nodige personele en materiële bijstand of versterking vragen, en overgaan tot de nodige opvorderingen; - de overgang naar de nazorgperiode, zoals bedoeld in artikel 40 van dit besluit, garanderen; - een logboek bijhouden.

Art. 31.§ 1. Voor de multidisciplinaire informatie, vindt de belangrijkste informatiestroom respectievelijk plaats * tussen de Dir-CP-Ops en de betrokken burgemeester in een gemeentelijke fase; * tussen de Dir-CP-Ops en de betrokken gouverneur in een provinciale fase; * tussen de Dir-CP-Ops en de Minister, via de betrokken gouverneur(s) in een federale fase;

De informatie wordt gedeeld onder de betrokken overheden en diensten, met name via het nationaal veiligheidsportaal. § 2. Voor de monodisciplinaire informatie, vindt de belangrijkste informatiestroom plaats tussen de operationele en de beleidsdirecteuren en/of hun adjuncten, om toe te zien op de coördinatie en de samenhang van de uit te voeren maatregelen.

Art. 32.§ 1. Voor de uitoefening van de beleidscoördinatie, worden de bevoegde overheden bijgestaan door een coördinatiecomité dat zij voorzitten en dat samenkomt in het door hen in plaats gestelde crisiscentrum. § 2. Het coördinatiecomité van de burgemeester, "CC-Gem" genoemd, bestaat minimaal uit de noodplanningscoördinator en de beleidsdirecteur van iedere betrokken discipline, eventueel bijgestaan door een werkcel die de verschillende opdrachten die bij haar berusten, voorbereidt en uitvoert. § 3. Het coördinatiecomité van de gouverneur, "CC-Prov" genoemd, bestaat minimaal uit de noodplanningscoördinator, de beleidsdirecteur van iedere betrokken discipline, eventueel bijgestaan door een werkcel die de verschillende opdrachten die bij haar berusten, voorbereidt en uitvoert, en de burgemeester(s) van de betrokken gemeente(n) of zijn/hun afgevaardigde(n).

Art. 33.De voorzitter van het coördinatiecomité kan voor de vergaderingen van dit comité elke andere persoon, dienst of overheid die nodig is voor de beleidscoördinatie oproepen, met inbegrip van deskundigen.

Art. 34.De noodplanningscoördinator staat de bevoegde overheid bij, bij de beleidscoördinatie van de noodsituatie.

In deze hoedanigheid: - adviseert en ondersteunt hij de bevoegde overheid op dit gebied; - staat hij de bevoegde overheid bij, bij het aansturen van de werkzaamheden van het coördinatiecomité en coördineert hij het secretariaat ervan dat onder meer zorgt voor het bijhouden van het logboek zoals bepaald in artikel 30 van dit besluit; - informeert hij de bevoegde overheid over de uitvoering en de opvolging van de beslissingen die ze genomen heeft; - ziet hij toe op de informatiestroom en de uitvoering van de samenwerking met de andere bevoegde overheden.

Hij voert deze opdrachten uit onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde overheid en in overeenstemming met zijn instructies.

Art. 35.De burgemeester heft de gemeentelijke fase op, wanneer de directe of indirecte gevolgen van de noodsituatie niet langer een beheer op zijn niveau vereisen.

Alvorens de gemeentelijke fase op te heffen, overlegt de burgemeester met de Dir-CP-Ops.

Wanneer hij de gemeentelijke fase opheft, informeert de burgemeester de noodcentrale 112, de Dir-CP-Ops en de gouverneur hierover.

Art. 36.De gouverneur heft de provinciale fase op wanneer de directe of indirecte gevolgen van de noodsituatie niet langer een beheer op zijn niveau vereisen.

Alvorens de provinciale fase op te heffen, overlegt de gouverneur met de Dir-CP-Ops en de betrokken burgemeester(s) om de continuïteit en de samenhang van de uitgevoerde maatregelen te garanderen.

Wanneer hij de provinciale fase opheft, informeert de gouverneur de noodcentrale 112, de Dir-CP-Ops, de betrokken burgemeester(s) en de Minister hierover.

