Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 november 2007
gepubliceerd op 30 november 2007

Koninklijk besluit houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

bron
federale overheidsdienst budget en beheerscontrole
numac
2007003374
pub.
30/11/2007
prom.
22/11/2007
ELI
eli/besluit/2007/11/22/2007003374/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Inleiding De Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole werd opgericht bij koninklijk besluit van 15 mei 2001. In dit kader werd de Administratie van de Begroting en de Controle op de Uitgaven gelicht uit het Ministerie van Financiën en geïntegreerd in een nieuw opgerichte Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole. Het statutair en contractuele personeel tewerkgesteld bij de Administratie van de Begroting en de Controle op de Uitgaven werd overgeheveld naar de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole op 1 januari 2003. De specifieke regeling betreffende het administratief en geldelijk statuut van het personeel van de FOD Financiën was op die datum op hen van toepassing. Dit ontwerp van koninklijk besluit regelt de specifieke bepalingen betreffende de bezoldigingsregeling. Dit ontwerp dient gelezen te worden samen met het ontwerp van koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole.

Ook qua bezoldiging wordt de regeling van toepassing gemaakt die is vastgesteld voor de personeelsleden van de FOD Financiën, bij koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling en, hoofdzakelijk wat de weddenschalen van niveau A betreft, gewijzigd bij koninklijk besluit van 27 april 2007.

Enkel de bepalingen die betrekking hebben op de graden, waarvan sommige personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole titularis zijn (geweest), zijn overgenomen in dit ontwerp van besluit. HOOFDSTUK I. - Specifieke weddenschalen In dit hoofdstuk worden de specifieke weddenschalen vastgesteld voor de bijzondere graden van de niveaus B, C en D. HOOFDSTUK II. - Sommige weddenschalen en hun toekenningsvoorwaarden Voor de bijzondere graden van niveau B, C en D en de daaraan verbonden weddenschalen, worden telkens per niveau en per graad, indien vereist, de specifieke toekenningsvoorwaarden vastgelegd.

Voor niveau A is in principe de regeling betreffende de gemene loopbanen van het Federaal Openbaar Ambt van toepassing (koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbanen van niveau A van het Rijkspersoneel).

Bij wege van overgangsmaatregel is evenwel een uitzondering voorzien, met name een bijkomende specifieke toegang tot de titel van attaché van financiën A21 (afgeschafte graad).

HOOFDSTUK III. - Competentiemetingen, gecertificeerde opleidingen en competentietoelagen In het ontwerp van koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole is een afwijking voorzien op de algemene regeling betreffende competentiemetingen en gecertificeerde opleidingen van het Federaal Openbaar Ambt wat betreft de bijzondere graden in niveau B, C en D. De artikelen van dit hoofdstuk hebben als doel deze afwijking nader te specifiëren.

Met het oog hierop worden bijzondere bepalingen getroffen wat de geldigheidsduur van de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen betreft en tevens wat de bedragen, die de competentietoelage uitmaken, aangaat.

HOOFDSTUK IV. - Vaststelling van sommige diensten Bij wege van afwijking worden bij de vaststelling van de geldelijke anciënniteit in niveau A, voor de ambtenaren die in dit niveau worden benoemd, de diensten gepresteerd in de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad), beschouwd als behorend tot groep B. HOOFDSTUK V. - Weddencomplementen Het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingtreding van de federale overheidsdiensten en de programmatorische overheidsdiensten bepaalt ondermeer dat de overgedragen en geïntegreerde personeelsleden hun hoedanigheid, hun graad, hun weddenschaal en hun administratieve en geldelijke anciënniteit behouden. Zij behouden tevens de toelagen, de vergoedingen of de premies en de andere voordelen waarop zij in hun dienst van oorsprong aanspraak konden maken.

De personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole zijn op 1 januari 2003 overgedragen vanuit de Federale Overheidsdienst Financiën. Artikel 14 heeft als doelstelling een rechtsbasis te scheppen voor de betaling van de weddencomplementen voor de titularissen van de graden vermeld in dit artikel vanaf 01/01/2003 en voor de periode dat zij titularis blijven van de graad vermeld in het artikel. HOOFDSTUK VI. - Algemene bepalingen Een aantal bepalingen wordt getroffen voor bijzondere situaties die zich kunnen voordoen bij de loopbaan van administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad).

Tevens wordt nader gespecificeerd wat dient verstaan te worden onder wedde of bezoldiging bij de toepassing van bepaalde artikelen uit het statuut, in relatie tot het weddencomplement.

In het ontwerp van koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole is bij wijze van overgangsmaatregel een bijkomende specifieke overgang naar de klasse A2 - weddenschaal A21 - voorzien, met name mits het slagen voor een proef over de beroepsbekwaamheid of een vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A 2. Deze dient beschouwd te worden als een bevordering door verhoging in weddenschaal. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen en HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijke bepalingen Een aantal bepalingen is opgenomen ten aanzien van de personeelsleden overgedragen van uit de Federale Overheidsdienst Financiën om rechten te garanderen die betrekking hebben op hun tewerkstelling bij deze Federale Overheidsdienst (artikelen 22 t/m 24).

De datum vermeld in artikel 25, 27 juli 2005, stemt overeen met de datum waarop het protocol van onderhandelingen werd afgesloten in het sectorcomité Financiën. Hierdoor worden, ten aanzien van deze aangelegenheid, dezelfde rechten gewaarborgd aan het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole als dit het geval is voor het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën.

De artikelen 26 en 27 hebben als doel een rechtsbasis te scheppen voor de bijzondere bepalingen van bezoldigingsregeling voor niveau 1 voor de periode van 1 januari 2003 (datum van overheveling van het personeel naar de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole) tot 1 december 2004 (datum van oprichting van het niveau A).

Om die reden wordt tevens in artikel 29, 5° vastgesteld dat de bepalingen met betrekking tot niveau 1 worden opgeheven op 1 december 200 4.

De data vermeld in artikel 29, 1° t/m 4° stemmen overeen met de data waarop de hervorming van de loopbanen van het Federaal Openbaar Ambt van toepassing werden (koninklijke besluiten van 5 september 2002 en 4 augustus 2004). Deze data zijn tevens identiek aan deze van toepassing voor het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar.

De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

ADVIES 42.770/4 VAN 4 JUNI 2007 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 5 april 2007 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen verlengd met dertig dagen (*), van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de Regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de Regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de Regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen Strekking van het ontwerp De loopbaan van het rijkspersoneel wordt sinds verschillende jaren grondig hervormd; deze hervorming staat bekend onder de naam Copernicus-hervorming.

Het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen neemt de gemene loopbanen van de niveaus 2+, 2, 3 en 4 van de ministeries op in de nieuwe loopbanen van de niveaus B, C en D van de federale overheidsdiensten. Het koninklijk besluit van 4 augustus 2004 betreffende de loopbaan van niveau A van het Rijkspersoneel regelt de opneming van de gemene loopbanen van niveau 1 in de nieuwe loopbanen van niveau A. Wat de bijzondere graden betreft, wordt in het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het voormelde koninklijk besluit van 5 september 2002 het volgende gesteld (1) : « De problematiek van de bijzondere graden dient nog in het kader van sectorieel overleg te worden behandeld. Er zal wel bij de verschillende openbare diensten op worden aangedrongen de loopbanen van deze bijzondere graden zoveel mogelijk in deze gemene loopbaan in te passen. Enkel bijzondere loopbanen die functioneel verantwoord zijn, kunnen blijven bestaan. Voor deze bijzondere loopbanen dienen de krachtlijnen van de modernisering maximaal te worden toegepast. » Voor de Federale Overheidsdienst Financiën is de opneming van de bijzondere graden in de nieuwe loopbanen geschied bij de volgende twee koninklijke besluiten : - voor de niveaus B, C en D (voorheen de niveaus 2+, 2, 3 en 4), bij het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Financiën en de Administratie der pensioenen van het Ministerie van Financiën en houdende diverse bepalingen tot uitvoering van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de rijksbesturen; - voor niveau A (voorheen niveau 1), bij het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende de integratie in het niveau A van de titularissen van een bijzondere graad van het niveau 1 bij de Federale Overheidsdienst Financiën en de Pensioendienst voor de Overheidssector.

De bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën wordt geregeld in een koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën. Dit besluit is, hoofdzakelijk wat de salarisschalen van niveau A betreft, gewijzigd bij een koninklijk besluit van 27 april 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën.

Het koninklijk besluit van 15 mei 2001 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole bevat een artikel 2, § 4, luidend : (1) Inleiding, vierde lid. « De Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole neemt, op de datum vastgesteld door de minister tot wiens bevoegdheid Begroting behoort, de diensten van de Administratie van de Begroting en de Controle op de Uitgaven van het Ministerie van Financiën over. » De datum bedoeld in de voornoemde bepaling is bij het ministerieel besluit van 17 december 2002 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 houdende oprichting van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole vastgesteld op 1 januari 2003.

Het ontworpen koninklijk besluit stelt de bezoldigingsregeling vast van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole. De ontworpen bepalingen zijn grotendeels dezelfde als die welke de bezoldigingregeling vaststellen van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën, waar het personeel vandaan komt waarvan sprake is in het ontwerp. Het opnemen van deze personen in de Federale Overheidsdienst Budget en beheerscontrole moet immers geschieden met inachtneming van artikel 6 van het koninklijk besluit van 19 juli 2001 houdende diverse bepalingen betreffende de inwerkingstelling van de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten, dat de overgedragen en in de federale overheidsdiensten geïntegreerde personeelsleden garandeert dat ze de administratieve en geldelijke voordelen behouden die ze hadden in hun dienst van herkomst.

Bevoegdheid en rechtsgrond Het ontworpen koninklijk besluit ontleent zijn rechtsgrond aan de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet.

Noodzaak van een verslag aan de Koning Artikel 21 van het ontwerp wijkt op een bepaald punt af van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. Op grond van artikel 12 van het ontwerp kan de Koning bovendien, bij een koninklijk besluit vastgesteld zonder overleg in de Ministerraad, afwijken van de bepalingen betreffende de competentiemetingen, de gecertificeerde opleidingen en de competentietoelagen die onder meer vervat zijn in het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937.

Uit de gezamenlijke bepalingen van de artikelen 6 en 116 van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937 blijkt dat het onderhavige ontwerp bijgevolg moet worden vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat geschied is, en dat er een verslag aan de Koning moet worden bijgevoegd (2).

Voorbehoud ten aanzien van de omvang van het onderzoek dat is verricht Gelet op de toegemeten termijn en de complexiteit van de aangelegenheid, is het niet mogelijk geweest na te gaan of alle bepalingen van het ontwerp in overeenstemming zijn met de beginselen van gelijkheid en non-discriminatie. Er is evenmin kunnen worden onderzocht of het ontwerp zorgt voor de noodzakelijke samenhang met de andere regelgevingen betreffende de loopbaan van ambtenaren. De steller van het ontwerp behoort zorgvuldig na te gaan of met het ontwerp deze beginselen en vereisten in acht worden genomen.

Wanneer bovendien over sommige bepalingen van het ontwerp opmerkingen worden gemaakt, betekent dit niet dat deze opmerkingen exhaustief zijn, noch dat de bepalingen waarover geen opmerking is gemaakt noodzakelijkerwijs niet aan kritiek blootstaan.

Daar talrijke bepalingen van het ontwerp gebaseerd zijn op het koninklijk besluit van 3 maart 2005 houdende bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Financiën en het Ministerie van Financiën, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007, wordt voor het overige verwezen naar de adviezen 37.964/2, gegeven op 13 januari 2005, en 42.416/2, gegeven op 26 maart 2007, over de ontwerpen die hebben geleid tot de voormelde besluiten.

