Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 oktober 2017
gepubliceerd op 31 oktober 2017

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Waalse Gewest betreft

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2017031394
pub.
31/10/2017
prom.
22/10/2017
ELI
eli/besluit/2017/10/22/2017031394/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

22 OKTOBER 2017. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Waalse Gewest betreft


VERSLAG AAN DE KONING Sire, In artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance is bepaald dat een gewest dat met de federale overheid een in dat artikel bedoeld samenwerkingsakkoord heeft gesloten, in het geval van een grootschalig collectief ontslag een steunzone aan de minister die bevoegd is voor Financiën kan voorstellen.

Op 17 november 2015 werd het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance gesloten, waardoor dit Gewest sinds 17 november 2015 over de mogelijkheid beschikt om één of meerdere steunzones voor te stellen.

Aangezien het verkrijgen van gewestelijke steun geen voorwaarde meer is voor de toepassing van de steunmaatregel bedoeld in de artikelen 2758 en 2759, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (WIB 92), werd het samenwerkingsakkoord aangepast, zodat de maatregelen die hierin waren opgenomen met het oog op de controle van deze toepassingsvoorwaarde, werden opgeheven.

Op 29 januari 2016 had ik de eer om een voorstel van het Waalse Gewest te mogen ontvangen. In dit voorstel wordt de beslissing van de Waalse Regering van 21 januari 2016 om een steunzone rond Doosan, Caterpillar, Saint Gobain Sekurit en Arcelor Mittal af te bakenen, uitgevoerd door te voorzien in een concrete afbakening van deze steunzones en een verantwoording waarin wordt beschreven op welke wijze de afbakening van de steunzones zal bijdragen aan de reconversie van de door de collectief ontslagen getroffen regio's.

Dit voorstel werd op vraag van mijn administratie aangevuld met de nodige informatie die werd ontvangen op 7 maart 2016, 24 maart 2016, 12 mei 2016, 26 mei 2016, 13 juni 2016, 12 oktober 2016, 18 november 2016 en 24 februari 2017.

In het voorstel van het Waalse Gewest wordt uiteengezet op welke wijze een collectief ontslag zoals bedoeld in artikel 15, 5°, van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance heeft plaatsgevonden: "Op basis van de bepalingen van de artikelen 15, 5° en 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance en van gegevens overgemaakt door de Federale Overheidsdienst Werk, Arbeid en Sociaal Overleg, wenst de Waalse regering 4 steunzones te vestigen binnen een straal van 40 km rond de volgende zones getroffen door collectief ontslag: 1. Doosan : 320 werknemers ontslagen in 2015, met een jongerenwerkloosheidsgraad van 37.4%, dus een werkloosheidscijfer hoger dan 125% van het nationaal gemiddelde dat 23.2% bedraagt in 2015; 2. Caterpillar : 1400 werknemers ontslagen in 2013; 3. Saint Gobain Sekurit : 272 werknemers ontslagen in 2013, met een jongerenwerkloosheidsgraad van 33.8%, dus een werkloosheidscijfer hoger dan 125% van het nationaal gemiddelde dat 23.2% bedraagt; 4. Arcelor Mittal : 1254 werknemers ontslagen in 2013.".

Het Waalse Gewest heeft hiermee voldoende aangetoond dat er rond de sites van Doosan, Caterpillar, Saint Gobain Sekurit en Arcelor Mittal effectief vier collectieve ontslagen zoals bedoeld in artikel 15, 5°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, hebben plaatsgevonden.

In het voorstel van het Waalse Gewest wordt vervolgens uiteengezet op welke wijze de steunzone wordt afgebakend: "Gezien de omvang en de impact van de sluiting van de vernoemde ondernemingen langs de ene kant, en gezien het gestegen aantal ontslagen in deze regio's langs de andere kant, stelt de Waalse regering voor om de fiscale steun voorzien in artikel 2758 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 toe te staan aan de ondernemingen die zich bevinden binnen de voornoemde 4 cirkels met een straal van 40 km en die aan tenminste één van de volgende voorwaarden voldoen: 1. Uitoefenen van een economische activiteit op één van de sites van Arcelor Mittal, Saint Gobain Sekurit, Caterpillar of Doosan;2. Zich bevinden in een bedrijvenpark.Onder "bedrijvenpark" moet begrepen worden: 1° de parken die zijn begrepen in een erkenningsomtrek, in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid;2° het doorgangsgebouw, het ondersteunende dienstencentrum, de incubator, de werkplaats voor gedeeld werk en het ondernemingscentrum, zoals gedefinieerd in artikel 1, 7° tot 11 van het voornoemde decreet van 11 maart 2004, die al dan niet zijn opgenomen in een erkenningsomtrek;3° de gebieden die niet zijn opgenomen in een erkenningsomtrek, maar die zijn opgenomen in een gebied dat is afgebakend op het gewestplan als een gebied met industrieel karakter en grenzen aan één van de parken die zijn begrepen in één van de voormelde erkenningsomtrekken;4° de haven en industriegebieden, beheerd door de Autonome Haven van Luik, de Autonome Haven van Namen, de Autonome Haven van Charleroi en de Autonome Haven van het Centrum en het Westen 5° de te herontwikkelen bedrijventerreinen in de zin van artikel 167 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie;6° de gemengde bedrijventerreinen die worden bedoeld in artikel 30 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie, met uitzondering van de bedrijventerreinen die ondernemingen bevatten die actief zijn in de detailhandel;7° de ontginningsterreinen die worden bedoeld in artikel 32 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie.3. Een in aanmerking komende economische activiteit uitoefenen in de zin van artikel 4 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van kleine en middelgrote ondernemingen of in de zin van artikel 4 van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de gewestelijke incentives ten gunste van de grote onderneming, op het terrein van een onderneming die het ontslag van 50 werknemers heeft betekend. Dit voorstel wordt gerechtvaardigd door de belangrijkere intensiteit van de economische activiteit verwezenlijkt binnen deze zones. De industriële activiteit is er geconcentreerd en heeft betrekking op structurele werkgelegenheidspolen voor de regionale economie. Het Waals territorium telt 224 industriezones, waarvan 7 wetenschappelijke, 6 logistieke en 11 multimodale infrastructuren.

