Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 22 september 1998
gepubliceerd op 11 november 1998

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012736
pub.
11/11/1998
prom.
22/09/1998
ELI
eli/besluit/1998/09/22/1998012736/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 SEPTEMBER 1998. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996, gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de bevordering van de tewerkstelling en vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 22 september 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bewakingsdiensten Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 april 1996 Bevordering van de tewerkstelling en vaststelling van sommige arbeidsvoorwaarden van de werklieden die bewakingsdiensten verrichten in de militaire sector (Overeenkomst geregistreerd op 21 mei 1996 onder het nummer 41818/CO/317) Overeenkomst gesloten in toepassing van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling en van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 60 van 20 december 1994, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot bepaling van de doelstellingen en de procedures voor het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de bevordering van de werkgelegenheid, ter uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten en heeft directe uitwerking. § 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle bewakingsondernemingen die een activiteit uitoefenen in militaire basissen gevestigd op Belgisch grondgebied, ongeacht het feit of hun zetel zich in België of in het buitenland bevindt. § 3. Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden onder "ondernemingen" verstaan de ondernemingen die bewakingsdiensten verrichten in bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basissen in België of die prestaties leveren en speciale zendingen uitvoeren, bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied, en onder "werklieden", de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie

Art. 2.§ 1. De werklieden die tewerkgesteld zijn in de ondernemingen of die bewakingsdiensten verrichten in bestaande of toekomstige Belgische of buitenlandse militaire basissen in België of die prestaties leveren en speciale zendingen uitvoeren, bevolen door welke legermacht ook die gestationeerd is op Belgisch grondgebied, worden ingedeeld in drie categorieën, rekening houdend met de aard van de uitgevoerde werken, de beroepsbekwaamheid en de graad van de zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de taken die hun worden toevertrouwd. § 2. Beschouwd worden als : 1. Bewakingsagent : de werkman die steeds ter plaatse bewakingsprestaties of begeleidingen uitvoert.2. Portier : de bewakingsagent die, in het kader van zijn bewakingsopdracht, als hoofdtaken heeft : de controle bij de ingang en uitgang; het ontvangen en overbrengen van telefonische oproepen; het uitvoeren van eenvoudige administratieve opdrachten.

Hij kan worden verzocht om ronden uit te voeren in het kader van zijn bewakingsopdracht. 3. Postoverste. HOOFDSTUK III. - Lonen, premies en diverse vergoedingen

Art. 3.Sedert 1 november 1994 zijn de minimumuurlonen voor de werklieden bedoeld in artikel 1 voor een werkelijke wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld zeven en dertig uren de volgende : - Bewakingsagent : 431,81 F - Portier : 431,81 F + (2 F niet geïndexeerd) - Postoverste : 431,81 F + (3 F niet geïndexeerd).

Art. 4.Er wordt een speciale premie toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid op de 11 feestdagen, gelijk aan 20 pct. van het loon van de categorie A "privé-sector" vanaf 1 september 1994.

Voor de berekening van de premie begint de dag om 00.00 uur en eindigt om 24.00 uur.

Art. 5.Onder wettelijke feestdagen worden verstaan : - 1 januari : Nieuwjaar - Paasmaandag - 1 mei : Feest van de arbeid - O.L.H.-Hemelvaart - Pinkstermaandag - 21 juli : Nationale feestdag - 15 augustus : O.L.V.-Hemelvaart - 1 november : Allerheiligen - 11 november : Wapenstilstand - 25 december : Kerstmis - als communautaire feestdag : - 11 juli : van de Vlaamse gemeenschap - 27 september : van de Franse gemeenschap - 15 november : van de Duitstalige gemeenschap.

Art. 6.Aan de werklieden die voltijds tewerkgesteld zijn en slechts 5 dagen werken in een arbeidstijdregeling van 6 dagen/37 uren wordt 37/5 maal het werkelijk betaalde loon gewaarborgd.

