Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 december 2010
gepubliceerd op 05 januari 2011

Koninklijk besluit betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2010011496
pub.
05/01/2011
prom.
23/12/2010
ELI
eli/besluit/2010/12/23/2010011496/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas


VERSLAG AAN DE KONING Sire, 1 Hoofdlijnen 1.1 Onderhavig koninklijk besluit heeft vooreerst tot voorwerp de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie (verder : de gedragscode). Het voorstel hiertoe werd uitgewerkt door de Commissie krachtens artikel 15/5undecies, § 1 (1), van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (hierna : de gaswet). 1.2 Voorts heeft onderhavig koninklijk besluit tot voorwerp de wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas. Dit voorstel werd op eigen initiatief geformuleerd door de Commissie, met toepassing van artikel 15/4 juncto artikel 15/14, § 2, derde lid, van de gaswet en behelst de invoering van een nieuw artikel 22bis. 1.3 Het Directiecomité van de CREG heeft op 9 oktober 2008 het voorstel van onderhavig koninklijk besluit goedgekeurd en overgemaakt aan de federale Minister bevoegd voor Energie. Een aangepast voorstel werd door het Directiecomité van de CREG goedgekeurd op 5 maart 2009 en opnieuw overgemaakt aan de federale Minister bevoegd voor Energie. 2. Volgende wettelijke bepalingen bieden het kader of de rechtsgrond voor de gedragscode : 2.1 Verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot de aardgastransmissienetten (verder : de gasverordening). De gasverordening behoeft als supranationale rechtsnorm geen omzetting in het recht van de lidstaten van de Europese Unie en door haar rechtstreekse werking moet onderhavig koninklijk besluit conform ermee zijn voor de erin geregelde materies zoals : derdentoegangsdiensten, principes voor capaciteitsallocatiemechanismen, congestiebeheer, transparantie-eisen, balancering en het verhandelen van capaciteitsrechten.

Ook voorziet artikel 12 van de gasverordening dat lidstaten meer gedetailleerde bepalingen kunnen voorzien. Op basis hiervan bevat onderhavig koninklijk besluit een reeks aanvullende verplichtingen voor de beheerders voor wat betreft de door de gasverordening geregelde materies. 2.2 Richtlijn 2003/55/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2003 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor aardgas (hierna : de tweede gasrichtlijn), die naar Belgisch recht werd omgezet door voormelde wet van 1 juni 2005 tot wijziging van de gaswet. 2.3 De gaswet : vooreerst artikel 15/5undecies, § 1 van de gaswet, dat de eigenlijke rechtsgrond inzake de gedragscode vormt. Het eerste lid stelt duidelijk dat de gedragscode van toepassing is op de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie. Het tweede lid bevat de gedetailleerde lijst van de specifieke thema's die in de gedragscode moeten worden uitgewerkt.

De daarnaast direct relevante artikelen uit de gaswet zijn in elk geval de artikelen 2 en 15/1 van de gaswet. 2.4 Zonder dat het om afdwingbare wettelijke bepalingen gaat, werd zoveel als relevant rekening gehouden met belangrijke standpunten en richtlijnen geformuleerd door de Europese Commissie, de CEER, ERGEG en het Madrid Forum. 3 Bepaalde aspecten van het wettelijk kader van de gedragscode worden hieronder kort toegelicht. 3.1 De gedragscode is van openbare orde aangezien zij de fundamentele regels bevat met betrekking tot de organisatie van de gasmarkt. Dit houdt niet de ontbinding van bestaande vervoerscontracten in, doch wel de onmiddellijke toepasbaarheid van de gedragscode daarop die, te rekenen vanaf de inwerkingtreding, conform de gedragscode moeten worden toegepast. 3.2 De definitie van aardgasvervoer in artikel 1, § 2, 72° van de gedragscode bepaalt duidelijk dat zowel binnenlands vervoer als doorvoer hieronder vallen.

De tweede gasrichtlijn en de wet van 1 juni 2005 tot omzetting ervan, behandelen binnenlands vervoer en doorvoer op dezelfde manier. In beide gevallen gaat het om transmissie waartussen er enkel een operationeel verschil bestaat qua uitgangspunt. Ook de gasverordening bevat in artikel 2.1 een definitie van transmissie in dezelfde zin.

De gedragscode behandelt binnenlands vervoer en doorvoer eveneens op dezelfde manier. Uiteraard zal het toegangsreglement een aantal operationele bepalingen bevatten die specifiek zijn voor doorvoer en zal het aardgasvervoersprogramma een aantal vervoersdiensten bevatten die specifiek zijn voor binnenlands vervoer. 3.3 Artikel 15/5undecies, § 1 verschilt op volgende punten van het oude artikel 15/5, § 3 van de gaswet : 3.3.1 De gedragscode heeft niet langer betrekking op de vervoersondernemingen, doch op de beheerders; 3.3.2 De minimumvereisten bedoeld in artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 6° van de gaswet dienen thans betrekking te hebben op de juridische en operationele scheiding van de vervoers- en leveringsfuncties van aardgas binnen de geïntegreerde beheerders in plaats van op de administratieve en operationele scheiding ervan (zie hoofdstuk 2, afdeling 5); 3.3.3 In de basisbeginselen vervat in artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 7° van de gaswet met betrekking tot de rechten en verplichtingen inzake het gebruik van het vervoernet werd toegevoegd dat de onderhandelingen over de toegang tot vervoer (hoofdstuk 2, afdeling 1), het congestiebeheer (hoofdstuk 2, afdeling 1.4) en de publicatie van informatie (afdeling 4.4 van hoofdstukken 4, 5 en 6) hieronder vallen; 3.3.4 Overeenkomstig artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 10° en 11° van de gaswet moet de gedragscode voortaan ook de vereisten bevatten inzake onafhankelijkheid van het personeel van de beheerders ten opzichte van de producenten, distributeurs, leveranciers en tussenpersonen (hoofdstuk 2, afdeling 4) alsook de maatregelen die in het verbintenissenprogramma moeten worden opgenomen (hoofdstuk 2, afdeling 3.2) om te waarborgen dat ieder discriminerend gedrag is uitgesloten. Ook moet worden voorzien in een adequaat toezicht op de naleving ervan. 3.3.5 Artikel 15/5, § 3 van de gaswet werd opgeheven door de inwerkingtreding van het nieuwe artikel 15/5undecies, § 1. Sindsdien heeft dit laatste artikel dus de facto de wettelijke basis uitgemaakt voor de vorige gedragscode die door de Commissie conform deze nieuwe rechtsgrond werd toegepast tot afkondiging van onderhavig koninklijk besluit. 3.4 De gedragscode legt de beheerders op om standaardcontracten, toegangsreglementen en dienstenprogramma's op te stellen en ter goedkeuring aan de Commissie voor te leggen. Enkel het begrip belangrijkste voorwaarden uit de vorige gedragscode werd behouden, weliswaar in de nieuwe definitie van artikel 1, 51° van de gaswet (2) die enerzijds de standaardcontracten voor de toegang tot het vervoernet omvat en anderzijds de daarmee verbonden operationele regels, die in onderhavig besluit in de toegangsreglementen gegroepeerd werden. Het indicatief vervoersprogramma werd omgevormd tot het dienstenprogramma en de netwerkcode werd in het toegangsreglement geïntegreerd. 4 De procedure die gevolgd werd om tot het voorstel van onderhavig koninklijk besluit te komen, kan als volgt samengevat worden : 4.1 De Commissie heeft eind 2005 de marktspelers geraadpleegd om te achterhalen hoe zij de eerste fase van de liberalisering van de interne gasmarkt beoordeelden. De marktspelers hadden hierbij kritiek op (1) de te strikte « matchingregel » tussen ingangs- en uitgangscapaciteit (2) het gebrek aan transparantie op de primaire en secundaire markt, met te summiere, onvolledige en/of afwezigheid van informatie omtrent toegewezen en beschikbare capaciteit, aardgasstromen, onderbrekingen (3) het systeem van dagbalancering, de hoge boetes in geval van overschrijding van de evenwichtsdrempels, afwezigheid van een markt om onevenwichten uit te wisselen (4) de toegang tot opslag die prioritair wordt toegekend aan de vervoersnetgebruikers die de distributiemarkt beleveren (5) toewijzing van aardgas op distributieniveau (6) moeilijke en ondoorzichtige toegang tot doorvoercapaciteit en onduidelijkheid inzake de respectieve rollen van Distrigas, Distrigas & C° en Fluxys; (7) bijzonder moeilijke toegang tot en illiquiditeit van de hub. 4.2 Na voormelde consultatie, heeft de Commissie eind 2006 een oriëntatienota uitgebracht waarin zij op gemotiveerde wijze de krachtlijnen uiteenzette die als leidraad zouden dienen voor het voorstel van onderhavig koninklijk besluit. Deze oriëntatienota werd eveneens aan de marktspelers voorgelegd en verdere relevante commentaren hierop werden door de Commissie, waar mogelijk, verwerkt bij de redactie van een eerste voorstel. 4.3 De Commissie heeft in mei 2008 haar eerste officiële voorstel, dat het resultaat bevatte van overleg met de beheerders, geformuleerd en ter consultatie aan de marktspelers voorgelegd. De Commissie heeft hierna de relevante opmerkingen die haar in het kader van deze raadpleging (mondeling en schriftelijk) werden meegedeeld, verwerkt en aldus het voorstel van onderhavig koninklijk besluit uitgewerkt. 4.4 De Commissie is voor onderhavig koninklijk besluit vertrokken van een nieuwe tekst en structuur om de verschillende wijzigingen en nieuwigheden in de rechtsgrond van de gedragscode op overzichtelijke, doeltreffende en wetgevingstechnisch verantwoorde wijze te verwerken. 2. Bespreking Inleiding Onderhavig koninklijk besluit is opgebouwd rond volgende tweedelige structuur : « Deel I - Algemene bepalingen » zet vooreerst de hoofdlijnen uiteen van de materies die in de gedragscode uitgewerkt worden en bundelt de bepalingen die van toepassing zijn op alle beheerders.Hoofdstuk 1 vult de definities uit de gaswet aan met specifieke definities, hoofdstuk 2 zet de basisregels uiteen die de beheerders moeten naleven alsook deze die de relatie tussen de beheerders en de Commissie bepalen en hoofdstuk 3 bevat alle bepalingen inzake de toegang tot het vervoersnet en regelt de relatie tussen alle beheerders en netgebruikers. « Deel II - Specifieke bepalingen » werkt « Deel I - Algemene bepalingen » verder uit en omvat de specifieke rechten en plichten van elk van de beheerders en de respectieve netgebruikers van de afzonderlijke vervoersdiensten. Hoofdstuk 4 bevat de specifieke bepalingen voor aardgasvervoer, hoofdstuk 5 deze voor opslag en hoofdstuk 6 deze voor LNG. Indien krachtens artikel 8, § 8 van de gaswet een gecombineerde netbeheerder zou worden aangeduid, spreekt het voor zich dat hij de specifieke regels voor de betrokken installaties of netten waarvan hij met het beheer belast is, samen zal moeten naleven. Hoofdstuk 7 voorziet de strafbepalingen die van toepassing zijn ingeval van inbreuk op specifieke bepalingen, hoofdstuk 8 de bepaling die wordt ingevoerd in het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, hoofdstuk 9 de opheffingsbepalingen, hoofdstuk 10 de overgangsbepalingen en hoofdstuk 11 de uitvoeringsbepaling.

DEEL 1. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK 1. - Definities Artikel 1 voorziet in § 2 een reeks bijkomende definities die de definities uit de gaswet, die krachtens § 1 in onderhavig koninklijk besluit hernomen worden, aanvullen of verduidelijken voor de toepassing van onderhavig koninklijk besluit. Hieronder worden de definities, vertrekkende van de definitie met het hoogste nummer, gebundeld in thematische clusters met verwijzing naar de afdelingen in onderhavig koninklijk besluit waar ze gebruikt worden - sommige definities komen in meerdere clusters voor.

Aangrenzende netbeheerders (definitie 32°), interconnectiepunt (definitie 47°), interoperabiliteit (definitie 36°) en toeleverende vervoersonderneming (definitie 26°) hebben betrekking op de plicht voor de beheerders om voor de maatregelen die zij nemen inzake netbeheer en netontwikkeling rekening te houden met aangrenzende netwerken, met het oog op de interoperabiliteit (hoofdstuk 2 - afdelingen 1.1 en 1.2, alsook afdeling 4.8 van hoofdstukken 4, 5 en 6).

De definities aansluitingscontract (definitie 16°), aansluiting (definitie 52°), aansluitingspunt (definitie 49°), aardgasontvangststation (definitie 69°), distributienetbeheerder (definitie 31°), DNB-aansluitingscontract (definitie 17°), ingangshoofdafsluiter (definitie 78°) en SLP-afnemer (definitie 13°) hebben betrekking op de toegang van de eindafnemer tot het aardgasvervoersnet (hoofdstuk 3, afdeling 2).

De noties aanvraag (definitie 21°) en aanvrager (definitie 22°) spelen een rol in het kader van de registratie door de netgebruikers als gebruikers (definitie 76°) : als gebruikers worden zowel de bevrachter (definitie 1°), de opslaggebruiker (definitie 74°) als de terminalgebruiker beschouwd (definitie 75°) (hoofdstuk 3, afdeling 1.1). Na dergelijke registratie, heeft de gebruiker het ARS (definitie 68°) en dienstenformulier (definitie 28°) ter beschikking voor respectievelijk het elektronisch of schriftelijk onderschrijven van vervoersdiensten. Zo komt het vervoerscontract (definitie 18°) met de respectievelijke beheerder (hoofdstuk 3, afdeling 1.2) tot stand.

De gaswet bevat definities van gasvervoer in artikel 1, 7° en van doorvoer in artikel 1, 7bis. Gasvervoer omvat aardgasvervoer, LNG en opslag van aardgas. Voor de toepassing van de nieuwe gedragscode moet het gasvervoer daarom onderscheiden worden van het aardgasvervoer (definitie 72°). Aardgasvervoer omvat op zijn beurt binnenlands vervoer (definitie 73°) en doorvoer. Het aardgasvervoer van en naar de hubs vormt al naargelang het geval binnenlands vervoer of doorvoer.

De aardgasvervoersdiensten (definitie 63°) maken deel uit van de vervoersdiensten (definitie 60°) en kunnen door de bevrachter (definitie 1°) onderschreven worden. Afnamepunt (definitie 48°) en toevoerpatroon (definitie 50°) zijn hieraan gelinkt.

De noties aardgas voor eigen gebruik (definitie 30°), operationele akkoorden (definitie 20°) operationele reserve (definitie 56°) zijn middelen ter beschikking van de beheerder om zijn verplichtingen inzake netbeheer en netevenwicht uit te voeren, ook wanneer er zich een incident (definitie 33°) voordoet op het vervoernet (hoofdstuk 2, afdeling 2).

De definities systeemintegriteit en balanceringsperiode in artikel 2.9 en 2.10 van de gasverordening worden aangevuld met de volgende definities : afnamepatroon (definitie 51°), balanceringsperiode (definitie 44°), basisflexibiliteitsdienst (definitie 58°) en benuttingsgraad (definitie 71°), flexibiliteitsdienst (definitie 57°), netevenwicht (definitie 27°), netonevenwicht (definitie 24°) en onevenwicht (definitie 23°), systeemintegriteit (definitie 35°) (hoofdstuk 2, afdeling 2.2) en tolerantiewaarden (definitie 77°).

Verwante begrippen zijn : hernominatie (definitie 55°) en nominatie (definitie 43°) die betrekking hebben op de uitoefening door de gebruikers van hun rechten en plichten (hoofdstukken 4, 5 en 6, telkens afdeling 4.4). Nadien wordt door de beheerder de nodige metingen uitgevoerd op basis waarvan het toegewezen aardgas (definitie 29°) wordt bepaald.

Dag (definitie 37°) en werkdag (definitie 38°) dienen voor de berekening van de termijnen bepaald in hoofdstuk 3, afdelingen 1.1, 1.2 en 3.

De beschikbare capaciteit (definitie 8°), bruikbare capaciteit (definitie 12°), capaciteit (definitie 2°), onderbreekbare capaciteit (definitie 10°), vaste capaciteit (definitie 9°) vertalen de algemene definities uit de gasverordening. Toegepast op elk van de activiteiten die deel uitmaken van het in de gaswet gedefinieerde gasvervoer spreekt men van beschikbare operationele capaciteit (definitie 11°), bruikbaar LNG-volume (definitie 80°), bruikbaar opslagvolume (definitie 79°), injectiecapaciteit (definitie 5°), reservecapaciteit (definitie 6°), toegewezen capaciteit (definitie 3°) en uitzendcapaciteit (definitie 4°).

Er wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen contractuele congestie (definitie 14°) en fysieke congestie (definitie 15°) en voor elk type gelden aparte regels. De regeling voor congestie houdt eveneens verband met de werking van de secundaire markt (definitie 42°), het daartoe ontwikkelde SMP (definitie 45°) en de toegewezen vervoersdiensten (definitie 61°).

Day-ahead markt (definitie 40°) als onderdeel van de primaire markt (definitie 41°) die onderscheiden moet worden van de secundaire markt (definitie 42°) en het voor de werking van deze laatste ontwikkelde secundaire markt platform (SMP) (definitie 45°).

De gasverordening (definitie 54°) en de gaswet (definitie 39°) bieden respectievelijk het kader en de rechtsgrond voor onderhavig koninklijk besluit. Dit koninklijk besluit moet vanzelfsprekend uitgelegd worden overeenkomstig de gaswet en de gasverordening.

De begrippen LNG-diensten (definitie 67°), terminalgebruiker (definitie 75°) en bruikbaar LNG-volume (definitie 80°) hebben betrekking op de LNG-activiteiten die in hoofdstuk 6 geregeld worden.

Opslag (definitie 70°), opslagcapaciteit (definitie 7°), opslagdiensten (definitie 59°), opslaggebruiker (definitie 74°) bruikbaar opslagvolume (definitie 79°), injectiecapaciteit (definitie 5°) en uitzendcapaciteit (definitie 4°) betreffen de opslaginstallatie (zie hoofdstuk 5).

Standaardcontract(en) (definitie 19°) en toegangsreglement (definitie 53°) zijn met elkaar verbonden via de definitie van belangrijkste voorwaarden voorzien in artikel 1, 51° van de gaswet (hoofdstuk 3, afdeling 1.3).

De verschillende standaardcontracten die in onderhavig koninklijk besluit geregeld worden omvatten het geheel van standaard rechten en verplichtingen van de respectieve beheerder en netgebruiker voor de toegang tot het vervoersnet.

Met toepassing van artikel 15/6 van de gaswet hebben de eindafnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet (1/4c) evenals de distributieondernemingen vanaf 1 juli 2004 recht op toegang tot het vervoersnet (zie ook artikel 15/5 van de gaswet).

Het standaard aansluitingscontract vormt dan ook het standaardcontract voor de toegang van de afnemer tot het aardgasvervoersnet, met inbegrip van de fysische aansluiting. De fysische aansluiting is een noodzakelijke voorwaarde voor de eindafnemer om toegang te hebben tot het aardgasvervoersnet en vormt er één geheel mee.

Door de ondertekening van de standaardcontracten voor aardgasvervoer, LNG en opslag wordt de netgebruiker geregistreerd als gebruiker en kan hij (zonder hiertoe verplicht te zijn) als bevrachter, opslaggebruiker of terminalgebruiker optreden en respectievelijk aardgasvervoer-, opslag- of LNG-diensten onderschrijven.

Het vervoerscontract (definitie 18°) behelst daarentegen het door partijen ondertekend standaardcontract samen met de specifieke vervoersdiensten waarbij de beheerder zich ertoe verbindt deze te leveren en de gebruiker om deze af te nemen (en te betalen) aan de voorwaarden vervat in het standaardcontract. Deze kunnen worden afgesloten voor de verschillende duurtijden voorzien in de dienstenprogramma's. Zowel lange termijn verbintenissen (definitie 43°) als korte termijn verbintenissen zijn mogelijk.

Toegewezen capaciteit (definitie 3°), toegewezen vervoersdiensten (definitie 61°) en vervoerscontract (definitie 18°) zijn gerelateerd aan de onderschrijving door de gebruiker en toewijzing door de beheerders van de vervoersdiensten (definitie 60°), krachtens hoofdstuk 3, afdeling 1.2. Vaste vervoersdiensten (definitie 64°) en voorwaardelijke vervoersdiensten (definitie 62°) zijn subcategorieën hiervan. Het verbod voor de beheerders om niet in het door de CREG goedgekeurde dienstenprogramma voorziene verbonden vervoersdiensten (definitie 66°) aan te bieden, dient hier tevens vermeld (hoofdstuk 2, afdeling 3.1).

Vertrouwelijke informatie (definitie 34°) is de enige stand alone definitie (zie hoofdstuk 2, afdeling 3). HOOFDSTUK 2. - Algemene regels voor de beheerders inzake toegang tot het vervoernet, netbeheer, netontwikkeling en onafhankelijkheid Afdeling 1.1. - Derdentoegangsdiensten

Deze afdeling bouwt verder op de principes uiteengezet in artikel 4 en 9.1 van de gasverordening en artikel 15/5undecies, § 1 tweede lid van de gaswet.

Artikel 2 herneemt in § 1 de procedures en regels inzake de aanvraag van toegang tot het net en een aantal essentiële algemene principes uit de gaswet, met name artikel 15/1, § 1, 1° voor de wijze van uitbating en onderhoud van de vervoerinstallaties door de beheerders en artikel 15/1, § 1, 5° inzake het verbod op discriminatie.

De in § 1, 2° voorziene belangrijkste voorwaarden zijn essentieel voor een efficiënte en transparante marktwerking. De voorstellen ervan worden door de beheerder opgesteld en zijn onderworpen aan de goedkeuring van de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6° van de gaswet. De Commissie controleert naderhand de toepassing ervan door de beheerders in hun respectieve netten.

Niettegenstaande de gaswet niet expliciet bepaalt dat de beheerders de belangrijkste voorwaarden opstellen, is dit de enige nuttige interpretatie die ter zake aan de gaswet kan worden gegeven - in die zin werd overigens de vorige gedragscode toegepast ten aanzien van de vervoersondernemingen (beheerders sinds de wet van 1 juni 2005). § 2 vermeldt de dienstenprogramma's aan de hand waarvan de beheerders de netgebruikers omstandig informeren omtrent de diensten die ze aanbieden, aan welke voorwaarden en hoe de netgebruikers deze kunnen onderschrijven. Deze worden in detail geregeld in hoofdstuk 3, afdeling 1.4.

Artikel 3 somt vooreerst de verschillende standaardcontracten op die deel uitmaken van de belangrijkste voorwaarden en verder uitvoerig geregeld worden in afdeling 2 van hoofdstuk 3 (standaard (DNB-) aansluitingscontract) en afdeling 1 van hoofdstukken 4, 5 en 6 voor respectievelijk het standaard aardgasvervoerscontract, het standaard opslagcontract en het standaard LNG-contract. Tevens worden de toegangsreglementen vermeld waarin de voor het standaardcontract voor aardgasvervoer, opslag en LNG toepasselijke operationele regels gebundeld worden, die door de respectievelijke beheerder moeten uitgewerkt worden (afdeling 2 van hoofdstukken 4, 5 en 6). De goedkeuring door de Commissie wijzigt de aard van de belangrijkste voorwaarden niet. De standaardcontracten blijven contractueel van aard; de regels gebundeld in het toegangsreglement blijven reglementair van aard.

Artikel 4 vult de bepalingen van de gasverordening aan mede met toepassing van artikel 15/5 undecies, § 1, tweede lid en bevat 7 essentiële verplichtingen die de beheerders moeten naleven om de toegang tot, de werking en het gebruik van het vervoernet en de vervoersdiensten te optimaliseren. Afdeling 1.2. - Open season procedure

De ter zake door ERGEG ontwikkelde richtlijnen (3) werden in aanmerking genomen bij de uitwerking van deze afdeling.

Artikel 5 verwijst naar het investeringsplan dat door de beheerders wordt opgesteld in het kader van artikel 15/13 van de gaswet. Het initiatief voor het opstarten van een open season procedure wordt hierbij gelaten aan de beheerders met een injunctierecht aan de Commissie indien de beheerders ter zake tekort zouden schieten.

Artikel 6 regelt de verschillende stadia van de open season procedure die tot doel heeft de markt op een transparante en niet-discriminerende wijze te bevragen en op basis van de bekomen informatie de beheerders in staat te stellen op gerichte wijze te investeren in de uitbreiding en ontwikkeling van het vervoernet.

Hierbij wordt krachtens artikel 15/14, § 2, 3° van de gaswet een belangrijke rol toebedeeld aan de Commissie inzake overleg met de beheerders, de aangrenzende beheerders en naburige regulatoren, sturing van de informatie die door de beheerders moet worden meegedeeld, goedkeuring van de relevante documenten, toezicht op het verloop van de open season procedure en rechtzetting ingeval van niet-naleving ervan. De wijze waarop de open season verloopt en de timing worden vastgelegd in het toegangsreglement (zie verder in afdeling 1.7). Afdeling 1.3. - Toewijzingsregels

Artikel 7 geeft de functie hiervan aan door te verwijzen naar de dienstenprogramma's (hoofdstuk 3, afdeling 1.4). De beheerders moeten passende toewijzingsregels uitwerken teneinde zoveel mogelijk vervoersdiensten te kunnen aanbieden aan de netgebruikers en zodoende noch de toetreding tot de markt noch de werking ervan te belemmeren en rekening te houden met de interoperabiliteit. De toewijzingsregels sluiten algemeen aan bij de bepalingen van artikel 3 van de gasverordening en artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid van de gaswet.

Artikel 8 zet een aantal duidelijke doelstellingen voorop die de beheerders voor ogen moeten houden bij de uitwerking van de toewijzingsregels.

Artikel 9 legt de verplichting op om de toewijzingsregels in het toegangsreglement op te nemen wat het belang ervan onderstreept en hen een reglementair karakter verleent. Afdeling 1.4. - Congestiebeleid

Deze afdeling zet de krachtlijnen en doelstellingen uiteen van een doeltreffend congestiebeleid, dat zowel contractuele als fysieke congestie moet voorkomen zodat de beschikbare capaciteiten maximaal benut worden en desgevallend de investeringsagenda optimaal wordt aangestuurd. Ze voert artikelen 3.3, 3.4 en 3.5 van de gasverordening en artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 9° van de gaswet uit.

Artikel 10 verplicht de beheerders een proactief congestiebeleid te voeren daar zij op basis van alle relevante informatie waarover zij beschikken de situatie kunnen opvolgen en de meest aangewezen partij zijn. § 1 somt de doelstellingen op die worden nagestreefd en § 2 bevat een lijst van algemene maatregelen die deel moeten uitmaken van het congestiebeleid van de beheerders. Het sluitstuk voorzien in § 3 houdt in dat de beheerders het resultaat van hun congestiebeleid moeten vertalen naar hun investeringsplan.

Artikel 11, § 1 voorziet de rol die wordt toebedeeld aan de gebruikers en die noodzakelijk is om het congestiebeleid van de beheerders in de praktijk effectief te maken. Zo wordt het hen verboden om meer vaste vervoersdiensten te onderschrijven dan zij nodig hebben voor de uitvoering van hun bevoorradings- en leveringscontracten. § 2 verplicht de gebruikers om de toegewezen doch ongebruikte vervoersdiensten op een redelijke en marktconforme wijze aan te bieden op de secundaire markt. Het essentiële karakter van deze verplichting valt onder meer af te leiden uit het feit dat op het niet-naleven ervan de strafsancties van artikel 234 staan.

Artikel 12 ligt in het verlengde van artikel 11, § 2 en bepaalt dat vervoersdiensten die niet genomineerd worden door de gebruikers, door de beheerder aangeboden worden op de primaire markt onder onderbreekbare vorm. De gebruiker kan dus te allen tijde zijn toegewezen vervoersdiensten hernomineren.

Artikel 13 regelt de toezicht- en opvolgingsfunctie van de beheerders inzake het effectieve gebruik van de toegewezen vervoersdiensten door de gebruikers. Het in hun toegangsreglementen voorziene elektronische register dat ze hiervan krachtens § 2 bijhouden, dient tevens als instrument voor de Commissie om haar controlefunctie uit te oefenen.

Door het effectieve gebruik te registreren, kunnen de beheerders de omvang van ongebruikte vervoersdiensten bepalen met toepassing van § 3 waarbij ze rekening moeten houden met de uitzonderingen voorzien in § 4. De opvolging door de beheerders heeft slechts zin indien zij de gebruikers hieromtrent regelmatig informeren, zoals bepaald in § 5. Artikel 14 voorziet wat er dient te gebeuren zo er zich congestie voordoet. De beheerder moet dit voorval, alle relevante informatie dienaangaande en de door hem voorgestelde maatregelen om de congestie weg te werken meedelen aan de Commissie, aan de betrokken netgebruikers en aan de marktspelers. De beheerder deelt tevens mee of het gaat over contractuele of fysieke congestie. In geval van contractuele congestie moeten de gebruikers die beschikken over ongebruikte vervoersdiensten deze krachtens § 3 op de secundaire markt ter beschikking stellen. Om misbruiken te voorkomen wordt bij contractuele congestie de prijs van de verhandelde vervoersdiensten op de secundaire markt beperkt tot het gereguleerd tarief. In geval van fysieke congestie geldt deze prijsbeperking niet. Op het niet-naleven van deze essentiële verplichting staan de strafsancties hernomen in artikel 234.

Artikel 15 legt de netgebruikers ingeval van congestie de bewijslast op om aan te tonen dat ze hun vervoersdiensten effectief zullen gebruiken. De termijn waarbinnen en de vormen waaronder dit moet geleverd worden, zijn eveneens bepaald. De Commissie houdt hierop toezicht op basis van de informatie die de beheerders verplicht zijn haar te verschaffen.

De CREG kan de niet naleving van de verplichtingen rustend op de beheerder en de gebruiker sanctioneren met de middelen die haar ter beschikking staan. Gedacht wordt onder meer aan de mogelijkheid voor de CREG om administratieve geldboeten op te leggen met toepassing van artikel 20/2 van de gaswet. De toekenning en het behoud van elke vervoers- of leveringsvergunning zijn bovendien met toepassing van artikel 15/5undecies, § 1, in fine, van de gaswet onderworpen aan het naleven van de gedragscode.

Artikel 16 geeft aan de Commissie inzage in de gebruiksregisters om zodoende de nodige informatie te kunnen verwerven om zich inzake congestie ten volle van haar taken te kunnen kwijten. Afdeling 1.5. - Secundaire markt

De secundaire markt is de markt waarop de netgebruikers onderling capaciteit en flexibiliteit aanbieden en verhandelen. Ook de beheerders kunnen hierop capaciteit en flexibiliteit kopen.

Vervoersdiensten en dan op de eerste plaats doorvoercapaciteit, werden tot op heden op de secundaire markt verhandeld in onderlinge afspraak tussen gekende partijen, met als gevolg dat de toegang tot vervoersdiensten op de secundaire markt voor nieuwkomers heel moeilijk en de werking ervan allerminst transparant was.

Deze afdeling voert derhalve een vernieuwde organisatie in alsook maatregelen om de transparantie te verhogen en de vraag en het aanbod op elkaar af te stemmen om uiteindelijk de liquiditeit van de secundaire markt voor vervoersdiensten te bevorderen. Ze is gesteund op artikel 5.3 (b) van de gasverordening en artikel 15/1, § 1, 9°bis juncto artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 12° van de gaswet.

Artikel 17 legt de organisatie van de secundaire markt bij de beheerders volgens de in §§ 1 en 2 voorziene principes die onder meer de nodige afspraken behelzen met de aangrenzende beheerders met het oog op de interoperabiliteit.

Artikel 18 verplicht de beheerders tot de oprichting van het Secundair Markt Platform (hierna SMP) voor de verhandeling van vervoersdiensten op de secundaire markt, waarop de anonimiteit van de aanbieder en de koper moet worden verzekerd. Dit SMP moet gebruiksvriendelijk zijn : wie diensten wenst te verhandelen registreert zich als SMP-gebruiker bij de beheerder en kan dan via het SMP vervoersdiensten aan- en verkopen op de secundaire markt. Ook netgebruikers die nog geen vervoersdiensten onderschreven hebben op de primaire markt, kunnen actief zijn op de secundaire markt zolang ze zich hiervoor bij de beheerders geregistreerd hebben.

Artikel 19 laat de gebruikers toe om, behoudens de uitzondering voorzien in artikel 20, § 5, onderling vervoersdiensten te verhandelen, buiten het SMP om, op voorwaarde dat ze dit melden aan de beheerders. Op hun beurt moeten de beheerders de marktspelers minstens op weekbasis informeren over de handel van vervoersdiensten op het SMP en daarbuiten.

Artikel 20 bepaalt dat in geval van congestie het gebruik van het SMP verplicht is voor alle netgebruikers die vervoersdiensten verhandelen op de secundaire markt teneinde de absolute transparantie te garanderen die vereist is om de beheerders in staat te stellen de congestie op te lossen. Afdeling 1.6. - Toegang tot de hubs

Deze afdeling voert artikel 5.2 (b) van de gasverordening en artikel 15/5 undecies, § 1, tweede lid, 13° van de gaswet uit. Toegang tot de hubs wordt door de beheerder aangeboden op niet-discriminerende wijze en is erop gericht de handel in aardgas te bevorderen en de gebruikers in staat te stellen hun balanceringsverplichtingen na te leven en, in het kader daarvan, hun onevenwichten op te vangen. De beheerders werken samen met de dienstenleverancier die de hub beheert om hun dienstenaanbod op elkaar af te stemmen.

Artikel 23 past het verbod op discriminatie door de beheerders, opgelegd in artikel 15/5 undecies, § 1, tweede lid, 5°, van de gaswet specifiek toe op de hubs.

Artikelen 24, 25 en 26 vertalen het bepaalde in artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 1°, 7° en 9° van de gaswet.

Artikelen 27 en 28 behoeven geen bijzondere commentaar. Afdeling 1.7. - Toegangsreglementen

Artikel 29 legt de beheerders de verplichting op een toegangsreglement op te stellen waarin de door de beheerders uitgewerkte regels voor toegang tot het vervoernet, toewijzing van vervoersdiensten, congestiebeheer, secundaire markt en incidentenbeheer gebundeld worden. In navolging van richtsnoer 1.3 in de bijlage bij de gasverordening, legt § 3 de algemene formele plicht op voor de beheerders om de netgebruikers te raadplegen. Deze regel bevestigt en verschaft een wettelijke basis aan de praktijk van de Commissie ten aanzien van de voorstellen geformuleerd door de beheerders.

Na overleg met de netgebruikers leggen de beheerders hun voorstellen van toegangsreglement ter goedkeuring voor aan de Commissie, krachtens artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6° van de gaswet.

Aangezien bovenstaande materies onderhevig zijn aan wijzigingen, evoluties en bijsturingen, is het verkieslijk om de technisch gedetailleerde regeling ervoor in een apart document te hernemen en niet in onderhavig koninklijk besluit zelf. Het wijzigen van het toegangsreglement, overeenkomstig de bepalingen van onderhavig koninklijk besluit, valt te verkiezen daar het minder omslachtig is dan het aanpassen van een koninklijk besluit, wat de rechtszekerheid ten goede komt. Afdeling 2. - Netontwikkeling en netbeheer

Afdeling 2.1. - Netontwikkeling

In deze afdeling worden de bepalingen van de artikelen 15/5undecies, § 1, tweede lid 1°, 7° en 9° van de gaswet alsook de algemene doelstellingen van de gasverordening toegepast.

Artikel 30, § 1 verplicht de beheerders zich actief bezig te houden met de analyse van de toestand op hun vervoernet en de ontwikkeling ervan te anticiperen en tijdig te plannen. Hiertoe stellen zij jaarlijks een geactualiseerd investeringsplan op voor de komende tien jaar en leggen ze dit ter kennisgeving voor aan de Commissie. De beheerders laten zich hierbij leiden door objectieve gegevens en principes.

Artikel 31 verwijst in § 1 naar de open season procedure van afdeling 1.2 die van toepassing is op investeringen voor doorvoer, opslag- en terminaldiensten. Voor investeringen in binnenlands vervoer gelden in het algemeen de bepalingen vastgelegd in hoofdstuk 4, afdeling 4.

Wanneer deze investeringen eveneens worden aangewend ter ondersteuning van de investeringsstrategie, onder andere voor het bepalen van de bevoorradingsroutes, vallen deze eveneens onder de open season procedure. Afdeling 2.2. - Netbeheer

Algemeen gesteld vormen artikel 15/5, § 1, 1° juncto artikel 15/5undecies, § 1, 5°, 7° en 9° en de bepalingen van de gasverordening de basis voor de verplichtingen die inzake netbeheer aan de beheerders worden opgelegd.

Artikel 33 verplicht de beheerders om bij de naleving van hun plichten ter zake overleg te plegen met de aangrenzende netbeheerders en te streven naar harmonisatie in het kader van de interoperabiliteit op nationaal en internationaal niveau, via het sluiten van interconnectie-overeenkomsten. Interoperabiliteit is van belang zowel voor wat betreft het aanbod van vervoersdiensten, aardgaskwaliteit, balanceringsregimes als communicatie en uitwisseling van meetgegevens op de interconnectiepunten. Het gebrek aan interoperabiliteit is één van de voornaamste hinderpalen voor de liberalisering van de aardgasmarkt. De aardgasmarkt is per definitie een internationale markt. Het faciliteren van het aardgasvervoer door verschillende landen is bijgevolg een absolute noodzaak.

Artikel 34 bespreekt de centrale taak van de beheerders namelijk alles in het werk stellen om de systeemintegriteit te verzekeren.

Artikel 35 legt de beheerders op om, in het verlengde van artikel 34, in voldoende balanceringsmiddelen te investeren die ze als basisflexibiliteitsdiensten aanbieden aan de netgebruikers.

Artikelen 36 en 37 definiëren de grenzen waarbinnen de beheerders zelf een aantal van de door hen aangeboden vervoersdiensten mogen onderschrijven in het kader van hun taken van netbeheer. Aangezien hierdoor een deel van de beschikbare vervoersdiensten ontnomen worden aan de netgebruikers, moeten de beheerders, net zoals geldt voor de gebruikers, deze vrijgeven zodra ze deze niet effectief gebruiken.

Artikel 38 stelt het principe voorop dat de beheerders speciale middelen moeten gebruiken bij het beheer van incidenten, dat verder geregeld wordt in afdeling 4.3 van hoofdstukken 4, 5 en 6.

Artikelen 39 en 40 zijn verbonden met de bepalingen inzake nominaties en hernominaties die telkens hernomen zijn in afdeling 4.4 en afdeling 5 van hoofdstuk 4, 5 en 6.

De beheerders hebben de taak om binnen redelijke perken de noden van de gebruikers te anticiperen en zodoende zoveel mogelijk hun (her)nominaties te garanderen.

Artikel 41 voorziet een specifieke informatieplicht in hoofde van de beheerders aangaande de onderbreekbare vervoersdiensten die zij aanbieden. Om de gebruikers in staat te stellen zich op passende wijze te organiseren, moeten zij ingelicht worden over de waarschijnlijksgraad van het risico op onderbreking. De beheerders moeten derhalve alle informatie dienaangaande tijdig meedelen en telkens actualiseren wanneer zij over nieuwe informatie beschikken.

Artikelen 42 en 43 werken het principe van artikel 35, § 2 verder uit.

De beheerders moeten de basisflexibiliteitsdiensten die ze aanbieden zo organiseren dat ze een redelijke gebruiker in staat stellen om zijn activiteiten probleemloos te beheren.

Artikel 44 verduidelijkt dat de beheerders voor deze verplichting alle middelen waarover ze beschikken, met inbegrip van de opslagmogelijkheden, optimaal moeten gebruiken.

Artikel 45 verwijst naar het vervoersmodel dat als basis dient voor de wijze waarop de beheerders vervoersdiensten aanbieden en hun vervoernet exploiteren. Dit moet uitgewerkt worden in het dienstenprogramma. Afdeling 3. - Beginselen inzake niet-discriminatie, transparantie en

behandeling van vertrouwelijke informatie Afdeling 3.1. - Algemeen

De algemene wettelijke grondslag ter zake is terug te vinden in de artikelen 15/1, § 1, 5° en 15/5undecies, § 1, tweede lid, 3° van de gaswet.