Onder dit voorbehoud geeft het ontworpen koninklijk besluit aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Bijzondere opmerkingen Aanhef Tweede lid Het tweede lid moet als volgt worden geredigeerd : « Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 januari 2007 en 14 maart 2007. » Derde en vierde lid (2) Zie artikel 116 van het voormelde koninklijk besluit van 2 oktober 1937 : « ... zal het voorwerp zijn van een in Ministerraad overlegd besluit ».

In het derde en vierde lid moet worden aangegeven op welke data de Minister van Begroting en de Minister van Ambtenarenzaken respectievelijk hun akkoordbevinding hebben gegeven.

Nieuw vijfde lid (in te voegen) Het ontwerp, inzonderheid artikel 21 ervan, wijkt af van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel. Overeenkomstig artikel 6, § 2, van dit besluit, is het dus vooraf ter fine van advies voorgelegd aan het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole. Het vervullen van dit voorafgaande vormvereiste moet worden vermeld in het in te voegen nieuwe vijfde lid.

Vijfde lid (dat het zesde lid wordt) Het vijfde lid (dat het zesde lid wordt) moet worden aangevuld met de vermelding van de datum van het protocol van onderhandelingen van sectorcomité I. Zesde lid (dat het zevende lid wordt) In het zesde lid (dat het zevende lid wordt) dienen het nummer en de datum van het advies van de Raad van State te worden toegevoegd, met de precisering dat dit advies verstrekt is met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State.

Voordragende Ministers Om de redenen die worden opgegeven in de algemene opmerking « Noodzaak van een verslag aan de Koning », moet de vermelding van de voordragende ministers worden aangevuld met de woorden : « en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers ».

Dispositief Artikel 4 1. In het eerste lid dient in de Franse tekst telkens « la colonne 1 » vervangen te worden door « la colonne 3 ».2. Onder punt « D.Graden behorend tot niveau D », « 1°. Financieel medewerker », komt een punt a. voor waarmee geen enkele uitleg overeenstemt. Dit punt moet worden aangevuld.

Bovendien moet duidelijker tot uiting komen of weddeschaal DF1 overeenstemt met punt 1°, a. en of weddeschaal DF2 overeenstemt met punt 1°, b.

Meer in het algemeen dient er voor geheel het ontwerp te worden op toegezien dat de verschillende kolommen en rubrieken van de onderscheiden tabellen op correcte wijze overeenstemmen met elkaar.

Artikel 11 In paragraaf 2 dienen de Nederlandse en de Franse versie van het tweede lid van plaats te worden verwisseld zodat ze komen te staan in de kolom die overeenstemt met hun respectieve taalversie.

Artikel 14 Op de vraag of rekening was gehouden met de opmerking van de Inspecteur van Financiën (3) in verband met het weddecomplement waarin artikel 14 van het ontwerp voorziet, heeft de gemachtigde van de minister het volgende geantwoord : « De opmerking van de Inspectie van Financiën betreft het huidig art. 14 van het ontwerp betreffende de bezoldigingsregeling. Dit artikel heeft als doelstelling een rechtsbasis te scheppen voor de betaling van de weddecomplementen voor de titularissen van de graden vermeld in dit artikel vanaf 01 januari 2003 (datum van overheveling van het personeel van het ministerie van Financiën naar de FOD B&B) en voor de periode dat zij titularis blijven van de graad vermeld in het artikel.

Het KB van 19 juli 2001 voorziet namelijk juist dat de personeelsleden overgeheveld worden met behoud van die weddetoelage.Er is dus geen tegenspraak met het KB van 19 juli 2001 aangezien art. 14 enkel de rechtsbasis schept voor de verdere uitbetaling van deze toelage. » Deze uitleg zou moeten worden opgenomen in het verslag aan de Koning.