Art. 7.§ 1. Een speciale nachtpremie wordt toegekend aan alle categorieën van werknemers voor alle uren aanwezigheid tussen 22.00 en 06.00 uur, ongeacht de arbeidstijdregeling, gelijk aan 10 pct. van het loon van categorie A - "privé-sector" - op die datum, sedert 1 januari 1994. § 2. Een premie van 10 pct. op het loon van categorie A in de privé sector op deze datum wordt toegekend sedert 1 september 1994 voor zondagsarbeid (van 00.00 u. tot 24.00 u.).

Art. 8.De premies voor nachtarbeid en arbeid op zon- en feestdagen zijn cumuleerbaar.

Art. 9.Anciënniteitspremie : aan alle categorieën van werknemers zal een speciale anciënniteitspremie worden toegekend, die gelijk is aan : - 3 000 F eenmalig en 1 blijvende dag bijkomend verlof voor alle werknemers die 10 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming;

De werknemers die reeds meer dan 10 jaar anciënniteit hebben binnen dezelfde onderneming, zullen deze premie en verlofdag automatisch genieten op de datum van hun verjaardag. - 5 000 F eenmalig en 2 blijvende dagen verlof voor alle werknemers die 15 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming.

De werknemers die reeds meer dan 15 jaar dienst hebben binnen dezelfde onderneming, zullen deze premie en verlofdagen automatisch genieten op de datum van hun verjaardag.

De bovenvermelde blijvende verlofdagen zijn niet cumuleerbaar.

Art. 10.Syndicale premie.

Sedert 1 januari 1994 wordt het bedrag van de syndicale premie vastgesteld op 3 500 F. HOOFDSTUK IV. - Arbeidsduur

Art. 11.§ 1. In uitvoering van het centraal akkoord van 7 december 1994.

De herverdeling van de arbeid, alsook de veralgemeende vermindering van de gemiddelde arbeidstijd voor het geheel van de werklieden, gepland op het niveau van de ondernemingen, tot 37 uren per week, is van toepassing. § 2. Er wordt overeengekomen dat een maximum van 60 pct. van de aan de werklieden opgelegde arbeidsprestaties mag worden besteed aan : - ronden; - begeleiding van munitie; - andere portiersactiviteiten dan kantoorwerken; - activiteiten van ploegbaas andere dan kantoorwerken.

De resterende 40 pct. moeten worden beschouwd als rusttijd, schafttijd en tijd voor de volgende activiteiten : - begeleiding van bezoekers; - kantoorwerken; - schoonmaak van de voertuigen en van de lokalen die ter beschikking zijn gesteld van de werklieden; - onderhoud van de kennels; - onderhoud van de wapens; - vorming inzake veiligheid en oefeningen. § 3. De rusttijd mag niet korter zijn dan 1/4e van de aanwezigheidsuren. § 4. De hierboven niet bepaalde uit te voeren arbeidsprestaties zullen door de vakbondsafvaardigingen in gemeenschappelijk overleg met de werkgevers worden verdeeld volgens 60/40 verhouding. § 5. In geval van oefening of alarm is deze beperking tot 60 pct. niet meer toepasselijk. § 6. De aanwezigheidsuren zullen betaald worden volgens de toegepaste loonschalen. § 7. Er wordt een minimummaandloon gewaarborgd dat gelijk is aan het aantal arbeidsdagen en arbeidsuren voor iedere maand in 1995 en 1996, zijnde : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 24 dagen - 148 h 05' Franse Gemeenschap in september : 25 dagen - 154 h 15' Duitstalige Gemeenschap in november : 23 dagen - 141 h 55' Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Ter gelegenheid van de feestdag van de gemeenschappen is het aantal dagen en uren vastgesteld als volgt : Vlaamse Gemeenschap in juli : 25 dagen - 154 u 15' Franse Gemeenschap in september : 24 dagen - 148 u 05' Duitstalige Gemeenschap in november : 23 dagen - 141 u 55' § 10. De coëfficiënt voor de omrekening van een arbeidstijdregeling van 5 dagen per week in een arbeidstijdregeling van 6 dagen per week bedraagt 6,17 voor een arbeidsprestatie van gemiddeld 37 uren per week. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 12.§ 1. De minimumlonen die bepaald zijn in artikel 3 en de werkelijk uitbetaalde lonen, worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen dat maandelijks wordt vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. § 2. De lonen die op 1 november 1994 worden betaald stemmen overeen met het spilindexcijfer 117,19. § 3. Telkens als het viermaandelijks indexcijfer van de consumptieprijzen één van de spilindexcijfers bereikt, worden de lonen die gekoppeld zijn aan het spilindexcijfer 117,19 opnieuw berekend door er de coëfficiënt 1,02 n op toe te passen, waarbij "n" de rang van het bereikte spilindexcijfer vertegenwoordigt.