Art. 37.De Minister heft de federale fase op wanneer de noodsituatie niet langer een beheer op zijn niveau vereist.

Alvorens de federale fase op te heffen, overlegt de Minister met de betrokken gouverneur(s) om de continuïteit en de samenhang van de uitgevoerde maatregelen te garanderen.

Wanneer hij de federale fase opheft, informeert de Minister de noodcentrale 112 en de betrokken gouverneur(s) hierover. Deze gouverneur(s) verwittigen de betrokken burgemeesters en de Dir-CP-Ops. Afdeling III. - Organisatie van de interventiezone

Art. 38.§ 1. De interventiezone wordt, overeenkomstig de instructies van de Dir-CP-Ops als volgt ingedeeld: 1° de rode zone, begrensd door de uitsluitingsperimeter, waarin de interventie plaatsvindt, is toegankelijk voor de interventiediensten en voor de deskundigen en de technici, mits akkoord van de Dir-CP-Ops, overeenkomstig de door hem gegeven instructies;2° de oranje zone, begrensd door de isolatieperimeter, waarin de logistieke steun van de interventiediensten wordt georganiseerd, is bijkomend toegankelijk voor de personen die er wonen of werken, mits akkoord van de Dir-CP-Ops en mits de naleving van de door hem gegeven instructies;3° de gele zone, begrensd door de ontradingsperimeter, is een zone waarvan de toegang ontraden wordt aan personen die er niet wonen of werken en waarin de nodige maatregelen worden genomen om de toegang voor de interventiediensten en het vlot verloop van de hulpverleningsacties te garanderen. § 2. Als de noodsituatie dit vereist, bepaalt de Dir-CP-Ops, in voorkomend geval, op basis van de bestaande noodplanning ook: - de toegangs- en uitgangswegen; - een punt eerste bestemming (PEB). § 3. De Dir-CP-Ops bakent een gerechtelijke zone af in overleg met de Dir-Pol, op vraag van de gerechtelijke overheid. Deze zone mag pas opgeheven worden na toestemming van de gerechtelijke overheid. Afdeling IV. - Evaluatie

Art. 39.Elke noodsituatie wordt geëvalueerd door de bevoegde overheid, met het oog op de aanpassing van de noodplanning. HOOFDSTUK VI. - Nazorgperiode

Art. 40.§ 1. Indien de gevolgen van de noodsituatie het vereisen, start een nazorgperiode na het einde van de operationele en/of beleidscoördinatie. § 2. De bevoegde overheid die de beleidscoördinatie van de noodsituatie op zich heeft genomen, of de burgemeester indien de noodsituatie enkel het onderwerp was van een operationele coördinatie, waakt over de coherentie van het globale nazorgbeleid op haar grondgebied, om te zorgen voor: * de bescherming van de bevolking tegen de resterende gevaren; * de ondersteuning aan de getroffenen; * het geleidelijke herstel van de getroffen gebieden; * het herstel van de economische activiteiten en het sociale weefsel; * de opvolging van gerechtelijke onderzoeken en procedures.

Hiertoe nemen de overheden zoals bedoeld in voorgaande alinea, de beslissingen die onder hun bevoegdheid vallen, in overleg met de andere overheden en diensten. Bovendien zien ze erop toe dat een overdracht en opvolging worden gegarandeerd voor de maatregelen die niet onder hun bevoegdheid vallen, en zetten ze de vereiste samenwerkingsverbanden op. § 3. Wanneer de Minister over een nazorgbeleid heeft beslist, zien de betrokken gouverneur(s) en burgemeester(s) toe op de uitvoering ervan op hun respectievelijke grondgebied.