Artikel 21 Tussen de woorden « In afwijking van artikel 70, § 1, 2° » en de woorden « houdende het statuut van het Rijkspersoneel » dienen de woorden « van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 » te worden ingevoegd. (3) In zijn advies van 19 januari 2007 (punt 3.2.2.) heeft de Inspecteur van Financiën de volgende opmerking gemaakt over dat weddecomplement : « Il en va de même pour le complément de traitement prévu à l'article 13 du même projet d'arrêté. Selon l'administration, il s'agirait de couvrir la période transitoire débutant à la date de création du SPF Budget et Contrôle de la Gestion. Pour les niveau A, il s'agit de la période allant du 1er janvier 2003 au 30 novembre 2004.

Cette disposition semble en contradiction avec les articles 6 et 7 de l'arrêté royal du 19 juillet 2001 (voir également le point 1.1. ci-dessus). » Artikel 29 In het verslag aan de Koning zouden de verschillende data van inwerkingtreding vastgesteld in artikel 29 van het ontwerp moeten worden gerechtvaardigd. Daaromtrent wordt verwezen naar advies 42.769/4, heden verstrekt over het ontwerp van koninklijk besluit houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole (4).

In plaats van in de inleidende zin van artikel 29 van het ontwerp te schrijven « treedt in werking als volgt », schrijve men « heeft uitwerking met ingang van : ».

Slotopmerking Gelet op het beperkt aantal artikelen, ziet de afdeling wetgeving er het nut niet van in het besluit in te delen in hoofdstukken en afdelingen.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Ph. Hanse, kamervoorzitter, P. Lienardy en J. Jaumotte, staatsraden;

Mevr. C. GIGOT, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. W. Vogel, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Lienardy.

De griffier, C. Gigot.

De voorzitter, Ph. Hanse. (4) Opmerking onder artikel 49. 22 NOVEMBER 2007. - Koninklijk besluit houdende de bijzondere bepalingen met betrekking tot de bezoldigingsregeling van het personeel van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid van de Grondwet;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 19 januari 2007 en 14 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 13 maart 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken gegeven op 26 maart 2007;

Gelet op het advies van het Directiecomité van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole van 19 januari 2006 en van 27 oktober 2006;

Gelet op het onderhandelingsprotocol van 29 maart 2007 van het sectorcomité I;

Gelet op het advies 42.770/4 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Begroting en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Specifieke weddenschalen van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole

Artikel 1.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau B zijn : 1° weddenschaal BF4 23.403,00 - 35.624,00 3/1 x 620,00 7/2 x 793,00 3/2 x 918,00 4/2 x 514,00 (Kl. 23 j. - N.B - G.A.) 2° weddenschaal 28S2 20.259,25 - 29.357,56 3/1 x 292,59 2/2 x 292,59 3/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23 j. - N.B - G.A.) 3° weddenschaal 26E 15.476,56 - 23.878,78 3/1 x 252,18 1/2 x 292,59 1/2 x 390,04 2/2 x 672,31 9/2 x 624,27 (Kl. 23 j. - N.B - G.A.)

Art. 2.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau C zijn : 1° weddenschaal CF1 15.124,97 - 23.499,29 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 11/2 x 623,61 (Kl. 20 j. - N.C - G.A.) 2° weddenschaal CF2 16.756,27 - 25.308,65 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 9/2 x 623,61 (Kl. 20 j. - N.C - G.A.) 3° weddenschaal CF3 18.841,72 - 28.017,71 3/1 x 267,31 2/2 x 356,34 2/2 x 712,64 10/2 x 623,61 (Kl. 20 j. - N.C - G.A.)