Onder spilindexcijfers moet worden verstaan, de getallen die behoren tot een reeks waarvan het eerste 117,19 is en waarvan elk van de volgende wordt bekomen door het voorgaande te vermenigvuldigen met 1,02. § 4. De breuken van één honderdste van een punt worden naar het hogere honderdste afgerond of verwaarloosd, naargelang zij al dan niet 50 pct. van een honderdste bereiken. § 5. De lonen worden aangepast vanaf de tweede maand die volgt op de maand waarin het indexcijfer het cijfer bereikt dat een wijziging rechtvaardigt. § 6. Het resultaat van de berekeningen van de aanpassing van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt afgerond naar het hogere of lagere honderdste, naargelang het al dan niet 50 pct. van een honderdste bereikt. § 7. Wanneer terzelfder tijd een verhoging van de lonen die het gevolg is van de koppeling van deze lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen en een andere loonsverhoging moet worden toegepast, wordt de aanpassing die het gevolg is van de koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen uitgevoerd vooraleer de lonen volgens de vastgestelde verhoging worden aangepast. HOOFDSTUK VI.. - Humanisering van de arbeid, werkzekerheid, bestaanszekerheid

Art. 13.§ 1. De maximum ononderbroken prestatieperiode mag niet meer bedragen dan 7 ononderbroken dagen. De minimum rustperiode tussen twee prestatieperiodes van 7 dagen bedraagt 24 uur. § 2. De daggrens mag maximum 12 uren bedragen. De werkman heeft het recht een langere tewerkstelling te weigeren zonder dat hij hiervoor kan gesanctioneerd worden. § 3. Er wordt een rusttijd van 11 uren gewaarborgd tussen twee volledige arbeidsprestaties. § 4. De werklieden hebben recht op twintig vrije weekends per jaar. De werkgevers verbinden er zich toe alles in het werk te stellen om de werklieden meer weekends vrij te plannen.

Deze overeenkomst geldt niet voor werklieden die een weekendovereenkomst hebben afgesloten, voor zover zij niet in tegenspraak zijn met de bepalingen vastgesteld in de §§ 1 en 2. De weekendprestaties zullen bij voorkeur gebeuren door vrijwilligers. § 5. Een carensdag wordt toegekend onder de volgende voorwaarden : 1° een werkman die in de loop van een semester niet ziek is geweest heeft recht op de uitkering van een carensdag voor de eerste ziekte in het daaropvolgend semester.2° de werkman die langdurig arbeidsongeschikt is geweest (meer dan één maand) in de loop van een semester, geniet eveneens de uitkering van de carensdag voor de eerste ziekteperiode in het daaropvolgend semester. § 6.In uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 van de Nationale Arbeidsraad hebben de werklieden het recht op loopbaanonderbreking ten belope van 1 pct. van het personeelsbestand.

Daarenboven zullen 2 pct. van het personeel kunnen genieten van loopbaanonderbreking voor sociale en familiale redenen.

Onder sociale en familiale redenen wordt onder andere verstaan, de opvoeding van een kind, ziekte of hospitalisatie van een huisgenoot waarmee de werkman onder een dak leeft, of een familielid tot de eerste graad waarmee hij niet onder hetzelfde dak woont. § 7. De werklieden getroffen door economische of technische werkloosheid genieten ten laste van het Sociaal Fonds voor de bewakingsondernemingen een bestaanszekerheidvergoeding van 100 F ten belope van maximum 30 dagen, gerekend per burgerlijk jaar. Na een jaar zal het fonds een evaluatie maken en kan de raad van beheer beslissen de vergoeding te verhogen. HOOFDSTUK VII. - Reiskosten