Meer zelfs, door zijn verleden beschikt het Waals gewest over een belangrijk potentieel tot reconversie via de industriële woestenij, met een systeem van performante verbindingswegen naar sites in nabije regio's.

Het doel is hier de economische actoren te stimuleren om te herinvesteren in deze historische sites zodat een territoriale en economische dynamiek kan behouden worden op deze sites die beschikken over een ideale geografische ligging, in de nabijheid van structurele netwerken en/of waterwegen.".

Aangezien de gewesten niet over de bevoegdheid beschikken om de maatregel te beperken tot bepaalde economische activiteiten, werd in overleg met het Waalse Gewest de omschrijving van de door dit Gewest voorgestelde criteria aangepast.

Vervolgens toont het Waalse Gewest in haar voorstel aan dat de door haar voorgestelde steunzones de in artikel 16, derde lid, van de voornoemde wet van 15 mei 2014 opgesomde criteria niet overschrijden: "De totale oppervlakte van industriezones in de zin van artikel 1 van het koninklijk besluit, dat de SAR omvat, is 386.4 km2.

De grens van 2000 km2 voorzien in artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance wordt dus niet overschreden. Bovendien zijn de industriezones en de exploitatiesites van ondernemingen voor zover bekend niet bewoond. De voorwaarde van maximum 200.000 inwoners werd dus niet overschreden.

Het totale inwonersaantal in de voorgestelde steunzones bedraagt 21.855. Hieronder kan de uiteenzetting per provincie worden waargenomen:

Province

Nombre habitants

Provincie

Inwonersaantal

BRABANT WALLON

1.371

WAALS BRABANT

1.371

HAINAUT

11.028

HENEGOUWEN

11.028

LIEGE

7.010

LUIK

7.010

LUXEMBOURG

148

LUXEMBURG

148

NAMUR

2.298

NAMEN

2.298

Total

21.855

Totaal

21.855


Artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 voorziet, in zijn vierde lid, dat de steunzones voorgesteld door de gewesten in twee groepen moeten verdeeld worden: - De A groep bevat steunzones of delen van steunzones die binnen de steungebieden vallen die zijn opgenomen op de regionale steunkaart; - De B groep bevat de steunzones of delen van steunzones die niet binnen de steungebieden vallen die zijn opgenomen op de regionale steunkaart.

De provincie Henegouwen werd door de Europese Commissie automatisch opgenomen in de steungebieden (vooraf vastliggend steungebied - in blauw). De andere gemeenten (oranje) zijn deze die door Wallonië werden voorgesteld aan de Commissie met het oog op hen in aanmerking te laten komen voor de steun voorzien in het kader van de steungebieden voor het huidige programma."

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld In het voorstel van het Waalse Gewest wordt vervolgens uiteengezet op welke wijze de afgebakende steunzone bijdraagt aan de reconversie van de door het collectief ontslag getroffen regio: Er wordt opgemerkt dat de voorgestelde steunzones zich grotendeels bevinden in de steungebieden, die zich voornamelijk situeren in de lange Waalse dorsaal, voornamelijk getroffen door de industriële reconversies. Ter herinnering, de selectie van de steungebieden die werden voorgesteld aan de Commissie is gebaseerd, anders dan op de voorwaarde BNP/inwoner, op een geheel van socio-economische voorwaarden (werkloosheidsgraad, graad van werkloosheidsgroei, graad van langdurige werkloosheid, netto belastbaar inkomen en het percentage van de begunstigden die een bijstandsinkomen verkrijgen), met eveneens een doel van industriële reconversie.

De voorgestelde zones laten toe rekening te houden met enerzijds de gebieden die het meest getroffen zijn door de collectieve ontslagen en anderzijds met het proces van de industriële reconversie binnen Wallonië, getypeerd door een hoog werkloosheidscijfer in de bedoelde zones, en met name de lange Waalse dorsaal.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Verder laten de belangrijke gevallen van collectieve ontslagen toe de activatie van de maatregel te rechtvaardigen, de betrokken gebieden hebben veel andere dossiers van collectieve ontslagen gekend, die wegen op hun reconversie. Anderzijds schikt het de gevolgen te kunnen behandelen voor het geheel van de betrokken waardeketen.

De zware impact van de loonkosten op de werkgelegenheid in België en in Wallonië is eveneens een gekend gegeven. Dit element wordt geïllustreerd door de plaats die België inneemt op de wereldwijde competitiviteitsindex, waar deze zich bevindt tussen 143 andere landen in functie van een serie parameters ter bepaling van de competitiviteit. Wat de parameter "effect of taxation on incentives to invest" betreft, positioneert België zich op de 126e plaats op een total van 144 plaatsen (Verslag 2014-2015), ofwel één van de slechtste scores verwezenlijkt door ons land op deze index. Het wereldwijde klassement van de competitiviteit opgesteld door deze index toont eveneens de zwakke Belgische prestaties inzake fiscaliteit, wat zwaar weegt op de ondernemersactiviteiten en op de deelneming op de arbeidsmarkt.