Art. 3.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau D zijn : 1° weddenschaal DF1 14.286,04 - 19.499,68 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 2° weddenschaal DF2 14.586,49 - 19.800,13 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 349,05 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 3° weddenschaal 32S1 17.132,78 - 22.386,22 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 4° weddenschaal 32S2 19.114,52 - 24.367,96 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 5° weddenschaal 32S3 20.014,91 - 25.268,35 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 6° weddenschaal 30S1 13.820,47 - 18.427,89 3/1 x 140,09 5/2 x 278,95 8/2 x 349,05 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 7° weddenschaal 30S2 15.563,81 - 20.817,25 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) 8° weddenschaal 30S3 16.464,21 - 21.717,65 3/1 x 218,66 4/2 x 266,79 10/2 x 353,03 (Kl. 18 j. - N.D - G.A.) HOOFDSTUK II. - Sommige weddenschalen en hun toekenningsvoorwaarden

Art. 4.Aan de titel van niveau A of de graden van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole hierna vermeld in kolom 3, wordt de overeenstemmende weddenschaal in kolom 2 verbonden mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK III. - Competentiemetingen, gecertificeerde opleidingen en -toelage verbonden aan sommige bijzondere graden Afdeling I. - Financieel en administratief deskundige (afgeschafte

graad)

Art. 5.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van vijf jaar voor de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad).

Art. 6.§ 1. De financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad) die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De financieel en administratief deskundige die slaagt in de competentiemeting 2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 2.500 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 3. De financieel en administratief deskundige die niet in de competentiemeting 2 slaagt, verliest het recht op de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. Afdeling II. - Financieel assistent

Art. 7.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van zes jaar voor de graad van financieel assistent.

Art. 8.§ 1. De financieel assistent die slaagt in competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende de geldigheidsduur van deze competentiemeting. § 2. De financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 2 en die bezoldigd wordt in de weddenschaal CF2 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 3. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 2 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 1. § 4. De financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 5. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. § 6. De financieel assistent die slaagt in de competentiemeting 4 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 7. De financieel assistent die niet slaagt in competentiemeting 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 4. Afdeling III. - Adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad)

Art. 9.De competentiemetingen hebben een geldigheidsduur van zes jaar voor de graad van adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad).

Art. 10.§ 1. De adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) die slaagt in de competentiemeting 1 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 2. De adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) die slaagt in de competentiemeting 3 ontvangt een jaarlijkse competentietoelage van 1.700 EUR gedurende zes jaar. § 3. De adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) die niet slaagt in competentiemeting 3 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage van 1.700 EUR. § 4. De adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) die niet slaagt in de competentiemeting 4 verliest het voordeel van de competentietoelage.

In afwijking van het voorgaande lid behoudt hij gedurende een periode van zesendertig maanden volgend op de datum van zijn inschrijving voor deze competentiemeting en ten vroegste bij het verstrijken van de geldigheidsduur van de voorgaande competentiemeting, de helft van de competentietoelage bedoeld in § 2. Afdeling IV. - Financieel medewerker

Art. 11.§ 1er. De ambtenaar houder van de graad van financieel medewerker, die bezoldigd wordt in de weddenschaal DF1 en die geslaagd is voor de gecertificeerde opleiding vermeld in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van @ houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, krijgt op het einde van de periode van acht jaar respectievelijk de weddenschaal DF2. § 2. De ambtenaar bekleed met de graad van financieel medewerker, die bezoldigd wordt in de weddenschaal DF1 en die geslaagd is voor de gecertificeerde opleiding vermeld in artikel 2, § 3 van het koninklijk besluit van @ houdende hervorming van de bijzondere loopbaan van sommige ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole, krijgt een competentietoelage van 1.000 EUR gedurende acht jaar.

De competentietoelage zal voor de eerste keer uitbetaald worden vanaf 1 september 2007. Afdeling V. - Algemene bepaling

Art. 12.De bepalingen die door Ons werden vastgesteld voor het geheel van het Federaal Openbaar Ambt met betrekking tot de competentiemetingen, de gecertificeerde opleidingen en de competentietoelagen zijn van toepassing op de competentiemetingen, de gecertificeerde opleidingen en de competentietoelagen bedoeld in dit hoofdstuk, behoudens de door Ons voorziene afwijkingen. HOOFDSTUK IV. - Vaststelling van sommige diensten