Artikel 46 legt de beheerders op om een proactief beleid te voeren op dit vlak aan de hand van duidelijke regels en procedures die ze moeten voorzien, het verstrekken van alle relevante informatie op transparante wijze en met respect voor de principes inzake vertrouwelijkheid.

Artikel 47 ligt in het verlengde van de verplichtingen die de beheerders door hun personeel moeten doen naleven zoals bepaald in afdeling 4 van hoofdstuk 2. Om deze plicht tot een goed einde te kunnen brengen, moet het personeel door de beheerders degelijk geïnformeerd en opgeleid worden.

Artikelen 48 en 49 liggen in het verlengde van het algemene verbod, naar Belgisch recht, tot gezamenlijk aanbod. De gebruikers moeten vrij zijn om enkel de vervoersdiensten te onderschrijven die ze wensen of menen nodig te hebben zonder dat hieraan andere dan de hiertoe strikt noodzakelijke diensten worden gekoppeld door de beheerders.

Uitzondering wordt gemaakt voor de in het door de CREG goedgekeurde dienstenprogramma voorziene verbonden vervoersdiensten.

In artikel 49 worden een aantal handelingen in hoofde van de beheerders verboden, teneinde te vermijden dat ze de principes uit deze afdeling te licht zouden toepassen of feitelijk zouden omzeilen. Afdeling 3.2. - Verbintenissenprogramma

Artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 10° van de gaswet vormt de algemene wettelijke basis hiervoor.

Artikel 50 verduidelijkt de maatregelen die in het verbintenissenprogramma moeten worden opgenomen om discriminerend gedrag uit te sluiten door werknemers die vragen en dossiers van netgebruikers en aanvragers behandelen alsook hoe door de beheerders op de naleving daarvan toezicht moet worden uitgeoefend.

Artikel 51 voorziet de aanstelling van een nalevingscoördinator die de uitvoering van het verbintenissenprogramma moet opvolgen en coördineren. Hij voert het door de beheerders uitgewerkte interne auditprogramma uit en leidt de voorziene klachtenprocedure inzake vrijwillige of onvrijwillige inbreuken op het verbintenissenprogramma.

De nalevingscoördinator legt jaarlijks een verslag van zijn werkzaamheden voor aan de Commissie, dat door de beheerders eveneens gepubliceerd wordt met toepassing van artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 10°, in fine, van de gaswet. Afdeling 3.3. - Bescherming vertrouwelijke informatie

De definitie van vertrouwelijke informatie werd afgestemd op artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 3°, van de gaswet. In deze afdeling worden de voorzorgsmaatregelen hernomen waartoe de beheerders gehouden zijn om de vertrouwelijkheid van de commerciële gegevens van de gebruikers te beschermen. Voorts vormen artikelen 15/5 undecies, § 1, tweede lid, 9°, 15/5undecies, § 2 en 15/1, § 1, 5° van de gaswet alsook artikel 6.3 van de gasverordening inzake transparantie-eisen de algemene wettelijke basis voor deze afdeling.

De regeling ter zake dient het midden te houden tussen de plicht van de beheerders om alle essentiële informatie te publiceren die de marktspelers nodig hebben en de plicht tot bescherming van gevoelige informatie door deze vertrouwelijk te behandelen, teneinde te beletten dat concurrenten vertrouwelijke informatie zouden kunnen misbruiken om de activiteiten van de netgebruiker waarop ze betrekking heeft, te schaden.

Artikel 52 bevat de geheimhoudingsplicht in hoofde van de beheerders en hun personeel en bepaalt tevens dat het gebruik van vertrouwelijke informatie binnen de beheerder strikt beperkt moet blijven tot het personeel dat betrokken is bij het verlenen van toegang tot het vervoernet aan netgebruikers.

Artikel 53 legt de beheerders de plicht op om zich zodanig te organiseren dat de doelstellingen van artikel 52 worden bereikt.

Artikel 54 bevat de klassieke uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht en duidt de derde partijen aan, wier rol zou worden uitgehold zonder mededeling van alle informatie waarover de beheerders beschikken. Het vertrouwelijkheidsbeginsel moet hier wijken voor een hoger belang.

De beheerders mogen eveneens vertrouwelijke informatie meedelen aan bepaalde van hun adviseurs die beroepsmatig tot dezelfde geheimhoudingsplicht gehouden zijn.

Slechts met voorafgaande uitdrukkelijke toestemming van diegene van wie de vertrouwelijke informatie uitgaat mag vertrouwelijke informatie meegedeeld worden aan andere derden.

Artikel 55 houdt de toepassing in van artikel 6.6 van de gasverordening.

Artikel 56 vertaalt artikel 6.5 van de gasverordening en artikel 15/5undecies, § 2 van de gaswet. Er kan een spanningsveld ontstaan tussen de verplichtingen van de beheerders tot het vrijgeven van informatie enerzijds en het waarborgen van vertrouwelijkheid van commerciële gegevens van netgebruikers anderzijds. Wanneer de beheerder meent dat hij om redenen van vertrouwelijkheid niet gerechtigd is alle vereiste gegevens te publiceren, vraagt hij aan de Commissie om toestemming om de publicatie met betrekking tot het relevante punt of de punten in kwestie te beperken. Afdeling 4. - Beginselen inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid

van het personeel van de beheerders Deze afdeling voert artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 11° van de gaswet uit en bevat de beginselen inzake onafhankelijkheid van het personeel van de beheerders. De leden van het directiecomité van de beheerders worden in de terminologie van de gaswet niet onder het personeel van de beheerders begrepen, gelet op artikel 8/3, § 5, 2° van de gaswet dat immers bepaalt dat het corporate governance comité zich uitspreekt over de gevallen van onverenigbaarheid in hoofde van de directieleden en van de personeelsleden.

De eisen die in deze afdeling worden gesteld aan het personeel van de beheerders brengen met zich mee dat de personeelsleden niet tezelfdertijd voor een leveringsonderneming, producent, tussenpersoon of distributienetbeheerder mogen werken, dat zij daarin geen aan aandelen verbonden rechten mogen bezitten, dat hun bezoldiging niet gebaseerd wordt op de resultaten van deze ondernemingen en dat zij die binnen de beheerder toegang hebben tot vertrouwelijke informatie binnen een periode van zes maanden na het beëindigen van hun prestaties voor de beheerder niet voor één van die ondernemingen kunnen gaan werken.

Verder dient het personeel van de beheerders de motivatie, beschikbaarheid, bekwaamheid en kritische ingesteldheid te bezitten die vereist zijn om de werking van de beheerder te begrijpen en om elk op hun niveau met kennis van zaken en onafhankelijk te beraadslagen en/of beslissingen te nemen. Het moet tevens onpartijdig zijn, d.w.z. over de kwaliteit beschikken om onvooringenomen beslissingen te nemen, zonder dat het zich door persoonlijke belangen, voorkeur of genegenheid bij zijn oordeel laat leiden.

Artikel 62 verduidelijkt artikel 8/3, § 5 van de gaswet en moet ervoor zorgen dat het corporate governance comité van de beheerders het jaarlijks verslag aan de Commissie inzake de naleving door de beheerders van hun verplichtingen inzake onafhankelijkheid en onpartijdigheid ten aanzien van de netgebruikers, in volle onafhankelijkheid kan opstellen.

BAfdeling 5. - Minimumvereisten met betrekking tot de juridische en operationele scheiding van de vervoer- en leveringsfuncties van aardgas binnen de geïntegreerde beheerders Artikel 63 voert artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 6°, van de gaswet uit, maar blijft summier, gelet op de problematische bewoordingen van dit artikel, bijvoorbeeld wat precies wordt bedoeld met geïntegreerde beheerders. Uit de bewoordingen van het artikel in kwestie, vloeit het « geïntegreerd » zijn voort uit het feit dat deze beheerders zowel vervoer- als leveringsfuncties uitoefenen, hetgeen in contradictie is met artikel 15/1, § 1, 8°, van de gaswet die de combinatie van beide functies juist verbiedt aan de beheerders. Deze moeten zich onthouden van activiteiten van verkoop van aardgas of van bemiddeling inzake aardgas buiten de verkopen of aankopen die noodzakelijk zijn in het kader van hun verplichtingen om het evenwicht te verzekeren, overeenkomstig onderhavig koninklijk besluit.

Artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 6°, van de gaswet spreekt verder niet van beheerders behorende tot een verticaal geïntegreerde onderneming.

Er lijkt bijgevolg geen rechtsgrond te bestaan om de minimumvereisten inzake operationele scheiding die bestaan in artikel 8/5 voor de beheerder van het aardgasvervoersnet in de gedragscode in te voeren voor de andere beheerders en/of verder uit te werken voor alle beheerders. HOOFDSTUK 3. - Procedures en regels inzake de aanvraag voor toegang tot het vervoernet Afdeling 1. - Toegang tot het vervoernet voor netgebruikers

Deze afdeling voert artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 1° van de gaswet en van artikel 4 van de gasverordening uit. Afdeling 1.1. - Procedures en modaliteiten inzake toegang

Artikel 64 voorziet het algemene principe dat de netgebruiker die toegang wenst te krijgen tot het vervoersnet zich daartoe voorafgaandelijk moet registreren bij de betrokken beheerder. De netgebruiker die vervoersdiensten wil onderschrijven bij de beheerder van het aardgasvervoersnet moet zich als bevrachter registreren, voor opslagdiensten moet hij zich laten registreren als opslaggebruiker bij de beheerder van de opslaginstallatie en als terminalgebruiker bij de beheerder van de LNG-terminal wanneer hij LNG-diensten wenst te onderschrijven. Dergelijke registratie is niet nodig voor netgebruikers die reeds een (vervoers)contract getekend hebben met één van de beheerders. Het bestaande (vervoers)contract geldt in dat geval als registratie van de respectievelijke gebruiker. Na afloop van dit contract, registreren de betrokken netgebruikers zich vanzelfsprekend tevens overeenkomstig afdeling 1.1.

Artikel 65 verduidelijkt welke algemene en specifieke info de netgebruiker moet meedelen aan de respectievelijke beheerder in het kader van zijn registratie als bevrachter (§ 1), opslaggebruiker (§ 2) en terminalgebruiker (§ 3).

Artikel 66 legt aan de respectievelijke beheerder(s) de plicht op om de netgebruiker desgevallend bij te staan bij het indienen en/of vervolledigen van zijn aanvraag, dit om de registratie zo snel en efficiënt mogelijk te laten gebeuren.

Artikel 67 eens de netgebruiker een volledige aanvraag ingediend heeft, stuurt de beheerder het standaard aardgasvervoers-, opslag- en/of LNG-contract ter ondertekening op naar de aanvrager. De netgebruiker heeft 10 werkdagen hiervoor, bij gebreke waarvan de aanvraag vervalt, welke regel voorzien is om enkel serieuze netgebruikers aan te trekken. Van zodra de betrokken beheerder het ondertekende standaardcontract ontvangt is de registratie als bevrachter, opslaggebruiker en/of terminalgebruiker voltrokken.

Artikel 68 bepaalt dat de registratie enkel op schriftelijke wijze kan, wat logisch is gelet op de complexiteit ervan en de lage frequentie. Dit is de eerste fase om toe te treden tot een wettelijk en gereguleerd kader, onder toezicht van de Commissie, waarbinnen effectief vervoersdiensten kunnen onderschreven worden. Voor dit laatste voorziet afdeling 1.2 wel de mogelijkheid voor de elektronische onderschrijving naast de schriftelijke. Afdeling 1.2. - Procedures en modaliteiten voor het onderschrijven van

vervoersdiensten Van zodra de netgebruiker geregistreerd is als gebruiker kan hij overgaan tot het aanvragen van vervoersdiensten en dit zowel op de primaire als op de secundaire markt (via het secundaire markt platform of SMP). Voor het onderschrijven van vervoersdiensten op de primaire markt ontwikkelt de beheerder een elektronisch platform dat de gebruikers toelaat om snel en eenvoudig vervoersdiensten aan te vragen en te onderschrijven. Het Automatisch Reservering Systeem (hierna ARS) kan ook gebruikt worden voor het verstrekken van informatie aan netgebruikers. Beide elektronische platformen, het ARS voor de primaire markt en het SMP voor de secundaire markt, worden op elkaar afgestemd. De gebruikers kunnen tevens indien ze dat wensen schriftelijk vervoersdiensten aanvragen en onderschrijven.

Artikel 69 voor binnen de dag en Day-ahead markt maakt § 2 de onderschrijving verplicht per ARS. Indien de beheerder dit wenst voorziet § 3 in de mogelijkheid gebruik te maken van een tijdsvenster waarbinnen de diensten kunnen worden onderschreven. Dit is onder andere noodzakelijk om telkens wanneer de verwachte vraag naar vervoersdiensten het aanbod zou kunnen overtreffen, op een transparante en niet-discriminerende wijze vervoersdiensten te kunnen aanbieden.

Artikel 70 bevat de algemene plicht van de beheerders ten aanzien van het ontwikkelen en ter beschikking stellen van het ARS. Om het ARS te kunnen gebruiken, volstaat het voor de gebruiker om zijn intentie daartoe mee te delen aan de beheerder die hem hiertoe een inschrijvingscode overmaakt. Dit is nodig om de vertrouwelijkheid van de erin meegedeelde en uitgewisselde gegevens te verzekeren en de veiligheid van het systeem te garanderen.

Artikel 71 voorziet dat de gebruiker die vervoersdiensten onderschrijft een specifieke informatieplicht heeft opdat de beheerder het systeem zou kunnen opereren.

Artikel 72 bepaalt, voor schriftelijke aanvragen, de reactietermijn voor de beheerder om aan de gebruiker mee te delen of zijn aanvraag al dan niet kan worden gehonoreerd afhankelijk van de door de gebruiker gewenste aanvangsdatum. Hoe dichter deze bij de aanvraag ligt, hoe korter de reactietermijn voor de beheerder.

Desgevallend staat de beheerder de gebruiker bij om zijn aanvraag te vervolledigen.

Artikel 73 regelt vooreerst in §§ 1 en 2, zodra de aanvraag volledig is, de verdere afhandeling van aanvragen en de effectieve onderschrijving van de aangevraagde diensten. Zo dit via het ARS is ingediend, wordt dit verder elektronisch behandeld en ingeval van een schriftelijke aanvraag, stuurt de beheerder een dienstenformulier op dat door de gebruiker ondertekend moet worden teruggestuurd binnen de toepasselijke termijn die bepaald wordt door de nabijheid van de aanvangsdatum. § § 3 tot 4 voorzien dat de beheerder, indien hij een aanvraag moet weigeren om redenen van congestie, hij dit omstandig moet motiveren en de Commissie hiervan op de hoogte moet stellen. In dit geval zijn de bepalingen van afdeling 1.4, hoofdstuk 2 van toepassing. Zo zal indien het een fysieke congestie betreft worden onderzocht of er al dan niet moet worden geïnvesteerd in bijkomende infrastructuur waarna, in functie van het resultaat hiervan en op basis van artikel 31, de open season procedure voorzien in hoofdstuk 2, afdeling 1.2 zal worden opgestart.

Artikel 74 legt de beheerder in § 1 op om voor het ARS zo kort mogelijke termijnen aan te bieden en § 2 voorziet dat hij dit ARS tevens als platform moet gebruiken om nuttige informatie aan te bieden. Daar het ARS specifiek voor de primaire markt ontwikkeld is, voorziet § 3 de plicht voor de beheerder om het ARS en het SMP voor de secundaire markt op elkaar af te stemmen. Dit is een van de manieren om de door de gasverordening vooropgestelde verplichting om maximale capaciteit ter beschikking te stellen van de markt te realiseren.

Artikel 75 geeft aan de netgebruiker de mogelijkheid om informatieve en niet-bindende aanvragen in te dienen. Het is belangrijk dit te onderscheiden van de bindende aanvragen daar de beheerder dient te weten waar hij aan toe is teneinde bepaalde diensten voor een beperkte tijd enkel te moeten blokkeren als het een bindende aanvraag betreft.

Artikel 76 voorziet dat de procedure voor registratie en het onderschrijven van diensten perfect gelijktijdig kan gebeuren zo de netgebruiker dit wenst. Gelet op de omvang hiervan, gelden in dit geval telkens de langste termijnen. Afdeling 1.3. - Standaardcontracten voor aardgasvervoer, opslag en LNG

Artikel 4.1 van de gasverordening inzake de verplichting tot geharmoniseerde contracten, ligt mee aan de basis van deze afdeling.

Artikel 77 werkt het algemene principe van artikel 15/14, § 2 van de gaswet uit inzake de goedkeuring door de Commissie van de belangrijkste voorwaarden, waarvan de standaardcontracten deel uitmaken krachtens de definitie in artikel 1, 51° van de gaswet.

Doel is ervoor te zorgen dat alle netgebruikers gelijk behandeld worden en aan dezelfde voorwaarden toegang hebben tot het vervoernet en gebruik kunnen maken van vervoersdiensten. De inhoud van de standaardcontracten voor aardgasvervoer, opslag en LNG wordt verder in detail geregeld in hoofdstukken 4, 5 en 6.

Artikel 78 ziet erop toe dat zowel door de Commissie als door de beheerders kan worden ingespeeld op latere marktevoluties en dat zij hiervoor de nodige aanpassingen kunnen voorstellen en doorvoeren aan de standaardcontracten.

Artikel 79 vormt de noodzakelijke aanvulling op het standaardcontract dat als kader (ofte raam-)overeenkomst dient en de algemene regels bevat die van toepassing zijn op alle partijen die dergelijk standaardcontract ondertekenen. Elk dienstenformulier bevat dan de beschrijving van de respectieve onderschreven vervoersdienst.

Artikel 80 regelt het principe dat de beheerder de vrije verhandeling van onderschreven vervoersdiensten niet mag hinderen of afhankelijk stellen van onredelijke voorwaarden, teneinde discriminatie en belemmering van de marktwerking te vermijden. Afhankelijk van het type overdracht gelden er min of meer strikte regels, waarbij het criterium van al dan niet bevrijding van de overdrager bepalend is. Afdeling 1.4. - Dienstenprogramma's

Het dienstenprogramma vervangt in grote mate het indicatief vervoersprogramma uit de vorige gedragscode. Het vertegenwoordigt een soort catalogus van de vervoersdiensten die de beheerders aanbieden en biedt een overzicht van wat deze precies behelzen. Dit sluit aan bij de transparantie-eisen die in artikel 6.3 van de gasverordening opgelegd worden.

Artikel 81 zet de algemene verplichting uiteen voor elk van de beheerders om in een dienstenprogramma de door hen aangeboden diensten te omschrijven. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt een aardgasvervoersprogramma op, de beheerder van de opslaginstallatie een opslagprogramma en de beheerder van de LNG-terminal een terminalprogramma. Meer gedetailleerde regels ter zake worden aangegeven in hoofdstukken 4, 5 en 6 van onderhavig koninklijk besluit.

Artikel 82 voorziet net zoals voor het vroegere indicatief vervoersprogramma, de goedkeuring van de dienstenprogramma's door de Commissie. Het dienstenprogramma geldt voor de regulatoire periode.

Het is de bedoeling dat de indiening ervan simultaan met de indiening van het meerjarentariefvoorstel van de beheerder verloopt. Tijdens de regulatoire periode zijn nieuwe tarieven nodig in geval van nieuwe vervoersdiensten en aangepaste tarieven in geval van de aanpassing van bestaande vervoersdiensten. Afdeling 1.5. - Verplichtingen gebruikers

De reeks algemene verplichtingen die hierin aan de gebruikers worden opgelegd met betrekking tot de netwerkintegriteit sluiten aan bij de verplichtingen van de beheerders teneinde het systeem sluitend te maken en de optimale werking ervan te garanderen.

Artikel 83 §§ 1 en 2 bevatten regels voor de te onderschrijven vervoersdiensten. Onrechtstreeks legt dit ook aan de gebruiker het verbod op om meer capaciteit te onderschrijven dan nodig met als doel om hoarding van capaciteit te vermijden.

Aangezien het onderschrijven van capaciteit vertrekt vanuit bepaalde assumpties en geen exacte wetenschap is, voorziet § 3 de plicht om basisflexibiliteitsdiensten te onderschrijven.

Artikel 84 voorziet het naleven van de druk- en kwaliteitseisen in hoofde van de gebruikers dat essentieel is om de netwerkintegriteit te verzekeren.

Artikel 85 legt de gebruikers de primaire balanceringsplicht op.

Hiertoe dienen de gebruikers zich te houden aan de in hoofdstukken 4, 5 en 6 ter zake gestelde regels.

Artikel 86 bevat een verbod om bewust onevenwichten te creëren, wat gebruikers die de markt zouden willen verstoren om zichzelf een concurrentieel voordeel te verschaffen of de concurrentie te schaden, op andere gedachten moet brengen.

Teneinde de gebruikers ertoe aan te zetten deze verplichtingen na te leven, worden er tarieftoeslagen aangerekend wanneer ze deze regels overtreden. Afdeling 1.6. - Principes inzake facturatie

Deze afdeling voert artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 8° uit.

Artikel 87 verduidelijkt welke informatie de beheerders verplicht moeten opnemen in de facturen die ze aan de netgebruikers uitschrijven, en deze laatste zodoende het nodige overzicht te verschaffen en in staat te stellen om te controleren of en in welke mate de beheerders hun plichten zijn nagekomen.

Artikel 88 ligt in het verlengde van artikel 87.

Artikel 89 legt beide partijen informatieverplichtingen op teneinde deze afdeling werkzaam te maken. Dit wordt voor elke beheerder en netgebruiker verder uitgewerkt in de meer specifieke bepalingen van hoofdstukken 4, 5 en 6.

Artikel 90 is een toepassing van artikel 4.3 van de gasverordening dat bepaalt dat passende garanties gevraagd mogen worden inzake de kredietwaardigheid van de gebruikers juncto het niet-discriminatie beginsel vervat in artikel 15/5undecies, § 1, tweede lid, 5° en artikel 15/1, § 1, 5° van de gaswet. Afdeling 2. - Toegang tot het aardgasvervoersnet voor afnemers

Er worden twee soorten afnemers onderscheiden met name de eindafnemer en de distributienetbeheerder. In deze afdeling wordt voor de aansluitingen op het aardgasvervoersnet van elk van deze twee categorieën afnemers een gedetailleerde regeling voorzien. Aangezien de aansluiting op het aardgasvervoersnet een conditio sine qua non uitmaakt voor de toegang tot het aardgasvervoersnet door de afnemers, vormt dit het laatste sluitstuk om de relaties te regelen tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en alle bij het aardgasvervoer betrokken partijen. Afdeling 2.1. - Aansluitingsprocedure

Afdeling 2.1.1. - Eindafnemer

Artikel 91 bepaalt vooreerst het toepassingsgebied van deze onderafdeling. Onverminderd de gaswet, worden hier de basisverplichtingen geregeld die gelden in hoofde van de beheerder van het aardgasvervoersnet ten aanzien van eindafnemers met een jaarlijks verbruik van minstens één miljoen m3. De beheerder is ertoe gehouden een voorstel van aansluiting op te stellen alsook desgevallend een voorstel van wijziging van bestaande aansluitingen. § 5 bepaalt de criteria waarmee de beheerder van het aardgasvervoersnet rekening moet houden bij het opstellen van het voorstel voor aansluiting of het voorstel tot wijziging ervan.

Artikel 92 stimuleert de transparantie door de beheerder te verplichten om een aansluitingsprocedure op te stellen alsook tot wijziging ervan. Afdeling 2.1.2. - Distributienetbeheerder (DNB)

De relatie tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en de distributienetbeheerder wordt eveneens geregeld door de regionale wetgeving. In het licht hiervan moeten ten aanzien van de distributienetbeheerder slechts enkele specifieke elementen hernomen worden.

Artikel 93 geeft de distributienetbeheerder bepaalde prerogatieven om aan de beheerder van het aardgasvervoersnet te vragen om te worden aangesloten op het aardgasvervoersnet.

Artikel 94, § 3 legt een derde criterium op aan de beheerder voor de beoordeling van een aanvraag door de distributienetbeheerder, bovenop de criteria die in artikel 91, § 5 hernomen zijn ten aanzien van de eindafnemer. De beheerder moet in elk geval ook rekening houden met de invloed van het investeringsproject op de gereguleerde tarieven die van toepassing zijn op de vervoersdiensten. Afdeling 2.2. - Standaard (DNB-) aansluitingscontract

Afdeling 2.2.1. - Standaard aansluitingscontract

Artikel 96 voert een standaard aansluitingscontract (standaardcontract voor de toegang van de eindafnemer tot het aardgasvervoersnet) in dat door de Commissie moet worden goedgekeurd.

Artikel 97 voorziet dat de beheerder van het aardgasvervoersnet op het aansluitingspunt aardgas ter beschikking moet stellen dat voldoet aan de in het aansluitingscontract vermelde eisen inzake maximale capaciteit, druk en kwaliteit, behalve wanneer hij met toepassing van de gaswet en/of het aansluitingscontract gerechtigd is de gastoevoer te reduceren of te onderbreken.

Artikel 98 verduidelijkt dat de eindafnemer niet verplicht is voortdurend aardgas af te nemen om zijn aansluitingscontract te behouden. Indien hij geen aardgas afneemt, blijven niettemin de toepasselijke regelgeving en de bepalingen van het aansluitingscontract van toepassing gelet op de fysische connectie die tussen hun installaties blijft bestaan.

Artikel 99 verduidelijkt een aantal plichten voor de eindafnemer als tegenhanger voor de plichten van de beheerder. Ultieme doel is de veilige en efficiënte werking van het vervoernet en de systeemintegriteit. De verplichting tot samenwerking inzake vergunningen vloeit voort uit de speciale band tussen de partijen doordat hun eigendommen fysisch met elkaar verbonden zijn.

Artikel 100 voorziet het algemene prerogatief van de beheerder om het aardgasvervoer naar de installatie van de afnemer effectief af te sluiten ingeval dit vereist is om de netwerkintegriteit te verzekeren of te herstellen.

Artikel 101 bevat de essentiële verplichting voor de eindafnemer om het aardgasvervoer te regelen of te laten regelen met betrekking tot zijn afname op de site. In de praktijk is het zo dat de eindafnemer het aardgasvervoer geregeld overlaat aan een derde (bevrachter of leverancier die op zijn beurt een bevrachter belast) wegens de professionele kennis ter zake van deze derde.

Artikel 102 legt een algemene verplichting op aan de beheerder om een toewijzingsovereenkomst te sluiten met elke eindafnemer per bevrachter waarop naast de toewijzing van capaciteit de duur van deze overeenkomst wordt aangegeven. Deze informatie interesseert de eindafnemer, aangezien hij daaruit kan afleiden dat minstens tot die einddatum afnamecapaciteit voor hem werd onderschreven op het afnamepunt. § 2 juncto artikel 104 bepalen dat de eindafnemer zijn aardgasafname moet staken indien geen aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit voor of door hem werd onderschreven. § 2 voorziet in een verwittigingsplicht voor de beheerder van het aardgasvervoersnet ten aanzien van de eindafnemer indien het einde van de in uitvoering zijnde vervoersdienst voor afnamecapaciteit nadert en geen nieuwe vervoersdienst voor afnamecapaciteit voor de toekomstige afname van de betrokken eindafnemer werd onderschreven voor of door de eindafnemer. Aangezien de eindafnemer vaak zelf geen partij is bij het vervoerscontract, voorziet de gedragscode in mechanismen (waaronder artikelen 102 en 235) om de eindafnemer toe te laten op de hoogte te zijn van het bestaan van een vervoerscontract m.b.t. zijn afname.

Artikel 103 juncto artikel 104 voorzien in een systeem van verwittiging van de eindafnemer door de beheerder indien de vervoersdienst voor afnamecapaciteit met betrekking tot zijn aardgasafname wordt opgezegd/opgeschort door de bevrachter. De eindafnemer moet na verloop van een redelijke termijn zijn aardgasafname staken. Uit zorg voor de systeemintegriteit en het netevenwicht kan niet worden gedoogd dat eindafnemers aardgas afnemen indien geen afnamecapaciteit werd gereserveerd bij de beheerder van het aardgasvervoersnet. De eindafnemer wordt hiermee geenszins verantwoordelijk voor het onvoldoende onderschrijven van vervoersdiensten. Dit blijft de integrale verantwoordelijkheid van de bevrachter (die in sommige gevallen wel de eindafnemer kan zijn).

Een uitzondering op dit verbod geldt wanneer de beheerder de eindafnemer hiertoe tijdelijk de toelating geeft, wat enkel mogelijk zal zijn als er geen gevaar bestaat voor de netwerkintegriteit. Daar het een uitzondering betreft, moet ze strikt worden toegepast en geïnterpreteerd. Afdeling 2.2.2. - Standaard DNB-aansluitingscontract

Artikel 105 voorziet in het opstellen door de beheerder van het aardgasvervoersnet van een standaard DNB-aansluitingscontract dat de rechten en plichten bevat m.b.t. de toegang van de distributienetbeheerder tot het aardgasvervoersnet. Dit standaardcontract is eveneens onderworpen aan de goedkeuring van de CREG. Afdeling 3. - Kennisgevingen, inwerkingtreding van goedgekeurde

standaardcontracten, toegangsreglementen, dienstenprogramma's en wijzigingen ervan en raadpleging netgebruikers Artikel 107 moet ervoor zorgen dat de beheerders de door de Commissie goedgekeurde documenten effectief toepassen en kent daarom het prerogatief toe aan de Commissie om in haar beslissing tot goedkeuring de datum van inwerkingtreding te bepalen. Voorts worden de beheerders verplicht om de goedgekeurde documenten onverwijld bekend te maken op hun website teneinde de marktspelers op transparante wijze in kennis te stellen van hun rechten en plichten ten aanzien van de beheerders.

Artikel 108 verplicht de beheerders om de netgebruikers te raadplegen alvorens de voorstellen van standaardcontracten, dienstenprogramma's, toegangsreglementen en wijzigingen ervan op te stellen. Dit komt neer op de oprichting van een overlegstructuur voor de aardgassector op grond van richtsnoer 1.3 in de bijlage bij de gasverordening, naar analogie met de User's Group die sedert geruime tijd bestaat in de elektriciteitssector, in uitvoering van het federaal technisch reglement en binnen dewelke overleg wordt gepleegd over de materies die de marktoperatoren aanbelangen. Eenzelfde informele structuur, de Hub Focus Group en het Hub Forum, werd in het leven geroepen door de leverancier van de hubdiensten voor overleg met de hubgebruikers.

DEEL 2. - Specifieke bepalingen Tenzij anders aangegeven, moeten hoofdstukken, afdelingen en artikelen waarnaar in dit verslag verwezen wordt, begrepen worden als hoofdstukken, afdelingen en artikelen van onderhavig koninklijk besluit. HOOFDSTUK 4. - Aardgasvervoer Dit hoofdstuk werkt de bepalingen van « Deel 1 - Algemene bepalingen » verder uit en past deze specifiek toe op aardgasvervoer. Teneinde dit verslag niet nodeloos te verzwaren, worden de daarin besproken wettelijke grondslagen hier niet herhaald maar als impliciet hernomen beschouwd. Waar nodig, zullen bijkomende wettelijke bepalingen besproken worden. Afdeling 1. - Standaard aardgasvervoerscontracten

Artikel 109 past de algemene principes en bepalingen van artikel 2 en hoofdstuk 3, afdeling 1.3 toe op aardgasvervoer en somt de 20 elementen op die het standaard aardgasvervoerscontract minstens moet bevatten. Deze stemmen overeen met de bepalingen die in de praktijk in dergelijke contracten gewoonlijk voorkomen.

Artikel 110 geeft de beheerder van het aardgasvervoersnet de mogelijkheid om voor doorvoer een standaard aardgasvervoerscontract te voorzien dat verschilt van dat voor binnenlands vervoer, onder de strikte voorwaarde dat dit nuttig of nodig is om rekening te houden met de operationele verschillen tussen beide soorten aardgasvervoer.

Dergelijk afzonderlijk standaard aardgasvervoerscontract voor doorvoer mag evenwel geen enkele relevante verplichting uit onderhavig koninklijk besluit uitsluiten en moet bovendien conform zijn met de gaswet en de gasverordening. Ook is de beheerder ertoe gehouden deze aparte aardgasvervoerscontracten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en maximale synergieën na te streven. De Commissie ziet hierop toe via de goedkeuring van elk van de afzonderlijke voorstellen van standaard aardgasvervoerscontract, met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet en hoofdstuk 3, afdeling 1.3. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor aardgasvervoer

Artikel 111 vult specifiek voor aardgasvervoer de regels van artikel 29 aan met 9 punten van operationele regels die de beheerder van het aardgasvervoersnet in zijn voorstel van toegangsreglement voor aardgasvervoer moet uitwerken en laten goedkeuren door de Commissie. Afdeling 3. - Aardgasvervoersprogramma

Artikel 112 past artikelen 2, 81 en 82 toe en regelt de inhoud van het dienstenprogramma voor aardgasvervoer. Teneinde de dienstenprogramma's van elkaar te kunnen onderscheiden, werd hieraan per activiteit telkens een andere naam gegeven en voor aardgasvervoer spreekt men van het aardgasvervoersprogramma.

Het aardgasvervoersprogramma moet opgevat worden als een catalogus naar de netgebruikers toe. Hierin zet de beheerder van het aardgasvervoersnet het aardgasvervoersmodel uiteen en geeft hij een overzicht van alle aardgasvervoersdiensten die hij op basis hiervan aanbiedt. De facto maakt artikel 112, 6°, een samenvatting uit van de essentiële bepalingen uit het toegangsreglement voor aardgasvervoer.

Doel is een gebruiksvriendelijke beschrijving te geven van een aantal belangrijke regels inzake toegang zodat de netgebruiker zich op eenvoudige wijze een goed beeld zou kunnen vormen van de werking van en de toegang tot het aardgasvervoersnet. De Commissie ziet toe op de naleving hiervan via het voorstel dat haar ter goedkeuring wordt voorgelegd door de beheerder van het aardgasvervoersnet.

Artikel 113 verplicht de beheerder van het aardgasvervoersnet om zijn aardgasvervoermodel zo te ontwerpen en het, via de nodige wijzigingen en investeringen, te laten evolueren teneinde een maximale synergie tussen binnenlands vervoer en doorvoer te bereiken, een onafhankelijke reservatie van vervoersdiensten op ingangs- en afnamepunten te realiseren en het gebruik van één balanceringszone te bewerkstelligen naast het bevorderen van de liquiditeit zowel voor wat betreft vervoersdienten (secundaire markt) als voor wat betreft de aardgasmarkt. Afdeling 4. - Rechten en plichten van de beheerder van het

aardgasvervoersnet Afdeling 4.1. - Algemeen

De beheerder staat in voor het netevenwicht, de veilige en betrouwbare werking van het aardgasvervoersnet en de handhaving van de systeemintegriteit. De beheerder investeert daartoe in voldoende balanceermiddelen die hij als basisflexibiliteitsdiensten aanbiedt aan de netgebruikers. De beheerder beheert het aardgasvervoersnet rekening houdend met en gebruik makend van mogelijkheden die de interoperabiliteit op nationaal en internationaal niveau bieden. Alle marktspelers hebben tijdens de consultatierondes georganiseerd door de Commissie het uitzonderlijk belang hiervan onderstreept voor de vrijmaking van de energiemarkt en de gasmarkt in het bijzonder.

Interoperabiliteit is van belang zowel voor wat betreft het aanbod van vervoersdiensten, aardgaskwaliteit, balanceerregimes als communicatie en uitwisseling van meetgegevens op de interconnectiepunten. Afdeling 4.1.1. - Investeringsplanning

In deze afdeling worden de artikelen 30 en 31 in meer detail uitgewerkt.

Artikel 114 legt de beheerder van het aardgasvervoersnet op om te zorgen voor voldoende vervoerscapaciteit, basisflexibiliteit, reserve ingangscapaciteit en middelen voor de balancering van zijn aardgasvervoersnet. Hij doet dit op basis van afnamevooruitzichten en scenario's voor gebruik op de ingangspunten gebruik makend van informatie afkomstig van de gebruikers, distributienetbeheerders en eindafnemers en realiseert hierbij maximale synergie tussen investeringen voor binnenlands vervoer en doorvoer.

Artikel 115 ligt in het verlengde van de overlegstructuur ingevoerd door artikel 108. De eindafnemers en bevrachters moeten aan de beheerder van het aardgasvervoersnet hun respectievelijke behoeften inzake levering en capaciteit voor binnenlands vervoer meedelen, de DNB's hun investeringsplannen. Op basis hiervan werkt de beheerder van het aardgasvervoersnet een zo optimaal mogelijk aanbod uit van vervoerscapaciteit voor binnenlands vervoer.

Artikel 116 belast de beheerder met het permanent opvolgen van de nationale capaciteitsbalans en verplicht hem zoveel mogelijk te anticiperen of te reageren zo zich hierop een onevenwicht voordoet of dreigt voor te doen, in welk geval hij eventueel bijkomende investeringen moet inschrijven in zijn investeringsplan met toepassing van de voorziene procedures.

Artikel 117 regelt de invulling van de in artikel 113 voorziene evolutie van het aardgasvervoersmodel en de synergie tussen binnenlands vervoer en doorvoer. Wanneer hij investeert in doorvoercapaciteit moet de beheerder van het aardgasvervoersnet er steeds voor zorgen dat dergelijke investeringen een minimale bijdrage leveren aan het binnenlands vervoer via het cumulatief vervullen van de volgende voorwaarden 1) het voorzien van een fysische interconnectie tussen de infrastructuur voor doorvoer en voor binnenlands vervoer, 2) de investering in vervoerscapaciteit voor doorvoer dermate concipiëren dat zij geen beperkingen inhoudt inzake het operationeel en/of commercieel beheer van het aardgasvervoersnet en 3) de investering in vervoerscapaciteit voor doorvoer dermate concipiëren dat ze geen belemmeringen inhoudt voor bevrachters om in België gevestigde afnemers te bevoorraden. Afdeling 4.1.2. - Investeren in balanceermiddelen

In deze afdeling worden onder andere de ERGEG-richtlijnen inzake balancering verwerkt. (4) Artikel 118 verplicht de beheerder van het aardgasvervoersnet om zowel voor zijn eigen verplichtingen inzake balancering als deze van de bevrachters voldoende balanceermiddelen te voorzien en zo te helpen bij de naleving van deze wederkerige verplichtingen en zodoende de in hoofdstuk 2, afdeling 2.2 vooropgestelde systeemintegriteit en het netevenwicht effectief te bereiken.

Artikel 119 verduidelijkt het technische criterium aan de hand waarvan de beheerder van het aardgasvervoersnet de balanceermiddelen moet ontwerpen teneinde zo goed mogelijk de werkelijke situatie van het aardgasvervoersnet te kunnen opvangen. Gelet op de evolutie waaraan het aardgasvervoersnet onderhevig is, moeten deze middelen hernomen worden in het investeringsplan voorzien in artikel 5.

Artikel 120 vult artikel 118 aan en voorziet de mogelijkheid voor de beheerder om bijkomende balanceermiddelen aan te bieden wanneer de begrote balanceermiddelen ontoereikend zijn. Hiertoe kan hij, zoals bepaald in artikel 34, bijstandscontracten afsluiten met netgebruikers die dan een bepaalde hoeveelheid aardgas leveren aan het aardgasvervoersnet gedurende een bepaalde periode. Dit valt binnen de in artikel 37 voorziene uitzonderingen op de algemene regel die de beheerder verbiedt om aardgas te kopen en te verkopen. De beheerder moet zijn voorstellen ter zake op voorhand laten goedkeuren door de Commissie en haar nadien de bijstandscontracten meedelen zodat zij toezicht kan houden op de concrete toepassing ervan. Afdeling 4.1.3. - Reserve-ingangscapaciteit

Deze afdeling ligt in het verlengde van artikel 5.1 van de gasverordening en beoogt de optimale exploitatie van de (per definitie beperkte) mogelijkheden van het aardgasvervoersnet door de beheerder van het aardgasvervoersnet te verplichten extra flexibiliteitsmiddelen te voorzien.