Tenslotte onderstreept Deloitte in zijn vijfde Europese studie naar de lonen dat België, samen met Frankrijk, de twee eerste plaatsen inneemt inzake sociale lasten op de lonen, voornamelijk door de hoge sociale bijdragen. In de studie van 2014 constateert Deloitte dat in 11 van de 19 onderzochte landen de werkgevers de kosten van de sociale bijdragen zien stijgen omwille van een verhoging van ofwel het tarief ofwel de grondslag waarop deze bijdragen verschuldigd zijn.

Onder deze voorwaarden zal elke maatregel die tussenkomt op het niveau van loonlasten bijdragen tot de reconversie van de regio waarop deze van toepassing is.".

De steunzones worden afgebakend aan de hand van de in de bijlagen van dit besluit opgenomen kadastrale percelen. Dit heeft dus tot gevolg dat, indien de investering wordt verricht in het Waalse Gewest, maar op een perceel dat niet is opgenomen op één van deze bijlagen, de in artikel 2758 of 2759, WIB 92, bedoelde maatregel niet van toepassing is.

In dit kader is het relevant om te wijzen op een bijzondere groep van bedrijvenparken die in artikel 1, 9°, worden omschreven. In tegenstelling tot de definities die zijn opgenomen in de overige bepalingen van dit artikel werden de percelen die in het toepassingsgebied van de bepaling van artikel 1,9°, zijn begrepen, nog niet opgenomen in de bijlagen van dit besluit. Dit volgt uit het feit dat de voorwaarde voor deze terreinen om in het toepassingsgebied van deze bepaling te worden opgenomen, pas kan worden vervuld vanaf de inwerkingtreding van de steunzone. Het is dus de bedoeling in het geval een in deze bepaling omschreven collectief ontslag of sluiting zich voordoet, de bijlagen van dit besluit aan te vullen, door middel van een wijziging van dit besluit.

Werkgevers die een investering verrichten op de in artikel 1, 9°, bedoelde terreinen zullen pas het in artikel 2758, § 5, WIB 92, formulier kunnen overleggen nadat de aanpassingen van de bijlagen in werking zijn getreden en dus niet vanaf het ogenblik dat de notificatie van het collectief ontslag of de sluiting heeft plaatsgevonden.

De wijze waarop deze steunzones worden afgebakend maakt het niet eenvoudig voor de investeerders die wensen te weten of hun investering al dan niet in een steunzone gelegen is. Om hieraan tegemoet te komen heeft het Waalse Gewest een webapplicatie ontwikkeld op haar geoportaal (http://geoportail.wallonie.be) die het mogelijk maakt voor de gebruikers van deze maatregel om op een eenvoudige wijze na te gaan of een bepaald perceel of adres zich al dan niet in een steunzone of steungebied bevindt.

Tot slot stelt de Waalse Regering voor dat deze steunzones een toepassingsperiode zouden hebben van 6 jaar, die aanvangt op 1 november 2017.

Ik heb de intentie om zo spoedig mogelijk gevolg te geven aan de problematiek die wordt aangehaald in het advies 61.332/3 van 15 mei 2017 van de afdeling Wetgeving van de Raad van State. In functie hiervan zullen de besprekingen met het Waalse Gewest worden opgestart met het oog op de wijziging van het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015, zodat dit samenwerkingsakkoord in de toekomst niet meer kan gekwalificeerd worden als een samenwerkingsakkoord dat de Staat of het Waalse Gewest kan binden, zoals bedoeld in artikel 92bis van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.

In afwijking van het voormelde advies wordt niet gewacht tot de realisatie van de voormelde oplossing alvorens tot publicatie van het voorliggende besluit over te gaan. Deze keuze wordt verantwoord omwille van de noodzaak om op korte termijn het onevenwicht tussen het Waalse en het Vlaamse Gewest te herstellen, dat is ontstaan doordat in het Vlaamse Gewest reeds sinds 1 mei 2015 twee steunzones waren afgebakend zonder dat er in het Waalse Gewest een steunzone was afgebakend.

Dit is, Sire, de draagwijdte van het besluit dat U wordt voorgelegd.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 61.332/3 VAN 15 MEI 2017 OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT UITVOERING VAN ARTIKEL 16 VAN DE WET VAN 15 MEI 2014 HOUDENDE UITVOERING VAN HET PACT VOOR COMPETITIVITEIT, WERKGELEGENHEID EN RELANCE, WAT HET WAALSE GEWEST BETREFT" Op 5 april 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 15 mei 2017, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Waalse Gewest betreft".Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 9 mei 2017. De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers en Johan Put, assessoren, en Annemie Goossens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Frédéric Vanneste, auditeur.De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 15 mei 2017. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe steunzones af te bakenen rondom de sites van Arcelor Mittal, Saint Gobain Sekurit, Caterpillar en Doosan.De ondernemingen gelegen in die steunzones komen in aanmerking voor de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing bedoeld in de artikelen 2758 en 2759 van het Wetboek van Inkomstenbelasting 1992.