Art. 14.§ 1. De werklieden hebben, ten laste van hun werkgever, recht op de integrale terugbetaling van de kosten van hun treinkaart voor de verplaatsing tussen hun woonplaats en werkplaats, ongeacht het gebruikte vervoermiddel en het aantal kilometer. § 2. De bijkomende reiskosten die het gevolg zijn van speciale opdrachten die de werkgever oplegt en die het gebruik van een privé-voertuig vereisen, worden terugbetaald tegen 8 F per kilometer. § 3. Er zal worden tegemoetgekomen in de reiskosten na overlegging van een bewijsformulier. § 4. In geval van terugroeping wordt een forfaitaire vergoeding voor reiskosten van 275 F per terugroeping toegekend aan de werklieden van de militaire basissen. HOOFDSTUK VIII. - Bijzondere vergoedingen

Art. 15.§ 1. Een vergoeding voor het "leiden van een hond" wordt toegekend naar rata van 10 F per uur en per ronde met hond. § 2. Ingeval de werkgever aan de werkman vraagt zijn eigen hond te gebruiken in het kader van zijn arbeidsprestaties, zal hij aan de werkman een forfaitaire vergoeding betalen van 200 F per arbeidsprestatie, met een maandelijks forfaitair bedrag van minimum 2 000 F, behalve indien de meester of de hond onbeschikbaar zijn, in welk geval alleen de forfaitaire vergoeding van 200 F per arbeidsprestatie zal verschuldigd zijn. § 3. In geen geval mag de werkman die zijn eigen hond gebruikt, technisch werkloos worden wegens het louter onbeschikbaar zijn van deze hond. § 4. Sedert 1 januari 1993 wordt een bedrag gelijkwaardig aan dit van de treinkaart toegekend aan de werknemer om hem in staat te stellen zich met zijn hond naar het werk te begeven.

In ieder geval wordt er, indien er voor de verplaatsing met een privé-voertuig 8 F per kilometer wordt betaald, geen vergoeding voor het vervoer van de hond betaald. § 5. Een vergoeding voor "schoenen" van 1 100 F wordt toegekend aan de bewakingsagenten die werkzaam zijn in militaire basissen.

In geval de werkgever of de klant een speciaal schoeisel voorschrijft zal de werkgever instaan voor de levering of een vergoeding betalen die overeenkomst met de kostprijs van dit schoeisel. HOOFDSTUK IX. - Uniform en uitrusting

Art. 16.§ 1. De werkgever stelt een gepast uniform ter beschikking van zijn werklieden, dat bestaat uit een kepi, een pak, een hemd en een das, alsmede een beschermingsuitrusting, bestaande uit een mantel en een sjaal in de winter, een regenjas in de zomer, een paar laarzen voor het werk op de werkplaats.

De werkman moet het uniform en de uitrusting alleen gedurende de werkuren dragen. § 2. Deze uitrusting wordt om de twee jaar vervangen, of vroeger, bij abnormale slijtage. § 3. Bij de indienstneming worden aan de bewakingsagenten drie hemden bezorgd, op het einde van het eerste dienstjaar een nieuw overhemd, en daarna, om de negen maanden, nog een hemd.

De werkman die de onderneming verlaat, moet evenwel automatisch een som terugbetalen die wordt berekend in negenden voor de nog lopende maanden, wat het hemd betreft.

De prijs van het hemd wordt vastgesteld op het niveau van de onderneming en medegedeeld aan de vakbondsafvaardiging. § 4. Buiten de wettelijke proefperiode betaalt de werkgever die de verplichtingen niet heeft nageleefd die bepaald zijn in dit artikel aan de werklieden een vergoeding van 25 F per dag gedurende de periode tijdens welke hij deze bepalingen heeft overtreden. § 5. Aan de werklieden die voltijdse arbeidsprestaties verrichten wordt een vergoeding van 230 F per maand toegekend voor het onderhoud van hun uniform. § 6. Wat betreft de werklieden die deeltijdse arbeidsprestaties verrichten is in dezelfde vergoeding voorzien voor de werklieden die gemiddeld minimum 18.30 uren werkelijke arbeidsprestaties per week verrichten op maandbasis. § 7. Voor de werklieden met deeltijdse prestaties minder dan 18.30 uur, wordt een vergoeding van 115 F per maand toegekend. § 8. Wanneer er arbeidsprestaties moeten worden verricht in een vuile omgeving, zal de vergoeding van 230 F eveneens worden toegekend aan de werknemers die minder dan 18.30 uren werken. HOOFDSTUK X. - Administratie