Artikelen 121 tot en met 123 bepalen dat de beheerder van het aardgasvervoersnet informatie met betrekking tot de investeringen in reservecapaciteit in het investeringsplan opneemt. Tenslotte is de beheerder van het aardgasvervoersnet verplicht om deze extra capaciteit niet alleen te ontwikkelen maar ook voor effectief gebruik aan te bieden aan de marktspelers. Afdeling 4.1.4. - Netvermazing

Artikel 124 verplicht de beheerder van het aardgasvervoersnet om te investeren in de verdere vertakking en uitbreiding van het aardgasvervoersnet teneinde zoals opgelegd door artikel 113, § 1, 2° en 3°, het aantal balanceringszones te beperken en op termijn naar een entry-exit systeem te evolueren. Afdeling 4.2. - Netbeheer

Hier worden de principes van hoofdstuk 2, afdeling 2 verder uitgewerkt ten aanzien van de beheerder van het aardgasvervoersnet. De veilige en efficiënte werking en de systeemintegriteit van het aardgasvervoersnet waarvoor de beheerder van het aardgasvervoersnet verantwoordelijk is, wordt bemoeilijkt doordat men bijna altijd kan uitgaan van een verschil tussen de door de bevrachters geïnjecteerde aardgasvolumes op de ingangspunten en de door hun afnemers afgenomen hoeveelheden op de afnamepunten. De bevrachters beschikken over eigen flexibiliteitsmiddelen die evenwel niet altijd toereikend zijn (zowel in volume als wat betreft de reactiesnelheid) om onevenwichten op te vangen. Om dit tekort aan flexibiliteit op te vangen, biedt de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de bevrachters basisflexibiliteitsdiensten aan zodat ze binnen bepaalde tolerantiewaarden zouden kunnen afwijken van het energie-evenwicht binnen en/of op het einde van de balanceringsperiode.

Artikel 125 zet de algemene principes voorop die ter zake gelden in normale operationele omstandigheden, wanneer het netevenwicht en de systeemintegriteit bereikt zijn.

Artikelen 126 en 127 sporen de beheerder van het aardgasvervoersnet aan al het redelijke te doen om zoveel mogelijk vaste aardgasvervoersdiensten aan te bieden, zodat de inhoud ervan en het nut voor de bevrachters verhoogd wordt. Hierin kunnen naast operationele akkoorden en overboeking, de secundaire markt, geregeld in hoofdstuk 2, afdeling 1.5 een belangrijke rol spelen.

Artikelen 128 en 129 verplichten de beheerder van het aardgasvervoersnet om een onderscheid te maken tussen basisflexibiliteit en capaciteit en voor de basisflexibiliteit specifieke toewijzingsregels op te stellen die rekening houden met de verbruiksprofielen van de eindafnemers die bevoorraad worden door de bevrachters.

Artikel 130 geeft aan de beheerder van het aardgasvervoersnet het prerogatief om het balanceringsmodel te bepalen. Dit moet uiteraard aangepast zijn aan het eigen karakter van zijn aardgasvervoersnet en aansluiten bij het door hem ontwikkelde vervoersmodel dat zoveel mogelijk rekening houdt met de vraag van de markt.

Artikel 131 verplicht zowel de beheerder van het aardgasvervoersnet als de bevrachters een proactieve rol te spelen in de opvolging van de injectie- en afnamepatronen. Zij zijn dienaangaande gehouden om de nodige informatie te vergaren om tijdig en doeltreffend in te grijpen.

Artikel 132 bepaalt wanneer de beheerder van het aardgasvervoersnet de aardgasvervoersdiensten mag onderbreken of reduceren. Het prerogatief van de beheerder van het aardgasvervoersnet om zijn aardgasvervoersdiensten te reduceren of te onderbreken is aan strikte voorwaarden en procedures onderworpen en mag slechts het laatste redmiddel zijn wanneer de betrokken bevrachter(s) en de door hen bevoorrade afnemer(s) geen gevolg geven aan de verwittiging en ingebrekestelling van de beheerder om bepaalde maatregelen uit te voeren om het netevenwicht te herstellen. De beheerder van het aardgasvervoersnet verschaft daartoe de nodige informatie aan de bevrachters en zal conform artikel 152, § 3, de bevrachters informeren van zodra het netonevenwicht van die aard is dat de systeemintegriteit in het gedrang komt. Bovendien wordt er de bevrachters, conform artikel 86, § 2, gereguleerde toeslagen aangerekend op de gereguleerde tarieven, op basis van de daartoe in het vervoerscontract voorziene modaliteiten, om te vermijden dat ze in de verleiding zouden komen om voor puur commerciële redenen in onevenwicht te gaan.

Zo het onevenwicht hierna nog steeds niet opgevangen is, schakelt de beheerder van het aardgasvervoersnet over op het plan voor incidentenbeheer, zoals bepaald in afdeling 4.3 van dit hoofdstuk.

Artikel 133 verplicht de beheerder van het aardgasvervoersnet om in overleg met de naburige beheerders een zorgsysteem te ontwikkelen dat waakt over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de werking van zijn vervoersnet en de geleverde aardgasvervoersdiensten. Dit ligt in het verlengde van artikel 2, § 1, 1° inzake de planning en uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden. Afdeling 4.3. - Incidentenbeheer en noodsituaties

Afdeling 4.3.1. - Incidentenbeheer

Artikel 134 legt de verplichting op aan de beheerder van het aardgasvervoersnet om een plan inzake incidentenbeheer in het toegangsreglement op te nemen, na overleg met alle relevante instanties en marktpartijen en onder toezicht van en goedkeuring door de Commissie.

Het plan moet zo flexibel mogelijk zijn en een maximum effect nastreven met een minimale impact op de vervoersdiensten. Het mag ook enkel aangewend worden om echte incidenten te bestrijden en moet dus op niet-discriminerende en transparante wijze toegepast worden. Het moet tevens een heropbouwplan bevatten dat na het oplossen van het incident de overgang naar normale exploitatie begeleidt.

Met toepassing van artikel 135 stelt de beheerder van het aardgasvervoersnet op een kostefficiënte manier een portefeuille van middelen samen die hij zal aanwenden voor het incidentenbeheer. In geval van incident op het aardgasvervoersnet is het oplossen hiervan prioritair. De beheerder van het aardgasvervoersnet moet zich terdege voorbereiden en de middelen die hij hiertoe zal aanwenden zoveel als mogelijk ter beschikking stellen van de markt op onderbreekbare basis..

Artikel 136 regelt het afschakelen van eindafnemers door de beheerder van het aardgasvervoersnet als ultieme redmiddel om een incident op te vangen. De procedures hiervoor moeten in detail geregeld worden en zo strikt en omzichtig mogelijk worden toegepast op een niet-discriminerende en pro-rata basis.

Artikel 137 bepaalt dat de beheerder van het aardgasvervoersnet het plan voor incidentenbeheer moet inschakelen van zodra hij over informatie beschikt op basis waarvan hij kan anticiperen dat er zich een incident voordoet of zou kunnen voordoen. Tevens moet hij hierover de Commissie en alle netgebruikers omstandig inlichten en zal hij onderbrekingen en/of reducties doorvoeren overeenkomstig de daartoe voorziene procedures in het afschakelplan.

Artikelen 138, 139 en 140 voorzien de plichten van de bevrachters en de maatregelen die zij zelf en ten aanzien van hun afnemers moeten nemen ingeval er zich incident voordoet.

Artikel 141 voorziet dat tijdens een incident bevrachters voor hun binnenlands vervoer kunnen nomineren naar andere ingangspunten zonder daartoe eerst capaciteit te moeten onderschrijven. Dit is nodig om in geval van incident niet nodeloos tijd te verliezen.

Artikel 142 regelt het in artikel 134 voorziene heropbouwplan dat inwerking moet treden na de beheersing van een incident. Dit moet duidelijke, transparante en niet-discriminatoire procedures bevatten. Afdeling 4.3.2. - Noodsituaties

Artikel 143 voorziet dat wanneer hij een noodsituatie anticipeert, op basis van elementen waarover hij beschikt, of zo er zich effectief een noodsituatie voordoet, de beheerder van het aardgasvervoersnet over verregaande prerogatieven beschikt om krachtdadig op te treden teneinde de netwerkintegriteit te kunnen herstellen. Er wordt hierbij expliciet maar zonder beperking verwezen naar het afschakelplan vervat in het plan voor incidentenbeheer, met de nodige flexibiliteit om de maatregelen te wijzigen in functie van de noden.

Artikel 144 omschrijft op exhaustieve wijze de situaties die het optreden van de beheerder krachtens artikel 143 verantwoorden en waartoe dergelijke drastische interventie beperkt moet worden. In artikel 144, 2, worden de situaties bedoeld die hoewel ze geen overmacht uitmaken (doch daar nauw bij aansluiten) zo uitzonderlijk en ernstig zijn dat ze een dringend en gericht optreden van de beheerder vereisen om de veilige en betrouwbare werking van het aardgasvervoersnet of de openbare veiligheid te vrijwaren of te herstellen.

Artikel 145 regelt de informatieplicht die de beheerder van het aardgasvervoersnet heeft ten aanzien van de Commissie en de netgebruikers ingeval van een noodsituatie.

Artikel 146 verwijst naar de regeling voorzien in artikel 23 van de gaswet en impliceert dat met deze maatregelen geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheid voor de Koning om, via een in Ministerraad overlegd besluit, beschermingsmaatregelen te nemen onder meer in geval van dreigende crisis of van plotse crisis op de energiemarkt, die zelfs tijdelijke afwijkingen van de gaswet kunnen inhouden. Afdeling 4.4. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

De verdere modaliteiten van de informatieplicht van de beheerder van het aardgasvervoersnet vastgelegd in hoofdstuk 2, afdeling 2, worden hier uitgewerkt.

Artikel 147 beschrijft welke informatie de beheerder aan alle stakeholders via elektronische weg kenbaar moet maken inzake de aardgasvervoersdiensten die hij aanbiedt. Het gebruik van de website zorgt voor een snelle en efficiënte communicatie ervan en garandeert dat alle netgebruikers op transparante wijze en tezelfdertijd over dezelfde informatie kunnen beschikken. Het elektronisch instrument voor simulaties dat hij krachtens § 5 moet voorzien geeft de netgebruikers de mogelijkheid om concreet na te gaan welk prijskaartje er hangt aan de vervoersdiensten die ze overwegen te onderschrijven bij de beheerder.

Artikel 148 bepaalt welke informatie de beheerder van het aardgasvervoersnet moet meedelen inzake de relevante punten die hij krachtens artikel 6.3 van de gasverordening en onder toezicht van de Commissie moet bepalen, de draagwijdte van bedoelde informatie en de plicht tot actualisering ervan op voortschrijdende basis.

Artikel 149 moet ervoor zorgen dat de netgebruikers alle relevante en pertinente informatie krijgen van de beheerder van het aardgasvervoersnet inzake de beschikbaarheid van kortetermijndiensten.

De verplichting tot publicatie van de geaggregeerde nominaties moet de netgebruikers de nodige informatie verschaffen om het werkelijke gebruik van de vervoersdiensten op elk relevant punt in te schatten.

Deze informatie geeft eveneens een goede indicatie van het risico op congestie en/of onderbreking van de onderbreekbare vervoersdiensten.

Zodoende kunnen de netgebruikers hun portfolio optimaal beheren en inspelen op de evolutie van de markt en de opportuniteiten die zich hierop aanbieden, wat uiteindelijk leidt tot een betere marktwerking en dus een liquide(re) markt.

Artikel 150 regelt de plichten van de beheerder van het aardgasvervoersnet inzake het verschaffen van historische informatie, die relevant is voor nieuwe (net)gebruikers.

Artikel 151 bevat de verplichtingen inzake het plannen van en berichten over onderhoudswerkzaamheden door de beheerder van het aardgasvervoersnet, en ligt in het verlengde van artikel 133.

Artikel 152 verwijst naar het aardgasvervoerscontract en de informatie die in het kader van de toepassing ervan verschaft moet worden. De bevrachters moeten de nodige informatie krijgen om hun vervoersdiensten te kunnen gebruiken overeenkomstig hun reglementaire en contractuele verplichtingen (b.v. inzake netevenwicht en balancering). Afdeling 4.5. - Nominaties en hernominaties

Deze afdeling geeft een aantal principiële regels aan die verder uitgewerkt worden in het toegangsreglement voor aardgasvervoer. Deze weerspiegelen de internationale afspraken op dit punt (5).

Artikelen 153 en 154 bepalen de essentiële rol die (her) nominaties spelen in het kader van het beheer van het aardgasvervoersnet, wat verklaart dat de verdere uitwerking ervan voorzien wordt in het toegangsreglement voor aardgasvervoer.

Artikelen 155 en 156 regelen de modaliteiten van de controle die de beheerder van het aardgasvervoersnet uitoefent op de (her)nominaties door de bevrachters en de aftoetsing ervan met de aangrenzende netbeheerders, evenals de uitwisseling van informatie dienaangaande en de plicht tot correctie of aanvulling ervan in hoofde van de bevrachters. Afdeling 4.6. - Toewijzing van aardgas

Het in artikel 102, § 1 uiteengezette principe wordt hier verder uitgewerkt.

Artikel 157 regelt de principes voor de toewijzing door de beheerder van het aardgasvervoersnet van de totale aardgasstroom tussen de bevrachters actief op een welbepaald afnamepunt, krachtens de toewijzingsovereenkomsten die hij hiertoe afsluit met de respectieve bevrachters. Om redenen van vertrouwelijkheid wordt er een toewijzingsovereenkomst per bevrachter opgesteld. Op de ingangspunten van het aardgasvervoersnet (doorvoer) wordt de toewijzing met de aangrenzende beheerders vastgelegd in de krachtens artikel 166 voorziene interconnectie-overeenkomst.

Artikel 158 bepaalt dat de toewijzing plaatsvindt aan de hand van de krachtens afdeling 4.7 van dit hoofdstuk uitgevoerde metingen op het aardgasvervoersnet en de afspraken vastgelegd in de toewijzingsovereenkomst.

Artikel 159 verwijst naar de regeling betreffende de interconnectie-overeenkomst hernomen in artikel 166.

Artikel 160 legt de informatieplicht vast inzake de aardgasstromen in hoofde van de beheerder van het aardgasvervoersnet ten aanzien van de bevrachters. Afdeling 4.7. - Metingen op het aardgasvervoersnet

De plaatsen waar de beheerder van het aardgasvervoersnet de samenstelling en kwaliteit van het aardgas meet, moeten zodanig worden gekozen dat deze gegevens voor elk afnamepunt eenduidig kunnen worden vastgelegd.

Artikelen 161 en 162 omschrijven de verschillende parameters die het voorwerp uitmaken van de metingen, waarvan aardgaskwaliteit één van de belangrijkste parameters uitmaakt gelet op de rol die hij speelt inzake interoperabiliteit. De beheerder van het aardgasvervoersnet moet zorgen voor de juistheid van de metingen door meetapparatuur te gebruiken die aan bepaalde kwaliteitsnormen beantwoordt. De metingen moeten gevalideerd worden en, last but not least, ter beschikking van de bevrachters worden gesteld.

Artikel 163 legt inzake metingen een reeks verplichtingen op aan de afnemers.

Artikel 164 verduidelijkt artikel 161 en bevat een specifieke toepassing van de metingen namelijk het bepalen van de aardgaskwaliteit die essentieel is voor de integriteit van het aardgasvervoersnet en de installaties van de afnemers alsook de interoperabiliteit.

Artikel 165 geeft aan de bevrachter en/of de afnemer de nodige middelen om de metingen door de beheerder van het aardgasvervoersnet te controleren onder meer door het recht op verificatie en ijking van de apparatuur, volgens de vastgelegde principes. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Artikel 166 past de principes van artikel 33 en van hoofdstuk 2, afdeling 2 toe en verwerkt eveneens de relevante elementen uit het overleg aangaande interoperabiliteit op het Madrid Forum. (6) Afdeling 5. - Rechten en plichten van de bevrachter

Artikel 167 verplicht de bevrachters om de nodige systemen te voorzien die compatibel zijn met deze van de beheerder van het aardgasvervoersnet, om de uitvoering van het vervoerscontract mogelijk te maken ondermeer op het vlak van uitwisseling van informatie en desgevallend het elektronisch onderschrijven van vervoersdiensten via het ARS. Artikel 168 verplicht de bevrachter tot het stellen van handelingen ten aanzien van de beheerder van het aardgasvervoersnet en van zijn afnemers en tot het ter beschikking stellen aan de beheerder van het aardgasvervoersnet van informatie dienaangaande. HOOFDSTUK 5. - Opslag Dit hoofdstuk werkt de bepalingen van « Deel 1 - Algemene bepalingen » verder uit en past deze specifiek toe op de opslaginstallatie(s) van aardgas. Teneinde dit verslag niet nodeloos te verzwaren, worden de daarin besproken wettelijke grondslagen hier als impliciet hernomen beschouwd. Enkel bijkomende wettelijke bepalingen zullen zonodig besproken worden.

Tevens worden de ERGEG-richtlijnen voor goed beheer van opslaginstallaties door beheerders van opslaginstallaties aardgas verwerkt. (7) De uitwerking van de regels inzake de opslaginstallatie(s) houdt rekening met volgend essentieel element. Ten gevolge van de geologische en/of geografische situatie in België is relatief weinig opslagcapaciteit voorhanden en zijn de mogelijkheden om deze uit te breiden beperkt. Krachtens artikel 15/11, 2° van de gaswet wordt de opslagcapaciteit dan ook prioritair toegewezen aan de leveranciers/afnemers die openbare dienstverplichtingen vervullen, gelet op de hiermee verbonden bijzondere verplichtingen die deze leveranciers/afnemers moeten naleven. Afdeling 1. - Standaard opslagcontract

Artikel 169 § 1 houdt de toepassing in van de algemene principes en bepalingen van artikel 2 en hoofdstuk 3, afdeling 1.3 op de opslaginstallatie voor aardgas en somt de 19 elementen op die het standaard opslagcontract minstens moet bevatten en die weergeven wat men gebruikelijk terugvindt in dergelijke contracten in de praktijk.

In § 2 wordt de mogelijkheid gegeven aan de beheerder van het aardgasvervoersnet om een afzonderlijk standaard opslagcontract op te stellen voor elk van zijn opslaginstallaties.

Dergelijk afzonderlijk standaard opslagcontract moet uiteraard alle relevante verplichtingen uit onderhavig koninklijk besluit naleven en conform zijn met de gaswet en de gasverordening. Het kan enkel dienen om de operationele verschillen tussen de verschillende opslaginstallaties beter te vertalen. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor opslag

Artikel 170 vult specifiek voor opslag de regels van artikel 29 aan met 11 punten van operationele regels die de beheerder van de opslaginstallatie in zijn voorstel van toegangsreglement voor opslag moet uitwerken en laten goedkeuren door de Commissie. Afdeling 3. - Opslagprogramma

Artikel 171 regelt het dienstenprogramma waarin de specifieke bepalingen van artikelen 2, 81 en 82 inzake opslag worden uitgewerkt en wordt aangeduid als opslagprogramma.

De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt voor elke opslaginstallatie een apart opslagprogramma op dat naar de netgebruikers toe als catalogus dient. Dit bevat het opslagmodel en geeft een overzicht van alle opslagdiensten die op basis hiervan aangeboden worden. De facto houdt § 1, 5° een samenvatting in van de sleutelbepalingen uit het toegangsreglement voor opslag. Doel is een gebruiksvriendelijke beschrijving te geven van een aantal belangrijke regels inzake toegang zodat de netgebruiker zich op eenvoudige wijze een goed beeld zou kunnen vormen van de werking van en de toegang tot de opslaginstallaties.

De Commissie ziet toe op de naleving hiervan via het voorstel dat haar ter goedkeuring wordt voorgelegd door de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas. Afdeling 4. - Rechten en plichten van de beheerder van de

opslaginstallatie voor aardgas Afdeling 4.1. - Algemeen

Artikel 172 legt de verplichtingen vast van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas om, ondanks de specifieke technische beperking die inzake opslagcapaciteit geldt, zoveel als mogelijk het aanbod aan opslagdiensten met de vraag ernaar te laten overeenstemmen.

Hiertoe moet hij de markt raadplegen, specifieke capaciteitstoewijzingsregels opstellen en met de beheerder van het aardgasvervoersnet, die zijn rechtstreekse buur is aangezien hun installaties op elkaar aangesloten zijn, de in artikel 198 voorziene interconnectie-overeenkomst afsluiten.

Artikel 173 regelt de notie van rekening aardgas op voorraad die de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas moet bijhouden voor elke opslaggebruiker. Dit is specifiek voor een opslaginstallatie die volgens twee seizoenen werkt waarbij hetzij aardgas geïnjecteerd of uitgezonden wordt - de twee kunnen niet tegelijk plaatsvinden in tegenstelling tot het aardgasvervoersnet waar de injectie en afname simultaan plaatsvinden. De opslaggebruiker moet dus eerst aardgas injecteren tijdens het injectieseizoen om tijdens het emissieseizoen aardgas te kunnen uitzenden, ten belope van de geïnjecteerde hoeveelheid min de operationele verliezen. Zijn rekening aardgas op voorraad staat op 100 % na het injectieseizoen en wordt tijdens het emissieseizoen progressief naar 0 % herleid. § 3 geeft aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas een krachtig prerogatief om in te grijpen daar het netevenwicht en de systeemintegriteit van dergelijke installatie nog gevoeliger ligt, zodat relatief snel een toestand van incident of noodsituatie kan ontstaan.

Artikel 174 verplicht de beheerder van de opslaginstallatie om de jaarlijkse onderhoudswerken zo te plannen en af te stemmen op de periodes waarin opslaggebruikers en aangrenzende beheerders zelf onderhoudswerken voorzien, teneinde een minimale impact te veroorzaken op de opslagdiensten. Afdeling 4.2. - Incidentenbeheer en noodsituaties

De voor de beheerder van de opslaginstallatie en de opslaggebruikers relevante bepalingen van hoofdstuk 4, afdelingen 4.3.1 en 4.3.2 worden hier onder een aangepaste vorm samengevat.

Artikel 175 specificeert de vorm, inhoud en totstandkoming van het plan voor incidentenbeheer.

Artikelen 176 en 177 herhalen de centrale doelstelling van het beheer van de opslaginstallatie namelijk de veilige en efficiënte werking en de systeemintegriteit ervan. Wanneer deze bedreigd worden, heeft de beheerder van de opslaginstallatie de plicht om deze te herstellen door de middelen waarover hij het prerogatief heeft, zoals de onderbreking of reductie, te gebruiken.

Het initiatief voor het inschakelen van het plan voor incidentenbeheer ligt bij de beheerder van de opslaginstallatie. De tijdelijke reductie of onderbreking van de opslagdiensten moet pro rata toegepast worden op alle opslagdiensten zonder onderscheid.

Artikel 178 kent de beheerder van de opslaginstallatie verregaande bevoegdheden toe wat maatregelen betreft om een voorziene of reële noodsituatie op te lossen. Dit kan maar moet niet beperkt blijven tot het inschakelen van het plan voor incidentenbeheer. De beheerder van de opslaginstallatie houdt de Commissie op de hoogte tijdens de uitvoering van de maatregelen en brengt nadien verslag uit over zijn tussenkomst aan de Commissie en de Minister.

Artikelen 179 en 180 behelzen de wederkerige informatieplichten van de beheerder van de opslaginstallatie en de opslaggebruikers. Zo moet de beheerder van de opslaginstallatie de Commissie en de opslaggebruikers meedelen wat de oorzaken, voorziene duur en impact op de opslagdiensten zijn van de reductie of onderbreking van de opslagdiensten met toepassing van artikel 176. De beheerder vermeldt dit in het speciale register dat hij hiervan moet bijhouden.

De opslaggebruikers moeten de beheerder verwittigen indien en zodra ze getroffen worden door een gebeurtenis met mogelijke impact op hun aardgasinjectie in de opslaginstallatie.

Artikel 181 verwijst naar de regeling voorzien in artikel 23 van de gaswet en impliceert dat met deze maatregelen geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheid voor de Koning om, via een in Ministerraad overlegd besluit, onder meer in geval van dreigende crisis of van plotse crisis op de energiemarkt beschermingsmaatregelen te nemen, die zelfs tijdelijke afwijkingen van de gaswet kunnen inhouden. Afdeling 4.3. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

Artikel 182 regelt de algemene informatie die de beheerder van de opslaginstallatie moet publiceren.

Artikel 183 herneemt, mutatis mutandis, de voorschriften voor publicatie van informatie van artikel 148, aangepast aan de opslaginstallatie.

Artikel 184 bevat een gelijkaardige informatieplicht als deze voorzien in artikel 149, evenwel aan een lagere frequentie gelet op de modus operandi van een opslaginstallatie die verschilt van deze van het aardgasvervoersnet.

Artikel 185 regelt de plichten van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas qua publiceren van historische informatie. Dit helpt de Commissie om het nodige toezicht uit te oefenen, stelt de bestaande (net)gebruikers in staat om hun vervoersdiensten beter af te stemmen op de mogelijkheden van de opslaginstallatie en nieuwe (net)gebruikers om zich een beeld te vormen over verschillende aan de opslagdiensten gerelateerde aspecten.

Artikel 186 zet de concrete modaliteiten uit voor het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan de opslaginstallatie, in het verlengde van artikel 174.

Artikel 187 verschaft een reglementair karakter aan de plicht van de beheerder van de opslaginstallatie om informatie mee te delen aan de opslaggebruikers in het kader van de uitvoering van het opslagcontract bovenop het contractuele karakter ervan. Krachtens het opslagcontract is de beheerder van de opslaginstallatie hiertoe reeds gehouden. Afdeling 4.4. - Nominaties en hernominaties

Artikelen 188 en189 bepalen de essentiële rol die (her) nominaties spelen voor het beheer van de opslaginstallatie hetgeen verklaart waarom de verdere uitwerking ervan voorzien wordt in het toegangsreglement voor opslag.

Artikelen 190 en 191 regelen de modaliteiten van de controle die de beheerder van de opslaginstallatie uitvoert op de (her)nominaties door de opslaggebruikers mede op basis van informatie die hij van de aangrenzende netbeheerders ontvangt, evenals de uitwisseling van informatie dienaangaande en de plicht tot correctie of aanvulling ervan in hoofde van de opslaggebruikers. Afdeling 4.5. - Toewijzing van aardgas

Gelet op de wijze waarop een opslaginstallatie opereert, zal het tijdens het injectieseizoen de toewijzing van geïnjecteerd aardgas betreffen en tijdens het emissieseizoen de uitgezonden hoeveelheden aardgas.

Artikel 192 bepaalt het principe dat de toewijzing gebeurt aan de hand van de nominaties en de (meet)gegevens verstrekt door de beheerder van het aardgasvervoersnet. Verdere regeling hiervan moet in het opslagcontract uitgewerkt worden.

Artikel 193 preciseert welke informatie (injectie- of emissiehoeveelheden en status van de rekening gas op voorraad) de beheerder van de opslaginstallatie minimaal aan de opslaggebruikers moet meedelen en onder welke vorm (als bijlage bij de factuur of via elektronisch platform). De mogelijkheid wordt hem geboden om ter zake bijkomende diensten te ontwikkelen en op te nemen in het opslagprogramma, met toepassing van artikel 171. Afdeling 4.6. - Congestiebeheer

Artikel 194 past de bepalingen inzake congestiebeheer aan de sui generis situatie waarmee men in België inzake opslagcapaciteit geconfronteerd is, die strikt genomen permanent in een toestand van fysieke congestie verkeert. De in dit artikel voorziene maatregelen moeten ervoor zorgen dat de beperkte opslagcapaciteit en beschikbare opslagdiensten maximaal benut en zoveel mogelijk geoptimaliseerd worden. Afdeling 4.7. - Metingen op de opslaginstallatie voor aardgas

Artikel 195 zet de basisverplichting uiteen van de beheerder van de opslaginstallatie ter zake.

Artikel 196 geeft aan de beheerder van de opslaginstallatie het prerogatief om de frequentie van de metingen te bepalen en verplicht hem de metingen te controleren en te valideren.

Artikel 197 herneemt de bepalingen die ter zake gelden voor metingen op het aardgasvervoersnet, gelet op de aansluiting van de opslaginstallatie hierop. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Artikel 198 past de principes toe uiteengezet in artikel 33 en hoofdstuk 2, afdeling 2 en voert tevens artikel 172, 4° uit. Tevens werden de relevante elementen uit de discussie aangaande interoperabiliteit op het Madrid Forum verwerkt. (8) Afdeling 5. - Rechten en plichten van de opslaggebruiker

De artikelen 199 en 200 leggen bijkomende rechten en plichten op aan de opslaggebruikers inzake het gebruik van hun opslagdiensten. De meer stringente eisen vloeien voort uit het specifieke gegeven dat opslagcapaciteit voor aardgas in België vrij beperkt is. HOOFDSTUK 6. - LNG Dit specifieke hoofdstuk inzake LNG verwerkt vooreerst de ERGEG- richtlijnen ter zake. (9) Dit hoofdstuk werkt de bepalingen van « Deel 1 - Algemene bepalingen » verder uit en past deze specifiek toe op de LNG-installatie. Teneinde dit verslag niet nodeloos te verzwaren, worden de daarin besproken wettelijke grondslagen hier als impliciet hernomen beschouwd. Enkel bijkomende wettelijke bepalingen zullen zonodig besproken worden.

Net zoals het geval is voor opslagcapaciteit, is LNG-capaciteit beperkt wat zorgt voor specifieke regels. Afdeling 1. - Standaard LNG-contract

Artikel 201 § 1 houdt de toepassing in op de LNG-installatie van de algemene principes en bepalingen van artikel 2 en hoofdstuk 3, afdeling 1.3 en somt de 21 bepalingen op die het standaard LNG-contract minstens moet bevatten. Deze komen overeen met de bepalingen die men in de praktijk gewoonlijk in LNG-contracten terugvindt. § § 2 en 3 geven aan de beheerder van de LNG-installatie de mogelijkheid om afzonderlijke standaard LNG-contracten op te stellen voor de aangegeven LNG-diensten om zo rekening te kunnen houden met de bijzondere kenmerken hiervan. Deze moeten uiteraard alle relevante verplichtingen uit onderhavig koninklijk besluit naleven en conform zijn met de gaswet en de gasverordening. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor LNG

Artikel 202 vult specifiek voor LNG de regels van artikel 29 aan met 17 punten van operationele regels die de beheerder van de LNG-installatie in zijn voorstel van toegangsreglement voor LNG moet uitwerken en laten goedkeuren door de Commissie. Afdeling 3. - LNG-programma

Artikel 203 werkt het dienstenprogramma uit met de specifieke regels die van toepassing zijn op de LNG-activiteit, in uitvoering van artikel 2 en hoofdstuk 3, afdeling 1.4.

De beheerder van de LNG-installatie stelt een LNG-programma op waarin hij het LNG-model uiteenzet en aan de netgebruikers een overzicht geeft van alle LNG-diensten die hij op basis hiervan aanbiedt. De facto houdt artikel 203, 5°, een samenvatting in van de sleutelbepalingen uit het toegangsreglement voor LNG. Doel is een gebruiksvriendelijke beschrijving te geven van een aantal belangrijke regels inzake toegang zodat de netgebruiker zich op eenvoudige wijze een goed beeld zou kunnen vormen van de werking van en de toegang tot de LNG-installatie.

De Commissie ziet toe op de naleving hiervan via het voorstel dat haar ter goedkeuring wordt voorgelegd door de beheerder van de LNG-installatie. Afdeling 4. - Rechten en plichten van de beheerder van het

aardgasvervoersnet Afdeling 4.1. - Algemeen

Artikel 204 voorziet de richtlijnen voor en de wijze waarop de beheerder van de LNG-installatie zijn aanbod van LNG-diensten moet uitwerken.

Artikel 205 verplicht de beheerder van de LNG-installatie om per terminalgebruiker een rekening gas op voorraad bij te houden, op uurbasis, die van cruciaal belang is voor de werking van de LNG-installatie gelet op de operationele mechanismen die hierbij gelden, zoals uitgewerkt in het toegangsreglement. (10) Artikel 206 geeft de beheerder van de LNG-installatie prerogatieven tot weigering van een LNG-tanker teneinde de systeemintegriteit en het netevenwicht van de LNG-installatie in stand te houden. Dit vloeit voort uit de specifieke manier waarop de LNG-installatie werkt en de constitutieve bestanddelen die de LNG-diensten uitmaken. Het centrale slotmechanisme maakt hierbij de drijvende factor uit. (11) Artikel 207 verplicht de beheerder van de LNG-installatie om de jaarlijkse onderhoudswerken zo te plannen en af te stemmen op de periodes waarin terminalgebruikers en aangrenzende beheerders zelf onderhoudswerken voorzien, teneinde een minimale impact te veroorzaken op de LNG-diensten. Afdeling 4.2. - Incidentenbeheer en noodsituaties

Hier kan verwezen worden naar de bespreking van hoofdstuk 5, afdeling 4.2. Gelet op hun vergelijkbare situatie met betrekking tot hun inherente beperking qua beschikbaarheid van capaciteit, bestaan er bepaalde parallellen tussen opslag- en LNG-installaties.

De bespreking van de artikelen 175 tot en met 181 kan met andere woorden, mutatis mutandis voor de specifieke onderdelen die eigen zijn aan de werking van de LNG-installatie en het gebruik van de LNG-diensten, ten aanzien van de artikelen 208 tot en met 214 herhaald worden. Afdeling 4.3. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

De bespreking van de artikelen 182 tot en met 187 kan, mutatis mutandis voor de specifieke onderdelen die eigen zijn aan de werking van de LNG-installatie en het gebruik van de LNG-diensten, ten aanzien van de artikelen 215 tot en met 220 herhaald worden. Afdeling 4.4. - Nominaties en hernominaties

Artikel 221 stelt de vereiste van nominaties voor de drie constitutieve bestanddelen van de LNG-diensten nl. het lossen van LNG-tankers, de opslag van LNG en de hervergassing en uitzending van aardgas.

Artikel 222 verwijst voor de concrete uitwerking van de procedures inzake (her)nominaties naar het toegangsreglement.

Artikel 223 geeft aan dat de beheerder van de LNG-installatie voor de controle van de nominaties door de terminalgebruikers bepaalde informatie (zie b.v. artikel 230 inzake metingen) van de beheerder van het aardgasvervoersnet nodig heeft. In de verplichte interconnectie-overeenkomst (afdeling 4.8) die beide beheerders moeten afsluiten, worden onder meer de modaliteiten voor dergelijke informatie-uitwisseling geregeld.

Artikel 224 regelt de concrete gevolgen van de controle uitgevoerd krachtens artikel 223. Afdeling 4.5. - Toewijzing van LNG en aardgas

Artikel 225 reflecteert de eigenheid en complexiteit van de LNG-installatie. In de verschillende fasen moet de beheerder van de LNG-installatie het LNG of aardgas kunnen toewijzen. Dit verklaart mede waarom de nodige regeling getroffen moet worden in het LNG-contract, waarbij het van groot belang is dat ten aanzien van alle terminalgebruikers dezelfde regels gelden.

Artikel 226 past, mutatis mutandis, artikel 193 toe op de LNG-installatie. Afdeling 4.6. - Congestiebeheer

Artikel 227 is onderhevig aan dezelfde commentaar geformuleerd ten aanzien van artikel 194. Afdeling 4.7. - Metingen op de LNG-installatie

De bespreking van de artikelen 195 tot en met 197 kan hier, mutatis mutandis wat betreft de specifieke onderdelen die eigen zijn aan LNG-diensten en niet of in een andere vorm voorkomen bij opslagdiensten, ten aanzien van de artikelen 228 tot en met 230 herhaald worden. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Artikel 231 past de principes van artikel 33 en van hoofdstuk 2, afdeling 2 toe en verwerkt eveneens de relevante elementen uit de discussie aangaande interoperabiliteit die gevoerd werd op het Madrid Forum. (12) Afdeling 5. - Rechten en plichten van de terminalgebruiker

Artikelen 232 en 233 bevatten aanvullende verplichtingen in hoofde van de terminalgebruiker bovenop deze voorzien hoofdstuk 3, afdeling 1.5.

Zo moet hij aangepaste communicatiesystemen voorzien voor uitwisseling van de nodige informatie met de beheerder van de LNG-installatie en wordt de wijze geregeld waarop de terminalgebruiker zijn LNG-diensten mag en moet gebruiken. HOOFDSTUK 7. - Strafbepalingen Artikel 234 legt strafsancties op voor inbreuken op sommige bepalingen. Bovenop het karakter van openbare orde dat voor alle bepalingen van onderhavig koninklijk besluit geldt, zijn de opgesomde bepalingen dermate cruciaal voor een goede marktwerking dat hun niet-naleving eveneens strafrechtelijk dient te worden gesanctioneerd. HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen Artikel 235 bevat de wijziging van het KB aardgaslevering (13) dat naast de gedragscode eveneens het voorwerp uitmaakt van onderhavig koninklijk besluit. Deze nieuwe bepaling legt de gangbare praktijk vast dat de afnemer zelf in de meerderheid van de gevallen geen vervoersdiensten onderschrijft bij de beheerder van het aardgasvervoersnet maar daartoe opdracht geeft aan zijn leverancier van aardgas.

Voor de toepassing van de hiermee verbonden artikelen 103 en 104 is het essentieel de leveringsonderneming ertoe te verplichten om onverwijld aan de afnemer het bestaan en de duurtijd van de toegewezen vervoersdiensten te bevestigen en, zo de afnemer hierom verzoekt, hem alle andere nuttige informatie te bezorgen met betrekking tot het vervoerscontract dat voor zijn aardgasbehoeften op het afnamepunt werd afgesloten.

Deze verplichtingen worden idealiter in het KB aardgaslevering opgenomen ter aanvulling van het erin reeds vervatte hoofdstuk « verplichtingen voor leveringsondernemingen ». HOOFDSTUK 9. - Opheffingsbepalingen Artikel 236 heft derhalve de vorige gedragscode op als gevolg van de keuze om voor onderhavig koninklijk besluit te vertrekken van een volledig nieuwe tekst met een andere en meer gedetailleerde structuur.

Artikel 237 heft de vernoemde bepalingen op die voortaan geregeld worden in onderhavig koninklijk besluit waar ze thuishoren. HOOFDSTUK 1 0. - Overgangsbepalingen In dit hoofdstuk wordt de brug gelegd naar de vorige gedragscode, die krachtens artikel 236 werd opgeheven. Overgangsbepalingen zorgen ervoor dat de bestaande reglementaire context op vloeiende wijze geïntegreerd wordt in de nieuwe teneinde een maximale rechtszekerheid te bieden en te vermijden dat er een juridisch vacuüm zou ontstaan.

Vandaar dat in artikel 238, § 1 wordt bepaald dat de belangrijkste voorwaarden zoals de Commissie ze heeft goedgekeurd voor de datum van inwerkingtreding van artikel 63 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (hierna : belangrijkste voorwaarden (oud)) van toepassing blijven tot op het ogenblik dat ze vervangen worden door een regeling in onderhavige gedragscode, de door de Commissie goedgekeurde standaardcontracten of de door de Commissie goedgekeurde toegangsreglementen met betrekking tot de daarin behandelde onderwerpen.

De toevoeging van de woorden « met betrekking tot de daarin behandelde onderwerpen » in artikel 238, § 1, gebeurde om de volgende reden. De materies vervat in de belangrijkste voorwaarden (oud) worden in onderhavige gedragscode inhoudelijk voortaan geregeld door de standaardcontracten, de toegangsreglementen of onderhavige gedragscode zelf. Het is bijgevolg niet zo dat de belangrijkste voorwaarden (oud) uitsluitend vervangen worden door de standaardcontracten. Bepaalde aangelegenheden vervat in de belangrijkste voorwaarden (oud) worden voortaan geregeld in de toegangsreglementen, nog andere in onderhavige gedragscode zelf. De rechtskracht van de belangrijkste voorwaarden (oud) zal dus uitdoven naargelang de respectieve daarin vervatte materies worden overgenomen (opnieuw behandeld) in de goedgekeurde standaardcontracten, de goedgekeurde toegangsreglementen of in onderhavige gedragscode zelf, behalve dan voor wat de op het ogenblik van inwerkingtreding van de nieuwe gedragscode in uitvoering zijnde vervoerscontracten betreft (cfr. infra artikel 240).