Rechtsgrond 3. Artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 "houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance", dat in de aanhef van het ontwerp als rechtsgrond wordt ingeroepen, luidt: "In geval van collectief ontslag kan het gewest waarin één of meerdere getroffen vestigingen zijn gelegen, binnen een termijn van drie jaar nadat de kennisgeving, bedoeld in artikel 66, § 2, van de voornoemde wet van 13 februari 1998, is verricht, aan de minister bevoegd voor Financiën een steunzone met een toepassingsperiode van maximum zes jaar voorstellen op voorwaarde dat het betrokken gewest een samenwerkingsakkoord met de federale regering heeft gesloten waarbij nadere afspraken worden gemaakt omtrent de mogelijkheid tot cumulatie van deze maatregel met andere steunmaatregelen, het respecteren van de steunintensiteit overeenkomstig de verordening bedoeld in artikel 14, de evaluatie en opvolging van deze maatregel en de termijn binnen dewelke de Koning de door dat gewest voorgestelde steunzones afbakent. Een samenwerkingsakkoord gesloten tussen een gewest en de federale regering kan in geen geval afwijken van de voorwaarden bepaald door de Verordening bedoeld in artikel 14 van deze wet.

Het gewest verantwoordt in zijn voorstel aan de minister bevoegd voor Financiën op welke wijze de voorgestelde steunzone bijdraagt aan de reconversie van de door het collectief ontslag getroffen regio op basis van objectieve en pertinente gegevens.

Elk gewest kan slechts voor maximaal vier gevallen van `collectieve ontslagen' zoals bepaald in artikel 15, 5°, steunzones voorstellen.

Elke steunzone moet zich binnen een maximale straal van 40 km van de getroffen vestigingen bevinden. Binnen die straal kan de steunzone bestaan uit onderbroken zones. De getroffen vestigingen dienen in de steunzone opgenomen te zijn. Deze steunzones mogen per gewest, en voor zover hun toepassingsperiode niet is verstreken of niet vroegtijdig is stopgezet, in totaal, geen grotere oppervlakte dan 2 000 km² beslaan en geen inwonersaantal omvatten dat hoger is dan 200 000.

De door de gewesten voorgestelde steunzones worden opgenomen in een door de Koning genomen uitvoeringsbesluit en verdeeld in twee groepen, namelijk een A groep en een B groep. De A groep bevat steunzones of delen van steunzones die binnen de steungebieden vallen die zijn opgenomen op de regionale steunkaart. De B groep daarentegen bevat de steunzones of delen van steunzones die niet binnen de steungebieden vallen die zijn opgenomen op de regionale steunkaart.

Zolang de toepassingsperiode van de steunzone niet is verlopen, hebben de gewesten, binnen de beperkingen die zijn vastgelegd in het derde lid, de mogelijkheid om aan de minister die bevoegd is voor Financiën voor te stellen om de oorspronkelijke afbakening van een steunzone uit te breiden. De gewesten kunnen eveneens aan deze minister voorstellen om een steunzone vroegtijdig stop te zetten". 4. Uit het derde en het vierde lid van de aanhef van het ontwerp en uit het verslag aan de Koning blijkt dat de ontworpen uitbreiding stoelt op een voorstel van het Waalse Gewest.Op basis van de in de aanhef en in het verslag aan de Koning opgenomen gegevens lijkt ook te zijn voldaan aan de voorwaarden van artikel 16, derde lid, van de wet van 15 mei 2014: het betreft vier gevallen van collectieve ontslagen in het Waalse Gewest, elke steunzone bevindt zich binnen een straal van 40 km van de getroffen vestiging, samen beslaan de getroffen steunzones geen grotere oppervlakte dan 2000 km² en tellen ze niet meer dan 200.000 inwoners. 5. Vraag is evenwel of ook is voldaan aan de voorwaarde gesteld in artikel 16, eerste lid, van de wet van 15 mei 2014, namelijk dat het Waalse Gewest met de federale regering een samenwerkingsakkoord heeft gesloten waarbij nadere afspraken worden gemaakt omtrent de mogelijkheid tot cumulatie van deze maatregel met andere steunmaatregelen. 5.1. Daarvoor wordt in het tweede lid van de aanhef verwezen naar het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 `tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance'.

In artikel 6 van dat samenwerkingsakkoord werd bepaald dat indien door cumulatie van de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met een gewestelijke of lokale steunmaatregel, de maximale steunintensiteit of het maximale steunplafond wordt overschreden, de laatstgenoemde steunmaatregel geacht moet worden te zijn toegekend bovenop de eerstgenoemde steunmaatregel en dat het gewest instaat voor de terugvordering of de vermindering van de laatstgenoemde steunmaatregel ten belope van de maximale steunintensiteit.

In advies 57.263/3 (1) is daaruit het volgende afgeleid met betrekking tot een gelijkaardige regeling: "[Het] gaat om een samenwerkingsakkoord dat "de Staat [zou] kunnen bezwaren", zoals bedoeld in artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 `tot hervorming der instellingen' en waarvoor de instemming bij wet vereist is vooraleer dat samenwerkingsakkoord gevolg kan hebben. In het samenwerkingsakkoord engageert de federale overheid zich immers tot het toekennen van de steun ingevolge de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing, ongeacht eventuele gewestelijke of lokale steunmaatregelen, hetgeen een financiële last impliceert voor de federale overheid. Uit de verwevenheid van de federale wettelijke regeling inzake de structurele vermindering van de bedrijfsvoorheffing met de verplichting tot het sluiten van een samenwerkingsakkoord waarin afspraken worden gemaakt over de cumulatie van steunmaatregelen en de wijze waarop die afspraken zijn ingevuld, komt duidelijk naar voor dat de federale overheid door het sluiten van dat samenwerkingsakkoord financiële engagementen heeft opgenomen waarop zij niet meer eenzijdig kan terugkomen.