Art. 17.§ 1. De werkgevers zullen voor de vaste commerciële contracten de planningslijsten overmaken aan de werklieden tussen de 25e en de 28e van iedere maand. § 2. De loonfiches zullen eenduidig en duidelijk alle elementen die deel uitmaken van de betaling en dat op een begrijpelijke wijze bevatten. § 3. Aan de werklieden wordt het volgende gewaarborgd : a) voor de feestdagen : een dagloon gelijk aan 37/5e;b) voor hun deelneming aan de vergaderingen, hetzij van de ondernemingsraad, hetzij van het comité voor veiligheid en gezondheid, hetzij van de vakbondsafvaardiging, de aanwezigheidstijd;c) voor het anciënniteitsverlof een dagloon gelijk aan 37/6e;d) in geval van kort verzuim, de conventionele regel met een minimum dagloon gelijk aan 37/6e. HOOFDSTUK XI. - Veiligheid

Art. 18.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 oktober 1980 (Belgisch Staatsblad van 21 november 1980), gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, tot vaststelling van de maatregelen tot bevordering van de veiligheid in de sector van de bewaking, wordt uitgebreid tot alle werknemers die een wapen moeten dragen tijdens hun diensturen. § 2. Het bezit van een toelating om een verdedigingswapen te dragen houdt geen automatisch recht in op het voordeel, bedoeld in artikel 11 van de hierboven vernoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 juni 1980. § 3. De risicodekking en de modaliteiten voor de toekenning van de vastgestelde kapitalen zijn de volgende : - bij agressie met dodelijke afloop tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval die de dood veroorzaakt: 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen zullen enkel aan de echtgenote van de werkman of, bij gebrek ervan, aan de wettelijke erfgenamen van de 1e graad worden gestort. - bij agressie die een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt heeft tijdens de uitoefening van de dienst : 5 maal het bedrag van het jaarloon; - bij een beroepsongeval die een blijvende invaliditeit van minstens 66 pct. veroorzaakt : 3 maal het bedrag van het jaarloon.

De hierboven vermelde kapitalen zullen enkel worden gestort aan de betrokken werkman.

Art. 19.. Zowel de voertuigen als de lokalen waar de werkman tewerkgesteld is dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften van het algemeen reglement voor de arbeidersbescherming en dit in alle omstandigheden.

Hiervoor zal tevens een speciale clausule in de commerciële contracten ingelast worden.

Bij problemen zal de veiligheidschef van de bewakingsondernemingen contact opnemen met zijn collega van de klant. De genomen maatregelen zullen op het comité voor veiligheid en gezondheid besproken worden.

In geval de problemen aanhouden kan de syndicale delegatie gebruik maken van haar recht om een werfbezoek aan te vragen, conform de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffende de vakbondsafvaardiging van 6 december 1993, artikel 9, derde lid. HOOFDSTUK XII. - Professionele vorming

Art. 20.§ 1. De vorming voorzien bij de wet van 10 april 1990 op de bewakingsondernemingen, de beveiligingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten (Belgisch staatsblad van 29 mei 1990), zal binnen de bij de wet voorziene tijd gegeven worden. § 2. De werkgevers verbinden er zich toe bijkomende beroepsscholing en recyclage te organiseren, meer bepaald inzake situatiebeheersing en wettig handelen maar ook in stressbeheersing en omgang met derden. § 3. Een werkman die het slachtoffer is geweest van een agressie, krijgt bijstand. Hij zal omgeschoold of opgeleid worden voor een eventuele herplaatsing, indien dit in het belang van de werkman is. § 4. Inzake de vorming voorgeschreven door voormelde wet van 10 april 1990 zullen ondertekenende partijen een bijzondere overeenkomst sluiten in het kader van het betaald educatief verlof (koninklijk besluit van 28 maart 1995). HOOFDSTUK XIII. - Syndicale vorming