Verder heeft de Commissie in §§ 2 en 3 bepaald dat de goedgekeurde netwerkcodes en indicatieve vervoersprogramma's van toepassing blijven tot op de datum van inwerkingtreding van de met toepassing van de gaswet en/of dit besluit door de Commissie goedgekeurde toegangsreglementen en dienstenprogramma's. De huidige netwerkcodes worden immers inhoudelijk vervangen door de toegangsreglementen, dewelke evenwel een ruimere inhoud hebben gekregen. De inhoud van de indicatieve vervoersprogramma's wordt voortaan geregeld in de dienstenprogramma's. De rechtskracht van de in het verleden door de Commissie goedgekeurde netwerkcodes en indicatieve vervoersprogramma's zal bijgevolg uitdoven naargelang de goedgekeurde toegangsreglementen resp. dienstenprogramma's tot stand komen.

Artikel 239 heeft tot doel de bepalingen van onderhavig koninklijk besluit die voor hun toepassing afhangen van het toegangsreglement effectief te maken in afwachting van de goedkeuring van de toegangsreglementen zelf. Tot dan gelden de verplichtingen ter zake voorzien in de krachtens de vorige gedragscode goedgekeurde netwerkcodes.

Artikel 240 werkt de uitzondering van artikel 238, § 1 uit voor de op het ogenblik van de inwerkingtreding van onderhavig koninklijk besluit bestaande vervoerscontracten. De op het ogenblik van inwerkingtreding van onderhavige gedragscode in uitvoering zijnde vervoerscontracten blijven met toepassing van artikel 240 onderworpen aan de belangrijkste voorwaarden (oud), met dien verstande dat onderhavige gedragscode en het respectieve toegangsreglement, dewelke volgens de Commissie van openbare orde zijn, onmiddellijk van toepassing worden op deze contracten. Concreet betekent dit dat de op het ogenblik van inwerkingtreding van onderhavige gedragscode in uitvoering zijnde vervoerscontracten niet moeten (maar vanzelfsprekend mogen) worden aangepast aan de door de Commissie goedgekeurde standaardcontracten, doch wel onderworpen zijn aan de overige bepalingen van onderhavige gedragscode (en dus ook het toegangsreglement). Van de toepassing van de belangrijkste voorwaarden (oud) op de op het ogenblik van inwerkingtreding van onderhavige gedragscode bestaande vervoerscontracten zal weliswaar in de praktijk niet veel meer overblijven (in elk geval wel de opzegvoorwaarden en aansprakelijkheidsregels van de vervoersonderneming of netgebruiker) aangezien de inhoud ervan voornamelijk wordt overgenomen in onderhavig koninklijk besluit zelf en/of in het toegangsreglement.

De overgangsregeling van artikelen 238 en 240 doet geen afbreuk aan artikel 15/19 van de gaswet. HOOFDSTUK 1 1. - Uitvoeringsbepaling Artikel 241 behoeft geen verdere commentaar. _______ Nota (1) Toegevoegd bij artikel 24 van de wet van 1 juni 2005 tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen - dat artikel 15/5, §3 vervangt waarop het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de gedragscode gebaseerd was - en gewijzigd bij artikel 65 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen. (2) Krachtens artikel 65 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (3) ERGEG, Guidelines for Good Practice Open Season Procedures (GGPOS), 21 mei 2007: zie http://www.ceer-eu.org/-CEER&ERGEG papers Gas 2007. (4) ERGEG Guidelines of Good Practice for Gas Balancing (GGPGB), 6 December 2006 : zie http://www.ceer-eu.org/ - CEER & ERGEG papers Gas 2006. (5) www.easee-gas.org (6) Interoperability issues, 12th meeting of the Madrid Forum - 20-21 February 2007: zie http://ec.europa.eu/energy/gas/madrid/12 euro en.htm. (7) ERGEG Guidelines for Good TPA Practice for Storage System Operators (GGPSSO), 23 March 2005 : zie http://www.ceer-eu.org/ - CEER & ERGEG papers Gas 2006. (8) Zie hoofdstuk 4, afdeling 4.8. (9) Draft Guidelines of Good Practice on Third Party Access for LNG System Operators (GGPLNG) - An ERGEG Public Consultation Paper, 11 December 2007 & An ERGEG conclusions Paper, 7 May 2008 : zie http://www.ceer-eu.org/ - Closed Public Consultations Gas GGPLNG; (10) In de bestaande langetermijn LNG-contracten, in de bijlage inzake operational rules.Deze werden uitgewerkt op basis van de belangrijkste voorwaarden van Fluxys LNG, zoals goedgekeurd bij beslissing van de Commissie (B)040617-CDC-245/3 « Beslissing over de vraag tot goedkeuring van de belangrijkste voorwaarden voor de toegang tot de methaangasterminal van Zeebrugge van de NV FLUXYS LNG » d.d. 17 juni 2004. (11) Zie het slotmechanisme, uitgelegd in de hiervoor vermelde belangrijkste voorwaarden. (12) Zie hoofdstuk 4, afdeling 4.8. (13) koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas Ik heb de eer te zijn, Sire, van zijne Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Energie, P.MAGNETTE

ADVIES 48.900/3 VAN 22 NOVEMBER 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, derde kamer, op 4 november 2010 door de Minister van Energie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas", heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

Voorafgaande opmerking 2. Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken.Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp 3. Artikel 15/5undecies, § 1, eerste lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (hierna : gaswet), bepaalt dat de Koning, op voorstel van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG), een gedragscode vaststelt met betrekking tot de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie.In het tweede lid van artikel 15/5undecies, § 1, van de gaswet worden de aangelegenheden opgesomd die in de gedragscode worden geregeld.

Op 1 juni 2010 heeft de Raad van State advies 48.150/3 gegeven over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas.

Thans worden aan de Raad van State een aantal wijzigingen aan dit ontwerp voorgelegd. Het gaat meer bepaald om wijzigingen aan de artikelen 94, § 3, en 145, en om de invoeging van een nieuw artikel 234.

Onderzoek van de tekst Aanhef 4. In het zevende lid van de aanhef van het ontwerp wordt verwezen naar het hiervoor genoemde advies 48.150/3. Uiteraard zal dat lid aangevuld moeten worden met een verwijzing naar het thans voorliggende advies.

Artikel 234 5. Het nieuwe artikel 234 voorziet in de verplichting voor de beheerder van het aardgasvervoersnet, de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas en/of de beheerder van de LNG-installatie om allerlei inlichtingen mede te delen aan de Algemene Directie Energie van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Blijkens het verslag aan de Koning gebeurt de verstrekking van die informatie in het kader van de uitoefening van de bevoegdheid van de genoemde directie op het gebied van veiligheid en betrouwbaarheid van de aardgasinfrastructuur, en hebben de mede te delen inlichtingen betrekking op de investeringen of de evaluatie van de investeringsprojecten, het beheer van een congestie of een dreigende congestie, de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de infrastructuur, het incidentenbeheer en het beheer van noodsituaties.

Al de bedoelde inlichtingen moeten reeds worden meegedeeld aan de CREG, in het kader van de uitoefening van haar controlebevoegdheid (1).

Het is de Raad van State niet duidelijk welke wetsbepaling een rechtsgrond zou kunnen bieden voor artikel 234. Noch artikel 15/5undecies, § 1, van de aardgaswet, noch enige andere bepaling van deze wet lijken te voorzien in de mogelijkheid voor de Koning om aan de betrokken beheerders een verplichting op te leggen tot mededeling van bepaalde inlichtingen aan de Algemene Directie Energie.

Bij gebreke van een deugdelijke rechtsgrond moet artikel 234 uit het ontwerp worden weggelaten(2).

De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Lemmens, kamervoorzitter;

J. Smets en B. Seutin, staatsraden;

J. Velaers, assessor van de afdeling Wetgeving;

Mevr. A.-M. Goossens, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De griffier, A.-M. Goossens.

De voorzitter, P. Lemmens. (1) Het is trouwens met verwijzing naar de desbetreffende bepalingen van het ontworpen koninklijk besluit dat de aan de federale overheidsdienst mede te delen inlichtingen in het nieuwe artikel 234 worden omschreven.(2) Indien de stellers van het ontwerp alsnog een rechtsgrond vinden, of indien de wetgever alsnog in een rechtsgrond zou voorzien, en indien artikel 234 dus in het ontwerp behouden blijft, dienen de stellers van het ontwerp na te gaan of de kruisverwijzingen in het ontwerp geen aanpassing behoeven.Zo zou in artikel 241 in elk geval verwezen moeten worden naar artikel 239, § 1, in plaats van naar artikel 238, § 1.

ADVIES 48.150/3 VAN 1 JUNI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, derde kamer, op 20 april 2010 door de Minister van Energie verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 15 juni 2010, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas", heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

Voorafgaande opmerking Rekening houdend met het ogenblik waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht van de regering op het feit dat de ontstentenis van de controle die het Parlement krachtens de Grondwet moet kunnen uitoefenen, tot gevolg heeft dat de regering niet over de volheid van haar bevoegdheid beschikt. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als ze te oordelen heeft of het vaststellen of het wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Strekking van het ontwerp Artikel 15/5, § 3, van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen (hierna : gaswet), ingevoegd bij de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 16 juli 2001, bepaalde dat de Koning, op voorstel van de Commissie voor de regulering van de elektriciteit en het gas (CREG), een gedragscode zou vaststellen inzake de toegang tot de vervoersnetten, waarin de in die bepaling opgesomde aangelegenheden zouden worden geregeld.

Grotendeels op basis van deze bepaling kwam een koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de gedragscode inzake toegang tot de vervoersnetten voor aardgas tot stand. Dit koninklijk besluit is evenwel vernietigd, in zoverre het toepassing vindt op doorvoeractiviteiten in de zin van de Richtlijn 91/296/EEG van de Raad van 31 mei 1991 betreffende de doorvoer van aardgas via de hoofdnetten en artikel 1, 7°bis, van de gaswet, omwille van het niet opnieuw raadplegen van de Raad van State, afdeling Wetgeving, nadat in het ontwerp, na een eerste advies van de Raad van State, ingrijpende wijzigingen waren aangebracht (1).

Inmiddels is de inhoud van artikel 15/5, § 3, van de gaswet bij de wet van 1 juni 2005 met een beperkt aantal wijzigingen overgebracht naar artikel 15/5undecies, § 1, van de gaswet. Volgens het eerste lid van dat artikel 15/5undecies, § 1, stelt de Koning, op voorstel van de CREG, een gedragscode vast met betrekking tot de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie. In het tweede lid van artikel 15/5undecies, § 1, worden de aangelegenheden opgesomd die in de gedragscode worden geregeld.

Het voor advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt tot het invoeren van een nieuwe gedragscode, ter vervanging van de gedeeltelijk vernietigde gedragscode van 4 april 2003. Deel I van het ontwerp bevat algemene bepalingen (artikelen 1 tot 108). Deel II bevat specifieke bepalingen, respectievelijk voor aardgasvervoer, opslag van aardgas, en LNG (artikelen 109 tot 233). Dat deel bevat ook strafbepalingen en wijzigings-, opheffings- en overgangsbepalingen (artikelen 234 tot 240). Zo wordt een artikel ingevoegd in het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas, en worden een aantal bepalingen van dat besluit opgeheven (artikelen 235 en 237 van het ontwerp).

Rechtsgrond Onder voorbehoud van hetgeen hierna wordt opgemerkt, vindt het ontworpen besluit rechtsgrond in het genoemde artikel 15/5undecies, § 1, van de gaswet.

De rechtsgrond voor de wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas (artikelen 235 en 237 van het ontwerp), is te vinden in artikel 15/4 van de gaswet.

De rechtsgrond voor de strafbaarstelling van inbreuken op de bepalingen van het ontworpen besluit (artikel 234 van het ontwerp) is te vinden in artikel 20/1, § 2, van de gaswet.

Zoals in het verslag aan de Koning (deel 1, hoofdlijnen, punt 2.1) wordt aangegeven, dient het ontwerp ook rekening te houden met de dwingende bepalingen van verordening (EG) nr. 1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten. Deze verordening is "ingetrokken" (lees : opgeheven) bij verordening (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005, maar deze laatste verordening wordt pas van kracht vanaf 3 maart 2011.

Artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1775/2005 laat het recht van de lidstaten onverlet om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke vervat zijn in de verordening en in de richtsnoeren gevoegd als bijlage bij de verordening. Volgens de gemachtigde is van die mogelijkheid voor bepaalde gedeelten van het ontwerp, nader aangegeven in het verslag aan de Koning, gebruik gemaakt.

Onderzoek van de tekst Aanhef De gemachtigde kon niet aangeven waarom in het eerste lid van de aanhef naar artikel 108 van de Grondwet wordt verwezen. Voor zover kon worden nagegaan, is dit ook niet noodzakelijk. Dat eerste lid kan dan ook worden weggelaten.

In het tweede lid van de aanhef wordt verwezen naar een aantal artikelen van de gaswet. Die artikelen moeten in de numerieke volgorde worden opgesomd.

Voorts moet de vermelding van de artikelen van de wijzigende wetten vervallen, en moet in de Nederlandse tekst worden geschreven "ingevoegd" in plaats van "toegevoegd".

Ten slotte moet bij artikel 20/1, § 2, vermeld worden dat die bepaling is gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000. De verwijzing naar de wijzigende wet van 16 maart 2007 moet daarentegen weggelaten worden.

In de aanhef moeten, na het huidige tweede lid, leden worden ingevoegd waarin wordt verwezen naar de besluiten die bij het ontworpen besluit worden opgeheven of gewijzigd.

Artikel 1 Naar aanleiding van vragen betreffende de overeenstemming tussen de definities vervat in artikel 1, § 2, van het ontwerp en die vervat in artikel 2, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1775/2005, heeft de gemachtigde opgemerkt dat de definitie van "lange termijn verbintenissen" (artikel 1, § 2, 25°, van het ontwerp) beter vervangen kan worden door een definitie van "langetermijndiensten" (zie artikel 2, lid 1, 14., van de verordening).

Met die opmerking kan ingestemd worden.

Gelet op hetgeen bepaald wordt in artikel 1, § 1, van het ontwerp, gelezen in samenhang met artikel 1, 42°, van de gaswet, is de definitie van "beheerders" (artikel 1, § 2, 31°, van het ontwerp) overbodig.

De vermelding "zoals van tijd tot tijd gewijzigd" in artikel 1, § 2, 40° en 55°, dient te worden geschrapt. Artikelen 2 tot 4 De term "derdentoegangsdiensten" is afkomstig uit Verordening nr. 1775/2005, maar wordt daarin niet gedefinieerd of omschreven. Ze heeft betrekking op de diensten voor de netgebruikers. Aangezien deze term ook niet gebruikt of omschreven wordt in de Belgische regelgeving, verdient het wellicht aanbeveling hem te vervangen door "diensten voor de netgebruikers". Indien de term "derdentoegangsdiensten" behouden blijft, zou die term best gedefinieerd worden (in artikel 1, § 2).

Artikel 31 In artikel 31, § 1, is sprake van "terminaldiensten". Conform de elders in het ontwerp gehanteerde terminologie, zou de term "LNG-diensten" gebruikt moeten worden (2).

De kamer was samengesteld uit : De heren : P. Lemmens, kamervoorzitter;

J. Smets en B. Seutin, staatsraden;

H. Cousy en J. Velaers, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. M. Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, P. Lemmens. (1) R.v.St., afdeling Bestuursrechtspraak, 6 november 2006, NV Distrigas en CV Distrigas en C°, nr. 164.368. (2) De stellers van het ontwerp zouden moeten nagaan of deze opmerking ook geldt voor andere bepalingen van het ontwerp. 23 DECEMBER 2010. - Koninklijk besluit betreffende de gedragscode inzake de toegang tot het aardgasvervoersnet, de opslaginstallatie voor aardgas en de LNG-installatie en tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen, inzonderheid de artikelen 15/4, ingevoegd bij artikel 11 van de wet van 29 april 1999, 15/5undecies, § 1, ingevoegd bij artikel 24 van de wet van 1 juni 2005 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, en 20/1, § 2, ingevoegd bij artikel 21 van de wet van 29 april 1999 en gewijzigd bij de wet van 26 juni 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de gedragscode inzake toegang tot de vervoersnetten voor aardgas;

Gelet op het voorstel van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas van 16 juli 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 februari 2010;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Staatssecretaris voor Begroting, gegeven op 24 februari 2010;

Gelet op het advies 48.150/3 van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2010, evenals het advies 48.900/3 gegeven op 22 november 2010, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister voor Klimaat en Energie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : DEEL I. - ALGEMENE BEPALINGEN HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.§ 1. De definities vervat in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen zijn van toepassing op dit besluit. § 2. Bovendien wordt voor de toepassing van dit besluit verstaan onder : 1. « bevrachter » : de netgebruiker die een aardgasvervoerscontract heeft afgesloten met de beheerder van het aardgasvervoersnet;2. « capaciteit » : het debiet, uitgedrukt in genormaliseerde kubieke meter per tijdseenheid;3. « toegewezen capaciteit » : het deel of het geheel van de door de gebruiker gevraagde capaciteit dat wordt vastgelegd in het vervoerscontract, ook onderschreven capaciteit genoemd;4. « uitzendcapaciteit » : de capaciteit waarmee aardgas uit een opslaginstallatie voor aardgas kan worden onttrokken;5. « injectiecapaciteit » : de capaciteit waarmee aardgas in een opslaginstallatie voor aardgas kan worden geïnjecteerd;6. « reservecapaciteit » : de hoeveelheid capaciteit bovenop de nodige capaciteit onder normale netomstandigheden die kan worden gebruikt voor het opvangen van incidenten;7. « opslagcapaciteit » : de hoeveelheid aardgas die maximaal in de opslaginstallatie voor aardgas kan worden geïnjecteerd en daaruit kan worden onttrokken, met uitzondering van het in de opslaginstallatie voor aardgas aanwezige buffer- of kussengas nodig voor het operationeel beheer van de opslaginstallatie voor aardgas;8. « beschikbare capaciteit » : het deel van de bruikbare capaciteit dat nog niet is toegewezen en beschikbaar is voor de netgebruikers;9. « vaste capaciteit » : de capaciteit die contractueel onvoorwaardelijk verzekerd wordt door de beheerder;10. « onderbreekbare capaciteit » : de niet-vaste capaciteit die door de beheerder onvoorwaardelijk kan onderbroken worden;11. « beschikbare operationele capaciteit » : het verschil tussen de bruikbare en de totaal genomineerde capaciteit;12. « bruikbare capaciteit » : de maximale capaciteit die de beheerder kan aanbieden aan de netgebruikers rekening houdend met de systeemintegriteit en de operationele behoeften van het vervoernet;13. « SLP-afnemer » : de eindafnemer die aangesloten is op het net van een distributienetbeheerder en voor dewelke de toewijzing van aardgashoeveelheden een door de distributienetbeheerder gedefinieerd afnamepatroon (SLP - Synthetic Load Profile) vereist;14. « contractuele congestie » : situatie waarbij het niveau van de vraag naar vaste capaciteit groter is dan de bruikbare capaciteit;15. « fysieke congestie » : een situatie waarbij op een bepaald tijdstip het niveau van de vraag van de netgebruikers naar werkelijke leveringen groter is dan de bruikbare capaciteit;16. « aansluitingscontract » : het door de eindafnemer en de beheerder van het aardgasvervoersnet ondertekende contract voor de toegang van de eindafnemer tot het aardgasvervoersnet, met inbegrip van de fysische aansluiting;17. « DNB-aansluitingscontract » : het door de distributienetbeheerder en de beheerder van het aardgasvervoersnet ondertekende contract voor de toegang van de distributienetbeheerder tot het aardgasvervoersnet, met inbegrip van de fysische aansluiting;18. « vervoerscontract » : het door de bevrachter, opslaggebruiker of terminalgebruiker met de betrokken beheerder ondertekende contract voor de toegang tot het vervoernet samen met de in dit kader toegewezen vervoersdiensten, respectievelijk het aardgasvervoers-, opslag- en LNG-contract;19. « standaardcontract(en) » : de in artikel 3, 1 tot 5° bedoelde standaardcontracten voor de toegang tot het vervoernet;20. « operationele akkoorden » : akkoorden tussen individuele netgebruikers en de beheerder die kunnen bijdragen tot een verhoging van het aanbod van vervoersdiensten, zoals onder meer het akkoord dat de beheerder toelaat een netgebruiker, tegen een financiële compensatie, te verzoeken een hoeveelheid aardgas te injecteren in het aardgasvervoersnet op een bepaald moment en voor een bepaalde duur;21. « aanvraag » : de aanvraag om toegang te verkrijgen tot een vervoernet;22. « aanvrager » : elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn wil te kennen heeft gegeven om toegang te verkrijgen tot een vervoernet door het indienen van een aanvraag overeenkomstig de gaswet en dit besluit alsook elke andere kandidaat-netgebruiker;23. « onevenwicht » : toestand waarin een gebruiker zich bevindt wanneer binnen en/of op het einde van de balanceringsperiode het verschil tussen de door de gebruiker in het vervoernet geïnjecteerde en afgenomen hoeveelheid aardgas uitgedrukt in energie-eenheden, buiten de tolerantiewaarden valt;24. « netonevenwicht » : het resultaat van de som van de individuele onevenwichten van alle gebruikers;25. « langetermijndiensten » : door de beheerder aangeboden diensten met een duur van één jaar of meer;26. « toeleverende vervoeronderneming » : elke beheerder en/of elke aangrenzende netbeheerder die voor rekening van haar netgebruikers aardgas injecteert in het vervoernet;27. « netevenwicht » : het evenwicht dat per balanceringsperiode op een vervoernet bereikt wordt doordat de gebruikers een hoeveelheid aardgas in het vervoernet injecteren welke binnen de tolerantiewaarden gelijk is aan de hoeveelheid aardgas die ze ervan afnemen;28. « dienstenformulier » : bijlage van het vervoerscontract via dewelke de bevrachter, opslaggebruiker, terminalgebruiker een vervoersdienst onderschrijven bij de betrokken beheerder;29. « toegewezen aardgas » : het deel van de aardgasstroom op een meetpunt dat aan de netgebruiker wordt toegewezen;30. « aardgas voor eigen gebruik » : het aardgas dat door de beheerder voor de uitoefening van zijn werkzaamheden wordt verbruikt met inbegrip van de verliezen;31. « distributienetbeheerder » : elke beheerder van een distributienet daartoe aangewezen conform de geldende regionale regelgeving;32. « aangrenzende netbeheerders » : de netbeheerders die een vervoernet in het buitenland dat rechtstreeks aangesloten is op het aardgasvervoersnet exploiteren en de ondernemingen die upstream-installaties exploiteren;33. « incident » : toestand van een vervoernet waarbij, zonder tussenkomst van de markt en/of bijstand van de beheerder, de systeemintegriteit niet langer gevrijwaard is en het vervoer derhalve niet langer gegarandeerd is, veroorzaakt door ofwel een technisch probleem ofwel een fout of nalatigheid van één of meerdere netgebruikers;34. « vertrouwelijke informatie » : de commerciële gegevens betreffende een netgebruiker of aanvrager, met inbegrip van elke aanvraag zelf, al dan niet rechtstreeks meegedeeld aan een beheerder, met uitzondering van de informatie die algemeen bekend is bij het publiek, anders dan door het onrechtmatig toedoen van de beheerder;35. « systeemintegriteit » : elke toestand van een vervoernet of een vervoerinstallatie waarbij de druk, de kwaliteit van het aardgas en de technische specificaties eigen aan de vervoerinstallatie, binnen de door de beheerder gestelde minimum en maximum grenzen blijven zodat het vervoer van aardgas en de werking van de vervoerinstallaties technisch gewaarborgd zijn en de voorziene uitbating ook op langere termijn niet in het gedrang komt;36. « interoperabiliteit » : graad van uitwisselbaarheid van aardgas binnen de vervoernetten en tussen de vervoerondernemingen; 37. « dag » : de periode van drieëntwintig (23), vierentwintig (24) of vijfentwintig (25) uren die, afhankelijk van het geval, om 6.00 uur (Belgisch uur) start en die de volgende dag om 06.00 (Belgisch uur) uur eindigt. De datum van de dag komt overeen met de datum van de start van deze dag; 38. « werkdag » : elke dag, met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;39. « gaswet » : de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige produkten en andere door middel van leidingen;40. « day-ahead markt » : de primaire markt waarop de beheerder elke dag gereguleerde diensten voor de volgende dag aanbiedt;41. « primaire markt » : markt van vervoersdiensten die rechtstreeks door de beheerder verhandeld worden;42. « secundaire markt » : het geheel van transacties van capaciteit en flexibiliteit elders dan op de primaire markt;43. « nominatie » : het vooraf melden door de gebruiker aan de beheerder van de hoeveelheid energie per tijdseenheid die hij binnen de door hem onderschreven vervoersdiensten wenst te gebruiken;44. « balanceringsperiode » : de periode waarbinnen de afname van een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in energie-eenheden, door elke gebruiker binnen zijn tolerantiewaarden gecompenseerd moet worden door de injectie van eenhoeveelheid aardgas in het vervoernet; 45. « SMP » : het Secundair Markt Platform, zijnde de internettoepassing aangeboden door de beheerders met toepassing van hoofdstuk 2, afdeling 1.5, met het oog op het verhandelen door gebruikers van onderschreven vervoersdiensten; 46. « ingangspunt » : elk fysiek punt van een vervoernet waar het aardgas kan geïnjecteerd worden op het vervoernet;47. « interconnectiepunt » : elk fysiek punt behorende tot het vervoernet waar het vervoernet aangesloten is op het vervoersnet van de aangrenzende netbeheerders of van de andere beheerders;48. « afnamepunt » : het fysieke punt waar de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de bevrachter(s) een equivalente hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in energie-eenheden, herlevert dat krachtens het aardgasvervoerscontract voor rekening van de bevrachter wordt vervoerd;49. « aansluitingspunt » : het fysieke punt van het aardgasvervoersnet nader bepaald op het inplantingsplan in bijlage bij het standaard (DNB-) aansluitingscontract, waar het aardgasontvangststation aangesloten is op het aardgasvervoersnet.Tenzij anders overeengekomen tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en respectievelijk de eindafnemer of de distributienetbeheerder, is het aansluitingspunt identiek met het afnamepunt; 50. « toevoerpatroon » : het gedrag van de netgebruiker inzake toevoer van aardgas, in termen van debiet, volume en regelmaat, op jaar-, week-, dag- en/of uurbasis;51. « afnamepatroon » : het gedrag van de netgebruiker inzake afname van aardgas, in termen van debiet, volume en regelmaat, op jaar-, week-, dag- en/of uurbasis;52. « aansluiting » : alle leidingen en toebehoren die het bestaande aardgasvervoersnet uitbreiden tot en met het aansluitingspunt;53. « toegangsreglement » : het geheel van operationele regels verbonden met de toegang tot het vervoernet zoals onder meer bedoeld in de artikelen 3 en 29;54. « gasverordening » : Verordening (EG) nr.1775/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 28 september 2005 betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten; 55. « hernominatie » : het melden door een gebruiker van een geactualiseerde nominatie;56. « operationele reserve » : de hoeveelheid aardgas waarover de beheerder beschikt om de systeemintegriteit te kunnen blijven waarborgen onder andere tijdens een incident en dit gedurende de duur die minimaal nodig is voor een herpositionering van de markt;57. « flexibiliteitdienst » : elke dienst die de beheerder aanbiedt om het verschil tussen de inkomende en uitgaande aardgasstromen of de schommelingen aan het afname- of ingangspunt op te vangen;58. « basisflexibiliteitsdienst » : elke dienst die de beheerder aanbiedt om de redelijke en voorzichtig handelende gebruiker in de mogelijkheid te stellen het verschil tussen inkomende en uitgaande aardgasstromen op te vangen binnen de balanceringsperiode;59. « opslagdiensten » : de vervoersdiensten aangeboden door de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;60. « vervoersdiensten » : de diensten door de beheerders aangeboden in het kader van aardgasvervoer met inbegrip van alle met het aardgasvervoer verbonden diensten zoals het gebruik van opslag- en LNG-installaties, de menging, de kwaliteitsconversie, de metingen, de flexibiliteits- en de hubtoegangsdiensten;61. « toegewezen vervoersdiensten » : het deel of het geheel van de door de gebruiker gevraagde vervoersdiensten dat wordt vastgelegd in het vervoerscontract, ook onderschreven vervoersdiensten genoemd;62. « voorwaardelijke vervoersdiensten » : de vervoersdiensten die, indien ze voldoen aan de in het vervoerscontract opgenomen voorwaarden en procedures, als vast gegarandeerd worden;63. « aardgasvervoersdiensten » : de vervoersdiensten aangeboden door de beheerder van het aardgasvervoersnet;64. « vaste vervoersdiensten » : de vervoersdiensten die contractueel onvoorwaardelijk verzekerd worden door de beheerder;65. « onderbreekbare vervoersdiensten » : de vervoersdiensten die door de beheerder onvoorwaardelijk kunnen onderbroken worden;66. « verbonden vervoersdiensten » : geheel van vervoersdiensten die samen aangeboden worden;67. « LNG-diensten » : de vervoersdiensten aangeboden door de beheerder van de LNG-installatie; 68. « ARS » : het Automatisch Reserveringssysteem, zijnde de internettoepassing aangeboden door de beheerders met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 1.2, inzonderheid met het oog op het onderschrijven door gebruikers van vervoersdiensten; 69. « aardgasontvangststation » : de installaties voor de ontvangst van aardgas (uitrusting, buizen, apparaten, instrumenten, meters, installaties, behuizingen, inrichtingen en materialen), met inbegrip van het meetstation en, in voorkomend geval een ontspanningsstation en/of ingangsafsluiter, waarop de aangesloten eindafnemer of de distributienetbeheerder de gebruiksrechten hebben, met uitzondering van de vervoerinstallaties;70. « opslag » : elke activiteit die erin bestaat aardgas in gasvorm of in vloeibare vorm op te slaan in opslaginstallaties voor aardgas, met uitzondering van opslag van aardgas in leidingen;71. « benuttingsgraad » : de verhouding van de door de gebruiker gebruikte capaciteit en de hem toegewezen capaciteit;72. « aardgasvervoer » : gasvervoer door middel van het aardgasvervoersnet, zijnde binnenlands vervoer en doorvoer;73. « binnenlands vervoer » : aardgasvervoer, met uitzondering van doorvoer;74. « opslaggebruiker » : de netgebruiker die een opslagcontract heeft afgesloten met de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;75. « terminalgebruiker » : de netgebruiker die een LNG-contract heeft afgesloten met de beheerder van de LNG-installatie;76. « gebruikers » : de netgebruikers welke een aardgasvervoers-, opslag- en/of LNG-contract met de beheerder hebben afgesloten, respectievelijk de bevrachter, de opslaggebruiker en/of de terminalgebruiker;77. « tolerantiewaarden » : de waarden waarbinnen een gebruiker op basis van de hem toegewezen flexibiliteitdiensten op- en neerwaarts mag afwijken van het te respecteren energie-evenwicht binnen en/of op het einde van de balanceringsperiode;78. « ingangshoofdafsluiter » : alle afsluiters met ontluchting en by-pass, deel uitmakend van het aardgasvervoersnet, waardoor het aardgasontvangststation beheerd door de eindafnemer kan worden afgesloten van het aardgasvervoersnet;79. « bruikbaar opslagvolume » : het opslagvolume dat de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas aan de opslaggebruikers kan aanbieden zonder de systeemintegriteit in gevaar te brengen;80. « bruikbaar LNG-volume » : het maximale LNG-volume dat de beheerder van de LNG-installatie aan de terminalgebruikers kan aanbieden zonder de systeemintegriteit in gevaar te brengen; HOOFDSTUK 2. - Algemene regels voor de beheerders inzake toegang tot het vervoernet, netbeheer, netontwikkeling en onafhankelijkheid Afdeling 1. - Toegang van derden

Afdeling 1.1. - Algemene bepalingen

Art. 2.§ 1. De beheerders passen bij het aanbieden van de vervoersdiensten en de uitbating van de vervoerinstallaties volgende regels toe : 1° de beheerders baten hun vervoerinstallaties uit en onderhouden deze met economisch verantwoorde systemen en procedures die een veilige, betrouwbare en efficiënte werking ervan garanderen;2° de beheerders bieden toegang tot het vervoernet en vervoersdiensten aan op niet-discriminerende en transparante wijze op basis van door de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet goedgekeurde belangrijkste voorwaarden;3° de beheerders beantwoorden op niet-discriminerende wijze aan de marktvraag en aan de redelijke behoeften van de netgebruikers;zij weerhouden zich ervan drempels voor toegang tot het vervoernet in te voeren of te handhaven en bieden toegang tot de vervoersdiensten aan efficiënte en competitieve voorwaarden. § 2. De beheerders bieden de vervoersdiensten, beschreven in de dienstenprogramma's bedoeld in artikel 81, aan de netgebruikers aan die deze kunnen onderschrijven via de ondertekening van dienstenformulieren nadat zij geregistreerd zijn met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 1.1.

Art. 3.De in artikel 2, § 1, 2°, bedoelde belangrijkste voorwaarden vallen voor de toepassing van dit besluit uiteen in : 1° het standaard aansluitingscontract;2° het standaard DNB-aansluitingscontract;3° het standaard aardgasvervoerscontract, onverminderd artikel 110;4° het standaard opslagcontract, onverminderd artikel 169, § 2;5° het standaard LNG-contract, onverminderd artikel 201, §§ 2 en 3;6° de toegangsreglementen voor aardgasvervoer, LNG en opslag.

Art. 4.Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit de gasverordening : 1° stellen de beheerders alle bruikbare vervoersdiensten ter beschikking van de netgebruikers;2° bieden de beheerders zowel vaste als onderbreekbare vervoersdiensten aan en dit zowel op lange als op korte termijn;3° nemen de beheerders de voorwaarden die vervuld moeten zijn om tot onderbreking van vervoersdiensten over te gaan en de daarbij gehanteerde criteria op in de respectieve dienstenprogramma's;4° implementeren de beheerders gestandaardiseerde nominatie- en hernominatieprocedures in overleg met de andere beheerders en de aangrenzende netbeheerders;5° ontwikkelen de beheerders informatiesystemen en communicatiemiddelen om de transacties tussen beheerders en netgebruikers met inbegrip van de overdracht van vervoersdiensten tussen netgebruikers onderling te vereenvoudigen;6° voorzien de beheerders boekings- en confirmatiesystemen voor vervoersdiensten via beeldscherm;7° harmoniseren de beheerders de aanvraagprocedures voor de toegang tot het vervoernet met onder meer als doel de reactietijden te minimaliseren hierbij rekening houdend met de verplichtingen en afspraken die voortvloeien uit internationale overeenkomsten. Afdeling 1.2. - Open season procedure

Art. 5.De beheerders geven in hun investeringsplan aan voor welke investeringen zij een open season procedure zullen opstarten. De Commissie kan beslissen dat de beheerders een open season procedure houden voor investeringen waarvoor zij dit niet voorzien hebben.

Art. 6.§ 1. Een open season procedure verloopt in de volgende stappen : 1° alvorens de open season procedure te lanceren en onverminderd artikel 33, polst de betrokken beheerder in overleg met de Commissie op niet-discriminerende wijze de effectieve marktinteresse voor het vooropgestelde investeringsproject en raadpleegt hij de aangrenzende netbeheerders en de reguleringsinstanties voor aardgas van de gewesten;2° indien het investeringsproject grensoverschrijdend is, coördineert de beheerder de open season procedure met de aangrenzende netbeheerders.Indien de beheerder daarbij problemen ondervindt, licht hij de Commissie onverwijld hierover in; 3° het vooropgestelde investeringsproject wordt door de betrokken beheerder op basis van de resultaten van 1° geëvalueerd en het resultaat van deze evaluatie wordt overgemaakt aan de Commissie;4° in geval van een positieve evaluatie gaat de betrokken beheerder over tot het opstellen van onder andere de volgende documenten : - (i) een informatiebrochure, met in elk geval een beschrijving van : o het voorgestelde investeringsproject; o de indicatieve streefdata inzake de verschillende fasen van het project; o de wijze waarop de aard (vast, onderbreekbaar, voorwaardelijk), de looptijd en de indicatieve hoeveelheid van de aangeboden vervoersdiensten zullen worden bepaald; o de wijze waarop de beheerder de vervoersdiensten met betrekking tot het vooropgestelde investeringsproject wenst toe te wijzen en o de toepasselijke selectiecriteria indien de vraag naar vervoersdiensten het aanbod overtreft; - (ii) een beschrijving van de verschillende procedurestappen; - (iii) een vertrouwelijkheidsovereenkomst - (iv) de intentieverklaring. 5° de documenten bedoeld in 4° worden aan de Commissie overgemaakt;6° rekening houdend met de eventuele opmerkingen en commentaren van de Commissie met betrekking tot de documenten bedoeld in 4°, in het bijzonder met betrekking tot de voorgenomen selectiecriteria, gaat de betrokken beheerder over tot de effectieve lancering van de open season procedure door de informatiebrochure te verspreiden bij alle bestaande en potentiële netgebruikers;7° de netgebruikers die interesse tonen om het vooropgestelde investeringsproject verder in detail te bekijken, geven in elk geval aan wat de aard en de hoeveelheid is van de vervoersdiensten die ze wensen en ondertekenen een vertrouwelijkheidsovereenkomst met de betrokken beheerder vóór het verstrijken van de aangegeven periode;8° de beheerders sturen op basis van de informatie overgemaakt door de geïnteresseerde netgebruikers het vooropgestelde investeringsproject bij en maken dit kenbaar aan de netgebruikers;9° de netgebruikers die interesse tonen om vervoersdiensten te onderschrijven in het kader van het vooropgestelde investeringsproject, ondertekenen een intentieverklaring met de betrokken beheerder vóór het verstrijken van de aangegeven periode waarna de verdere besprekingen en onderhandelingen kunnen worden aangevat; 10° de netgebruikers die na de besprekingen bedoeld in 9° effectief vervoersdiensten wensen te onderschrijven en aan de selectiecriteria bedoeld in 4° (i) voldoen, registreren zich als gebruiker bij de betrokken beheerder met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 1.1 vóór het verstrijken van de aangegeven periode. § 2. De beheerders informeren de Commissie telkens een fase van de open season werd afgerond en minstens één keer per trimester een stand van zaken over het verloop van de open season procedure. § 3. Na registratie als gebruiker bedoeld in § 1, 10° en ondertekening van de dienstenformulieren voor de onderschreven vervoersdiensten bezorgt de betrokken beheerder aan de Commissie een kopie van alle documenten die tijdens de open season procedure ondertekend werden met de netgebruikers. § 4. De Commissie gaat op basis van de documenten bedoeld in § 3 na of de betrokken beheerder de in dit artikel bedoelde regels nageleefd heeft alsook of de procedure op transparante en niet-discriminerende wijze is verlopen. Indien de Commissie op basis van haar onderzoek onregelmatigheden vaststelt, kan ze de heropening van de procedure bevelen. Afdeling 1.3. - Toewijzingsregels

Art. 7.De beheerders bieden de netgebruikers, met inachtneming van de systeemintegriteit, van de continuïteit van de leveringen en van een efficiënte en veilige netexploitatie, zoveel mogelijk de vervoersdiensten zoals opgenomen in de respectieve dienstenprogramma's aan.

Art. 8.Onverminderd de beginselen inzake mechanismen voor capaciteitsallocatie die voortvloeien uit de gasverordening, implementeren de beheerders niet-discriminerende en transparante mechanismen voor toewijzing van hun vervoersdiensten in het algemeen en de capaciteit en flexibiliteit in het bijzonder die : 1° passende economische signalen geven voor een efficiënt en zo groot mogelijk gebruik van de bruikbare capaciteit en flexibiliteit;2° investeringen in nieuwe infrastructuur vergemakkelijken en aanmoedigen;3° zorgen voor compatibiliteit met de marktmechanismen, met inbegrip van spotmarkten en hubs;4° flexibel en in staat zijn zich aan veranderende marktomstandigheden aan te passen;5° de toetreding van nieuwe marktdeelnemers niet belemmeren;6° de effectieve concurrentie van marktdeelnemers, inbegrepen nieuwe marktdeelnemers en bedrijven met een klein marktaandeel, niet belemmeren;7° compatibel zijn met de toewijzingsregels gehanteerd door de andere beheerders en de aangrenzende netbeheerders;8° bijdragen tot de bevoorradingszekerheid van de aardgasmarkt.