De conclusie is dat de instemming bij wet door de Kamer van volksvertegenwoordigers moet worden verleend met het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015, vooraleer de erin vervatte afspraken gevolg kunnen hebben (2). Dat betekent ook dat de regeling in het ontworpen besluit precair is zolang die instemming niet is verleend. De Raad van State adviseert dan ook om de uitvaardiging van het ontworpen besluit te verdagen tot een ontwerp van wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 3 april 2015 is aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers, uiteraard nadat het om advies is voorgelegd aan de Raad van State". 5.2. Het voormelde artikel 6 is intussen vervangen bij het samenwerkingsakkoord van 4 april 2017 "tot wijziging van het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance". Het luidt thans als volgt: "In het geval de Europese Commissie heeft vastgesteld dat door de cumulatie van de federale steunmaatregel bedoeld in artikel 1, eerste lid, en een gewestelijke of lokale steunmaatregel de maximale steunintensiteit of het maximale steunplafond overschreden wordt, en ten gevolge hiervan in een beslissing de terugvordering van de steun verordent, staat het Gewest in voor de coördinatie van deze terugvordering.

Het Gewest informeert de minister die bevoegd is voor Financiën per brief van de voormelde beslissing van de Europese Commissie. De minister die bevoegd is voor Financiën beschikt vervolgens over een termijn van 15 werkdagen, te rekenen vanaf de dag waarop deze brief werd verzonden, om het Gewest te informeren over de steunbedragen die de Federale Staat heeft voorgenomen terug te vorderen. Op eenvoudig verzoek van de minister die bevoegd is voor Financiën kan deze termijn van 15 werkdagen worden verlengd tot maximaal 6 maand, tenzij de beslissing van de Europese Commissie een dergelijke verlenging onmogelijk zou maken.

De Federale Staat kan in geen geval voorzien in een wettelijke regeling die tot gevolg heeft dat van de verkrijger van de steun een bedrag wordt teruggevorderd dat hoger is dan de steun die aan deze verkrijger werd toegekend krachtens artikel 2758 of artikel 2759 van het voormelde Wetboek. Het Gewest kan in geen geval overgaan tot het terugvorderen van de verkrijger van de steun van een bedrag dat hoger is dan de steun die aan deze verkrijger werd toegekend krachtens de in het eerste lid bedoelde gewestelijke of lokale steunmaatregel.

Na het verstrijken van de in het tweede lid bedoelde termijn staat het Gewest in voor de terugvordering van de bedragen die krachtens de beslissing van de Europese Commissie moeten worden teruggevorderd, en die in voorkomend geval worden verminderd met de bedragen die door de Federale Staat zullen worden ingevorderd.

Het Gewest coördineert het overleg tussen de betrokken partijen met het oog op het nemen van maatregelen die garanderen dat in de toekomst wordt voldaan aan de door de Europese Commissie vooropgestelde maximale steunintensiteit en steunplafond.

Onverminderd de toepassing van het derde lid, verhindert dit artikel het Gewest niet om hogere bedragen terug te vorderen dan de in het vierde lid bedoelde bedragen. Dit artikel verhindert evenmin de Federale Staat om een wet aan te nemen die tot gevolg heeft dat een hoger bedrag wordt teruggevorderd dan het bedrag dat de minister die bevoegd is voor Financiën in toepassing van het tweede lid heeft aangekondigd terug te vorderen". 5.2.1. Gelet op het aldus vervangen artikel 6 bevat het samenwerkingsakkoord volgens de gemachtigde geen financieel engagement meer van de federale overheid. De gemachtigde verklaarde dit nader als volgt: "Om na te gaan of een samenwerkingsakkoord de Federale Staat of het Gewest zou kunnen bezwaren is het ons inziens nodig om de situatie zonder samenwerkingsakkoord te vergelijken met de situatie met een samenwerkingsakkoord.

Hieronder wordt de situatie belicht vanuit het perspectief van enerzijds de Federale Staat en anderzijds het Gewest.

In hoofde van de Federale Staat: De oude versie van artikel 6 voorzag dat het gewest instaat voor de terugvordering van het teveel aan toegekende of effectief verleende steun. Aangezien een samenwerkingsakkoord in de hiërarchie der normen hoger staat dan een wet of een decreet, heeft deze regel tot gevolg dat de Federale Staat indien dit artikel 6 van toepassing is niet meer over de mogelijkheid beschikt om tot de terugvordering over te gaan van de teveel verleende of toegekende steun. Uit de argumentatie van de afdeling Wetgeving van de Raad van State kon worden afgeleid dat zij meende dat deze maatregel een mogelijke begrotingsimpact heeft omdat dit artikel de mogelijkheid ontzegt om in dat specifieke geval zelf het teveel aan steun in te vorderen en er dus vrijwillig afstand werd gedaan van een mogelijkheid om een opbrengst ten gunste van de begroting te realiseren.

In de nieuwe versie van dit artikel wordt expliciet voorzien dat de Federale Staat wel de mogelijkheid behoudt om de door haar verleende steun ten allen tijde zelf terug te vorderen (zie het tweede lid en laatste lid). Op dit ogenblik heeft de Federale Staat hiervoor geen wettelijk kader, maar dit samenwerkingsakkoord kan haar dus niet meer verhinderen om zelf dit kader uit te werken indien zij dit opportuun zou achten. De keuze om al dan niet tot terugvordering over te gaan volgt dus niet uit een verplichting die volgt uit dit samenwerkingsakkoord, maar betreft nu een keuze die de Federale Staat zelf autonoom kan bepalen. Ten gevolge hiervan zien wij niet in op welke wijze dit artikel de Federale Staat nog zou kunnen bezwaren.