Wanneer de gouverneur over het nazorgbeleid heeft beslist, ziet/zien de betrokken burgemeester(s) toe op de uitvoering ervan op zijn/hun respectievelijke grondgebied. HOOFDSTUK VII. - Samenwerking

Art. 41.§ 1. De bevoegde overheden kunnen samenwerken, zowel voor de noodplanning als voor het beheer van noodsituaties. § 2. Een noodplanningscoördinator kan één of meerdere burgemeester(s) bijstaan, voor zover dit de uitoefening van de opdrachten die de functie met zich meebrengt op het gebied van de noodplanning, zoals bedoeld in artikel 4, § 4, van dit besluit, en het beheer van noodsituaties, zoals bedoeld in artikel 34 van dit besluit, niet in het gedrang brengt. § 3. Wanneer éénzelfde noodplanningscoördinator meerdere burgemeesters bijstaat, dienen deze laatsten vooraf afspraken te maken over de modaliteiten van het beheer van de noodsituaties die hun respectievelijke grondgebieden gelijktijdig zouden kunnen treffen en over de modaliteiten van het vervullen van de opdrachten van de noodplanningscoördinator. § 4. De bevoegde overheden kunnen beslissen om hun veiligheidscellen samen te voegen wanneer zij dit passend achten, onder meer wanneer een risico een impact heeft of kan hebben op meerdere grondgebieden of wanneer eenzelfde noodplanningscoördinator meerdere burgemeesters bijstaat. § 5. De bevoegde overheden kunnen beslissen om hun coördinatiecomités samen te voegen wanneer ze dit passend achten, onder meer wanneer één of meerdere noodsituaties tegelijkertijd verschillende grondgebieden treffen of wanneer eenzelfde noodplanningscoördinator meerdere burgemeesters bijstaat. HOOFDSTUK VIII. - Wijzigingsbepalingen

Art. 42.In de bijlage bij het koninklijk besluit van 31 januari 2003 tot vaststelling van het noodplan voor de crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen, worden de volgende wijzigingen aangebracht: - de woorden "fase 1" worden vervangen door de woorden "operationele coördinatie"; - de woorden "fase 2" worden vervangen door de woorden "gemeentelijke fase"; - de woorden "fase 3" worden vervangen door de woorden "provinciale fase"; - de woorden "fase 4" worden vervangen door de woorden "federale fase".

Art. 43.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 10 juni 2014 tot bepaling van de opdrachten en taken van civiele veiligheid uitgevoerd door de hulpverleningszones en de operationele eenheden van de Civiele Bescherming en tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 4° worden de woorden "koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen" vervangen door de woorden "koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen";2° in punt 5° worden de woorden "voorzien in artikel 7 van het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen" vervangen door de woorden "voorzien in artikel 23 van het koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen".

Art. 44.In artikel 2, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden "koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen" vervangen door de woorden "koninklijk besluit van 22 mei 2019 betreffende de noodplanning en het beheer van noodsituaties op het gemeentelijk en provinciaal niveau en betreffende de rol van de burgemeesters en de provinciegouverneurs in geval van crisisgebeurtenissen en -situaties die een coördinatie of een beheer op nationaal niveau vereisen". HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 45.De vereiste om in het bezit te zijn van het bekwaamheidsattest zoals bedoeld in artikel 18, § 2 en 3 van dit besluit, treedt in werking op 1 januari 2020.

Art. 46.De BNIP, waarvan het opstellen krachtens een specifieke regelgeving verplicht is, worden opgesteld in overeenstemming met dit besluit, onder voorbehoud van de toepassing van die specifieke regelgeving.

Art. 47.Tot hun eventuele wijziging moeten de verwijzingen naar het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen in de bepalingen van de federale en gewestelijke wetgeving, regelgeving en ministeriële omzendbrieven begrepen worden als verwijzingen naar dit besluit.

Art. 48.De Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort zijn belast met de uitvoering van dit besluit, eenieder voor de aspecten die onder hun bevoegdheden vallen.

Art. 49.§ 1. Het koninklijk besluit van 16 februari 2006 betreffende de nood- en interventieplannen wordt opgeheven. § 2. Het koninklijk besluit van 23 juni 1971 houdende organisatie van de opdrachten van de Civiele Bescherming en coördinatie van de operaties bij rampspoedige gebeurtenissen, catastrofen en schadegevallen wordt opgeheven.

Art. 50.De minister bevoegd voor Veiligheid en Binnenlandse zaken en de minister bevoegd voor Sociale Zaken en Volksgezondheid zijn voor wat hen betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 22 mei 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Veiligheid en Binnenlandse Zaken, P. DE CREM De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, en van Asiel en Migratie M. DE BLOCK

^