Art. 9.De capaciteitstoewijzingsregels maken deel uit van het toegangsreglement bedoeld in afdeling 1.7. van dit hoofdstuk. Afdeling 1.4. - Congestiebeleid

Art. 10.§ 1. Onverminderd artikel 4 en de verplichtingen inzake congestiebeheer die voortvloeien uit de gasverordening, voeren de beheerders een pro-actief congestiebeleid dat gericht is op : 1° de optimale en maximale benutting van alle bruikbare capaciteiten;2° het voorkomen van contractuele congestie;3° het tijdig opsporen van toekomstige punten van fysieke congestie door op regelmatige basis en pro-actief, onder andere door middel van open season procedure, naar de marktvraag voor vervoersdiensten te peilen. § 2. Het pro-actief congestiebeleid bedoeld in § 1 veronderstelt onder meer dat : 1. investeringen en het investeringsplan bedoeld in artikel 30, § 2, gericht zijn op het voorkomen van congestie en om die reden gesteund worden op, onder andere, de resultaten van regelmatige consultaties van de markt;2. de aanpassing van bestaande en de ontwikkeling van nieuwe vervoersdiensten, onverminderd artikel 30, § 1, zowel kwalitatief als kwantitatief, gebaseerd zijn op onder meer : - overleg met andere beheerders en/of aangrenzende netbeheerders om het aanbod van hun respectieve vervoersdiensten zoveel als redelijkerwijs mogelijk op elkaar af te stemmen; - analyse en ontwikkeling van onderbreekbare vervoersdiensten; - aanwending van operationele akkoorden; - het voeren van een consistente politiek inzake overboekingen; - het evalueren op regelmatige basis van de gehanteerde capaciteitscenario's en van het bestaande aanbod van vervoersdiensten. 3. het vaststellen van het effectieve gebruik van de toegewezen vervoersdiensten gebeurt aan de hand van een doorgedreven analyse door de beheerders van het marktgedrag van de netgebruikers. § 3. De beheerders houden bij het opstellen van hun respectieve investeringsplannen rekening met de resultaten van hun congestiebeleid.

Art. 11.§ 1. De gebruiker behoudt voor zijn binnenlands vervoer niet meer vaste vervoersdiensten dan hij redelijkerwijze nodig heeft voor de uitvoering van zijn bevoorradings- en/of leveringscontracten. § 2. De gebruiker biedt de toegewezen vervoersdiensten die hij tijdelijk of permanent niet meer nodig heeft, op marktconforme wijze aan op de secundaire markt.

Art. 12.§ 1. De beheerders stellen de toegewezen ongebruikte vervoersdiensten op onderbreekbare wijze ter beschikking op de primaire markt door middel van vervoersdiensten van verschillende duur. § 2. De beheerders bieden minstens elke dag voor de daaropvolgende dag een zo hoog mogelijk percentage van de aan de gebruikers toegewezen doch niet-genomineerde capaciteit aan als onderbreekbare capaciteit. § 3. De wijze waarop en de voorwaarden waaronder deze vervoersdiensten worden aangeboden, worden door de beheerders opgenomen in de dienstenprogramma's.

Art. 13.§ 1. De beheerders volgen voortdurend de benuttingsgraad van de vervoersdiensten door de gebruikers op. § 2. Zij houden een elektronisch register bij dat een overzicht geeft van de toegewezen vervoersdiensten en het effectieve gebruik ervan per gebruiker. Het toegangsreglement bepaalt de wijze waarop dit register moet worden gehouden en de gegevens die in dit register moeten worden opgenomen. De beheerders maken jaarlijks, voor eind februari, dit register in elektronische vorm over aan de Commissie. § 3. De beheerders bepalen de omvang van de ongebruikte vervoersdiensten per gebruiker in functie van elk relevant criterium inzonderheid van de door hen gekende toevoer- en afnamepatronen en de evolutie van de benuttingsgraad. § 4. De volgende vaste capaciteiten worden niet als ongebruikte capaciteiten beschouwd wanneer de netgebruiker in staat is te verantwoorden dat : 1° de toegewezen vaste capaciteiten zijn overgedragen aan één of meerdere andere gebruikers;2° de toegewezen vaste capaciteiten door de gebruiker op de secundaire markt zijn aangeboden onverminderd artikel 14, § 3;3° de toegewezen vaste capaciteiten nodig zijn voor het vervullen van de openbare dienstverplichtingen. § 5. De beheerders informeren de gebruikers op regelmatige tijdstippen over de evolutie van de globale benuttingsgraad van de toegewezen vervoersdiensten.

Art. 14.§ 1. Wanneer er congestie optreedt of dreigt op te treden, maken de beheerders onmiddelijk aan de Commissie de volgende gegevens over : 1° de plaats en vermoedelijke duur van de congestie waarbij er een onderscheid wordt gemaakt tussen contractuele en fysieke congestie;2° de bij de congestie betrokken aanvragers en netgebruikers;3° per betrokken aanvrager en/of netgebruiker, de hoeveelheid aangevraagde vaste vervoersdiensten die niet kunnen worden toegewezen samen met de door de aanvrager en/of de netgebruiker gewenste looptijd van de vervoersdienst;4° per betrokken gebruiker de hoeveelheid ongebruikte vervoersdiensten;5° de genomen maatregelen om de congestie tot een minimum te beperken;6° de vooropgestelde maatregelen om de congestie te verhelpen; § 2. De beheerders brengen de bij de congestie betrokken aanvragers en netgebruikers onmiddellijk via elektronische weg bevestigd per schrijven met ontvangstbewijs op de hoogte van de informatie bedoeld in § 1, 1°, 5° en 6° alsook, op geaggregeerde wijze, van de gegevens bedoeld in § 1, 3°. Tezelfdertijd publiceren de Commissie en de betrokken beheerder op hun website de informatie bedoeld in § 1, 1°, 5°, en 6° alsook, op geaggregeerde wijze, de gegevens bedoeld in § 1, 3°. § 3. Van zodra de toestand van contractuele congestie, of de dreiging daartoe, door de beheerder aan de gebruikers werd betekend met toepassing van § 2 wordt de prijs van de desbetreffende op de secundaire markt verhandelde vervoersdiensten geplafonneerd op het niveau van de gereguleerde tarieven. Het aanbod door de gebruiker van ongebruikte vervoersdiensten op de secundaire markt bedoeld in artikel 11, § 2, houdt voor wat betreft de aard (vast, onderbreekbaar of voorwaardelijk) en de duur van de terbeschikkingstelling ervan zoveel mogelijk rekening met de behoeften van de markt, die ter kennis van de gebruiker werden gebracht met toepassing van § 2. § 4. Het toegangsreglement bepaalt wanneer er sprake is van een dreiging tot contractuele congestie. In afwachting van een door de Commissie goedgekeurd toegangsreglement oordeelt de beheerder naar redelijkheid wanneer er sprake is van een dreiging tot contractuele congestie bedoeld in deze afdeling.

Art. 15.§ 1. In geval van congestie vraagt de beheerder de gebruikers met ongebruikte vervoersdiensten bedoeld in artikel 14, § 1, 4°, in het schrijven bedoeld in artikel 14, § 2, om binnen een termijn van tien kalenderdagen vanaf de ontvangst van het verzoek van de beheerder schriftelijk aan te tonen dat ze de ongebruikte vervoersdiensten effectief zullen gebruiken. De beheerder bezorgt de Commissie onmiddellijk kopie van deze briefwisseling.

De gebruikers bedoeld in het eerste lid kunnen dit bewijs onder andere leveren aan de hand van de historische gegevens inzake de benutting van de toegewezen vervoersdiensten, hun activiteiten op de secundaire markt en in elk geval ook aan de hand van hun leveringscontracten. Zij bezorgen hun antwoord binnen de in het eerste lid bedoelde termijn zowel aan de Commissie als aan de beheerder. § 2. Bij gebrek aan schriftelijk antwoord van de gebruiker uiterlijk bij het verstrijken van de in § 1 bedoelde termijn biedt de beheerder de ongebruikte vervoersdiensten, voor zover zij door de gebruiker in strijd met de artikelen 11, § 2, en 14, § 3, niet werden aangeboden op de secundaire markt, onmiddellijk aan op de secundaire markt tegen het gereguleerde tarief en voor een duur die minimaal twee maanden bedraagt. De beheerder maakt de inkomsten uit de transacties die hieruit voortvloeien onmiddellijk aan de gebruiker over onder aftrek van het desbetreffende gereguleerde tarief dat de beheerder mag aanrekenen voor deze transactie. § 3. Onverminderd de door of krachtens de gaswet voorziene sancties en maatregelen, onderzoekt en evalueert de Commissie de met toepassing van § 1 door de gebruikers bezorgde informatie.

Art. 16.De Commissie heeft te allen tijde met het oog op haar controlerende taken toegang tot de elektronische platformen voor reservatie en verhandeling van vervoersdiensten en informatieverstrekking die de beheerders ter beschikking stellen van de aanvragers en netgebruikers. Afdeling 1.5. - Secundaire markt

Art. 17.§ 1. Onverminderd de verplichtingen inzake verhandeling van capaciteits- en/of flexibiliteitsrechten die voortvloeien uit de gasverordening zorgen de beheerders ervoor dat de door hen op de primaire markt aangeboden vervoersdiensten transparant en niet-discriminatoir verhandelbaar zijn op de secundaire markt die zij organiseren. § 2. Met betrekking tot de capaciteit en flexibiliteit op de interconnectiepunten met aangrenzende vervoerinstallaties, harmoniseren de beheerders zoveel mogelijk het dienstenaanbod en de procedures langs beide zijden van deze punten. Indien zij daarbij problemen ondervinden, lichten zij de Commissie onverwijld hierover in.

Art. 18.§ 1. De beheerders zijn verantwoordelijk voor de exploitatie, de ontwikkeling en het bestuur van een krachtig elektronisch instrument zodat de netgebruikers eenvoudig, snel en elke dag, via elektronische weg vervoersdiensten kunnen verhandelen. Dit elektronisch instrument wordt het SMP genoemd. Het SMP wordt opgericht in overleg en/of in samenwerking met de andere Europese netbeheerders. § 2. De netgebruiker die vervoersdiensten via het SMP wenst te verhandelen registreert zich voorafgaandelijk als gebruiker bij de betrokken beheerder met toepassing van hoofdstuk 3, afdeling 1.1. Na zijn intentie om gebruik te maken van het SMP kenbaar te hebben gemaakt aan de betrokken beheerder, bezorgt de beheerder hem onverwijld een inschrijvingscode waarmee hij vervoersdiensten via het SMP kan verhandelen. § 3. Indien netgebruikers vervoersdiensten verhandelen via het SMP bedoeld in § 1 garandeert de beheerder, onafhankelijk van de gehanteerde methode, de volledige anonimiteit van de transacties.

Art. 19.Indien netgebruikers vervoersdiensten verhandelen via andere manieren dan via het SMP bedoeld in artikel 18, § 1, stellen zij de betrokken beheerder van elke individuele transactie op de hoogte. In zoverre de aangemelde transactie in overeenstemming is met de wet en met de bepalingen van het vervoerscontract, zijn de beheerders verplicht de aangereikte data te verwerken.

Art. 20.§ 1. Het is geen enkele netgebruiker die vervoersdiensten op de secundaire markt aanbiedt toegestaan individuele voorwaarden te formuleren die de vrije verhandelbaarheid van die vervoersdiensten op de secundaire markt belemmeren. § 2. De beheerders gaan na, rekening houdend met de kenmerken van hun respectieve vervoerinstallaties en de al dan niet gewijzigde omstandigheden van het gebruik ervan als gevolg van de werking van de secundaire markt, of de op de secundaire markt verhandelde vervoersdiensten kunnen worden gegarandeerd. § 3. De beheerders kunnen zelf capaciteit en/of flexibiliteit kopen op de secundaire markt, met dien verstande dat zij hun aankopen bijhouden in een register dat door de Commissie ter inzage en controle kan worden opgevraagd. § 4. Onverminderd hoofdstuk 2, afdeling 3.3 publiceren de beheerders minstens op weekbasis de totale marktvraag en het totale marktaanbod van de op de secundaire markt verhandelde vervoersdiensten waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen diensten die via en diensten die niet via het SMP verhandeld worden. De beheerders publiceren bovendien de prijzen van de via het SMP verhandelde vervoersdiensten. § 5. Van zodra de beheerder in uitvoering van artikel 14 congestie vaststelt en dit heeft meegedeeld aan de netgebruikers, zijn de gebruikers verplicht de vervoersdiensten die ze aanbieden op de secundaire markt te verhandelen via het SMP bedoeld in artikel 18. Afdeling 1.6. - Toegang tot hubs

Art. 21.De beheerders verlenen een onbelemmerde toegang tot elke hub op het vervoernet.

Art. 22.Het komt niet aan de beheerders toe om invloed uit te oefenen over de plaats binnen het vervoernet waar een hub wordt uitgebouwd.

Elke plaats op het geïnterconnecteerd net dient als evenwaardig beschouwd te worden, met dien verstande dat de plaats die het best scoort in het licht van objectieve criteria, zoals het daadwerkelijke en potentieel aantal actieve netgebruikers die kopen en verkopen, het interconnectieniveau vanuit het vervoernet of aangrenzende vervoernetten tot de plaats van toegang tot de hub of de nabijheid en inzetbaarheid van flexibiliteitmiddelen, de voorkeur krijgt.

Art. 23.De toegang tot een hub wordt door de beheerders aangeboden op een niet-discriminerende en transparante manier. Er mag in dit verband geen onderscheid tussen binnenlands vervoer en doorvoer bestaan of ingevoerd worden.

Art. 24.De toegang tot een hub is mogelijk vanuit de totale bruikbare capaciteit op het vervoernet.

Art. 25.Elke beheerder organiseert de toegang tot een hub op een manier die beantwoordt aan de redelijke behoeften van de betrokken gebruikers met als doel de handel in aardgas op de desbetreffende hub te bevorderen en de gebruikers toe te laten hun onevenwichten op te vangen.

Art. 26.De vervoersdiensten die door de beheerders op het vervoernet worden aangeboden en door de netgebruikers gebruikt worden om toegang te verkrijgen tot een hub, dienen afgestemd te zijn op de diensten die aangeboden worden op de desbetreffende hub.

Art. 27.In voorkomend geval, werkt de beheerder, op wiens installaties de hub zich bevindt, samen met de dienstenleverancier die de hub beheert om de vastheid van handel op de hub te bevorderen door de ontwikkeling van operationele balanceringsakkoorden en/of van flexibiliteitdiensten, rekening houdend met de vereisten inzake systeemintegriteit van het vervoernet. Akkoorden en diensten waarbij beroep gedaan wordt op het beheer van of flexibiliteit in vervoerinstallaties kunnen enkel door de beheerders respectievelijk afgesloten en aangeboden worden. De aangeboden vervoersdiensten worden opgenomen in het aardgasvervoersprogramma bedoeld in artikel 112.

Art. 28.De beheerders verlenen toegang tot een hub vanuit verschillende wel gedefinieerde plaatsen die zich op eenzelfde of verschillend vervoernet bevinden. De betrokken beheerders verzorgen de overdracht van aardgas tussen deze verschillende plaatsen op hun respectieve vervoernetten zoveel mogelijk op vaste wijze. Afdeling 1.7. - Toegangsreglementen

Art. 29.§ 1. De beheerders stellen voor hun respectieve activiteiten van aardgasvervoer, opslag en LNG een toegangsreglement op dat, evenals de eventuele wijzigingen ervan, onderworpen is aan de goedkeuring door de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet. § 2. Onverminderd respectievelijk de artikelen 111, 170 en 202 bevatten de toegangsreglementen : 1° de regels voor de behandeling van de aanvragen voor toegang en onderschrijving van vervoersdiensten met inbegrip van de procedure voor het elektronisch onderschrijven van vervoersdiensten op grond van de basisprincipes bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 1 en 2; 2° de regels met betrekking tot het verloop van de open season procedure op grond van de basisprincipes bepaald in afdeling 1.2 van dit hoofdstuk; 3° de toewijzingsregels op grond van de basisprincipes bepaald in afdeling 1.3 van dit hoofdstuk, met inbegrip van de toepasselijke prioriteitsregels; 4° de regels inzake congestiebeheer op grond van de basisprincipes bepaald in afdeling 1.4 van dit hoofdstuk; 5° de regels inzake organisatie en werking van de secundaire markt op grond van de basisprincipes bepaald in afdeling 1.5 van dit hoofdstuk; 6° het plan voor incidentenbeheer. § 3. Het voorstel van toegangsreglement alsook de voorstellen tot wijziging ervan worden door de respectieve beheerders opgesteld na raadpleging door deze laatsten van de netgebruikers in het kader van de overlegstructuur bedoeld in artikel 108. § 4. De beheerders maken de goedgekeurde toegangsreglementen en de goedgekeurde wijzigingen ervan bekend overeenkomstig artikel 107 en delen deze volledigheidshalve mee aan de partijen met wie zij een vervoerscontract hebben afgesloten. De goedgekeurde toegangsreglementen en de goedgekeurde wijzigingen hebben slechts uitwerking op de datum van inwerkingtreding ervan bepaald door de Commissie met toepassing van artikel 107. Afdeling 2. - Netontwikkeling en netbeheer

Afdeling 2.1. - Netontwikkeling

Art. 30.§ 1. De beheerders voorzien in vervoersdiensten om aan iedere economisch redelijke vraag van de netgebruikers en andere beheerders te kunnen beantwoorden en gevolg te geven aan eventuele openbare dienstverplichtingen op grond van federale, gewestelijke of rechtstreeks toepasselijke Europese regelgeving. § 2. Elke beheerder stelt daartoe jaarlijks een investeringsplan op voor de komende tien jaar en brengt dit samen met het dienstenprogramma ter kennis aan de Commissie. Deze kennisgeving van het investeringsplan gebeurt ter informatie onverminderd de bevoegdheid van de Commissie bedoeld in artikel 5. § 3. Het investeringsplan geeft voor elke investering de planning van de werken (studie, ontwerp, vergunningen, aanbesteding en uitvoering) samen met de geschatte kosten en in voorkomend geval de invloed van de investering op het dienstenaanbod weer. Voor de investeringen die in de loop van de tijd worden geschrapt of uitgesteld, wordt de reden van schrapping of uitstel vermeld. § 4. Investeringen vanwege de beheerders zijn steeds transparant met betrekking tot de beweegredenen ervoor en de specifieke bijdragen van deze investeringen voor het vervoernet. Er bestaat minstens transparantie omtrent : 1° de impact van de investeringen op de vervoersdiensten waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen binnenlands vervoer en doorvoer;2° investeringen in balanceermiddelen, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de eigen middelen van de beheerder om fysische onevenwichten op te vangen, de basisflexibiliteit en de commerciële flexibiliteit;3° investeringen in reserve-ingangscapaciteit;4° investeringen met het oog op netvermazing en het verhogen van de netwerkperformantie in het algemeen;5° investeringen voor gasdistributie.

Art. 31.§ 1. De beheerders investeren respectievelijk in capaciteit voor doorvoer, voor opslag- en LNG-diensten door middel van de open season procedures, bedoeld in afdeling 1.2 van dit hoofdstuk. § 2. Open season procedures kunnen tevens voor investeringen voor binnenlands vervoer worden aangewend ter ondersteuning van de investeringsstrategie, onder andere voor de bepaling van de bevoorradingsroutes. Onverminderd artikel 116, § 2, vereisen investeringen voor binnenlands vervoer, met uitzondering van investeringen voor nieuwe en voor wijziging van bestaande aansluitingen, geen lange termijn verbintenissen vanwege de netgebruikers.

Art. 32.Het voorzien van vaste capaciteit en flexibiliteit door de beheerders gebeurt via daadwerkelijke investeringen in infrastructuur, het contracteren van diensten bij andere beheerders en het sluiten van operationele akkoorden. Afdeling 2.2. - Netbeheer

Art. 33.§ 1. De beheerders beheren het vervoernet rekening houdend met de interoperabiliteit op nationaal en Europees niveau. Daartoe stelt elke beheerder alle redelijke middelen in het werk om met de andere beheerders en de aangrenzende netbeheerders te komen tot : 1° geharmoniseerde aardgaskwaliteiten, balanceringsregimes, communicatie- en interconnectieprocedures;2° geharmoniseerde vervoersdiensten aan weerszijden van de vervoernetten;3° interconnectie-overeenkomsten met voornoemde netbeheerders om onder meer de onevenwichten in de aardgasstromen tussen de verschillende vervoernetten te beheren. § 2. De beheerders doen beroep op de door hen afgesloten interconnectie-overeenkomsten met aangrenzende netbeheerders om de veiligheid en de goede werking van het vervoernet te verhogen. § 3. De beheerders plegen overleg met de aangrenzende netbeheerders bij de planning van onderhoudswerken en investeringen binnen de overlegstructuur bedoeld in artikel 108. § 4. De goede uitvoering door de beheerders van de taken bedoeld in dit artikel wordt onder meer bepaald door de kwaliteit van de door de beheerders ondernomen acties en de betrouwbaarheid van de ontvangen gegevens.

Art. 34.§ 1. Voor het verzekeren en het handhaven van de systeemintegriteit en de continuïteit van de leveringen investeren de beheerders in infrastructuur en sluiten ze operationele akkoorden en interconnectie-overeenkomsten af.

Zij doen dit in functie van de vraag naar vervoersdiensten, rekening houdend voor wat betreft het aardgasvervoersnet met de bijzondere kenmerken van binnenlands vervoer en doorvoer en dit alles vanuit de bezorgdheid om de totale operationele kosten voor de uitbating van hun vervoernet zo laag mogelijk te houden.

Art. 35.§ 1. Onverminderd artikel 85 en de nadere bepalingen omtrent de individuele verantwoordelijkheid van de gebruiker inzake netevenwicht, druk en kwaliteit in het vervoerscontract, staan de beheerders met alle redelijke middelen in voor de goede en veilige werking van het vervoernet, de verwezenlijking van het netevenwicht en het handhaven van de systeemintegriteit. § 2. In het kader van de verwezenlijking van het netevenwicht voorzien de beheerders voldoende balanceermiddelen waarvoor ze, indien nodig, de investeringen opnemen in het investeringsplan. Deze balanceermiddelen worden aan de netgebruikers aangeboden als basisflexibiliteitsdiensten.

Art. 36.De beheerders kunnen vervoersdiensten reserveren en gebruiken met het oog op het aanbod van de vereiste basisflexibiliteit en de balancering van het netonevenwicht. De beheerders zorgen ervoor dat de aldus voor zichzelf gereserveerde vervoersdiensten alsnog zoveel mogelijk worden aangeboden aan de markt indien ze deze vervoersdiensten tijdelijk of permanent niet nodig blijken te hebben.

Art. 37.De beheerders kunnen enkel in het kader van de balancering van de eigen fysische onevenwichten, het aanbod van de vereiste basisflexibiliteit, het handhaven van de operationele aardgasreserve voor incidentenbeheer en operationele doeleinden, aardgas aankopen en verkopen op de markt.

Art. 38.De middelen voor incidentenbeheer worden aangesproken wanneer er zich een probleem van systeemintegriteit stelt en dit voor een periode die noodzakelijk is voor de markt om zich te herorganiseren.

Art. 39.Elke beheerder baat zijn vervoernet zodanig uit dat de nominaties door de gebruikers binnen de hen toegewezen vervoersdiensten bevestigd kunnen worden zonder de systeemintegriteit in gevaar te brengen.

Art. 40.De beheerders plannen voor iedere dag de aardgasstromen (« flow-planning ») op basis van de verwachte nominaties van de volgende dag en de hen ter beschikking zijnde informatie. De beheerder van het aardgasvervoersnet houdt hierbij ook rekening met de verwachte afnames binnen zijn vervoernet.

Art. 41.De beheerders informeren de netgebruikers over onderbrekingsrisico's voor alle types van onderbreekbare vervoersdiensten. Deze informatie is onder andere gebaseerd op historische gebruiksgegevens van de betreffende vervoersdienst.

Art. 42.De beheerders ontwikkelen een balanceringsregime, balanceringsregels en tolerantiewaarden in harmonie met de omvang en het gebruik van hun respectieve vervoerinstallaties.

Art. 43.De beheerders bieden minstens de basis flexibiliteitdiensten aan die nodig zijn om de redelijke en voorzichtig handelende gebruiker in de mogelijkheid te stellen het verschil tussen inkomende en uitgaande aardgasstromen op te vangen binnen de balanceringsperiode.

Art. 44.Het balanceringsregime en het aanbod aan basisflexibiliteit bedoeld in de artikelen 42 en 43 beogen onder andere een efficiënte inzet van opslag van aardgas in leidingen, van de LNG-installatie en van de installaties voor opslag, zowel op operationeel als financieel vlak. Deze middelen worden jaarlijks door de beheerders begroot bij de actualisatie van het investeringsplan.

Art. 45.De hoeveelheid basisflexibiliteit bedoeld in artikel 43 wordt door de respectieve beheerders, onverminderd artikel 129 voor wat betreft de beheerder van het aardgasvervoersnet, bepaald op basis van het gehanteerde vervoersmodel bedoeld in artikel 112, 1°, artikel 171, § 1, 1° en artikel 203, 1°. Afdeling 3. - Beginselen inzake niet-discriminatie, transparantie en

behandeling van vertrouwelijke informatie Afdeling 3.1. - Algemeen

Art. 46.De beheerders voeren een actief beleid om te waarborgen dat ieder discriminerend gedrag tussen netgebruikers of categorieën netgebruikers, met inbegrip van aanvragers, is uitgesloten en voldoen aan de eisen van objectiviteit en redelijkheid. Zij zien erop toe dat de regels en procedures voor toegang tot het vervoernet en de niet-vertrouwelijke informatie op dezelfde, duidelijke en transparante wijze aan alle marktspelers ter beschikking wordt gesteld. De beheerders zien er tevens op toe dat zij vertrouwelijke informatie geheimhouden ongeacht van wie deze afkomstig is.

Art. 47.De beheerders zorgen ervoor dat hun personeel door het volgen van aangepaste opleidings- en informatiesessies inzicht verwerft in het belang om de netgebruikers op niet-discriminerende wijze te behandelen. Zij zorgen er tevens voor dat hun personeel zich terdege bewust is van het belang van de geheimhouding van vertrouwelijke informatie.

Art. 48.De beheerders onthouden zich van het aanbieden van verbonden vervoersdiensten die aanleiding kunnen geven tot belangenvermenging en/of een discriminerende behandeling van netgebruikers of categorieën van netgebruikers.

Art. 49.Het is de beheerders niet toegelaten : 1° de netgebruiker te verplichten samen met de vervoersdienst niet in het dienstenprogramma voorziene verbonden vervoersdiensten te onderschrijven bij de beheerders;2° de netgebruiker te verbieden (andere) vervoersdiensten te onderschrijven bij een andere dan de bij de toegewezen vervoersdienst betrokken beheerder;3° het verlengen van het vervoerscontract of de vervoersdienst mogelijk te maken of de duurtijd ervan afhankelijk te maken van een andere overeenkomst die uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend kan worden verlengd;4° onverminderd artikel 15, §§ 1 en 2, de totstandkoming of het behoud van het vervoerscontract of een vervoersdienst afhankelijk te maken van de voorlegging van een leveringscontract. Afdeling 3.2. - Verbintenissenprogramma

Art. 50.§ 1. De beheerders stellen een verbintenissenprogramma op dat de specifieke verplichtingen van de werknemers van de beheerders ter verwezenlijking van de in artikel 46 bedoelde doelstelling bevat. § 2. De in het verbintenissenprogramma op te nemen maatregelen zijn de volgende : 1° het vaststellen van regels voor behandeling door de werknemers van vragen en dossiers van netgebruikers en aanvragers om te waarborgen dat ieder discriminerend gedrag is uitgesloten;2° het vaststellen van beperkingen voor de werknemers inzake vorderingen op of deelnemingen in ondernemingen, direct of indirect, ten gevolge waarvan een tegenstrijdigheid zou kunnen ontstaan tussen hun patrimoniale belangen en hun professionele verplichtingen, alsook hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid;3° het instellen van een verbod voor werknemers om van netgebruikers of aanvragers enig voordeel, beloning, vergoeding of gift te vragen en/of te aanvaarden van financiële aard;4° het vaststellen van beperkingen voor de werknemers op het aanvaarden van enig voordeel, beloning, vergoeding of gift van netgebruikers of aanvragers van niet-financiële aard en de informatieverplichting terzake aan de nalevingscoördinator;5° het instellen van een verbod voor de werknemers om lasthebber te zijn van netgebruikers of aanvragers;6° de regels voor werknemers inzake het rapporteren aan de nalevingscoördinator van pogingen tot beïnvloeding bij het nemen van beslissingen die hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid in het gedrang brengen; De specifieke verplichtingen bedoeld in § 1 kunnen desgevallend verschillen naargelang de categorie van werknemers waarop ze betrekking hebben. § 3. Het verbintenissenprogramma herneemt de bepalingen vervat in de artikelen 52 tot 56 van toepassing op de werknemers.

Art. 51.§ 1. Met het oog op de naleving van het verbintenissenprogramma en de uitvoering ervan : 1° stellen de beheerders een nalevingscoördinator aan die een adequaat toezicht uitoefent op de naleving van het verbintenissenprogramma;2° werken de beheerders een intern auditprogramma uit dat onder de controle van de nalevingscoördinator valt;3° voorzien de beheerders in een procedure opdat klachten inzake vrijwillige of onvrijwillige inbreuken op het verbintenissenprogramma tot bij de nalevingscoördinator komen en een adequate behandeling door hem kennen. § 2. De nalevingscoördinator bezorgt uiterlijk op één maart van elk jaar aan de Commissie een verslag over de naleving van het verbintenissenprogramma door de werknemers van de beheerders tijdens het voorbije jaar, de eventuele klachten dienaangaande en de behandeling hiervan. De beheerders maken het verslag over de naleving van het verbintenissenprogramma tezelfdertijd bekend op hun website. Afdeling 3.3. - Bescherming vertrouwelijke informatie

Art. 52.Onverminderd de wettelijke en reglementaire verplichtingen om gegevens bekend te maken, mag vertrouwelijke informatie door de beheerders op geen enkele wijze kenbaar worden gemaakt aan personen die niet door hen worden tewerkgesteld.

Het personeel van de beheerders is op zijn beurt gebonden door een geheimhoudingsplicht tijdens zijn prestaties voor de beheerder tot vijf jaar na beëindiging ervan.

Vertrouwelijke informatie mag door de beheerders en hun personeel enkel gebruikt worden om de toegang tot hun vervoernet en het gebruik ervan mogelijk te maken.

Art. 53.De beheerders treffen de technische en organisatorische maatregelen die nodig zijn om de toegang tot vertrouwelijke informatie en de verwerking ervan te beperken tot het personeel dat die informatie nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken.

Art. 54.In afwijking van artikel 52 mogen de beheerders en/of hun personeel vertrouwelijke informatie kenbaar maken aan : 1° de Commissie en het Bestuur Energie, of enige andere bevoegde overheidsinstantie, overeenkomstig de bepalingen van de gaswet en haar uitvoeringsbesluiten;2° de rechtbanken of scheidsrechterlijke instanties die moeten oordelen over een geschil tussen de beheerders enerzijds en een netgebruiker of een aanvrager of de Commissie anderzijds, de raadslieden die hen voor deze instanties vertegenwoordigen en de experten, indien dit noodzakelijk is voor de verdediging van de beheerders;3° hun commissaris voor zover hij gebonden is door regels van vertrouwelijkheid die op een gepaste wijze de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie waarborgen;4° lasthebbers, aannemers en onderaannemers, raadgevers en experten (niet in kader van geschil) van de beheerders voor zover zij gebonden zijn door regels van vertrouwelijkheid die op gepaste wijze de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatie waarborgen en voor zover in hun onderlinge verhouding met leveringsondernemingen of met een van hun verwante ondernemingen geen vermogensbelangen bestaan.5° overige derden als een voorafgaand uitdrukkelijk schriftelijk akkoord bestaat van diegene van wie de vertrouwelijke informatie uitgaat.

Art. 55.De beheerders mogen vertrouwelijke informatie gebruiken voor statistische doeleinden op voorwaarde dat de statistische gegevens die door de beheerders worden verspreid geen identificatie van individuele aanvragers en/of netgebruikers toelaten.

Art. 56.Onverminderd de bepalingen inzake transparantie-eisen bedoeld in de gasverordening, oordeelt de CREG, indien de beheerders van oordeel zijn dat ze om redenen van vertrouwelijkheid van informatie niet of niet volledig aan hun informatieverplichtingen kunnen tegemoet komen, over het vertrouwelijk karakter van de informatie. Er wordt geen toestemming om de bekendmaking van informatie te beperken verleend indien de vraag van de beheerder betrekking heeft op de publicatie van capaciteitsgegevens op een punt waar drie of meer netgebruikers capaciteit hebben onderschreven. Afdeling 4. -Beginselen inzake onafhankelijkheid van het personeel van

de beheerders ten opzichte van de producenten, distributeurs, leveranciers en tussenpersonen

Art. 57.Het personeel van de beheerders bezit de motivatie, beschikbaarheid, bekwaamheid en kritische ingesteldheid die vereist zijn om de werking van de beheerder te begrijpen en om elk op hun niveau met kennis van zaken en onafhankelijk te beraadslagen en/of beslissingen te nemen.

Art. 58.Het personeel van de beheerders is onpartijdig. Het beschikt over de kwaliteit om onvooringenomen beslissingen te nemen, zonder dat het zich door persoonlijke belangen, voorkeur of genegenheid bij zijn oordeel laat leiden.

Art. 59.Het personeel van de beheerders dat toegang heeft tot vertrouwelijke informatie mag geen functies of activiteiten uitoefenen ten dienste van een producent, een distributeur, een leverancier en/of een tussenpersoon actief op het Belgisch grondgebied, rechtstreeks of onrechtstreeks bezoldigd door een dergelijke onderneming.

Art. 60.Het personeel van de beheerders dat toegang heeft tot vertrouwelijke informatie kan niet voor een producent, distributeur, leverancier en/of tussenpersoon actief op het Belgisch grondgebied gaan werken voordat een periode van zes maanden is verstreken na beëindiging van zijn prestaties voor de beheerder.

Art. 61.De bezoldiging van het personeel van de beheerders mag niet gebaseerd zijn op de financiële resultaten van producenten, distributeurs, leveranciers en/of tussenpersonen.

Art. 62.De inhoud van het verslag bedoeld in artikel 8/3, § 5, 3°, van de gaswet mag niet beïnvloed worden door de raad van bestuur van de beheerders, enig ander comité opgericht binnen de raad van bestuur van de beheerders of de respectieve voorzitters ervan. Afdeling 5. - Minimumvereisten met betrekking tot de juridische en

operationele scheiding van de vervoers- en leveringsfuncties van aardgas binnen de geïntegreerde beheerders

Art. 63.De vervoers- en leveringsfuncties van aardgas binnen de geïntegreerde beheerders moeten in onderscheiden rechtspersonen worden ondergebracht.

Deze onderscheiden rechtspersonen bevinden zich in fysisch gescheiden gebouwen en hebben gescheiden informatietoepassingen en bestanden.

Alle elektronische mededelingen van de vervoersafdeling en de login van het systeem over vijf jaar wordt volledig gearchiveerd op een beschermde drager. HOOFDSTUK 3. - Procedures en regels inzake de aanvraag voor toegang tot het vervoernet Afdeling 1. - Toegang tot het vervoernet voor netgebruikers

Afdeling 1.1. - Procedures en modaliteiten inzake toegang

Art. 64.Onverminderd de bepalingen betreffende de open season procedure bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1.2, registreert al wie vervoersdiensten wenst te onderschrijven, zich vooraf bij de betrokken beheerder als bevrachter, opslaggebruiker en/of terminalgebruiker volgens de procedure bedoeld in de artikelen 65 tot en met 68, tenzij reeds een vervoerscontract met de betrokken beheerder in uitvoering is op het ogenblik van inwerkingtreding van dit besluit. Indien de netgebruikers die partij zijn bij een vervoerscontract dat in uitvoering is op het ogenblik van inwerkingtreding van dit besluit, na afloop van dit vervoerscontract, vervoersdiensten wensen te onderschrijven, registreren zij zich tevens volgens de procedure bedoeld in de artikelen 65 tot en met 68.

Art. 65.§ 1. Met het oog op de registratie als bevrachter deelt de aanvrager ten minste de volgende gegevens mee aan de beheerder van het aardgasvervoersnet : 1° de gedetailleerde identiteit van de aanvrager;2° indien de aanvraag uitgaat van een vergunningsplichtige leveringsonderneming, een kopie of een bewijs van haar leveringsvergunning;3° indien de aanvraag wordt ingediend door een lasthebber, een bewijs van de volmacht. § 2. Met het oog op de registratie als opslaggebruiker deelt de aanvrager, bovenop de gegevens bedoeld in § 1, aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas volgende bijkomende gegevens mee : 1° ten indicatieve titel, de gewenste opslagdiensten en hun karakteristieken;2° het gewenste aanvangstijdstip en indien van toepassing de gewenste duur van de opslagdiensten;3° de leveringsvergunningen voor aardgas bekomen op grond van regionale wetgeving. § 3. Met het oog op de registratie als terminalgebruiker deelt de aanvrager, bovenop de gegevens bedoeld in § 1, aan de beheerder van de LNG-installatie volgende bijkomende gegevens mee : 1° ten indicatieve titel, de gewenste LNG-diensten en met hun karakteristieken;2° het gewenste aanvangstijdstip en indien van toepassing de gewenste duur van de vervoersdienst;3° de specificaties van de op moment van de aanvraag voorziene door hem gebruikte en/of ingehuurde LNG-tanker(s);4° een kopie van alle informatie-documenten, van de vereiste vergunningen en certificaten die de beheerder van de LNG-installatie nodig heeft om te voldoen aan zijn wettelijke of contractuele verplichtingen.

Art. 66.§ 1. Indien de aanvraag onvolledig is, brengt de betrokken beheerder de aanvrager binnen de vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag op de hoogte van de onvolledigheid van de aanvraag. § 2. De betrokken beheerder staat de aanvrager bij het opstellen en vervolledigen van zijn aanvraag bij. § 3. Van zodra de aanvrager de ontbrekende gegevens heeft meegedeeld aan de betrokken beheerder is artikel 67 van toepassing.

Art. 67.§ 1. Indien de aanvraag volledig is, maakt de betrokken beheerder de aanvrager binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag respectievelijk het standaard aardgasvervoers-, opslag- en/of LNG-contract ter ondertekening over. § 2. De aanvrager maakt het in § 1 bedoelde standaardcontract binnen de tien werkdagen na ontvangst ervan ondertekend terug over aan de beheerder. De datum van ontvangst door de betrokken beheerder van het door de aanvrager ondertekende standaardcontract voltrekt de registratie als respectievelijk bevrachter, opslaggebruiker, terminalgebruiker. Bij gebrek aan bericht van de aanvrager aan het eind van voornoemde termijn van tien werkdagen vervalt de aanvraag.

Art. 68.§ 1. De procedure voor registratie als gebruiker verloopt volledig schriftelijk met inbegrip van elektronische berichtgeving. § 2. De looptijd van de standaardcontracten voor aardgasvervoer, opslag en LNG wordt vastgelegd in de respectieve dienstenprogramma's. Afdeling 1.2. - Procedures en modaliteiten voor het onderschrijven van

vervoersdiensten

Art. 69.§ 1. Onverminderd de bepalingen betreffende de open season procedure zoals vastgelegd in hoofdstuk 2, afdeling 1.2 bieden de beheerders aan de gebruikers de mogelijkheid om vervoersdiensten zowel schriftelijk (per brief, fax of e-mail) als via het ARS, bedoeld in artikel 70, te onderschrijven. § 2. Aanvragen voor vervoersdiensten voor binnen de dag en voor de drie daaropvolgende dagen kunnen evenwel uitsluitend via het ARS, bedoeld in artikel 70, worden ingediend en afgehandeld. § 3. Indien wenselijk en/of in functie van de karakteristieken van de aangeboden vervoersdienst kan de beheerder de onderschrijvingsperiode van vervoersdiensten beperken tot een vooropgesteld tijdsvenster zoals beschreven in het toegangsreglement.

Art. 70.§ 1. De beheerders ontwikkelen een krachtig elektronisch instrument, het ARS genaamd, zodat de gebruikers eenvoudig, snel en elke werkdag, via elektronische weg vervoersdiensten kunnen onderschrijven. § 2. De gebruiker die vervoersdiensten via het ARS wenst te onderschrijven, geeft zijn intentie daartoe te kennen aan de betrokken beheerder. De betrokken beheerder deelt de gebruiker onverwijld een inschrijvingscode mee waarmee hij vervoersdiensten via het ARS kan onderschrijven.