In hoofde van het Gewest: In het oude artikel 6 van het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 was reeds voorzien dat het gewest instaat voor het teveel aan toegekende of effectief verleende steun.

In het nieuwe artikel blijft dit principe overeind, met het verschil dat het nieuwe artikel 6 enkel het Gewest verplicht om het teveel aan toegekende of effectief verleende steun dat voor de in het tweede lid van dat artikel verstreken termijn niet door de Federale Staat werd teruggevorderd.

De Raad van State heeft het oude artikel 6 van het met het Vlaamse Gewest gesloten samenwerkingsakkoord twee keer in een advies besproken en heeft ons inziens terecht nooit opgemerkt dat dit artikel het Vlaamse Gewest bezwaart en heeft dan ook nooit geadviseerd dat dit samenwerkingsakkoord instemming diende te verkrijgen bij decreet alvorens dit samenwerkingsakkoord gevolg zou kunnen krijgen.

Vervolgens moet worden gewezen op het feit dat het Gewest steeds de vrijheid heeft om meer terug te vorderen dan het teveel aan toegekende of effectief verleende steun dat voor de in het tweede lid van dat artikel verstreken termijn niet door de Federale Staat werd teruggevorderd (zie laatste lid). Het samenwerkingsakkoord verhindert het Gewest dus niet om de door haar verleende steun integraal terug te vorderen, ongeacht de beslissing die door de Federale Staat wordt genomen.

Het samenwerkingsakkoord verplicht het Gewest dus enkel om een minimum aan steun terug te vorderen en legt dus de facto het Gewest op om een minimale opbrengst te realiseren, die het Gewest dus naar eigen inzicht ook kan verhogen door de door haar toegekende steun integraal terug te vorderen. Ons inziens kan niet worden gesteld dat de verplichting tot het realiseren van een opbrengst het Gewest op enige wijze zou bezwaren. Integendeel, deze verplichting bezwaart de begroting van het Gewest niet, maar doet juist het omgekeerde, door het Gewest te verplichten een (minimale) opbrengst te realiseren.

Aangezien artikel 6 van het samenwerkingsakkoord, het Gewest noch de Federale Staat bezwaart, behoeft dit samenwerkingsakkoord niet de instemming te verkrijgen door het Federale of het Gewestelijke parlement en heeft dit akkoord gevolg sinds de in het akkoord voorziene datum van inwerkingtreding". 5.2.2. Met de visie verdedigd door de gemachtigde kan niet worden ingestemd.

Luidens de nieuwe regeling opgenomen in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 wordt het overgelaten aan de federale minister bevoegd voor financiën om aan het Waalse Gewest binnen een welbepaalde termijn te laten weten welke steunbedragen de federale overheid voornemens is terug te vorderen.

Er kunnen zich verschillende gevallen voordoen, naargelang de beslissing die de federale overheid ter zake autonoom neemt: 1) de federale minister laat aan het Waalse Gewest weten de federale steun te zullen terugvorderen ten belope van het teveel toegekende steunbedrag, in welk geval het Waalse Gewest in dit kader niet tot terugvordering kan overgaan;2) de federale minister laat aan het Waalse Gewest weten de federale steun te zullen terugvorderen ten belope van een deel van het teveel toegekende steunbedrag, in welk geval het Waalse Gewest het overige deel kan terugvorderen;3) de federale minister laat binnen de gestelde termijn niets weten (of laat weten niet voornemens te zijn terug te vorderen), in welk geval de federale Staat niet tot terugvordering kan overgaan. De verschillende hypothesen kunnen dus zowel inhouden dat de federale Staat toegekende steun niet (meer) kan terugvorderen, maar ook dat het Waalse Gewest in de onmogelijkheid is om die steun terug te vorderen (3). Vermits het samenwerkingsakkoord die mogelijkheden (4) inhoudt, gaat het om financiële engagementen die de federale Staat en het Waalse Gewest op zich nemen (5) en dus om een akkoord dat zowel "het gewest [zou] kunnen bezwaren" als "de Staat [zou] kunnen bezwaren", hetgeen meebrengt dat er krachtens artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 "tot hervorming der instellingen" zowel bij federale wet als bij decreet van het Waalse Gewest mee moet worden ingestemd vooraleer het gevolg kan hebben.

Zolang die instemming niet is verleend, is de regeling in het ontworpen besluit precair. De Raad van State adviseert dan ook om de uitvaardiging van het te nemen besluit te verdagen tot een ontwerp van wet houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 is aangenomen door de Kamer van volksvertegenwoordigers en tot een ontwerp van decreet houdende instemming met datzelfde samenwerkingsakkoord is aangenomen door het Waals Parlement, uiteraard telkens nadat het om advies is voorgelegd aan de Raad van State.

De vraag of de in artikel 6 van het samenwerkingsakkoord opgenomen regeling waarbij het Waalse Gewest het aan de federale overheid overlaat om te beslissen in welke mate de gewestelijke begroting wordt bezwaard om tegemoet te komen aan een beslissing van de Europese Commissie inzake staatssteun, in overeenstemming is met de regel dat een samenwerkingsakkoord er niet mag toe leiden dat een gewest zich ontdoet van de uitoefening van een bevoegdheid die hem bij de Grondwet of bij een bijzondere wet is toegewezen (6), of met artikel 177 van de Grondwet waaruit blijkt dat de financiering van de gewesten bij bijzonderemeerderheidswet geregeld dient te worden, kan door de Raad van State pas worden onderzocht na een adviesvraag over een voorontwerp van instemmingswet of -decreet.