Art. 21.De vakbonden ontvangen voor vorming, behalve deze die door andere instanties vergoed worden, een pool van betaalde uren gelijk aan 8 dagen van 8 uur per jaar en per effectief mandaat in de vakbondsafvaardiging, de ondernemingsraad en het comité voor veiligheid en gezondheid. HOOFDSTUK XIV. - Tewerkstellingsbeleid en vastheid van betrekking

Art. 22.§ 1. Wat het tewerkstellingsbeleid en de vastheid van betrekking betreft blijven, de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1977 gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten, betreffende de tewerkstellingspolitiek en de werkzekerheid, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 juni 1978 (Belgisch Staatsblad van 13 september 1978), gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 oktober 1980, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 april 1981 (Belgisch Staatsblad van 8 mei 1981), van toepassing. § 2. Gepensioneerden van 65 jaar en meer, worden niet meer in dienst genomen. § 3. De eventuele tewerkstelling van gepensioneerden van minder dan 65 jaar zal, geval per geval worden onderzocht door de ondernemingsraad of, bij gebrek ervan, door de vakbondsafvaardiging of, bij gebrek hiervan, met de plaatselijke vakbondssecretarissen van de ondertekenende representatieve werknemersorganisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XV. - Algemeenheden

Art. 23.§ 1. Indien sommige van de voordelen, opgenomen in deze collectieve arbeidsovereenkomst, reeds geheel of gedeeltelijk door bepaalde werkgevers worden toegepast, wordt tussen de ondertekenende partijen overeengekomen dat deze werkgevers enkel het eventuele verschil tussen wat reeds werd toegekend en wat is bepaald in de huidige overeenkomst, moeten betalen.

Alle hogere voordelen die reeds worden toegekend blijven verkregen. § 2. Alle bepalingen van de bestaande overeenkomsten die niet door deze conventie worden gewijzigd blijven van toepassing, meer in het bijzonder inzake waardentransport. § 3. Voordeliger overeenkomsten, gesloten in het paritair comité of in het vlak van de onderneming, en voor zover ze niet strijdig zijn met de algemene bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten blijven behouden. HOOFDSTUK XVI. - Arbeidsvrede

Art. 24.De sociale gesprekspartners verbinden zich ertoe om tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst alles in het werk te stellen om de arbeidsvrede te waarborgen, noch op nationaal, noch op gewestelijk, noch op ondernemingsniveau eisen te stellen en de bepalingen van de beslissing van 19 juni 1980 van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten inzake de prestaties van algemeen belang in vredestijd na te leven. HOOFDSTUK XVII. - Bijzondere bepaling

Art. 25.De hoofdbekommernis van deze overeenkomst is het behoud of de uitbreiding van de tewerkstelling. Indien bij de jaarlijkse evaluatie blijkt dat een of meerdere ondernemingen hun verplichtingen niet nakomen, zal de Voorzitter van het paritair comité de Minister hiervan in kennis stellen met het verzoek elke lastenvermindering die de onderneming genoten heeft terug te vorderen en haar voor de toekomst uit te sluiten tot zolang het paritair comité een advies geeft waarin zij terugkomt op haar beslissing. HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepalingen

Art. 26.§ 1. In geval van betwisting zijn partijen akkoord om uitsluitend een beroep te doen op de Voorzitter van het Paritair Comité die een verzoeningsbureau kan samenstellen en een oplossing voorstellen aan partijen. § 2. Onverminderd andere vermeldingen treden de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst in werking op 1 oktober 1995 en is ze gesloten voor onbepaalde tijd, behalve wat betreft de clausules vermeld in hoofdstuk IV, arbeidsduur, die van kracht worden op 1 januari 1996. § 3. Zij vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 juni 1993 ter griffie geregistreerd op 21 januari 1994 onder het nummer 34790/CO/317 betreffende de bevordering van de tewerkstelling en vastlegging van bepaalde arbeidsvoorwaarden voor de werklieden tewerkgesteld in de militaire sector van de bewaking. § 4. Vanaf 1 oktober 1996 zal zij kunnen worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen, met een opzeggingstermijn van drie maanden, bij aangetekend schrijven gericht aan de Voorzitter van het Paritair Comité voor de bewakingsdiensten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 22 september 1998.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^