Art. 71.Bij elke aanvraag van vervoersdiensten deelt de gebruiker aan de beheerder onder meer volgende gegevens mee : 1° indien de aanvraag van vervoersdiensten gebeurt via het ARS, zijn inschrijvingscode en de referenties van zijn vervoerscontract;2° indien de aanvraag schriftelijk gebeurt, de referenties van zijn vervoerscontract;3° de gewenste vervoersdienst, met zijn karakteristieken;4° het aanvangstijdstip en de gewenste duur van de vervoersdienst;5° informatie over de aard van de aanvraag, inzonderheid of het de vervanging of de uitbreiding en/of wijziging van een toegewezen vervoersdienst of een aanvraag voor een nieuwe vervoersdienst betreft;6° de hoeveelheid vervoersdiensten verhandeld op de secundaire markt samen met de bijhorende ingangspunten en de periode;7° het ingangs- en afnamepunt of afnamezone of, in voorkomend geval, de onderscheiden ingangs- en afnamepunten of afnamezones.

Art. 72.§ 1. Voor schriftelijke aanvragen brengt de beheerder, indien de aanvraag onvolledig is, de gebruiker op de hoogte van de onvolledigheid van de aanvraag : - binnen 48 uur, deel uitmakend van twee werkdagen, na ontvangst van de aanvraag indien het een aanvraag betreft voor vervoersdiensten waarvan het door de aanvrager gewenste aanvangstijdstip binnen 5 werkdagen na de indiening van de aanvraag valt; - binnen de 5 werkdagen na ontvangst van de aanvraag indien het een aanvraag betreft voor vervoersdiensten waarvan het door de aanvrager gewenste aanvangstijdstip later dan 5 werkdagen na de indiening van de aanvraag valt;

Op verzoek van de gebruiker staat de beheerder de gebruiker bij het opstellen en vervolledigen van zijn aanvraag bij. § 2. Van zodra de gebruiker de ontbrekende gegevens bedoeld in § 1 heeft meegedeeld aan de beheerder gelden de bepalingen van artikel 73.

Art. 73.§ 1. Indien de aanvraag volledig is, deelt de beheerder, rekening houdend met de beschikbaarheid van de vervoersdiensten en de in het toegangsreglement opgenomen toewijzingsregels, aan de gebruiker het resultaat mee van het onderzoek van zijn aanvraag : - voor wat betreft de aanvragen via het ARS bedoeld in artikel 70, binnen de in het toegangsreglement voorziene tijdslimieten; - binnen 48 uur, deel uitmakend van twee werkdagen na ontvangst van de aanvraag indien het een aanvraag betreft voor vervoersdiensten waarvan het door de aanvrager gewenste aanvangstijdstip binnen 5 werkdagen na de indiening van de aanvraag valt en binnen 5 werkdagen na ontvangst van de aanvraag indien het een aanvraag betreft voor vervoersdiensten waarvan het door de aanvrager gewenste aanvangstijdstip later dan 5 werkdagen na de indiening van de aanvraag valt. § 2. Samen met het resultaat bedoeld in § 1, stuurt de beheerder de gebruiker een dienstenformulier waarin de toewijzing van de gevraagde vervoersdiensten wordt vastgelegd. De gebruiker maakt het dienstenformulier binnen de termijnen bedoeld in § 1 ondertekend terug over aan de beheerder. Indien hij dit niet binnen de termijnen bedoeld in § 1 doet, vervalt de aanvraag en is de gebruiker een gereguleerde tarifaire toeslag verschuldigd aan de beheerder. § 3. Indien de aanvraag geweigerd wordt met toepassing van artikel 15/7 van de gaswet en indien de toegang tot het vervoernet slechts mogelijk is op voorwaarde dat een bijkomende infrastructuur wordt aangelegd en verdere onderzoeken worden gevoerd betreffende de haalbaarheid van het project, brengt de beheerder de gebruiker en de Commissie hiervan op de hoogte. De weigering wordt omstandig gemotiveerd en geeft onder andere aan welke vervoersdiensten er nog beschikbaar zijn, de hoeveelheid ervan en de mogelijke alternatieven ter vervanging van de geweigerde vervoersdiensten. § 4. In geval bijkomende infrastructuur nodig is, informeert de beheerder de Commissie en de gebruiker tevens over de duur van de vereiste onderzoeken. Indien de Commissie van oordeel is dat deze duur onredelijk is, kan ze, op verzoek van de gebruiker, de beheerder een termijn opleggen waarbinnen deze het onderzoek dient uit te voeren.

De beheerder voert het onderzoek uit en brengt de Commissie en de gebruiker onverwijld op de hoogte van de resultaten ervan. Indien het onderzoek de haalbaarheid van het project bevestigt, zal de beheerder het project opnemen in zijn investeringsplan.

Voor het uitvoeren van bovenvermeld onderzoek is de gebruiker het desbetreffende gereguleerd tarief aan de beheerder verschuldigd.

Met toepassing van artikel 5 kan de Commissie de beheerder vragen om in het kader van dit onderzoek een open season procedure te organiseren.

Art. 74.§ 1. Voor wat betreft het ARS, bedoeld in artikel 70, reduceert de beheerder zoveel mogelijk de termijnen bedoeld in de artikelen 72 en 73. Deze termijnen, evenals de termijnen voor wat betreft de aanvragen bedoeld in artikel 69, § 2, worden opgenomen in het toegangsreglement. § 2. De beheerders zullen het ARS tevens ontwikkelen en aanwenden voor het aanbieden van informatie aan de netgebruikers en het beheer van het vervoersportfolio van de gebruikers. § 3. De beheerders stemmen zoveel als mogelijk het onderschrijven van vervoersdiensten via het ARS en het SMP, bedoeld in artikel 18, op elkaar af.

Art. 75.§ 1. De netgebruiker kan schriftelijk (per brief, fax of e-mail) dan wel via het ARS informatieve niet-bindende aanvragen voor vervoersdiensten voorleggen aan de beheerder. § 2. Indien de netgebruiker wenst over te gaan tot onderschrijving van vervoersdiensten zal hij zich conform de bepalingen van afdeling 1.1 van dit hoofdstuk registreren bij de beheerder.

Art. 76.Indien de aanvragen voor registratie als gebruiker en voor onderschrijving van vervoersdiensten gelijktijdig gebeuren, zijn, voor elke gemeenschappelijke stap van beide procedures, de langste termijnen van toepassing. Afdeling 1.3. - Standaardcontracten voor aardgasvervoer, opslag, en

LNG

Art. 77.§ 1. De beheerders stellen voor hun respectieve activiteiten van aardgasvervoer, opslag en LNG een standaardcontract op dat, evenals de eventuele wijzigingen ervan, onderworpen is aan de goedkeuring van de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet.

Deze standaardcontracten worden ontworpen op een wijze dat ze de handel in aardgas niet belemmeren en de handel van de vervoersdiensten bevorderen. § 2. Het standaard aardgasvervoers-, opslag- en LNG-contract bevatten in elk geval respectievelijk de elementen bedoeld in de artikelen 109, 169 en 201.

Art. 78.De standaardcontracten bedoeld in artikel 77 kunnen voorzien dat het contract kan gewijzigd worden door de beheerder na de goedkeuring door de Commissie conform artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet en dit besluit en in de mate dat deze wijzigingen identiek zijn voor het geheel van de in uitvoering zijnde contracten en dat deze allen op dezelfde kalenderdag ingaan.

De wijzigingen bedoeld in het vorige lid worden van toepassing binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de teneur van de geplande wijzigingen en de imperatieven verbonden aan de betrouwbaarheid, de veiligheid en de efficiëntie van het vervoernet.

Art. 79.Een afzonderlijk dienstenformulier wordt door partijen ondertekend per onderschrijving van een vervoersdienst. De vervoersdiensten die de gebruiker onderschrijft, kunnen de einddatum van het met de beheerder afgesloten standaard aardgasvervoers-, opslag- en LNG-contract niet overschrijden.

Art. 80.Onverminderd de verplichtingen inzake de verhandeling van capaciteitsrechten die uit de gasverordening voortvloeien, mag het vervoerscontract geen bepalingen bevatten die de verhandelbaarheid van de toegewezen vervoersdienst(en) kunnen belemmeren of de toegang tot het vervoernet beperken, zoals onder andere : 1° bepalingen die de overdracht van toegewezen vervoersdiensten zonder bevrijding van de overdrager verhinderen, of bemoeilijken door bijvoorbeeld : - (i) te vereisen dat de gebruiker de betrokken beheerder voorafgaandelijk moet inlichten aan welke gebruiker hij toegewezen vervoersdiensten wenst over te dragen; - (ii) de overdracht van toegewezen vervoersdiensten afhankelijk te maken van de voorafgaande instemming vanwege de betrokken beheerder; 2° bepalingen die de overdracht van toegewezen vervoersdiensten slechts toelaten aan gebruikers die al een vervoersdienst hebben onderschreven met de betrokken beheerder(s);3° bepalingen die vereisen dat de inhoud van het vervoerscontract en/of toegewezen vervoersdiensten vertrouwelijk dienen te blijven, onverminderd hoofdstuk 2, afdeling 3;4° uitdrukkelijk ontbindende bedingen in hoofde van de beheerders behalve in de gevallen waarin de beheerder de toegang kan weigeren overeenkomstig de gaswet. Afdeling 1.4. - Dienstenprogramma's

Art. 81.§ 1. De beheerders stellen voor hun respectieve activiteiten van aardgasvervoer, LNG en opslag een dienstenprogramma op dat het aanbod aan vervoersdiensten omvat. § 2. De dienstenprogramma's voor aardgasvervoer, opslag en LNG, respectievelijk het aardgasvervoers-, het opslag- en het LNG-programma bevatten respectievelijk de bepalingen voorzien in de artikelen 112, 171 en 203.

Art. 82.§ 1. De beheerders dienen hun voorstellen van dienstenprogramma's en tot wijziging ervan ter goedkeuring bij de Commissie in. § 2. Het dienstenprogramma heeft betrekking op de regulatoire periode.

Indien op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit een regulatoire periode in uitvoering is, heeft het eerste met toepassing van dit besluit op te stellen dienstenprogramma betrekking op de resterende looptijd van deze regulatoire periode. § 3. Een wijziging van het goedgekeurde dienstenprogramma dringt zich op bij elke wijziging van een bestaande dienst of invoering van een nieuwe dienst tijdens de regulatoire periode. § 4. De met toepassing van § 1 door de Commissie goedgekeurde dienstenprogramma's en wijzigingen ervan gelden zowel voor bestaande als toekomstige installaties en uitbreidingen ervan. Afdeling 1.5. - Verplichtingen gebruikers

Art. 83.§ 1. De gebruikers onderschrijven voor binnenlands vervoer vervoersdiensten rekening houdend met het maximaal verwachte piekverbruik bij de afnamepunten op grond van hun contractuele bevoorradings- en leveringsverplichtingen. § 2. De gebruikers die vervoersdiensten onderschrijven voor de toelevering aan de gasdistributie doen dit in functie van de verwachte piekvraag. § 3. De gebruikers onderschrijven de minimaal vereiste hoeveelheid basisflexibiliteit en/of nemen de minimaal vereiste flexibiliteitsmiddelen op in hun portfolio om de onevenwichten te beheren binnen het van toepassing zijnde balanceringsmodel. De basisflexibiliteit kan door de gebruikers enkel worden aangewend voor binnenlands vervoer.

Art. 84.De gebruikers leveren aardgas op de ingangspunten dat voldoet aan de in het vervoerscontract gestelde kwaliteits- en drukeisen onverminderd de artikelen 166, § 2, 5°, 198, § 2, 5° en 231, § 2, 5°.

Art. 85.§ 1. Gebruikers zijn primair verantwoordelijk voor de balancering van hun ingaande- en uitgaande aardgasstromen. Zij voeren hiervoor het nodige risicomanagement. § 2. De gebruikers zorgen ervoor dat binnen de balanceringsperiode rekening houdend met de hen toegewezen tolerantiewaarden, een hoeveelheid aardgas, uitgedrukt in energie-eenheden, geïnjecteerd wordt in het vervoernet gelijk aan de hoeveelheid aardgas die eraan onttrokken wordt.

Art. 86.§ 1. Het is gebruikers verboden met opzet in onevenwicht te gaan vanwege commerciële opportuniteiten. § 2. Gebruikers worden, op basis van de modaliteiten daartoe opgenomen in het vervoerscontract, onverminderd de te betalen gereguleerde tarifaire toeslagen voor het onevenwicht, door de beheerders bijkomende tarifaire toeslagen aangerekend indien het door hen gecreëerde onevenwicht een incident veroorzaakt of dreigt te veroorzaken. Afdeling 1.6. - Principes inzake facturatie

Art. 87.De beheerders bezorgen de netgebruikers per toegewezen vervoersdienst facturen op maandbasis. Onverminderd de wettelijk verplichte gegevens, vermelden de facturen van de beheerders : 1° de gepresteerde vervoersdienst;2° de waarde van de eventuele parameters en indexen;3° een gedetailleerde overzichtstabel per gepresteerde vervoersdienst, inzonderheid de opgave van de hernominaties en meetresultaten;4° de factuurdatum, de wijze van de betaling, de bankgegevens, de munteenheid en de betalingstermijnen;5° de benuttingsgraad bedoeld in artikel 13.

Art. 88.Bij het einde van het vervoerscontract en telkens de netgebruiker het vraagt, geven de beheerders een afrekeningstaat.

Art. 89.§ 1. Zowel de beheerders als de netgebruikers bezorgen elkaar tijdig de voor het opstellen van de facturen benodigde gegevens. § 2. De beheerders houden de meetgegevens gebruikt bij het opstellen van de factuur tenminste voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf de factuurdatum ter beschikking van de netgebruikers. In geval van betwisting van de factuur wordt deze periode verlengd tot ten minste zes maanden na de datum van definitieve afhandeling van het geschil.

Art. 90.§ 1. Indien de beheerders financiële garanties en/of andere waarborgen vragen aan de gebruikers, staan deze in verhouding tot het te verwachten factuurbedrag, rekening houdend met de in het vervoerscontract bepaalde betalingstermijnen. § 2. De financiële garanties en/of andere waarborgen mogen niet hoger zijn dan de gemiddelde vergoeding betaald door de gebruiker voor de vervoersdiensten gerekend over de periode van de levering van de vervoersdiensten tot aan de betaling van de facturen. § 3. De gevraagde financiële garanties en/of andere waarborgen worden op alle gebruikers of categorieën gebruikers op niet-discriminerende wijze toegepast. Afdeling 2. - Toegang tot het aardgasvervoersnet voor afnemers

Afdeling 2.1. - Aansluitingsprocedure

Afdeling 2.1.1. - Eindafnemer

Art. 91.§ 1. Onverminderd de gaswet, stelt de beheerder van het aardgasvervoersnet voor elke (kandidaat-)eindafnemer met een jaarlijks geraamd aardgasverbruik van één miljoen kubieke meter of meer die vraagt om op het aardgasvervoersnet te worden aangesloten, een voorstel voor aansluiting op. Dit voorstel, dat rekening houdt met de criteria bedoeld in § 5, omvat een offerte voor aansluiting en de voorwaarden en het tijdsbestek voor de aansluiting. § 2. Het standaard aansluitingscontract bedoeld in artikel 96 met inbegrip van het voorstel van aansluiting wordt ter ondertekening aan de (kandidaat-)eindafnemer overgemaakt binnen de termijnen voorzien in de aansluitingsprocedure bedoeld in artikel 92. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt voor elke op het aardgasvervoersnet aangesloten eindafnemer, die een wijziging van zijn bestaande aansluiting vraagt, een voorstel voor wijziging van de aansluiting op. Dit voorstel, dat rekening houdt met de criteria bedoeld in § 5, omvat een offerte voor wijziging van de aansluiting en de voorwaarden en het tijdsbestek voor de wijziging van de aansluiting. § 4. Het voorstel voor wijziging van de aansluiting wordt ter ondertekening aan de eindafnemer overgemaakt binnen de termijnen voorzien in de aansluitingsprocedure bedoeld in artikel 92. § 5. Bij het opstellen van het voorstel voor aansluiting of van het voorstel voor wijziging van de aansluiting houdt de beheerder van het aardgasvervoersnet onder andere rekening met de volgende criteria : 1° de economische verantwoording van het individuele investeringsproject;2° de bijdrage van het investeringsproject in de totaliteit van de ontwikkeling van het bestaande aardgasvervoersnet en van de bestaande distributienetten voor aardgas.

Art. 92.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt een aansluitingsprocedure voor eindafnemers op. Deze procedure bevat de door de beheerder gevolgde procedure en een indicatieve timing vanaf het ogenblik van de indiening van aanvragen bedoeld in artikel 91 tot het opstellen en verzenden van een voorstel tot aansluiting of wijziging ervan aan de (kandidaat-)eindafnemer. Hij maakt deze procedure bekend op zijn website. § 2. De aansluitingsprocedure bedoeld in § 1 beschrijft tevens de procedure voor het wijzigen van de voorwaarden vervat in een door de eindafnemer aanvaard voorstel van aansluiting, inzonderheid met betrekking tot de financiële garanties gevraagd door de beheerder van het aardgasvervoersnet aan deze eindafnemer, indien andere eindafnemers naderhand gebruik maken van of voordeel halen uit zijn aansluiting alsmede de impact hiervan, ten voordele van de betrokken eindafnemer, op de door de beheerder van het aardgasvervoersnet aanvankelijk gestelde voorwaarden. Afdeling 2.1.2. - Distributienetbeheerder

Art. 93.§ 1. De distributienetbeheerder kan met het oog op het voldoen aan stijgende capaciteitsbehoeften op het distributienet, het garanderen van de bevoorradingszekerheid en het voldoen aan door de overheid opgelegde verplichtingen aan de beheerder van het aardgasvervoersnet de aanpassing van bestaande aardgasontvangststations en/of de oprichting van bijkomende aardgasontvangststations vragen. § 2. Hiertoe stelt de distributienetbeheerder alle relevante informatie ter beschikking van de beheerder van het aardgasvervoersnet.

Art. 94.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt voor de distributienetbeheerders die een verzoek bedoeld in artikel 93 aan hem richten een voorstel voor aansluiting of wijziging van de bestaande aansluiting op. Dit voorstel, dat rekening houdt met de criteria bedoeld in § 3, omvat een offerte voor aansluiting of wijziging van de aansluiting en de voorwaarden en het tijdsbestek voor de aansluiting of wijziging ervan. § 2. Het standaard DNB-aansluitingscontract bedoeld in artikel 105 met inbegrip van het voorstel voor aansluiting wordt ter ondertekening aan de distributienetbeheerder overgemaakt binnen de termijnen voorzien in de aansluitingsprocedure bedoeld in artikel 95.

Het voorstel voor wijziging van de aansluiting wordt ter ondertekening aan de distributienetbeheerder overgemaakt binnen de termijnen voorzien in de aansluitingsprocedure bedoeld in artikel 95. § 3. Bij het opstellen van het voorstel voor aansluiting of wijziging van de aansluiting houdt de beheerder van het aardgasvervoersnet onder andere rekening met de volgende criteria : 1° technisch-economische criteria en de economische verantwoording van het investeringsproject;2° de bijdrage van het investeringsproject in de globale ontwikkeling van het bestaande aardgasvervoersnet en van de bestaande distributienetten voor aardgas;3° de invloed van het investeringsproject op de gereguleerde tarieven voor de vervoersdiensten rekening houdend met de gewenste toekomstige penetratiegraad in de respectieve distributiezones en de expansiepolitiek van regionale overheden.

Art. 95.De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt de aansluitingsprocedure voor distributienetbeheerders op die de door de beheerder gevolgde procedure en indicatieve timing bevat vanaf het ogenblik van de indiening van aanvragen bedoeld in artikel 93 tot het opstellen en verzenden van een voorstel van aansluiting of wijziging ervan aan de distributienetbeheerders. De beheerder maakt deze procedure bekend op zijn website. Afdeling 2.2. - Standaard aansluitingscontract en standaard

DNB-aansluitingscontract Afdeling 2.2.1. - Standaard aansluitingscontract

Art. 96.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt een standaard aansluitingscontract op dat, evenals de eventuele wijzigingen ervan, onderworpen is aan de goedkeuring van de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet. § 2. Het standaard aansluitingscontract bevat in elk geval op gedetailleerde wijze de volgende elementen : 1° de definities van de in het standaard aansluitingscontract gebruikte terminologie;2° het voorwerp van het standaard aansluitingscontract;3° de duur van het aansluitingscontract;4° de financiële waarborgen te leveren door de eindafnemer;5° de rechten en verplichtingen van de partijen ten aanzien van elkaar waaronder onder meer de bepalingen betreffende de toegang van de beheerder tot het aardgasontvangststation;6° het beheer van de respectieve installaties van de beheerder en de aangesloten eindafnemer;7° de aansprakelijkheid van de beheerder en de aangesloten eindafnemer, indien zij in gebreke blijven hun verplichtingen na te komen;8° impact van noodsituaties en situaties van overmacht op de rechten en plichten van de partijen;9° de modaliteiten en voorwaarden voor opschorting en beëindiging/opzeg van het contract onverminderd § 4;10° de geschillenregeling;11° het toepasselijke recht. § 3. De bijlagen van het standaard aansluitingscontract bevatten in elk geval de technische voorschriften waaraan het aardgasontvangststation moet voldoen met inbegrip van de principes voor het meten van de geleverde hoeveelheden, de manier van uitwisseling van de meetgegevens en een gedetailleerd inplantingsplan waarop onder meer het aansluitingspunt en de locatie en het tracé van de vervoerinstallaties op de site waar de afname door de eindafnemer plaatsvindt, worden aangeduid. De vervoerinstallaties gelegen in stroomrichting na het aansluitingspunt worden op exhaustieve wijze opgesomd in bijlage bij het standaard aansluitingscontract. § 4. Het standaard aansluitingscontract mag geen uitdrukkelijk ontbindende bedingen in hoofde van de beheerder van het aardgasvervoersnet bevatten behalve in de gevallen waarin de beheerder de toegang kan weigeren overeenkomstig de gaswet. § 5. Het standaard aansluitingscontract kan voorzien dat dit contract kan gewijzigd worden door de beheerder van het aardgasvervoersnet na de goedkeuring door de Commissie conform artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet en dit besluit en in de mate dat deze wijzigingen identiek zijn voor het geheel van de in uitvoering zijnde contracten en dat deze allen op dezelfde kalenderdag ingaan. De wijzigingen bedoeld in het vorige lid worden van toepassing binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de teneur van de geplande wijzigingen en de imperatieven verbonden aan de betrouwbaarheid, de veiligheid en de efficiëntie van het vervoernet.

Art. 97.§ 1. De datum van het openen van de ingangshoofdafsluiter en de locatie en het tracé van de vervoerinstallaties op de site waar de afname door de eindafnemer plaatsvindt, worden in onderling overleg tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en de aangesloten eindafnemer bepaald. § 2. De maximale capaciteit die de beheerder van het aardgasvervoersnet op het aansluitingspunt kan garanderen wordt op basis van de door de eindafnemer verstrekte gegevens en de technische eigenschappen van zijn aardgasontvangststation door de beheerder van het aardgasvervoersnet vastgesteld. De druk van het aardgas op het aansluitingspunt wordt door de eindafnemer bepaald binnen de minimum- en maximumgrenzen vooropgesteld door de beheerder van het aardgasvervoersnet. De kwaliteit van het aardgas op het aansluitingspunt stemt overeen met de kwaliteitsspecificaties voor het aardgasvervoersnet. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt op het aansluitingspunt aardgas ter beschikking dat voldoet aan de in het aansluitingscontract vermelde eisen inzake druk en kwaliteit behoudens indien hij met toepassing van dit besluit en/of het aansluitingscontract gerechtigd is de aardgastoevoer te onderbreken of te reduceren. § 4. De beheerder van het aardgasvervoersnet neemt de eisen inzake maximale capaciteit, druk en kwaliteit op het aansluitingspunt, opgenomen in het aansluitingscontract, ter informatie van de bevrachter op in het aardgasvervoerscontract dat voor de betrokken eindafnemer met de bevrachter(s) wordt afgesloten.

Art. 98.Het standaard aansluitingscontract blijft bestaan ongeacht of de eindafnemer al dan niet aardgas afneemt.

Art. 99.§ 1. De aangesloten eindafnemer dient het aardgasontvangststation te onderhouden, te herstellen en te vervangen, deze installaties bedrijfsklaar en bedrijfszeker te houden en deze installaties te exploiteren als voorzichtige en zorgvuldige operator. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet en de aangesloten eindafnemer spannen zich in om alle vergunningen te bekomen, te vernieuwen en te handhaven die vereist zijn om de aansluiting op het aardgasvervoersnet en de exploitatie van het aardgasontvangstation in stand te houden en te exploiteren. Ze informeren elkaar minstens over de inhoud van die vergunningen en de voorwaarden waaronder zij zijn afgegeven.

Art. 100.De beheerder van het aardgasvervoersnet kan de ingangshoofdafsluiter sluiten in de in dit besluit voorziene gevallen en volgens de daarin voorziene modaliteiten. De aangesloten eindafnemer kan de ingangshoofdafsluiter sluiten in geval van noodsituaties met het oog op het beschermen van de integriteit van het aardgasontvangststation of de openbare veiligheid.

Art. 101.§ 1. Onverminderd artikel 98 en teneinde te voorzien in zijn aardgasbehoeften op het afnamepunt sluit de eindafnemer een aardgasvervoerscontract af of vraagt een derde een aardgasvervoerscontract af te sluiten met de beheerder van het aardgasvervoersnet. § 2. De eindafnemer informeert de beheerder van het aardgasvervoersnet onverwijld over de identiteit van zijn leveringsonderneming(en) en elke wijziging daarvan.

Art. 102.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet legt de eindafnemer, onmiddellijk na ontvangst van elk ondertekend dienstenformulier met betrekking tot de aardgasafname van deze eindafnemer op het afnamepunt, een toewijzingsovereenkomst bedoeld in artikel 157 of wijziging ervan ter ondertekening voor, waarop de beheerder, onverminderd hoofdstuk 4, afdeling 4.6, de duur van deze overeenkomst aangeeft. § 2. Ten minste dertig kalenderdagen voor het verstrijken van de duurtijd van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit voor de eindafnemer of ten minste zeven kalenderdagen voordien indien deze dienst een duurtijd heeft van dertig kalenderdagen of minder, indien op dat ogenblik geen nieuwe aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit voor de toekomstige afname van de betrokken eindafnemer werd onderschreven, verwittigt de beheerder van het aardgasvervoersnet de eindafnemer, per fax, die bevestigd wordt met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ervan dat hij bij gebrek aan onderschrijving van een nieuwe aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit uiterlijk bij het verstrijken van de duurtijd van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit zijn aardgasafname moet staken op dat ogenblik.

Art. 103.§ 1. Indien de bevrachter de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit, onderschreven voor de aardgasafname van de eindafnemer op het afnamepunt, wenst op te schorten of vroegtijdig te beëindigen, onverminderd artikel 109, 16°, geeft hij de beheerder van het aardgasvervoersnet en de betrokken eindafnemer hiervan gelijktijdig kennis per fax die bevestigd wordt met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. Deze kennisgeving vermeldt de datum waarop de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit in werking treedt, datum die ten vroegste de vijftiende kalenderdag kan zijn na de dag van ontvangst door de beheerder van het aardgasvervoersnet van deze kennisgeving. In deze kennisgeving worden ook de naam en contactgegevens vermeld van de persoon of personen die door de bevrachter gemachtigd worden om in zijn naam en voor zijn rekening in deze aangelegenheid op te treden.

Minstens vijftien kalenderdagen voorafgaand aan zijn kennisgeving bedoeld in het eerste lid, wijst de bevrachter de betrokken eindafnemer op het bestaan en de toepassing van de procedure bedoeld in dit artikel en artikel 104. § 2. Onmiddellijk na ontvangst van de kennisgeving door de bevrachter bedoeld in § 1, eerste lid, verwittigt de beheerder van het aardgasvervoersnet de eindafnemer, per fax, die bevestigd wordt met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, ervan dat hij, bij gebrek aan onderschrijving van een nieuwe aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit bij het bereiken van de datum bedoeld in § 1, eerste lid, zijn aardgasafname moet staken op deze datum. Kopie van de kennisgeving aan de eindafnemer bedoeld in deze paragraaf wordt door de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de bevrachter overgemaakt.

Art. 104.§ 1. Indien geen nieuwe aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit werd onderschreven, in het geval bedoeld in artikel 102, § 2 uiterlijk op het ogenblik dat de duurtijd van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit verstrijkt of, in de gevallen bedoeld in artikel 103, uiterlijk op de datum bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, bevestigt de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de betrokken eindafnemer per fax, gevolgd door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, dat hij niet meer gerechtigd is aardgas af te nemen van het aardgasvervoersnet en dat de beheerder van het aardgasvervoersnet de ingangshoofdafsluiter op dat ogenblik of op die datum moet dichtdraaien. § 2. Op de laatste werkdag vóór de datum bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, kan (kunnen) de bevrachter of de door hem gemachtigde persoon of personen, al dan niet met akkoord van de eindafnemer, de datum van inwerkingtreding van de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit opschorten en dit éénmalig. Deze opschorting gebeurt door middel van een fax, die bevestigd wordt door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, van de bevrachter gericht aan de eindafnemer en de beheerder van het aardgasvervoersnet. Per fax, die bevestigd wordt door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, bevestigt de beheerder van het aardgasvervoersnet onmiddellijk en in ieder geval de werkdag na de datum van ontvangst van voormeld faxbericht aan de bevrachter en de eindafnemer ontvangst van de fax van de bevrachter en van de opschorting van de datum van inwerkingtreding van de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit.

De opschorting van de datum van inwerkingtreding van de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit kan door de bevrachter, al dan niet met akkoord van de eindafnemer, worden beëindigd door middel van een fax, die bevestigd wordt door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, van de bevrachter gericht aan de eindafnemer en de beheerder van het aardgasvervoersnet. In voorkomend geval zal de nieuwe datum van inwerkingtreding van de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit, dewelke niet meer kan worden opgeschort, door de bevrachter worden bepaald ten vroegste drie werkdagen na de datum van verzending van de in dit lid vermelde fax.

Bij gebrek aan beëindiging bedoeld in het vorige lid uiterlijk bij het verstrijken van een termijn van drie maanden na de opschorting van de datum van inwerkingtreding bedoeld in het eerste lid, is de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit bedoeld in artikel 103, § 1, eerste zin, van rechtswege geannuleerd en dient desgevallend de procedure voorzien in de artikelen 103 en 104 opnieuw te worden gevolgd. § 3. Uiterlijk op de laatste werkdag voor de datum bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, kan (kunnen) de bevrachter of de door hem gemachtigde persoon of personen de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit annuleren. Deze annulatie gebeurt door middel van een fax, die bevestigd wordt door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, van de bevrachter gericht aan de eindafnemer en de beheerder van het aardgasvervoersnet. Per fax, die bevestigd wordt door een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, bevestigt de beheerder van het aardgasvervoersnet onmiddellijk en in ieder geval dezelfde dag aan de bevrachter en de eindafnemer ontvangst van de fax van de bevrachter en van de annulatie van de opschorting of vroegtijdige beëindiging door de bevrachter.

Een annulatie van de door de bevrachter gevraagde opschorting of vroegtijdige beëindiging bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, vindt tevens plaats indien de beheerder van het aardgasvervoersnet, uiterlijk op de laatste werkdag voor de datum bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, een door de bevrachter en de betrokken eindafnemer gezamenlijk ondertekend schrijven ontvangt waarin kennis wordt gegeven van het bestaan van een overeenkomst of dading tussen de betrokken eindafnemer en de bevrachter. § 4. Indien de betrokken eindafnemer aan de beheerder van het aardgasvervoersnet, voor de datum bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, het bewijs levert van het bekomen van een uitvoerbare beslissing vanwege een bevoegde rechterlijke instantie of bevoegd scheidsgerecht waarin de opschorting of vroegtijdige beëindiging door de bevrachter of de leverancier van de levering van aardgas aan de eindafnemer verbonden met de betrokken aardgasvervoersdienst en/of de opschorting of vroegtijdige beëindiging door de bevrachter van de aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit met betrekking tot de aardgasafname van de eindafnemer op het afnamepunt, wordt opgeschort of teniet gedaan, wordt de datum van inwerkingtreding van de door de bevrachter aangevraagde opschorting of vroegtijdige beëindiging bedoeld in artikel 103, § 1, eerste lid, opgeschort. De eindafnemer bezorgt onmiddellijk een kopie van deze uitvoerbare beslissing per fax, die bevestigd wordt met een aangetekend schrijven met ontvangstbewijs, aan de bevrachter. § 5. Indien de beheerder van het aardgasvervoersnet de procedure bedoeld in artikelen 103 en 104 volgt en aldus de ingangshoofdafsluiter voor een welbepaalde eindafnemer dichtdraait en andere maatregelen treft ter uitvoering van de beslissing van de bevrachter om de in uitvoering zijnde aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit,onderschreven voor de aardgasafname van de eindafnemer op het afnamepunt op te schorten of vroegtijdig te beëindigen, kan hij niet aansprakelijk worden gesteld noch door de bevrachter, noch door de betrokken eindafnemer, noch door eventuele derden, voor enige schade die door het handelen van de beheerder van het aardgasvervoersnet zou worden veroorzaakt aan de bevrachter, de betrokken eindafnemer of de derden. Dit geldt in het bijzonder wanneer een rechterlijke instantie of een scheidsgerecht zou vaststellen dat de opschorting of vroegtijdige beëindiging van de levering van aardgas aan de eindafnemer verbonden met de betrokken aardgasvervoersdienst en/of van de aardgasvervoersdienst voor afnamecapaciteit, onderschreven voor de aardgasafname van de eindafnemer op het afnamepunt een fout van de bevrachter uitmaakt. § 6. Als uitzondering op voorgaande bepalingen van dit artikel kan de beheerder van het aardgasvervoersnet de eindafnemer, als tijdelijke maatregel, schriftelijk toelating geven om alsnog en na de data vermeld in voorgaande paragrafen aardgas af te nemen. Deze schriftelijke toelating kadert steeds in artikel 15/1, § 1, 8°, van de gaswet en artikel 37. Indien de beheerder van het aardgasvervoersnet een dergelijke toelating geeft, bezorgt hij de Commissie hiervan onmiddellijk een afschrift alsmede de verantwoording ervoor. Die toelating doet geen afbreuk aan de rechten van de bevrachter. Afdeling 2.2.2. - Standaard DNB-aansluitingscontract

Art. 105.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt een standaard DNB-aansluitingscontract op dat, evenals de eventuele wijzigingen ervan, onderworpen is aan de goedkeuring van de Commissie met toepassing van artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet.

Dit standaard DNB-aansluitingscontract omvat in elk geval de respectieve rechten, verplichtingen en verantwoordelijkheden van partijen, de procedures in verband met alle aspecten van de exploitatie die een invloed kunnen hebben op de veiligheid, betrouwbaarheid en efficiëntie van de netten en van de aansluitingswerken alsook de procedures ter garantie van de vertrouwelijkheid van de uitgewisselde gegevens. § 2. Het standaard DNB-aansluitingscontract mag geen uitdrukkelijk ontbindende bedingen in hoofde van de beheerder van het aardgasvervoersnet bevatten behalve in de gevallen waarin de beheerder de toegang kan weigeren overeenkomstig de gaswet. § 3. Het standaard DNB-aansluitingscontract kan voorzien dat dit contract kan gewijzigd worden door de beheerder van het aardgasvervoersnet na de goedkeuring door de Commissie conform artikel 15/14, § 2, tweede lid, 6°, van de gaswet en in de mate dat deze wijzigingen identiek zijn voor het geheel van de in uitvoering zijnde contracten en dat deze allen op dezelfde kalenderdag ingaan. De wijzigingen bedoeld in het vorige lid worden van toepassing binnen een redelijke termijn, rekening houdend met de teneur van de geplande wijzigingen en de imperatieven verbonden aan de betrouwbaarheid, de veiligheid en de efficiëntie van het vervoernet. Afdeling 3. - Kennisgevingen, inwerkingtreding van goedgekeurde

standaardcontracten, toegangsreglementen, dienstenprogramma's en wijzigingen ervan en raadpleging netgebruikers

Art. 106.Tenzij uitdrukkelijk anders bepaald in dit besluit, gebeuren alle betekeningen, kennisgevingen en mededelingen tussen de Commissie en de beheerders, bedoeld in dit besluit, ten laatste om 17 uur, per drager of per aangetekende brief, en tegen ontvangstbewijs.

Art. 107.De met toepassing van de gaswet en/of dit besluit goedgekeurde standaardcontracten, toegangsreglementen, dienstenprogramma's en wijzigingen ervan worden samen met de datum van inwerkingtreding ervan onverwijld bekend gemaakt op de website van de betrokken beheerder. De Commissie bepaalt in haar beslissing tot goedkeuring de datum waarop zij in werking treden.

De Commissie kan, rekening houdend met gewijzigde marktomstandigheden, met inbegrip van nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, en/of met haar evaluatie van de marktwerking, de beheerder de opdracht geven de goedgekeurde standaardcontracten, toegangsreglementen en dienstenprogramma's aan te passen en daartoe een voorstel tot wijziging ter goedkeuring aan haar voor te leggen.

Art. 108.De voorstellen van standaardcontracten, toegangsreglementen, dienstenprogramma's en wijzigingen ervan komen tot stand na raadpleging door de beheerders van de betrokken netgebruikers. De beheerders geven de nodige toelichting bij de goedgekeurde documenten en evalueren op regelmatige basis of de inhoud van deze documenten de toegang tot het net niet belemmert en de werking van de aardgasmarkt ten goede komt.

Zij richten daartoe een overlegstructuur op binnen dewelke de betrokken beheerders en netgebruikers elkaar kunnen ontmoeten.

DEEL II. - SPECIFIEKE BEPALINGEN HOOFDSTUK 4. - Aardgasvervoer Afdeling 1. - Standaard aardgasvervoerscontract

Art. 109.Het standaard aardgasvervoerscontract bevat in elk geval op gedetailleerde wijze : 1° de definities van de in het standaard aardgasvervoerscontract gebruikte terminologie;2° het voorwerp van het standaard aardgasvervoerscontract;3° de voorwaarden waaraan de aardgasvervoersdiensten door de beheerder geleverd worden;4° de rechten en plichten verbonden aan de geleverde aardgasvervoersdiensten;5° in voorkomend geval, de specifieke bepalingen met betrekking tot de toegang tot de hubs;6° de facturatie en betalingsmodaliteiten;7° in voorkomend geval, de financiële garanties en andere waarborgen;8° de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de beheerder en de bevrachters;9° de bepalingen inzake het meten en het testen;10° de operationele verplichtingen van de partijen en de aardgaskwaliteitsspecificaties;11° de rechten en verplichtingen inzake het operationele beheer en het onderhoud van de installaties;12° de impact van noodsituaties en situaties van overmacht op de rechten en plichten van de partijen;13° de impact van de regels inzake congestiebeheer op de rechten en plichten van de partijen;14° de bepalingen in verband met de verhandelbaarheid en overdracht van aardgasvervoersdiensten;15° de duur van het standaard aardgasvervoerscontract;16° de bepalingen inzake opschorting, opzeg/beëindiging van het aardgasvervoerscontract of toegewezen aardgasvervoersdiensten, onverminderd artikel 80, 4°;17° aanvaarde vormen inzake kennisgevingen tussen partijen;18° de bepalingen die van toepassing zijn wanneer de bevrachter foutieve en onvolledige informatie geeft over leveringsondernemingen en nominaties aan het ingangspunt;19° de geschillenregeling;20° het toepasselijke recht.