Onderzoek van de tekst 6. Voor het overige zijn bij het ontwerp geen opmerkingen te maken. De griffier A. Goossens De voorzitter J. Baert _______ Nota's (1) Adv.RvS 57.263/3 van 20 april 2015 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 28 april 2015 "tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier". Zie ook adv.RvS 60.636/3 van 10 januari 2017 over een ontwerp dat geleid heeft tot het koninklijk besluit van 9 april 2017 "tot aanpassing van het koninklijk besluit van 28 april 2015 tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Vlaamse Gewest betreft, en tot vaststelling van het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier". (2) Voetnoot 4 uit het geciteerde advies: De parlementaire goedkeuring van de wet van 15 mei 2014 kan niet worden gezien als een instemming bij voorbaat met de samenwerkingsakkoorden die ter uitvoering van artikel 16, eerste lid, ervan worden gesloten.De instemming met een samenwerkingsakkoord kan enkel worden verleend van zodra een samenwerkingsakkoord is gesloten en de inhoud ervan bekend is voor de Kamer van volksvertegenwoordigers. (3) In het derde lid van artikel 6 van het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 wordt weliswaar bepaald dat, onverminderd de toepassing van het derde lid van dat artikel ("Het Gewest kan in geen geval overgaan tot het terugvorderen van de verkrijger van de steun van een bedrag dat hoger is dan de steun die aan deze verkrijger werd toegekend krachtens de in het eerste lid bedoelde gewestelijke of lokale steunmaatregel".), het artikel het Waalse Gewest niet verhindert om hogere bedragen terug te vorderen dan de in het vierde lid bedoelde bedragen (namelijk "de bedragen die krachtens de beslissing van de Europese Commissie moeten worden teruggevorderd").

In die bepaling wordt eraan herinnerd dat de in het samenwerkingsakkoord opgenomen afspraken te lezen zijn in het licht van verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 "waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard", en het gewest noch de federale Staat verhinderen om buiten dat kader terug te vorderen (bijvoorbeeld indien niet is voldaan door de steungenieter aan de ermee verbonden voorwaarden). (4) De formulering in artikel 92bis, § 1, tweede lid, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 ("zouden") houdt in dat de loutere mogelijkheid daartoe volstaat, zodat het niet bij voorbaat reeds moet vaststaan dat de regeling ook effectief een financieel nadeel inhoudt.(5) Indien de federale overheid beslist om niet terug te vorderen (wat bij gebrek aan een algemeen wettelijk kader voor terugvordering van staatssteun veelal het geval lijkt te zullen zijn), wordt afgezien van het innen van ontvangsten en wordt de federale begroting bijgevolg bezwaard.Indien de federale overheid beslist om alles terug te vorderen, wordt daarentegen de gewestelijke begroting bezwaard. (6) GwH 3 maart 1994, nr.17/94, B.5.3; adv.RvS 18.638/VR van 13 juli 1988 over een ontwerp dat geleid heeft tot de wet van 8 augustus 1988 "tot wijziging van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen", Parl.St. Kamer 1988, nr. 516/1, 52.

22 OKTOBER 2017. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, wat het Waalse Gewest betreft FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, gewijzigd bij de wetten van 24 maart 2015 en 18 december 2015;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 17 november 2015 gesloten tussen de Federale Staat en het Waalse Gewest betreffende de uitvoering van artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance, gewijzigd bij het samenwerkingsakkoord van 4 april 2017;

Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 21 januari 2016 om aan de Federale Regering de afbakening van steunzones voor te stellen zoals bedoeld in artikel 16 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance rond de sites van Arcelor Mittal, Saint Gobain Sekurit, Caterpillar en Doosan;

Gelet op het voorstel van het Waalse Gewest gericht aan de minister bevoegd voor Financiën, voorgelegd op 29 januari 2016;

Overwegende de artikelen 1 tot 12, 13 tot 14 en 17 van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

Overwegende het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid en al haar uitvoeringsbesluiten;

Overwegende het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie;

Overwegende dat het Waalse Gewest heeft meegedeeld dat de voorgestelde steunzones een oppervlakte beslaan van 386,4 km² en een inwonersaantal hebben van 21.855;

Overwegende dat de collectieve ontslagen waarvan de kennisgevingen, bedoeld in artikel 66, § 2, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, hebben plaatsgevonden in de periode tussen 19 juli 2012 en 1 oktober 2013 voldoen aan de definitie die is beschreven in artikel 15, 5°, van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance;

Overwegende de door het Waalse Gewest gemotiveerde verantwoording om deze steunzones af te bakenen, teneinde de getroffen streek rond de sites van Arcelor Mittal, Saint Gobain Sekurit, Caterpillar en Doosan een nieuwe economische impuls te geven;

Overwegende dat de jeugdwerkloosheidsgraad in België in het jaar 2015 23,2 pct. bedraagt;

Overwegende dat 125 pct. van dit percentage 29 pct. bedraagt;

Overwegende dat de steden Flémalle, Ougrée, Seraing en Herstal de voorbije jaren zwaar werden getroffen door collectieve ontslagen bij Arcelor Mittal (1254 ontslagen werknemers in 2013);

Overwegende dat de stad Sambreville de voorbije jaren zwaar werd getroffen door collectieve ontslagen bij Saint Gobain Sekurit (272 ontslagen werknemers in 2013) en de steunzone die rond de site van Saint Gobain Securit wordt voorgesteld in het jaar 2015 een graad van jeugdwerkloosheid bevat van 33,8 pct., welke hoger is dan 125 pct. van het nationale gemiddelde;