Art. 13.In afwijking van artikel 25, § 2, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, worden de diensten gepresteerd door ambtenaren van niveau A in de graad van financieel en administratief deskundige (afgeschafte graad), beschouwd als behorende tot groep B. HOOFDSTUK V. - Weddencomplementen

Art. 14.Aan de weddenschalen van de titularissen van de titels en graden vermeld in kolom 3 van onderstaande tabel, wordt een complement toegevoegd waarvan het jaarlijks bedrag voorkomt in kolom 2 mits aan de in kolom 3 vermelde voorwaarden is voldaan : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld HOOFDSTUK VI. - Algemene bepalingen

Art. 15.§ 1. De administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) bezoldigd in de tweede weddenschaal van zijn graad, die bij wijze van verandering van graad wordt benoemd tot financieel assistent bekomt de tweede weddenschaal verbonden aan deze nieuwe graad. § 2. De administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) bezoldigd in de derde weddenschaal van zijn graad, die bij wijze van verandering van graad benoemd wordt tot financieel assistent bekomt de derde weddenschaal verbonden aan deze nieuwe graad.

Art. 16.De administratief assistent of adjunct-financieel assistent (afgeschafte graad) die geslaagd is voor één of meerdere competentiemetingen verbonden aan zijn graad, behoudt hiervan het voordeel wanneer hij bij wijze van verandering van graad benoemd wordt tot financieel assistent.

De geldigheidsduur van de competentiemeting wordt, voor de administratief assistent bedoeld in het eerste lid, herleid tot zes jaar.

Art. 17.De personeelsleden die zich ingeschreven hebben voor een gecertificeerde opleiding of competentiemeting en die niet de mogelijkheid kregen aangeboden om deze binnen de twaalf maanden volgend op hun inschrijving te volgen of in zijn geheel af te leggen worden, indien ze niet slagen en zich binnen de negentig dagen volgend op de mededeling van hun resultaat opnieuw inschrijven voor een competentiemeting of gecertificeerde opleiding, geacht hiervoor ingeschreven te zijn één jaar na de datum van hun vorige inschrijving.

Het vorige lid is niet van toepassing op het personeelslid dat na zijn inschrijving werd bevorderd.

Art. 18.Voor de toepassing van artikel 27 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, dient onder « wedde » te worden verstaan, de wedde berekend op basis van de weddenschaal die van toepassing is op de ambtenaar, verhoogd met het wedden-complement bedoeld in artikel 14 van dit besluit.

Art. 19.Het weddencomplement en de competentietoelage bedoeld in dit besluit worden in aanmerking genomen voor de berekening van het vakantiegeld en de eindejaarstoelage.

Art. 20.Voor de toepassing van artikel 13 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1983 betreffende de uitoefening van een hoger ambt in de rijksbesturen, dient onder « bezoldiging » te worden verstaan, de wedde berekend op basis van de weddenschaal die van toepassing is op de ambtenaar, verhoogd met het complement bedoeld in artikel 14 van dit besluit.

Art. 21.In afwijking van artikel 70, § 1, 2°, van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, wordt de overgang van de weddenschaal A11 of A12 naar de weddenschaal A21 beschouwd als een bevordering door verhoging in weddenschaal wanneer deze wordt toegekend mits het slagen voor een proef over de beroepsbekwaamheid of een vergelijkende selectie voor overgang naar de klasse A2 en zonder dat hiertoe een vacante betrekking is vereist. HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepalingen

Art. 22.In afwijking van artikel 5 van dit besluit en de artikelen 221, 223 en 225 van het koninklijk besluit van 5 september 2002 houdende hervorming van de loopbaan van sommige ambtenaren in de Rijksbesturen, wordt aan de personeelsleden die op 31 december 1993 titularis waren van de geschrapte graad vermeld in kolom 1 van de hiernavolgende tabel, de in kolom 2 vermelde weddenschaal toegekend en, in voorkomend geval, het in kolom 3 vermelde weddencomplement, voor zover deze weddenschalen hoger zijn dan deze verbonden aan hun nieuwe graad vermeld in kolom 1 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 23.Voor de personeelsleden van niveau B die ambtshalve werden benoemd in dit niveau, worden, in afwijking van de artikelen 7 en 35 van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten, de diensten bedoeld in artikel 14 van hetzelfde besluit, voor de personeelsleden in dienst op 31 december 1993 en voor alle diensten gepresteerd vóór 1 januari 1994, in aanmerking genomen vanaf de leeftijd van twintig jaar voor het personeelslid dat uiterlijk met ingang van 1 december 1996 titularis is geworden van een weddenschaal van niveau 2+.

Art. 24.In afwijking van de artikelen 7 en 35, van het koninklijk besluit van 29 juni 1973 houdende bezoldigingsregeling van het personeel van de federale overheidsdiensten komen de diensten bedoeld in artikel 14 van hetzelfde besluit, voor de personeelsleden in dienst op 31 december 1993 en voor de diensten gepresteerd vóór 1 januari 1994, in aanmerking vanaf de leeftijd van achttien jaar voor het personeelslid bezoldigd in een weddenschaal van niveau C, dat titularis was van een schaal van niveau 3 en klasse « achttien jaar », de dag voor zijn ambtshalve benoeming in niveau C.

Art. 25.In afwijking van artikel 25 van het koninklijk besluit van 10 april 1995 tot vaststelling van de weddenschalen der aan verscheidene federale overheidsdiensten gemene graden, bekomen de ambtenaren die op 27 juli 2005 als titularis van de geschrapte graad van attaché van financiën, bezoldigd werden in de weddenschaal 10A, automatisch de weddenschaal A12 zodra ze een gecumuleerde anciënniteit van vier jaar tellen in deze graad en in de klasse A1.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt de klasseanciënniteit in aanmerking genomen die betrekking heeft op de werkelijk gepresteerde diensten sinds de ambtshalve benoeming in het niveau A.

Art. 26.De specifieke weddenschalen verbonden aan sommige graden van niveau 1 zijn : 1° weddenschaal 13S2 32.967,98 - 50.532,15 13/2 x 1.351,09 (Kl. 24 j. - N.1. - G.B.) 2° weddenschaal 10S1 22.833,63 - 35.500,70 3/1 x 636,76 11/2 x 977,89 (Kl. 24 j. - N.1. - G.B.) 3° weddenschaal 10S2 23.561,76 - 38.070,02 3/1 x 858,72 10/2 x 1.193,21 (Kl. 24 j. - N.1. - G.B.) 4° weddenschaal 10S3 24.636,31 - 39.723,42 3/1 x 900,67 10/2 x 1.238,51 (Kl. 24 j. - N.1. - G.B.)

Art. 27.§ 1. Aan elk van de graden van de Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole hierna vermeld in kolom 3 wordt de overeenstemmende weddenschaal in kolom 2 verbonden mits is voldaan aan de voorwaarden vermeld in kolom 3 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld § 2. Aan de wedde van de titularis van de bijzondere graad van directeur, bezoldigd in de weddenschaal 13A, wordt een complement toegevoegd waarvan het jaarlijks bedrag vastgesteld is op 3.505,22 EUR. HOOFDSTUK VIII. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 28.De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten is van toepassing op alle wedden, weddencomplementen en toelagen voorkomend in dit besluit.

Zij worden aan de spilindex 138,01 gekoppeld.

Art. 29.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van : 1° de bepalingen met betrekking tot niveau D met ingang van 1 januari 2002;2° de bepalingen met betrekking tot niveau C met ingang van 1 juni 2002;3° de bepalingen met betrekking tot niveau B met ingang van 1 oktober 2002;4° de bepalingen met betrekking tot niveau A met ingang van 1 december 2004;5° de bepalingen met betrekking tot niveau 1 treden in werking op 1 januari 2003 en worden opgeheven op 1 december 2004.

Art. 30.Onze Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 november 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Begroting, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^