Art. 110.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet kan afzonderlijke standaard aardgasvervoerscontracten voorzien voor binnenlands vervoer en doorvoer. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet maximaliseert de synergieën tussen binnenlands vervoer en doorvoer ten behoeve van de bevrachters door onder andere de standaard aardgasvervoerscontracten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen en door het bieden van de mogelijkheid tot gemengd gebruik of uitwisseling van de diensten op de ingangspunten voor binnenlands vervoer en doorvoer. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor aardgasvervoer

Art. 111.Onverminderd artikel 29 bevat het toegangsreglement voor aardgasvervoer : 1° het type-dienstenformulier;2° de operationele regels en procedures voor het gebruik van de toegewezenaardgasvervoersdiensten;3° de procedure voor nominatie, hernominatie en toewijzing;4° de procedure voor reducties en onderbrekingen van aardgasvervoersdiensten;5° de procedure in geval van onderhoud van installaties;6° de operationele procedures inzake het meten en het testen met vermelding van de gemeten parameters en de nauwkeurigheid;7° de aardgasspecificaties aan de ingangspunten op het aardgasvervoersnet en aan de aansluitingspunten indien die verschillen met de aardgasspecificaties aan de ingangspunten op het aardgasvervoersnet;8° de regels van toepassing inzake de overschrijding van de toegewezen aardgasvervoersdiensten; 9° de regels inzake de organisatie en werking van de hubs op grond van de basisprincipes bedoeld in afdeling 1.6 van dit hoofdstuk. Afdeling 3. - Aardgasvervoersprogramma

Art. 112.Het aardgasvervoersprogramma bevat : 1° een uitvoerige beschrijving van het gehanteerde aardgasvervoersmodel;2° de verschillende gereguleerde aardgasvervoersdiensten die aangeboden worden;3° voor wat betreft de onderbreekbare aardgasvervoersdiensten, de kans op onderbreking en in uitvoering van artikel 4, 3°, de voorwaarden die vervuld moeten zijn om tot onderbreking van voorwaardelijke aardgasvervoersdiensten over te gaan en de daarbij gehanteerde criteria;4° de gereguleerde verbonden aardgasvervoersdiensten die aangeboden worden;5° de verschillende duurtijden waarvoor de aardgasvervoersdiensten onderschreven kunnen worden;6° een gebruiksvriendelijke beschrijving van : i) de toewijzingsregels voor de verschillende aardgasvervoersdiensten op basis van de capaciteitstoewijzingsregels bedoeld in het toegangsreglement voor aardgasvervoer; ii) de regels, voorwaarden en procedures voor het onderschrijven van aardgasvervoersdiensten op de primaire markt, met inbegrip van de procedure voor het elektronisch onderschrijven van aardgasvervoersdiensten, bedoeld in het toegangsreglement voor aardgasvervoer; iii) de regels inzake congestie bedoeld in het toegangsreglement voor aardgasvervoer; iv) de regels inzake de organisatie en werking van de secundaire markt bedoeld in het toegangsreglement voor aardgasvervoer.

Art. 113.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet ontwerpt en wijzigt het aardgasvervoersmodel bedoeld in artikel 112, 1°, met het oog op : 1° een maximale synergie tussen doorvoer en binnenlands vervoer;2° de onafhankelijke reservatie van ingangs- en afnamecapaciteit;3° het gebruik van één balanceringszone;4° het bevorderen van de werking van de secundaire markt voor aardgasvervoersdiensten;5° het bevorderen van de liquiditeit van de aardgasmarkt. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet ontwikkelt daartoe de nodige aardgasvervoersdiensten en houdt hiermee rekening bij de planning van de investeringen. Afdeling 4. - Rechten en plichten van de beheerder van het

aardgasvervoersnet Afdeling 4.1. - Algemeen

Afdeling 4.1.1. - Investeringsplanning

Art. 114.De beheerder van het aardgasvervoersnet zorgt ervoor minstens te voldoen aan de behoefte aan : 1° vervoerscapaciteit en overeenkomstige basisflexibiliteit ter dekking van het verwachte binnenlandse piekverbruik;2° eigen middelen voor de balancering van het aardgasvervoersnet;3° reserve-ingangscapaciteit voor incidentenbeheer;4° vervoerscapaciteit voor doorvoer.

Art. 115.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet voorziet in vervoerscapaciteit en flexibiliteitsdiensten voor binnenlands vervoer op basis van afnamevooruitzichten en scenario's voor gebruik van de ingangspunten. De beheerder ontwikkelt hiervoor een aangepast instrumentarium dat een marktbevraging omvat van de eindafnemers en de bevrachters en bovendien rekening houdt met de investeringsplannen van de distributienetbeheerders. § 2. De eindafnemers delen volgens de modaliteiten voorzien in het aansluitingscontract hun leveringsbehoeften mee aan de beheerder van het aardgasvervoersnet. De bevrachters delen volgens de modaliteiten voorzien in het aardgasvervoerscontract hun verwachte capaciteitsbehoeften voor de Belgische markt, zowel wat betreft afname- als ingangscapaciteit en flexibiliteit, mee aan deze beheerder. De distributienetbeheerders delen hun investeringsplannen volgens de modaliteiten voorzien in het DNB-aansluitingscontract mee aan dezelfde beheerder. § 3. Bij het bepalen van de nood aan vervoerscapaciteit voor binnenlands vervoer bedoeld in §§ 1 en 2 gaat de beheerder van het aardgasvervoersnet ervan uit dat het aardgasvervoersnet in staat is om de behoeften aan vervoerscapaciteit en basisflexibiliteit te dekken voor : - de piekverbruiksdag van temperatuurafhankelijke afnemers die zich statistisch éénmaal in twintig jaar voordoet; - een geraamd gezamelijk piekverbruik van de industrie; - een volledige belasting van de elektriciteitscentrales op aardgas. § 4. Het verbruiks- en bevoorradingsscenario gehanteerd door de beheerder van het aardgasvervoersnet bij de begroting van de nood aan vervoerscapaciteit voor binnenlands vervoer en de hypotheses die hierbij worden vooropgesteld, alsook de wijzigingen ervan, worden opgenomen in het investeringsplan bedoeld in artikel 30, § 2.

Art. 116.§ 1. Indien de nationale capaciteitsbalans in evenwicht is en het aanbod van vaste ingangscapaciteit minstens gelijk is aan de verwachte vraag ernaar, doch plots blijkt dat een bepaald ingangspunt de voorkeur krijgt en verzadigt, evalueert de beheerder van het aardgasvervoersnet de gewijzigde marktsituatie zowel technisch als economisch en rapporteert hierover onverwijld aan de Commissie. De beheerder van het aardgasvervoersnet kan daartoe met toepassing van artikel 31, § 2, gebruik maken van een open season procedure. § 2. Indien bijkomende investeringen economisch redelijk blijken om tegemoet te komen aan de in § 1 bedoelde gewijzigde marktsituatie kan de beheerder van het aardgasvervoersnet, na goedkeuring door de Commissie, overgaan tot een versterking van het betrokken ingangspunt door bijkomende investeringen. De beheerder van het aardgasvervoersnet kan in dit geval naast korte ook lange termijn verbintenissen aangaan met de netgebruikers.

Art. 117.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet realiseert een zo groot mogelijke synergie tussen investeringen in vervoerscapaciteit voor binnenlands vervoer en doorvoer. Investeringen in vervoerscapaciteit voor doorvoer leveren steeds een minimale bijdrage op voor binnenlands vervoer. § 2. Met « minimale bijdrage » wordt bedoeld dat : 1° er fysische interconnectie voorzien wordt tussen infrastructuur voor doorvoer en deze voor binnenlands vervoer zodat er in geen geval gescheiden infrastructuren ontstaan;2° de investering in vervoerscapaciteit voor doorvoer van die aard is dat ze geen beperkingen inhoudt voor het operationeel en/of commercieel beheer van het aardgasvervoersnet;3° de investering in vervoerscapaciteit voor doorvoer geen enkele belemmering inhoudt die het voor een bevrachter voor doorvoer moeilijk of onmogelijk zou maken in België gevestigde afnemers aangesloten op het aardgasvervoersnet te bevoorraden. Afdeling 4.1.2. - Investeren in balanceermiddelen

Art. 118.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet voorziet in voldoende balanceermiddelen om : 1° eigen fysische onevenwichten op het aardgasvervoernet te dekken;2° autonoom de minimaal vooropgestelde basisflexibiliteit te kunnen aanbieden aan de bevrachters ten behoeve van hun individuele balancering voor binnenlands vervoer. § 2. De balanceermiddelen van de beheerder van het aardgasvervoersnet voor het aanbieden van basisflexibiliteit betreffen zowel injectiecapaciteit als uitzendcapaciteit als de beschikking over voldoende aardgas om te injecteren en uit te zenden.

Art. 119.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet begroot de balanceermiddelen bedoeld in artikel 118 onder meer op basis van de dimensionering van de ingangscapaciteit voor binnenlands vervoer. De berekening van de minimaal vereiste basisflexibiliteit gebeurt bovendien aan de hand van strikte criteria gebaseerd op de fysische karakteristieken van het aardgasvervoersnet en per categorie van eindafnemers. De volgende categorieën eindafnemers worden onderscheiden : huishoudelijke eindafnemers, industriële eindafnemers en elektriciteitsproducenten. § 2. De hypotheses op basis waarvan de beheerder van het aardgasvervoersnet de nood aan basisflexibiliteit, bedoeld in § 1, voor binnenlands vervoer begroot, alsook de wijzigingen ervan, worden opgenomen in het investeringsplan.

Art. 120.Indien de daadwerkelijke behoefte aan balanceermiddelen bedoeld in artikel 118 in een bepaalde periode de begrote behoeftes van de gebruiker en de beheerder overstijgt, legt de beheerder van het aardgasvervoersnet een voorstel van invulling van de behoefte aan bijkomende balanceermiddelen en de wijze waarop hij deze behoefte zal invullen ter goedkeuring aan de Commissie voor. Dit voorstel wordt gestaafd aan de hand van berekeningen en simulaties.

Indien het voorstel door de Commissie wordt goedgekeurd, kan de beheerder van aardgasvervoersnet een beroep doen op bijstandscontracten met netgebruikers. Kopie van elk bijstandscontract wordt, onverwijld na het afsluiten ervan, door de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de Commissie meegedeeld. Afdeling 4.1.3. - Reserve-ingangscapaciteit

Art. 121.De beheerder van het aardgasvervoersnet investeert voor zover mogelijk op economische verantwoorde wijze in reserve-ingangscapaciteit voor binnenlands vervoer volgens het « n+1 » principe volgens hetwelk extra ingangscapaciteit wordt voorzien ten belope van de ingangscapaciteit van het belangrijkste ingangspunt voor binnenlands vervoer op het piekverbruiksmoment.

Art. 122.De beheerder van het aardgasvervoersnet geeft in het investeringsplan gedetailleerde informatie over de investeringen voor reserve-ingangscapaciteit op de verschillende ingangspunten van het aardgasvervoersnet.

Art. 123.De beheerder van het aardgasvervoersnet biedt de reserve-ingangscapaciteit zoveel mogelijk aan de markt aan. Afdeling 4.1.4. - Netvermazing

Art. 124.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet investeert volgens economisch redelijke voorwaarden in netvermazing en andere infrastructuur die de netwerkperformantie verhoogt, inzonderheid met het oog op het beperken van het aantal balanceringszones. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet geeft expliciet in het investeringsplan aan welke investeringen er worden voorgesteld ten behoeve van netvermazing. § 3. Er wordt zoveel mogelijk gestreefd naar één geïntegreerd en vermaasd aardgasvervoersnet voor zowel binnenlands vervoer als doorvoer waarbij iedere investering wordt beoordeeld vanuit de bijdrage voor de versterking en performantie van het aardgasvervoersnet. Afdeling 4.2. - Netbeheer

Art. 125.De beheerder van het aardgasvervoersnet simuleert het aardgasvervoersnet met het oog op een zo groot mogelijk aanbod van beschikbare capaciteit. Hij doet dit onder meer op basis van beschikbare historische informatie, informatie van de gebruikers en van de aangrenzende netbeheerders en op basis van afnamevooruitzichten en scenario's voor gebruik van de ingangspunten rekening houdend met zijn verplichtingen inzake systeemintegriteit.

Art. 126.De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt alle economisch verantwoorde middelen in het werk om de vastheid van de aan te bieden en toe te wijzen vaste capaciteit te waarborgen onder meer door het aanwenden van operationele akkoorden en indien nodig door het terugkopen van vaste capaciteit op de secundaire markt. De beheerder van het aardgasvervoersnet overlegt over de modaliteiten voor het terugkopen van vaste capaciteit met de Commissie.

Art. 127.Onverminderd artikel 126 is het de beheerder van het aardgasvervoersnet toegestaan om binnen de grenzen van het redelijke meer vaste capaciteit aan te bieden en toe te wijzen dan daadwerkelijk als vast kan worden gegarandeerd onder de gesimuleerde netomstandigheden.

Art. 128.De beheerder van het aardgasvervoersnet mag de minimaal vereiste basisflexibiliteit bedoeld in artikel 119 niet omzetten in capaciteit of andersom de minimaal vooropgestelde capaciteit niet omzetten in basisflexibiliteit.

Art. 129.Er worden specifieke toewijzingsregels toegepast voor de basisflexibiliteit waarbij toegewezen wordt aan de hand van de verbruiksprofielen van de eindafnemers in de portefeuille van de bevrachter. Deze toewijzing waarborgt dat iedere individuele bevrachter over voldoende basisflexibiliteit kan beschikken.

Art. 130.De beheerder van het aardgasvervoersnet bepaalt de tijdseenheid van de balanceringsperiode en houdt hierbij onder andere rekening met : 1° het garanderen van het netevenwicht en de systeemintegriteit;2° het aanbod van basisflexibiliteit dat volstaat om de bevrachters toe te laten om binnen de balanceringsperiode hun verplichtingen inzake netevenwicht na te komen;3° de beschikbaarheid en accuraatheid van de door de beheerder van het aardgasvervoersnet aan de bevrachter te verstrekken informatie met betrekking tot nominaties, hernominaties en zijn positie voor wat betreft zijn netevenwicht;4° het vermijden van ingewikkelde en marktbelemmerende regels inzake netevenwicht.

Art. 131.Onverminderd artikel 85 volgen zowel de bevrachters als de beheerder van het aardgasvervoersnet de evolutie van het injectie- en het afnamepatroon permanent op. De beheerder van het aardgasvervoersnet deelt iedere bevrachter zijn posities van injectie- en afnamehoeveelheden mee volgens een frequentie in lijn met het balanceringsmodel.

Art. 132.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet mag slechts overgaan tot een onderbreking of reductie van de aardgasvervoersdiensten om een veilige en efficiënte werking van de vervoerinstallaties en/of de systeemintegriteit te verzekeren. § 2. Indien een bevrachter in onevenwicht is en daardoor de systeemintegriteit in het gedrang komt of de normale dienstverlening aan andere netgebruikers verstoord kan worden, verwittigt de beheerder van het aardgasvervoersnet de bevrachter en de betrokken netgebruikers en legt de afnemers die bevoorraad worden door deze bevrachter, alsook de in gebreke blijvende bevrachter de maatregelen op die nodig zijn om het netevenwicht te herstellen. § 3. Indien de in § 2 opgelegde maatregelen niet worden opgevolgd dan kan de beheerder van het aardgasvervoersnet onder andere : 1° de afnemers die bevoorraad worden door de bevrachter bedoeld in § 2 opleggen zich zo snel mogelijk en binnen de door de beheerder van het aardgasvervoersnet bepaalde tijdsspanne te wenden tot een nieuwe bevrachter;2° de aardgasstroom naar de afnemers bedoeld in 1° reduceren of onderbreken. § 4. De in gebreke zijnde bevrachter betaalt de gereguleerde tarifaire toeslagen voor onevenwicht aan de beheerder van het aardgasvervoersnet. § 5. Indien het onderbreken van de netgebruikers van de in gebreke blijvende bevrachter onmogelijk of onvoldoende mocht blijken wordt het plan voor incidentenbeheer bedoeld in afdeling 4.3 van dit hoofdstuk geactiveerd.

Art. 133.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoernet voorziet in en implementeert in onderling overleg met de andere beheerders, de aangrenzende netbeheerders en de distributienetbeheerders een zorgsysteem dat waakt over de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de werking van zijn vervoernet en de geleverde aardgasvervoersdiensten.

Dit zorgsysteem maakt het mogelijk om onder meer kwaliteitsparameters vast te leggen inzake : 1° de frequentie van de onderbrekingen en/of reducties;2° de gemiddelde duur van de onderbrekingen en/of reducties;3° de oorzaak van en de remedie voor de onderbrekingen en/of reducties;4° het portfolio van de aangeboden aardgasvervoersdiensten. De beheerder van het aardgasvervoernet bepaalt de bijkomende kwaliteitsparameters die dienen te worden opgenomen in het zorgsysteem en stelt telkens voor het daaropvolgende jaar een aantal na te streven doelstellingen voorop. De beheerder van het aardgasvervoernet rapporteert de Commissie jaarlijks over de toepassing en de resultaten van dit zorgsysteem. § 2. Bij de uitvoering van de onderhoudswerken verstoort de beheerder van het aardgasvervoersnet zo weinig mogelijk de normale werking van het aardgasvervoersnet. De geplande niet-beschikbaarheid van de aardgasstromen wordt zoveel mogelijk beperkt tot de periodes en de uren die de netgebruikers het minste ongemak bezorgen.

Daartoe zal de beheerder van het aardgasvervoersnet : 1° een jaarlijks onderhoud- en testprogramma opstellen;2° de onderhoudswerken tijdig aankondigen aan de netgebruikers;3° overleggen met de netgebruikers teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op de relevante onderhoudswerken bij de netgebruikers;4° overleggen met de andere beheerders teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op de relevante onderhoudswerken bij de andere beheerders;5° de mogelijke invloed van de onderhoudswerken op de aardgasvervoersdiensten vooraf bepalen. Afdeling 4.3. - Incidentenbeheer en noodsituaties

Afdeling 4.3.1. - Incidentenbeheer

Art. 134.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt een plan voor incidentenbeheer op en neemt dit op in het toegangsreglement voor aardgasvervoer. § 2. Het plan voor incidentenbeheer bevat : 1° de verschillende fasen die worden doorlopen in geval van een incident;2° de procedure die door alle betrokken partijen moet gevolgd worden in geval van een incident;3° de concrete maatregelen die de beheerder van het aardgasvervoersnet neemt voor het beheer van het incident;4° de concrete maatregelen die de andere betrokken partijen dienen te nemen voor het beheer van het incident;5° een afschakelplan onverminderd artikel 136;6° een heropbouwplan onverminderd artikel 142. Het plan voor incidentenbeheer houdt rekening met de tijdsduur binnen dewelke en de wijze waarop de marktspelers zich op redelijke wijze kunnen herpositioneren. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt het plan voor incidentenbeheer op na voorafgaandelijk overleg, met de betrokken overheidsinstellingen, de andere beheerders, de distributienetbeheerders en de beheerder van het transmissienet voor elektriciteit. De beheerder van het aardgasvervoersnet overlegt met deze instanties over de te volgen aanpak voor de beheersing van mogelijke incidenten. Voor wat betreft doorvoer overlegt de beheerder bovendien met de aangrenzende netbeheerders.

Art. 135.De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt op een kostefficiënte manier een portefeuille van middelen samen die hij zal aanwenden voor het incidentenbeheer.

Hij biedt deze zoveel als mogelijk als onderbreekbare aardgasvervoersdiensten aan en dit voor zover de systeemintegriteit niet in het gedrang komt.

Art. 136.§ 1. De maatregelen, vast te leggen in het afschakelplan bedoeld in artikel 134, § 2, 5°, bevatten in elk geval : 1° de verplichtingen voor afnemers of bepaalde categorieën van afnemers om hun afname van aardgas te verminderen binnen vastgestelde limieten of om hun afname van aardgas geheel of voor bepaalde doeleinden stop te zetten;2° de verplichtingen voor de beheerder van het aardgasvervoersnet om afnemers geheel of gedeeltelijk te onderbreken volgens een prioritaire lijst vastgesteld in het plan, die het klassement bedoeld in § 3 respecteert. § 2. De maatregelen bedoeld in § 1 worden toegepast hetzij op het gehele aardgasvervoersnet hetzij, op bepaalde delen en zones van het aardgasvervoersnet waarbij voor het behoud van de systeemintegriteit rekening wordt gehouden met volgende criteria : 1° de lokalisering van het incident;2° het niveau van preventie en beveiliging;3° de impact van de te nemen maatregelen. § 3. Het afschakelplan respecteert bij onderbreking of reducties door de beheerder van het aardgasvervoersnet in orde van hoogste (1°) naar laagste (5°) prioriteit het volgende klassement : 1° de onderbreekbare doorvoergasstromen die door het incident worden getroffen;2° de afnemers voor wat betreft de onderbreekbare aardgasvervoersdiensten die voor hun respectieve afnamepunten zijn toegewezen;3° de vaste doorvoergasstromen die door het incident worden getroffen;4° de aangesloten eindafnemers voor wat betreft de vaste aardgasvervoersdiensten die voor hun respectieve afnamepunten zijn toegewezen;5° de overige afnemers voor wat betreft de vaste aardgasvervoersdiensten die voor hun respectieve afnamepunten zijn toegewezen.

Art. 137.§ 1. Wanneer de beheerder van het aardgasvervoersnet kennis heeft van een incident activeert hij zijn plan voor incidentenbeheer.

Indien het incident veroorzaakt wordt door een fout of nalatigheid van één of meerdere bevrachters en/of hun afnemers, activeert hij dit plan nadat hij eerst een beroep deed op artikel 132.

Indien het gaat om een incident dat een onderbreking of reductie van de toegewezen aardgasvervoersdiensten kan veroorzaken, licht hij zo spoedig mogelijk de Commissie alsook de netgebruikers die door de onderbreking of reductie getroffen kunnen worden, in over deze gebeurtenis, de voorzienbare duur ervan alsook over de eventuele gevolgen ervan voor de door hem te leveren aardgasvervoersdiensten. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet verricht de onderbrekingen en/of reducties stapsgewijs in functie van de noden en volgens de daartoe voorziene procedures in het afschakelplan. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt melding van elke onderbreking of reductie van de aardgasstromen in het « register van onderbrekingen en reducties ». Dit register wordt op regelmatige basis aan de Commissie meegedeeld in elektronische vorm en telkens wanneer de Commissie hierom verzoekt.

Art. 138.Onverminderd de individuele verantwoordelijkheid van de bevrachter bedoeld in artikel 85, voorzien bevrachters middelen om bij te dragen aan het voorkomen en beheersen van incidenten met het oog op het voldoen aan hun verplichtingen inzake leveringszekerheid.

Art. 139.Bevrachters verwittigen de beheerder van het aardgasvervoersnet van zodra zij upstream getroffen zijn door een incident met (mogelijke) gevolgen voor hun aardgasinjectie in het aardgasvervoersnet.

Art. 140.Bevrachters die geconfronteerd worden met een incident herschikken zoveel mogelijk hun eigen contractenportefeuille en sporen eventueel afnemers aan om minder af te nemen opdat de individuele balancering gevrijwaard zou blijven.

Art. 141.In geval van een incident kunnen getroffen bevrachters voor binnenlands vervoer op eenvoudige wijze hernomineren waar er beschikbare ingangscapaciteit is zonder dat een capaciteitsonderschrijving vereist is. De beheerder van het aardgasvervoersnet verstrekt de getroffen bevrachters zo snel mogelijk informatie over de beschikbare capaciteit. Bevrachters voor doorvoer kunnen enkel hernomineren binnen de reeds door hen toegewezen ingangscapaciteit.

Art. 142.§ 1. Het heropbouwplan bedoeld in artikel 134, § 2, 6°, legt de procedures en operationele regels vast die van toepassing zijn op de beheerders, de gebruikers en de afnemers wanneer het gehele aardgasvervoersnet hetzij bepaalde delen en zones van het aardgasvervoersnet na onderbreking of reductie terug in dienst genomen worden. § 2. Op basis van de informatie waarover de beheerder van het aardgasvervoersnet beschikt, heft hij de onderbreking of reductie op en herstelt de afnames met het oog op het zo snel als mogelijk veilig heropbouwen van de systeemintegriteit van het aardgasvervoersnet. Afdeling 4.3.2. - Noodsituaties

Art. 143.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet is bevoegd alle maatregelen te nemen die hij nodig acht teneinde de veiligheid en de systeemintegriteit van het aardgasvervoernet te garanderen in geval van een noodsituatie die wordt ingeroepen door een beheerder, een netgebruiker of, in het kader van de garantie van de openbare veiligheid, door elke andere belanghebbende persoon of waaraan de beheerder van het aardgasvervoersnet al dan niet pro-actief het hoofd moet bieden. Indien hij dit nodig acht, kan hij het plan voor incidentenbeheer activeren, inzonderheid het afschakelplan bedoeld in artikel 134, § 2, 5°. De beheerder van het aardgasvervoersnet voorziet daartoe de nodige bepalingen in het standaard aansluitings- en aardgasvervoerscontract. § 2. De genomen maatregelen krachtens § 1 zijn tijdelijk en prioritair. Zij kunnen op elk moment zonder voorafgaande verwittiging door de beheerder van het aardgasvervoersnet gewijzigd en bijgestuurd worden zolang de noodsituatie aanhoudt. Zij verbinden alle betrokken personen. § 3. De genomen maatregelen worden zonder verwijl ter kennis gebracht van de Commissie en maken het voorwerp uit van een specifiek verslag dat aan de Commissie en de Minister wordt meegedeeld. § 4. De §§ 1 tot 3 zijn ook van toepassing wanneer de noodsituatie zich nog niet heeft voorgedaan maar wanneer de beheerder van het aardgasvervoersnet meent dat ze zich redelijkerwijs zou kunnen voordoen.

Art. 144.De noodsituaties die de tussenkomst van de beheerder van het aardgasvervoersnet met toepassing van artikel 143 rechtvaardigen zijn : 1° de situaties die voortvloeien uit overmacht en als gevolg waarvan maatregelen moeten worden genomen die uitzonderlijk en tijdelijk zijn om aan de gevolgen van de overmacht het hoofd te kunnen bieden en zo de veilige en betrouwbare werking van het aardgasvervoersnet of de openbare veiligheid te kunnen vrijwaren of herstellen.2° de situaties die voortvloeien uit gebeurtenissen die, hoewel ze geen overmacht uitmaken, uitzonderlijk en ernstig zijn en een dringend en gericht optreden van de beheerder van het aardgasvervoersnet vereisen om de veilige en betrouwbare werking van het aardgasvervoersnet of de openbare veiligheid te kunnen vrijwaren of herstellen.

Art. 145.Indien de aardgasvervoersdiensten onderbroken of gereduceerd worden als gevolg van een noodsituatie bedoeld in artikel 144, brengt de beheerder van het aardgasvervoersnet de Commissie, de betrokken distributienetbeheerders en bevrachters onverwijld op de hoogte van de oorzaken en de voorziene duur van deze noodsituatie, alsook over de eventuele gevolgen ervan voor de door hem te leveren aardgasvervoersdiensten. De onderbrekingen en reducties als gevolg van een noodsituatie worden geregistreerd overeenkomstig artikel 137, § 3.

Art. 146.Afdeling 4.3 geldt onverminderd de bevoegdheid voor de Koning bedoeld in artikel 23 van de gaswet. Afdeling 4.4. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

Art. 147.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt via elektronische weg op een zinvolle, duidelijke, goed toegankelijke, niet-discriminerende en transparante wijze, uitgebreide en volledige informatie ter beschikking van de netgebruikers waaronder in elk geval de in deze afdeling bedoelde informatie. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet verstrekt de nodige informatie aan de toeleverende en afnemende vervoersondernemingen opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet geeft op zijn website een beschrijving van zijn vervoernet met vermelding van de installaties voor menging en kwaliteitsconversie, en, de interconnectiepunten met de opslag-, LNG-installaties, en de vervoerinstallaties van andere netbeheerders. Deze informatie wordt aangepast telkenmale wijzigingen aangebracht worden aan het vervoersnet en/of de installaties. Minstens eenmaal per jaar geeft de beheerder informatie betreffende de geplande investeringen die het komende jaar zullen worden uitgevoerd. § 4. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt op zijn website een definitielijst bekend, waarin de definities, opgenomen in de door de Commissie krachtens de gaswet en/of dit besluit goedgekeurde standaard aardgasvervoerscontracten, toegangsreglement voor aardgasvervoer, andere documenten, en wijzigingen ervan, worden samengebracht. § 5. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt op zijn website samen met het aardgasvervoersprogramma de voor de verschillende aardgasvervoersdiensten gereguleerde tarieven bekend, zoals deze door de Commissie werden goedgekeurd of opgelegd. Hij stelt een online instrument ter beschikking dat het de netgebruikers mogelijk maakt de gereguleerde tarieven te berekenen verschuldigd voor een bepaalde aardgasvervoersdienst en na te gaan welke aardgasvervoersdiensten nog beschikbaar zijn.

Art. 148.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt op zijn website, per relevant punt, op regelmatige/voortschrijdende wijze en in beide richtingen, de volgende informatie over de dagelijkse capaciteitssituatie op indicatieve basis bekend : 1° de bruikbare capaciteit;2° de toegewezen of onderschreven capaciteit;3° de beschikbare capaciteit. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt deze informatie ter beschikking zowel voor vaste, onderbreekbare als voorwaardelijke capaciteit. Voor wat betreft de periode van publicatie van de informatie bedoeld in het eerste lid is deze tenminste gelijk aan de duur van het langstlopende contract. § 2. Tot de relevante punten behoren ten minste : 1° alle ingangspunten van het aardgasvervoersnet;2° alle punten waar het aardgasvervoersnet verbonden is met aangrenzende vervoernetten, met opslag- en LNG-installaties;3° de belangrijkste afnamepunten voor eindafnemers en afnamezones die ten minste 50 % van de totale afnamecapaciteit van het aardgasvervoersnet bestrijken, evenals de afnamepunten voor eindafnemers en afnamezones die meer dan 2 % van de totale afnamecapaciteit van het aardgasvervoersnet bestrijken;4° alle essentiële punten binnen het aardgasvervoersnet inclusief de verbindingspunten met hubs en de punten waar zich congestie kan voordoen; 5° alle punten van het aardgasvervoersnet die verbonden zijn met infrastructuur voor het aanbieden van ondersteunende diensten zoals o.a. menging, kwaliteitsconversie, balancering. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt op zijn website voor alle relevante punten de eisen inzake druk en kwaliteit van het aardgas bekend. § 4. De in § 1 bedoelde informatie wordt aangepast telkens ze op een gevoelige wijze verandert, inzonderheid ten gevolge van investeringen en/of het afsluiten, wijzigen, of beëindigen van een aardgasvervoerscontract.

Art. 149.De beheerder van het aardgasvervoersnet actualiseert dagelijks de volgende informatie die de beschikbaarheid van kortetermijndiensten beïnvloedt : 1° de bruikbare en beschikbare capaciteit op korte termijn in beide richtingen, zowel vast als onderbreekbaar alsook, op basis van onder meer de meest recente hem ter beschikking zijnde informatie, de nominaties van de bevrachters;2° de geaggregeerde nominaties voor de volgende dag;3° de aardgasvervoersdiensten die door de bevrachters werden vrijgegeven en op de secundaire markt beschikbaar zijn;4° de elementen of indicatoren waarover hij beschikt inzake het aardgasvervoersnet en die een impact kunnen hebben op de aardgasvervoersdiensten, zoals onderhoudswerken op het aardgasvervoersnet of problemen bij toeleverende of afnemende vervoersondernemingen. De beheerder van het aardgasvervoersnet stelt deze informatie voor elk relevant punt op zijn website ter beschikking

Art. 150.De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt op zijn website voor de afgelopen drie jaar, per relevant punt en desgevallend in beide richtingen, bekend : de aardgasstroom op dagbasis, de piekbelasting en de voortschrijdende historische maximale en minimale maandelijkse gebruikspercentages van de toegewezen (vaste en onderbreekbare) capaciteiten, alsook de jaarlijkse gemiddelden hiervan. Verder geeft hij informatie op dagbasis over reducties, onderbrekingen en, in uitvoering van artikel 41, de onderbrekingsrisico's voor alle types van onderbreekbare aardgasvervoersdiensten.

Art. 151.§ 1. Elk jaar, uiterlijk op dertig september, maakt de beheerder van het aardgasvervoersnet op zijn website alle voor het komende jaar geplande onderhoudswerken, hun duur en de mogelijke impact op de beschikbaarheid van de aardgasvervoersdiensten bekend. § 2. Tijdens de uitvoering van de geplande en aangekondigde onderhoudswerken en tenminste om de drie maanden, maakt de beheerder van het aardgasvervoersnet een update van de in § 1 bedoelde informatie bekend op zijn website. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet verstrekt bij de planning van de onderhoudswerken en de uitvoering ervan de nodige informatie aan de andere (net)beheerders in binnen- en buitenland opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden.

Art. 152.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet verschaft de bevrachters de specifieke informatie vereist voor de toepassing van hun aardgasvervoerscontract. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet verstrekt aan elke betrokken netgebruiker individueel op uurbasis met betrekking tot alle ingangspunten van het aardgasvervoersnet en alle punten waar het aardgasvervoersnet verbonden is met aangrenzende vervoersnetten, met opslag- en LNG-installaties en met distributienetten de volgende informatie : de gemeten aardgasstroom in kubieke meter en MWh per uur en de overeenstemmende individuele allocaties. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet verschaft de bevrachters informatie over de systeemintegriteit van het aardgasvervoersnet. De beheerder zal onverminderd artikel 132, § 2, de netgebruikers verwittigen van zodra het netonevenwicht van die aard is dat de systeemintegriteit in het gedrang komt. § 4. De beheerder van het aardgasvervoersnet verschaft de afnemer op zijn verzoek voor zijn afnamepunt de meetgegevens die hij aan de bevrachter(s) actief op dat afnamepunt ter beschikking stelt. § 5. De beheerder van het aardgasvervoersnet identificeert ten behoeve van de afnemer, voor elke bevrachter actief op zijn afnamepunt, het of de ingangspunt(en) of ingangszone waarop aardgas geïnjecteerd wordt. Afdeling 4.5. - Nominaties en hernominaties

Art. 153.De beheerder van het aardgasvervoersnet gaat aan de hand van de nominaties door de bevrachters binnen de hen toegewezen aardgasvervoersdiensten over tot het beheer van het binnenlands vervoer en de doorvoer over zijn vervoernet.

Art. 154.§ 1. De bevrachters nomineren overeenkomstig de bepalingen en procedures opgenomen in het toegangsreglement. § 2. Op basis van de door de beheerder van het aardgasvervoersnet en/of de afnemers verstrekte informatie kunnen de bevrachters hernomineren. De beheerder van het aardgasvervoersnet houdt, rekening houdend met de op internationaal niveau gemaakte afspraken en in samenspraak met onder andere de aangrenzende netbeheerders, de duur van deze procedures zo kort als mogelijk.

Art. 155.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet gaat per ingangspunt na of de door de bevrachter genomineerde hoeveelheden aardgas en de daarbij horende leveringsondernemingen overeenstemmen met de door de toeleverende vervoersonderneming en/of de aangrenzende netbeheerder verstrekte gegevens, rekening houdend met de bepalingen van de interconnectie-overeenkomst bedoeld in afdeling 4.5 van dit hoofdstuk. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet gaat per afnamepunt na of de door de bevrachter genomineerde hoeveelheden aardgas en de daarbij horende afnemers, overeenstemmen met de bepalingen vastgelegd in de toewijzingsovereenkomst voor aardgas bedoeld in afdeling 4.6 van dit hoofdstuk.

Art. 156.De beheerder van het aardgasvervoersnet deelt de resultaten van de controle bedoeld in artikel 155, dagelijks voor de daaropvolgende dag, mee aan de bevrachters. Indien uit deze controle blijkt dat de door de bevrachters opgegeven informatie foutief of onvolledig is, nemen de bevrachters de nodige maatregelen en bezorgen zij de beheerder van het aardgasvervoersnet de nodige bijkomende informatie. Afdeling 4.6. - Toewijzing van aardgas

Art. 157.§ 1. Tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en elke betrokken bevrachter en/of leveringsonderneming en, al naargelang het geval, de eindafnemer of de distributienetbeheerder, wordt voor elk afnamepunt binnen het aardgasvervoersnet een toewijzingsovereenkomst voor aardgas afgesloten. Indien er meerdere bevrachters en/of leveringsondernemingen actief zijn op eenzelfde afnamepunt wordt er een toewijzingsovereenkomst per bevrachter en/of leveringsonderneming opgesteld. § 2. Wat doorvoer betreft, sluit de beheerder voor zover er geen interconnectie-overeenkomst zoals bedoeld in artikel 166 bestaat, op elk interconnectiepunt met de aangrenzende vervoernetten een toewijzingsovereenkomst af met de betrokken partijen.

Art. 158.De beheerder van het aardgasvervoersnet wijst de hoeveelheid geleverd aardgas op het afnamepunt binnen het aardgasvervoersnet toe op basis van de gemeten hoeveelheden op dit punt of de beste benadering ervan en op basis van de toewijzingsovereenkomst bedoeld in artikel 157, § 1.

Art. 159.De beheerder van het aardgasvervoersnet wijst de hoeveelheid geleverd aardgas aan de interconnectiepunten met aangrenzende vervoernetten toe op basis van de nominaties, de gegevens verstrekt door de toeleverende en afnemende vervoeronderneming, de werkelijk gemeten hoeveelheden en de bepalingen opgenomen in de interconnectie-overeenkomst bedoeld in artikel 166 of desgevallend in de toewijzingsovereenkomst bedoeld in artikel 157, § 2.

Art. 160.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet verschaft aan de bevrachter minstens de volgende informatie : 1° dagelijks, zo snel mogelijk na het het vorige uur, het door de bevrachter geleverde aardgasvolume op de ingangspunten en het door zijn afnemers afgenomen aardgasvolume op de afnamepunten op basis van voorlopige meetresultaten;2° voor de vorige dag, per ingangspunt en per afnamepunt, per uur het door de bevrachter werkelijk geleverde aardgasvolume, de gemiddelde gemeten calorische waarde en het onevenwicht tussen de nominatie en het werkelijk geleverde aardgasvolume;3° maandelijks per dag en per uur het door de bevrachter werkelijk geleverde aardgasvolume per ingangspunt en het door de afnemer werkelijk afgenomen aardgasvolume, op basis van de door de beheerder(s) gevalideerde meetresultaten.Wat de onevenwichten betreft, wordt rekening gehouden met de tolerantiewaarden bedoeld in hoofdstuk 2 en met de door de bevrachter gevraagde flexibiliteit. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet deelt deze informatie aan de bevrachter mee : 1° via de maandelijkse factuur in uitvoering van artikel 87;2° via een eenvoudig toegankelijk op permanente wijze te consulteren elektronisch platform. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet kan bijkomende informatie ter beschikking stellen van de bevrachters. Hij neemt deze informatiedienst op in zijn aardgasvervoersprogramma. Afdeling 4.7. - Metingen op het aardgasvervoersnet

Art. 161.De beheerder van het aardgasvervoersnet meet de aardgaskwaliteit op een voldoende aantal oordeelkundig gekozen plaatsen op zijn vervoernet. De beheerder van het aardgasvervoersnet meet of oefent toezicht uit op de juistheid van de meting van de geleverde en afgenomen aardgasvolumes voor wat betreft elk ingangs-, afname- en interconnectiepunt en verzamelt al deze meetgegevens.

Art. 162.§ 1. Per ingangs- en interconnectiepunt, meet of berekent de beheerder van het aardgasvervoersnet minstens de volgende parameters : 1° het aardgasvolume;2° de calorische bovenwaarde;3° de dichtheid van het aardgas;4° de Wobbe-index;5° de druk;6° de temperatuur;7° andere fysische en chemische waarden die in het betrokken aardgasvervoerscontract vermeld worden. § 2. De beheerder van het aardgasvervoersnet maakt voor zijn metingen gebruik van betrouwbare meetapparatuur. Rekening houdend met alle terzake geldende wettelijke verplichtingen, nationale en internationale normen maakt de beheerder van het aardgasvervoersnet de principes en procedures bekend die hij volgt voor : 1° de certificatie en periodieke controle van de meetinstrumenten;2° de kwaliteitscontrole en bijsturing van de meetinstrumenten zowel on-line als off-line;3° de registratie van de vastgestelde afwijkingen, incidenten en onderbrekingen van de metingen en de te nemen correctieve maatregelen. § 3. De beheerder van het aardgasvervoersnet bepaalt de frequentie waarmee de verschillende parameters worden gemeten. Bij de keuze van de meetfrequentie houdt de beheerder rekening met de tijdseenheid bepaald in artikel 130. § 4. Alle geregistreerde meetresultaten worden na verificatie maandelijks omgezet naar gevalideerde meetresultaten. § 5. De beheerder van het aardgasvervoersnet houdt per toegewezen dienst al zijn meetresultaten ter beschikking van de betrokken bevrachters. Deze verplichting beperkt zich tot het ter beschikking stellen van informatie op de locaties waar de bevrachter actief is.