Overwegende dat de stad Charleroi de voorbije jaren zwaar werd getroffen door collectieve ontslagen bij Caterpillar (1400 ontslagen werknemers in 2013);

Overwegende dat de stad Frameries de voorbije jaren zwaar werd getroffen door collectieve ontslagen bij Doosan (320 ontslagen werknemers in 2015) en de steunzone die rond de site van Doosan wordt voorgesteld in het jaar 2015 een graad van jeugdwerkloosheid bevat van 37,4 pct., welke hoger is dan 125 pct. van het nationale gemiddelde;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën gegeven op 8 maart 2017;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 24 maart 2017;

Gelet op het advies nr. 61.332/3 van de Raad van State gegeven op 15 mei 2017 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt begrepen onder `bedrijvenparken': 1° de parken die zijn begrepen in een erkenningsomtrek, in de zin van het decreet van 11 maart 2004 betreffende de ontsluitingsinfrastructuur voor economische bedrijvigheid;2° het doorgangsgebouw, het ondersteunende dienstencentrum, de incubator, de werkplaats voor gedeeld werk en het ondernemingscentrum, zoals gedefinieerd in artikel 1, 7° tot 11° van het voornoemde decreet van 11 maart 2004, die al dan niet zijn opgenomen in een erkenningsomtrek;3° de gebieden die niet zijn opgenomen in een erkenningsomtrek, maar die zijn opgenomen in een gebied dat is afgebakend op het gewestplan als een gebied met industrieel karakter en grenzen aan één van de parken die zijn begrepen in één van de voormelde erkenningsomtrekken;4° de haven en industriegebieden, beheerd door de Autonome Haven van Luik, de Autonome Haven van Namen, de Autonome Haven van Charleroi en de Autonome Haven van het Centrum en het Westen;5° de te herontwikkelen bedrijventerreinen in de zin van artikel 167 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie;6° de gemengde bedrijventerreinen die worden bedoeld in artikel 30 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie, met uitzondering van de bedrijventerreinen die ondernemingen bevatten die actief zijn in de detailhandel;7° de ontginningsterreinen die worden bedoeld in artikel 32 van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedebouw, Patrimonium en Energie;8° in de mate dat deze niet in het toepassingsgebied van 1° tot 7° zijn begrepen, het terrein van de ondernemingen die werden getroffen door een collectief ontslag als bedoeld in artikel 15 van de wet van 15 mei 2014 houdende uitvoering van het pact voor competitiviteit, werkgelegenheid en relance dat de aanleiding is geweest voor de afbakening van een steunzone;9° in de mate dat deze niet in het toepassingsgebied van 1° tot 8° is begrepen, het terrein van een onderneming die in de loop van de toepassingsperiode van de steunzone, een collectief ontslag heeft betekend zoals bedoeld in hoofdstuk VII, van de wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, of waarop de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen op van toepassing is en waarbij dit ontslag of deze sluiting ten minste 50 werknemers heeft getroffen.

Art. 2.§ 1. In het Waalse Gewest wordt een steunzone afgebakend rondom de site van Arcelor Mittal, die is samengesteld uit de in artikel 1 bedoelde bedrijvenparken, waarvan de kadastrale percelen: - voor zover ze zich bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 1A zijn opgesomd; - voor zover ze zich niet bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 1B zijn opgesomd.

De in deze paragraaf afgebakende steunzone heeft een toepassingsperiode van zes jaar, die aanvangt op 1 november 2017.

Werkgevers die een investering verrichten in deze zone kunnen ten laatste op 31 oktober 2023 het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier overleggen. § 2. In het Waalse Gewest wordt een steunzone afgebakend rondom de site van Saint Gobain Sekurit, die is samengesteld uit de in artikel 1 bedoelde bedrijvenparken, waarvan de kadastrale percelen: - voor zover ze zich bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 2A zijn opgesomd; - voor zover ze zich niet bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 2B zijn opgesomd.

De in deze paragraaf afgebakende steunzone heeft een toepassingsperiode van zes jaar, die aanvangt op 1 november 2017.

Werkgevers die een investering verrichten in deze zone kunnen ten laatste op 31 oktober 2023 het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier overleggen. § 3. In het Waalse Gewest wordt een steunzone afgebakend rondom de site van Caterpillar, die is samengesteld uit de in artikel 1 bedoelde bedrijvenparken, waarvan de kadastrale percelen: - voor zover ze zich bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 3A zijn opgesomd; - voor zover ze zich niet bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014, in bijlage 3B zijn opgesomd.

De in deze paragraaf afgebakende steunzone heeft een toepassingsperiode van zes jaar, die aanvangt op 1 november 2017.

Werkgevers die een investering verrichten in deze zone kunnen ten laatste op 31 oktober 2023 het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier overleggen. § 4. In het Waalse Gewest wordt een steunzone afgebakend rondom de site van Doosan, die is samengesteld uit de in artikel 1 bedoelde bedrijvenparken, waarvan alle kadastrale percelen zich bevinden in een steungebied opgenomen op de regionale steunkaart bedoeld in artikel 15, 6°, van de voornoemde wet van 15 mei 2014 en in bijlage 4A zijn opgesomd.

De in deze paragraaf afgebakende steunzone heeft een toepassingsperiode van zes jaar, die aanvangt op 1 november 2017.

Werkgevers die een investering verrichten in deze zone kunnen ten laatste op 31 oktober 2023 het in artikel 2758, § 5, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde formulier overleggen.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.De minister die bevoegd is voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 oktober 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^