Art. 163.§ 1. Per afnamepunt binnen het aardgasvervoersnet worden minstens volgende parameters gemeten door of in opdracht van de afnemer : 1° het bruto-aardgasvolume;2° de druk;3° de temperatuur. § 2. Elke meetlijn is bovendien uitgerust met een volumeherleidingsapparaat dat toelaat het normaalvolume te berekenen uitgaande van het gemeten bruto-gasvolume en de gemeten druk en temperatuur en een berekende compressibiliteitsfactor op basis van de referentie aardgassamenstelling. § 3. De meetresultaten van het volumeherleidingsapparaat, zoals opgeslagen in de telemetingsapparatuur, worden na verificatie en validatie als basis gebruikt voor de bepaling van de geleverde hoeveelheden. § 4. De afnemer of diegene die in zijn opdracht de metingen bedoeld in dit artikel uitvoert, zorgt ervoor dat de wettelijke normen en de bepalingen inzake het meten van de geleverde hoeveelheden en het doorsturen van de resultaten ervan naar deze beheerder zoals vastgelegd respectievelijk in het standaard aansluitingscontract of het standaard DNB-aansluitingscontract bedoeld in artikel 96 en 105 worden nageleefd.

Art. 164.De beheerder van het aardgasvervoersnet wijst de aardgaskwaliteit en -samenstelling toe of berekent deze voor elk afnamepunt binnen het aardgasvervoersnet op basis van de door hem op een voldoende aantal oordeelkundig gekozen plaatsen in het aardgasvervoersnet gemeten en geregistreerde aardgaskwaliteit en -samenstelling.

De aardgassamenstelling en de calorische waarde zoals bepaald door de beheerder van het aardgasvervoersnet dienen als basis voor de berekening van de precieze geleverde energetische hoeveelheden.

Art. 165.§ 1. De bevrachter kan op elk ogenblik een geaccrediteerde vertegenwoordiger afvaardigen om alle metingen en de daaraan verbonden meetprocedures, berekeningen en controleverrichtingen uitgevoerd door de beheerder van het aardgasvervoersnet, te auditeren. De procedures terzake worden vastgelegd in het aardgasvervoerscontract. § 2. Met betrekking tot de door de afnemer of in opdracht van de afnemer uitgevoerde metingen hebben zowel de beheerder van het aardgasvervoersnet als de afnemer het recht om de nauwkeurigheid van de gebruikte meetapparatuur op de site van de afnemer te laten controleren in aanwezigheid van een afgevaardigde van de andere partij en, indien de meetapparatuur een afwijking vertoont die groter is dan de toegestane wettelijke waarden, de ijking en de afstelling ervan te vragen buiten de site van de afnemer en op een erkende ijkbank.

Elke controle uitgevoerd in het bijzijn van afgevaardigden van de beheerder van het aardgasvervoersnet en de afnemer maakt het voorwerp uit van een verslag dat door de aanwezige partijen ondertekend wordt. § 3. Indien de ijking bevestigt dat de meetapparatuur een afwijking vertoont die groter is dan de toegestane wettelijke waarden, zijn de kosten die noodzakelijk zijn voor de controle en de ijking overeenkomstig voormelde bepalingen ten laste van de afnemer. De kosten worden gedragen door de partij die de controle gevraagd heeft, indien de vastgestelde fout kleiner blijkt dan de toegestane wettelijke waarden. § 4. In geval uit de ijking blijkt dat de meetapparatuur een afwijking vertoont die groter is dan de toegestane wettelijke waarden of in geval van buitendienststelling van de meetapparatuur, wordt het aardgasverbruik in gemeen overleg tussen de beheerder van het aardgasvervoersnet en de afnemer geraamd aan de hand van de best beschikbare gegevens en dit vanaf de datum van de vaststelling van de afwijking bij controle op de site van de afnemer of vanaf de datum van de buitendienststelling van de meetapparatuur of een meetelement ervan. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Art. 166.§ 1. De beheerder van het aardgasvervoersnet streeft naar het sluiten van interconnectie-overeenkomsten met de andere beheerders en de aangrenzende netbeheerders. § 2. Deze interconnectie-overeenkomst bevat onder andere : 1° de wederzijdse verplichtingen van de beheerders voor het verstrekken en uitwisselen van de nodige informatie opdat het aardgasvervoer op de vervoernetten op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden;2° de wijze waarop er gemeten wordt, de nauwkeurigheid waarmee er gemeten wordt en de afspraken inzake kwaliteitscontrole op deze metingen;3° de wijze waarop de betrokken bevrachters de meetmethode en de meetresultaten kunnen evalueren;4° de wederzijdse verplichtingen van de beheerders voor het verstrekken van de meetgegevens aan elkaar en aan de betrokken bevrachters;5° de wederzijdse criteria inzake druk, temperatuur en kwaliteit van het aardgas die de beheerders van de aangrenzende vervoerinstallaties moeten respecteren als toeleverende vervoersonderneming bij het injecteren van aardgas op het aardgasvervoersnet;6° de procedures en bepalingen inzake nominatie, hernominatie, toewijzing en de uitwisseling van gegevens;7° de bepalingen inzake toewijzing van aardgas van toepassing op het interconnectiepunt en de wijze waarop er wordt toegewezen in geval van onbeschikbaarheid van meetgegevens;8° bepalingen inzake het gebruik van een operationele balanceringsrekening (OBA);9° de bepalingen inzake minimum aardgasstroom, verandering van de hoeveelheid en van de richting van de aardgasstroom en de wijze waarop deze informatie wordt gecommuniceerd aan de bevrachters;10° de wederzijdse afspraken met betrekking tot het garanderen van het netevenwicht;11° de wederzijdse afspraken betreffende de planning van onderhoudswerken en uitvoering ervan;12° de wederzijdse afspraken betreffende incidentenbeheer en noodsituaties;13° de wederzijdse aansprakelijkheden. § 3. Wijzigingen aan de interconnectie-overeenkomst die gevolgen hebben voor de bevrachters worden hen vooraf ter raadpleging voorgelegd. Afdeling 5. - Rechten en plichten van de bevrachter

Art. 167.Onverminderd de verplichtingen van de netgebruikers bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1.5, voorzien de bevrachters de nodige informatiesystemen teneinde met de beheerder van het aardgasvervoersnet te kunnen communiceren via de overeengekomen interfaces en standaarden.

Art. 168.De bevrachter zal onder meer : 1° verantwoordelijk zijn voor de nominaties aan de ingangs-, uitgangs- en afnamepunten in overeenstemming met het toegangsreglement voor aardgasvervoer en het aardgasvervoerscontract;2° de data en informatie zoals gepreciseerd in het aardgasvervoerscontract ter beschikking stellen van de beheerder van het aardgasvervoersnet;3° de hem toegestane capaciteitsrechten niet gebruiken om de werking van de markt te belemmeren, beperken of verstoren;4° in overleg met zijn afnemers de informatie nodig voor de goede werking van het aardgasvervoersnet ter beschikking stellen van de beheerder van het aardgasvervoernet;5° de informatie waarover hij beschikt inzake onderhoud en werken aan de installaties van zijn eindafnemers verschaffen aan de beheerder van het aardgasvervoersnet;6° de beheerder van het aardgasvervoersnet informeren omtrent de hoeveelheid, de looptijd en de aard van de aardgasvervoersdiensten die hij op het interconnectiepunt heeft onderschreven bij de aangrenzende netbeheerders. HOOFDSTUK 5. - Opslag Afdeling 1. - Standaard opslagcontract

Art. 169.§ 1. Het standaard opslagcontract bevat in elk geval op gedetailleerde wijze : 1° de definities van de in het standaard opslagcontract gebruikte terminologie;2° het voorwerp van het standaard opslagcontract;3° de voorwaarden waaraan de opslagdiensten door de beheerder geleverd worden;4° de rechten en plichten verbonden aan de geleverde opslagdiensten;5° de facturatie en betalingsmodaliteiten;6° in voorkomend geval, de financiële garanties en andere waarborgen;7° de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de beheerder en de opslaggebruikers;8° de bepalingen inzake meten en testen;9° de operationele verplichtingen van de partijen en de aardgaskwaliteitsspecificaties;10° de rechten en verplichtingen inzake het operationele beheer en het onderhoud van de installaties;11° de impact van noodsituaties en situaties van overmacht op de rechten en verplichtingen van partijen;12° de impact van de regels inzake congestiebeheer op de rechten en plichten van partijen;13° de bepalingen in verband met de verhandelbaarheid en overdracht van opslagdiensten;14° de duur van het standaard opslagcontract;15° de bepalingen inzake opschorting, opzeg/beëindiging van het opslagcontract of toegewezen opslagdiensten, onverminderd artikel 80, 4°;16° aanvaarde vormen inzake kennisgeving tussen partijen;17° de bepalingen die van toepassing zijn wanneer de opslaggebruiker foutieve of onvolledige informatie geeft aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;18° de geschillenregeling;19° het toepasselijke recht. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas kan een apart standaard opslagcontract opstellen voor elk van zijn opslaginstallaties voor aardgas waarbij deze standaardcontracten uitsluitend van elkaar mogen verschillen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de respectieve opslaginstallaties voor aardgas. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor opslag

Art. 170.Onverminderd artikel 29, bevat het toegangsreglement voor opslag : 1° het type-dienstenformulier;2° de operationele regels en procedures voor het gebruik van de toegewezen opslagdiensten;3° de procedure van nominatie voor injectie en uitzending;4° de procedure voor reducties en onderbrekingen van opslagdiensten;5° de specificaties inzake aardgaskwaliteit en drukeisen;6° de regels inzake de overschrijding van toegewezen capaciteiten;7° de procedures bij injectie of uitzending van aardgas dat niet beantwoordt aan de specificaties inzake aardgaskwaliteit;8° de procedures in geval van onderhoud van opslaginstallaties;9° de operationele procedures voor het testen en meten, met vermelding van de gemeten parameters en de nauwkeurigheidsgraad;10° de procedure voor uitzend- en injectietesten;11° de procedure voor de omschakeling van de operationele modus van de opslaginstallatie voor aardgas. Afdeling 3. - Opslagprogramma

Art. 171.§ 1. Het opslagprogramma bevat : 1° een uitvoerige beschrijving van het gehanteerde opslagmodel;2° de gereguleerde (verbonden) opslagdiensten die aangeboden worden;3° voor wat betreft de onderbreekbare opslagdiensten de kans op onderbreking en, in uitvoering van artikel 4, 3°, de voorwaarden die vervuld moeten zijn om tot onderbreking van voorwaardelijke opslagdiensten over te gaan en de daarbij gehanteerde criteria;4° de verschillende soorten duurtijd waarvoor de opslagdiensten onderschreven kunnen worden;5° een gebruiksvriendelijke beschrijving van : i) de toewijzingsregels voor de verschillende opslagdiensten op basis van de capaciteitstoewijzingsregels bedoeld in het toegangsreglement voor opslag; ii) de regels, voorwaarden en procedures voor het onderschrijven van opslagdiensten op de primaire markt, met inbegrip van de procedure voor het elektronisch onderschrijven van opslagdiensten, bedoeld in het toegangsreglement voor opslag. iii) de regels inzake de organisatie en werking van de secundaire markt bedoeld in het toegangsreglement voor opslag; iv) de principes voor de berekening van het aardgas op voorraad (in energie en volume) en het aardgas eigen gebruik van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas bedoeld in het toegangsreglement voor opslag. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt een apart opslagprogramma op voor elk van zijn opslaginstallaties voor aardgas. Afdeling 4. - Rechten en plichten

van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas Afdeling 4.1. - Algemeen

Art. 172.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas : 1° biedt opslagdiensten aan die : - rekening houden met de technische beperkingen van de opslaginstallaties voor aardgas : de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas biedt de opslaggebruikers het technisch gedeelte van de opslagcapaciteit aan, na aftrek van de opslagcapaciteit voor eigen operationele doeleinden en de opslagcapaciteit die door de beheerder van het aardgasvervoersnet onderschreven werd voor het vervullen van diens operationele verplichtingen; - een economisch verantwoord gebruik van de opslaginstallaties voor aardgas inhouden. 2° biedt, na raadpleging van de markt, opslagdiensten aan die het beste beantwoorden aan de vraag van de opslaggebruikers en de verhandeling ervan op de secundaire markt vergemakkelijken.Daartoe biedt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de volgende diensten aan : - verbonden opslagdiensten bevattende een volume voor opslag van aardgas, injectie- en uitzendcapaciteit op basis van vastgelegde technische ratio's in op de marktvraag afgestemde pakketten; - afzonderlijke opslagdiensten ter aanvulling van de verbonden opslagdiensten; - vaste en onderbreekbare opslagdiensten met een duurtijd die aan de noden van de markt beantwoordt; - opslagdiensten die consistent zijn met de diensten die worden aangeboden op het aardgasvervoersnet en met het aardgasvervoersmodel dat hierop van toepassing is. 3° stelt capaciteitstoewijzingsregels op die : - een efficiënt en competitief gebruik van de opslaginstallatie voor aardgas en de liquiditeit van de markt bevorderen; - het achterhouden (hoarding) van opslagcapaciteit ontmoedigen en de secundaire markt voor opslagdiensten bevorderen; - de toewijzing en onderschrijving van de opslagcapaciteit door de andere beheerders vastleggen; - geen belemmeringen inhouden van de toegang tot de markt. 4° sluit met de beheerder van het aardgasvervoersnet een interconnectie-overeenkomst bedoeld in afdeling 4.8 van dit hoofdstuk af met het oog op een efficiënte en veilige werking van de opslaginstallaties voor aardgas en het aardgasvervoersnet; 5° stelt de informatie bedoeld in afdeling 4.3 van dit hoofdstuk tijdig ter beschikking van de netgebruikers.

Art. 173.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas bepaalt voor elke opslaggebruiker een rekening aardgas op voorraad, op basis van de toewijzingen van aardgas op de opslaginstallatie voor aardgas en rekening houdend met het aardgas voor eigen verbruik alsook de hoeveelheden aardgas die tussen opslaggebruikers overgedragen werden. § 2. De nominaties van de opslaggebruiker voor de injectie van aardgas kunnen door de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas worden geweigerd wanneer deze zijn rekening aardgas op voorraad overschrijden. § 3. Wanneer de rekening aardgas op voorraad van een opslaggebruiker de toegewezen opslagcapaciteit overschrijdt, kan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de rekening aardgas op voorraad van de opslaggebruiker doen verminderen met de overschrijdende hoeveelheid aardgas. De betrokken opslaggebruiker betaalt aan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de gereguleerde tarifaire toeslagen voor overschrijding van zijn capaciteit daartoe voorzien in zijn opslagcontract.

Art. 174.§ 1. Bij de uitvoering van onderhoudswerken verstoort de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas zo weinig mogelijk de normale werking van de opslagdiensten. § 2. De geplande niet-beschikbaarheid van de opslaginstallatie voor aardgas wordt zoveel mogelijk beperkt tot de periodes en uren die de opslaggebruikers het minste ongemak bezorgen. Daartoe zal de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas : 1° een jaarlijks onderhouds- en testprogramma opstellen;2° de onderhoudswerken tijdig aankondigen aan de opslaggebruikers;3° overleggen met de opslaggebruikers teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op de relevante onderhoudswerken bij de opslaggebruikers;4° overleggen met de andere beheerders teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op de relevante onderhoudswerken bij de andere beheerders;5° de mogelijke invloed van de onderhoudswerken op de opslagdiensten vooraf bepalen. Afdeling 4.2. - Incidentenbeheer en noodsituaties

Art. 175.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt een plan voor incidentenbeheer op en neemt dit op in het toegangsreglement voor opslag. § 2. Het plan voor incidentenbeheer bevat : 1° de verschillende fasen die worden doorlopen in geval van een incident;2° de procedure die door alle betrokken partijen moet gevolgd worden in geval van een incident;3° de concrete maatregelen die de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas neemt voor het beheer van het incident;4° de concrete maatregelen die de andere betrokken partijen dienen te nemen voor het beheer van het incident.Het plan voor incidentenbeheer houdt rekening met de tijdsduur binnen dewelke en de wijze waarop de marktspelers zich op redelijke wijze kunnen herpositioneren. § 3. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt het plan voor incidentenbeheer op na voorafgaand overleg met de beheerder van het aardgasvervoersnet.

Art. 176.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas mag slechts overgaan tot een onderbreking of reductie van de opslagdiensten om een veilige en efficiënte werking van de opslaginstallatie voor aardgas en/of de systeemintegriteit te verzekeren.

Art. 177.§ 1. Wanneer de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas kennis heeft van een incident activeert hij zijn plan voor incidentenbeheer. Indien het gaat om een incident dat een onderbreking of reductie van de opslagdiensten kan veroorzaken, licht hij zo spoedig mogelijk de Commissie, alsook de opslaggebruikers die door de onderbreking of reductie getroffen kunnen worden, in over deze gebeurtenis en de vermoedelijke duur ervan. § 2. In geval van onderbreking of reductie van de opslagdiensten worden deze proportioneel in verhouding tot de toegewezen opslagdiensten gespreid over alle betrokken opslaggebruikers.

Art. 178.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas is bevoegd alle maatregelen te nemen die hij nodig acht teneinde de veiligheid en de systeemintegriteit van de opslaginstallatie voor aardgas te garanderen in geval van een noodsituatie bedoeld in artikel 144 die wordt ingeroepen door een beheerder, een netgebruiker of elke andere belanghebbende persoon of waaraan de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas al dan niet pro-actief het hoofd moet bieden. Indien hij dit nodig acht kan hij het plan voor incidentenbeheer activeren. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas voorziet daartoe de nodige bepalingen in het standaard opslagcontract. § 2. De genomen maatregelen krachtens § 1 zijn tijdelijk, prioritair.

Zij kunnen op elk moment zonder voorafgaande verwittiging door de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas gewijzigd en bijgestuurd worden zolang de noodsituatie aanhoudt. Zij verbinden alle betrokken personen. § 3. De genomen maatregelen worden zonder verwijl ter kennis gebracht van de Commissie en maken het voorwerp uit van een specifiek verslag dat aan de Commissie en de Minister wordt meegedeeld. § 4. De §§ 1 tot 3 zijn ook van toepassing wanneer de noodsituatie zich nog niet heeft voorgedaan maar wanneer de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas meent dat ze zich redelijkerwijs zou kunnen voordoen.

Art. 179.Indien de opslagdiensten onderbroken of gereduceerd worden als gevolg van een noodsituatie bedoeld in artikel 144, brengt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de Commissie en de betrokken opslaggebruikers onverwijld op de hoogte van de oorzaken en de voorziene duur van deze noodsituatie, alsook over de eventuele gevolgen ervan voor de door hem te leveren opslagdiensten.

Art. 180.§ 1. Opslaggebruikers verwittigen de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas van zodra zij getroffen zijn door een gebeurtenis met (mogelijke) gevolgen voor hun aardgasinjectie in de opslaginstallatie voor aardgas. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas maakt melding van elke onderbreking of reductie van de aardgasstromen op het interconnectiepunt in het « register van onderbrekingen en reducties ». Dit register wordt op regelmatige basis aan de Commissie meegedeeld in elektronische vorm en telkens wanneer de Commissie hierom verzoekt.

Art. 181.Afdeling 4.2 geldt onverminderd de bevoegdheid voor de Koning bedoeld in artikel 23 van de gaswet. Afdeling 4.3. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

Art. 182.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt op zijn website op een zinvolle, duidelijke, goed toegankelijke, niet-discriminerende en transparante wijze, uitgebreide en volledige informatie ter beschikking van de netgebruikers waaronder in elk geval de in deze afdeling bedoelde informatie. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas geeft op zijn website een beschrijving van de opslaginstallatie voor aardgas met aanduiding van zijn ligging en vermelding van de interconnectiepunten met de vervoerinstallaties van de andere beheerders. § 3. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas maakt op zijn website een definitielijst bekend, waarin de definities, opgenomen in de door de Commissie krachtens de gaswet en/of dit besluit goedgekeurde standaard opslagcontracten, toegangsreglement voor opslag, andere documenten, en wijzigingen ervan, worden samengebracht. § 4. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas maakt voor elk opslagprogramma de voor de verschillende opslagdiensten gereguleerde tarieven, zoals deze door de Commissie werden goedgekeurd of opgelegd, bekend. Hij stelt een online instrument ter beschikking dat het de netgebruikers mogelijk maakt de gereguleerde tarieven te berekenen verschuldigd voor een bepaalde opslagdienst en na te gaan welke opslagdiensten nog beschikbaar zijn.

Art. 183.§ 1. Voor een periode van minstens de komende drie jaren maakt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas op zijn website de volgende informatie op indicatieve basis bekend : de bruikbare, toegewezen en beschikbare opslagcapaciteiten, injectie- en uitzendcapaciteiten. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt deze informatie ter beschikking zowel voor vaste, onderbreekbare als voorwaardelijke capaciteit. § 3. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas maakt op zijn website de eisen inzake druk en kwaliteit van het aardgas bekend. § 4. De in dit artikel bedoelde informatie wordt aangepast telkens ze op gevoelige wijze verandert, inzonderheid ten gevolge van investeringen en het afsluiten, het wijzigen en het beëindigen van een opslagcontract.

Art. 184.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas stelt ten minste wekelijks via zijn website voor elke opslaginstallatie voor aardgas de volgende informatie ter beschikking : 1° de op korte termijn bruikbare, toegewezen en beschikbare vaste en onderbreekbare opslag-, injectie-, en uitzendcapaciteit waarbij telkens de laatst beschikbare informatie verwerkt is;2° de op korte termijn beschikbare operationele capaciteit op basis van de door de opslaggebruikers genomineerde hoeveelheden;3° voor de voorbije week, de werkelijke geïnjecteerde en uitgezonden aardgasstromen voor elke opslaginstallatie voor aardgas;4° de opslagdiensten die door de opslaggebruikers vrijgegeven werden en op de secundaire markt beschikbaar zijn;5° de informatie waarover hij beschikt inzake de opslaginstallaties voor aardgas of de vervoerinstallaties die een impact kunnen hebben op de opslagdiensten zoals onderhoud op de vervoerinstallaties.

Art. 185.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas maakt op zijn website voor de afgelopen drie jaar per maand bekend : de gemiddelde aardgasstroom, de piekbelasting en de voortschrijdend historische maximale en minimale maandelijkse gebruikspercentages van de bruikbare, beschikbare en toegewezen (vaste en onderbreekbare) opslagcapaciteiten, injectie- en uitzendcapaciteiten alsook de jaarlijkse gemiddelden hiervan. Verder geeft hij op zijn website informatie over reducties en onderbrekingen.

Art. 186.§ 1. Elk jaar, uiterlijk op dertig september, maakt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas op zijn website alle voor het komende opslagseizoen geplande onderhoudswerken bekend aan alle opslaginstallaties voor aardgas, hun duur en de mogelijke impact op de beschikbaarheid van de opslagdiensten. § 2. Tijdens de uitvoering van de geplande en aangekondigde onderhoudswerken, maakt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas per opslaginstallatie voor aardgas een update van de in § 1 bedoelde informatie bekend op zijn website. § 3. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas verstrekt de nodige informatie aan de beheerder van het aardgasvervoersnet opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden.

Art. 187.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas verschaft via elektronische weg de opslaggebruikers bovendien de specifieke informatie vereist voor de toepassing van het opslagcontract. Afdeling 4.4. - Nominaties en hernominaties

Art. 188.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas gaat aan de hand van de nominaties door de opslaggebruikers binnen de hen toegewezen opslagdiensten over tot het beheer van de injectie of uitzending van aardgas.

Art. 189.§ 1. De opslaggebruikers nomineren overeenkomstig de bepalingen en de procedures opgenomen in het toegangsreglement voor opslag. § 2. Op basis van de door de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas verstrekte informatie kunnen de opslaggebruikers hernomineren.

De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas houdt de duur van deze procedure, in samenspraak met onder meer de andere beheerders zo kort als mogelijk.

Art. 190.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas gaat na of de door de opslaggebruikers genomineerde hoeveelheden aardgas en de daarbij horende leveringsondernemingen overeenstemmen met de door de toeleverende vervoersonderneming en/of de beheerder van het aardgasvervoernet verstrekte gegevens, rekening houdend met de bepalingen opgenomen in de interconnectie-overeenkomst opgesteld in uitvoering van afdeling 4.8 van dit hoofdstuk.

Art. 191.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas deelt de resultaten van de controle bedoeld in artikel 190, binnen de termijnen opgenomen in het toegangsregelement voor opslag mee aan de opslaggebruikers. Indien uit deze controle blijkt dat de door de opslaggebruikers opgegeven informatie foutief of onvolledig is, nemen de opslaggebruikers de nodige maatregelen en bezorgen zij de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de nodige bijkomende informatie. Afdeling 4.5. - Toewijzing van aardgas

Art. 192.Onverminderd de bepalingen van het opslagcontract, wijst de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de hoeveelheid geïnjecteerd of uitgezonden aardgas en aardgas op voorraad toe op basis van de nominaties, de meetgegevens en de gegevens verstrekt door de beheerder van het aardgasvervoersnet in het kader van de interconnectie-overeenkomst die tussen deze laatste en de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas gesloten werd.

Art. 193.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas verschaft aan de opslaggebruiker onder meer de volgende informatie : 1° dagelijks, elk uur voor het vorige uur, de geïnjecteerde of uitgezonden aardgashoeveelheid en het niveau van het aardgas op voorraad van de opslaggebruiker alsook de gemiddelde gemeten calorische waarde;2° maandelijks, per dag en per uur, de werkelijk geïnjecteerde aardgashoeveelheid of uitgezonden aardgashoeveelheid en het niveau van het aardgas op voorraad van de opslaggebruiker op basis van gevalideerde meetresultaten samen met de genomineerde hoeveelheden en de hernominaties. § 2. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas deelt de informatie bedoeld in § 1 aan de opslaggebruiker mee : 1° via de maandelijkse factuur in uitvoering van artikel 87 en 2° via een makkelijk toegankelijk op permanente wijze te consulteren elektronisch platform. § 3. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas kan bijkomende informatie ter beschikking stellen van de opslaggebruikers en neemt deze informatiedienst op in zijn opslagprogramma. Afdeling 4.6. - Congestiebeheer

Art. 194.Onverminderd de bepalingen inzake congestiebeheer van hoofdstuk 2, afdeling 1.4, neemt de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas de volgende maatregelen : 1° hij houdt rekening met het tekort aan opslagcapaciteit in België door de opslagcapaciteit toe te wijzen in overeenstemming met de voorrangsregels bedoeld in artikel 15/11, § 2, van de gaswet en de capaciteitstoewijzingsregels voorzien in hoofdstuk 2, afdeling 1.3; 2° hij wijst de beschikbare capaciteiten toe bij de aanvang van ieder opslagseizoen en nadien op een regelmatige weerkerende frequentie op de wijze voorzien in het opslagprogramma rekening houdend met de toewijzingsregels van hoofdstuk 2, afdeling 1.3; 3° hij bevordert een optimale benutting van de opslagcapaciteit door de werking van de secundaire markt te organiseren zoals voorzien in hoofdstuk 2, afdeling 1.5; 4° hij houdt een gebruiksregister van de toegewezen capaciteit bij als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1.4 op basis van een aan de Commissie en opslaggebruikers vooraf meegedeelde berekeningsmethodologie; 5° hij bepaalt de niet-gebruikte capaciteit op basis van het register en de berekeningsmethodologie voorzien in 4°. Afdeling 4.7. - Metingen op de opslaginstallaties voor aardgas

Art. 195.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas meet of oefent toezicht uit op de juistheid van de meting van de geïnjecteerde en uitgezonden aardgasvolumes en verzamelt al deze meetgegevens.

Art. 196.De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas bepaalt de frequentie waarmee de verschillende parameters worden gemeten. Alle geregistreerde meetresultaten worden na controle maandelijks omgezet naar gevalideerde meetresultaten.

Art. 197.De bepalingen van toepassing op de ingangspunten van het aardgasvervoersnet opgenomen in hoofdstuk 4 afdeling 4.7 zijn tevens van toepassing op de opslaginstallaties voor aardgas. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Art. 198.§ 1. De beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas sluit met de beheerder van het aardgasvervoersnet een interconnectie-overeenkomst. § 2. Deze interconnectie-overeenkomst bevat in elk geval : 1° de wederzijdse verplichtingen van de beheerders voor het verstrekken en uitwisselen van de nodige informatie opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden;2° de wijze waarop er gemeten wordt, de nauwkeurigheid waarmee er gemeten wordt en de afspraken inzake kwaliteitscontrole op deze metingen;3° de wijze waarop de betrokken opslaggebruikers de meetmethode en de meetresultaten kunnen evalueren;4° de wederzijdse verplichtingen van de beheerders voor het uitwisselen van de meetgegevens aan elkaar en verstrekken van meetgegevens aan de betrokken opslaggebruikers;5° de wederzijdse criteria inzake druk, temperatuur en kwaliteit van het aardgas die de beheerders van de aangrenzende vervoerinstallaties moeten respecteren als toeleverende aardgasonderneming bij het injecteren van aardgas in de opslaginstallatie voor aardgas;6° de procedures en bepalingen inzake nominatie, hernominatie, toewijzing en de uitwisseling van gegevens;7° de bepalingen inzake toewijzing van aardgas van toepassing op het interconnectiepunt en de wijze waarop er wordt toegewezen in geval van onbeschikbaarheid van meetgegevens;8° bepalingen inzake het gebruik van een operationele balanceringsrekening (OBA);9° de bepalingen inzake minimum aardgasstroom, verandering van de hoeveelheid en de richting van de aardgasstroom en de wijze waarop dit wordt gecommuniceerd aan de opslaggebruiker;10° de wederzijdse afspraken met betrekking tot het garanderen van het netevenwicht;11° de wederzijdse afspraken betreffende onderhoudplanning en uitvoering ervan;12° de wederzijdse afspraken betreffende incidentenbeheer en noodsituaties;13° de wederzijdse aansprakelijkheden. § 3. Wijzigingen aan de interconnectie-overenkomst die gevolgen hebben voor de opslaggebruiker worden hem vooraf ter raadpleging voorgelegd. Afdeling 5. - Rechten en plichten van de opslaggebruiker

Art. 199.Onverminderd de verplichtingen van de netgebruikers bedoeld in hoofdstuk 3, afdeling 1.5, voorzien de opslaggebruikers de nodige informatiesystemen teneinde met de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas te kunnen communiceren via de overeengekomen interfaces en standaarden.

Art. 200.De opslaggebruiker zal onder meer : 1° verantwoordelijk zijn voor de nominaties nodig voor het injecteren en het uitzenden van aardgas in de opslaginstallatie voor aardgas, voor het ter beschikking stellen van het aardgas nodig voor injectie en voor het ontvangen van het uitgezonden aardgas in overeenstemming met het toegangsreglement voor opslag en het opslagcontract;2° de data en informatie zoals gepreciseerd in het opslagcontract ter beschikking stellen van de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas;3° de hem toegestane capaciteitsrechten niet gebruiken om de werking van de markt te belemmeren, beperken of verstoren;4° de beheerder van de opslaginstallatie voor aardgas informeren betreffende de hoeveelheid, de looptijd en de aard van de aardgasvervoersdiensten die hij op het interconnectiepunt heeft onderschreven bij de beheerder van het aardgasvervoersnet. HOOFDSTUK 6. - LNG Afdeling 1. - Standaard LNG-contract

Art. 201.§ 1. Het standaard LNG-contract bevat in elk geval op gedetailleerde wijze : 1° de definities van de in het standaard LNG-contract gebruikte terminologie;2° het voorwerp van het standaard LNG-contract; 3°de voorwaarden waaraan de LNG-diensten door de beheerder van de LNG-installatie geleverd worden; 4° de rechten en plichten verbonden aan de geleverde LNG-diensten;5° de facturatie en betalingmodaliteiten;6° in voorkomend geval, de financiële garanties en andere waarborgen;7° de bepalingen inzake de aansprakelijkheid van de beheerder van de LNG-installatie en van de terminalgebruikers;8° de bepalingen inzake meten en het testen;9° de rechten en plichten van de partijen inzake aardgaskwaliteit en ingeval van afwijking van de kwaliteitsspecificaties van het LNG en van het aardgas;10° de bepalingen voor compensatie van niet-geleverde LNG-diensten;11° de bepalingen inzake gemengde opslag, bewaring, eigendomsrechten van het LNG;12° de rechten en verplichtingen inzake het operationele beheer en het onderhoud van de LNG-installatie;13° de impact van noodsituaties en situaties van overmacht op de rechten en plichten van de partijen;14° de impact van de regels inzake congestiebeheer op de rechten en plichten van de partijen;15° de bepalingen in verband met de verhandelbaarheid en overdracht van LNG-diensten;16° de duur van het standaard LNG-contract;17° de bepalingen inzake opschorting en opzeg/beëindiging van het LNG-contract of toegewezen LNG-diensten, onverminderd artikel 80, 4°;18° aanvaarde vormen inzake kennisgeving tussen partijen;19° de bepalingen van toepassing wanneer de terminalgebruiker foutieve of onvolledige informatie geeft aan de beheerder van de LNG-installatie;20° de geschillenregeling;21° het toepasselijke recht. § 2. De beheerder van de LNG-installatie kan aparte standaard LNG-contracten opstellen : 1° voor de onderschrijving van langetermijndiensten in het kader van een open season procedure;2° voor éénmalige onderschrijvingen van LNG-diensten;3° voor LNG-diensten die de beheerder van de LNG-installatie aanbiedt naast het lossen van LNG-tankers zoals het laden van LNG-trucks en LNG-tankers, cool down van LNG-tankers en kwaliteitsconversie. § 3. De in § 2 bedoelde standaard LNG-contracten mogen uitsluitend van elkaar verschillen om rekening te houden met de specifieke kenmerken van de respectieve LNG-diensten. Afdeling 2. - Toegangsreglement voor LNG

Art. 202.Onverminderd artikel 29 bevat het toegangsreglement voor LNG : 1° het type-dienstenformulier;2° de operationele regels en procedures voor het gebruik van de toegewezen LNG-diensten;3° de regels en procedures van kracht aan de lossingsplaats van de LNG-installatie;4° de regels en procedures voor aankomst, lossen, ligtijd en vertrek van LNG-tankers aan de LNG-installatie;5° de regels ingeval van late aankomst van LNG-tankers, de impact hiervan op het lossen van de LNG-tankers en op het operationeel herschikken van capaciteitsallocaties;6° de procedure voor het plannen en goedkeuren van LNG-tankers;7° de regels voor aardgas op voorraad, aardgas voor eigen gebruik, maandelijkse energiebalans, uitzenden van aardgas in voorraad en bundeling (pooling) van uitzendcapaciteit tussen de terminalgebruikers 8° de regels voor het lenen van LNG of aardgas tussen terminalgebruikers;9° de regels inzake de LNG kwaliteitsspecificaties aan het leveringspunt van de LNG-installatie en de aardgasspecificaties aan het interconnectiepunt van de LNG-installatie;10° de regels bij levering van LNG en uitzending van aardgas dat niet beantwoordt aan de specificaties inzake kwaliteit;11° de operationele procedures voor het testen en de metingen van het LNG (gemeten parameters en precisiegraad) aan het leveringspunt en de operationele procedures voor het testen en de metingen van aardgas (gemeten parameters en precisiegraad) aan het interconnectiepunt;12° de operationele regels bij onderhoud;13° de procedure bij reducties en onderbrekingen;14° de operationele regels inzake nominaties en hernominaties;15° de regels inzake overschrijding van toegewezen capaciteiten;16° de regels voor de vrijgave van niet-gebruikte LNG-diensten;17° de regels en procedures voor het gebruik van de diensten bedoeld in artikel 201, § 2, 3°. Afdeling 3. - LNG-programma

Art. 203.Het LNG-programma voor LNG-diensten bevat : 1° een uitvoerige beschrijving van het gehanteerde LNG-model;2° de verschillende gereguleerde LNG-diensten die aangeboden worden;3° voor wat betreft de onderbreekbare LNG-diensten, de kans op onderbreking en, in uitvoering van artikel 4, 3°, de voorwaarden die vervuld moeten zijn om tot onderbreking van voorwaardelijke LNG-diensten over te gaan en de daarbij gehanteerde criteria;4° de verschillende duurtijden waaronder de LNG-diensten kunnen worden onderschreven;5° een gebruiksvriendelijke beschrijving van : i) de toewijzingsregels voor de verschillende LNG-diensten op basis van de capaciteitstoewijzingsregels bedoeld in het toegangsreglement voor LNG; ii) de regels, voorwaarden en procedures voor het onderschrijven van LNG-diensten op de primaire markt, met inbegrip van de procedure voor het elektronisch onderschrijven van LNG-diensten, bedoeld in het toegangsreglement voor LNG; iii) de regels inzake de organisatie en werking van de secundaire markt bedoeld in het toegangsreglement voor LNG; iv) de principes voor de berekening van het aardgas op voorraad (in energie en volume) en het aardgas eigen gebruik van de beheerder van de LNG-installatie bedoeld in het toegangsreglement voor LNG. Afdeling 4. - Rechten en plichten van de beheerder van de

LNG-installatie Afdeling 4.1. - Algemeen

Art. 204.De beheerder van de LNG-installatie : 1° biedt LNG-diensten aan die : - rekening houden met de technische beperkingen van de LNG-installatie.De beheerder van de LNG-installatie biedt de terminalgebruikers het technisch gedeelte van de LNG-installatie aan, na aftrek van de LNG-capaciteit voor eigen operationele doeleinden en de LNG-capaciteit die door de beheerder van het aardgasvervoersnet onderschreven werd voor het vervullen van diens operationele verplichtingen; - een economisch verantwoord gebruik van de LNG-installatie inhouden. 2° biedt, na raadpleging van de markt, LNG-diensten aan die het beste beantwoorden aan de vraag van de terminalgebruikers en de verhandeling ervan op de secundaire markt vergemakkelijken.Daartoe biedt de beheerder van de LNG-installatie de volgende diensten aan : - verbonden LNG-diensten bevattende, lossen van LNG-tankers, opslagruimte, injectie- en uitzendcapaciteit op basis van vastgelegde technische ratio's in op de marktvraag afgestemde pakketten; - afzonderlijke LNG-diensten; - vaste en onderbreekbare LNG-diensten met duurtijd die aan de noden van de markt beantwoorden; - diensten die consistent zijn met de diensten die worden aangeboden op het aardgasvervoersnet en met het aardgasvervoersmodel dat hierop van toepassing is. 3° stelt capaciteitstoewijzingsregels op die : - een efficiënt en competitief gebruik van de LNG-installatie en de liquiditeit van de markt bevorderen; - het achterhouden (hoarding) van LNG-diensten ontmoedigen en de secundaire markt voor LNG-diensten bevorderen; - de toewijzing en onderschrijving van de LNG-capaciteit door de andere beheerders vastleggen; - geen belemmeringen inhouden van de toegang tot de markt. 4° sluit met de beheerder van het aardgasvervoersnet een interconnectie-overeenkomst bedoeld in afdeling 4.8 van dit hoofdstuk af met het oog op een efficiënte en veilige werking van de LNG-installatie en het aardgasvervoersnet. 5° stelt de informatie voorzien in afdeling 4.3 van dit hoofdstuk tijdig ter beschikking van de netgebruikers.

Art. 205.De beheerder van de LNG-installatie bepaalt voor elke terminalgebruiker op uurbasis een rekening aardgas op voorraad, op basis van de toewijzingen van LNG en aardgas op de LNG-installatie en rekening houdende met het aardgas voor eigen gebruik en de hoeveelheden LNG die tussen terminalgebruikers overgedragen werden.

Art. 206.§ 1. Een geprogrammeerde LNG-tanker en zijn genomineerde hoeveelheid LNG worden door de beheerder van de LNG-installatie aanvaard aan het ingangspunt van de LNG-installatie voor zover deze genomineerde hoeveelheid LNG de onderschreven LNG-opslagcapaciteit niet overschrijdt en voor zover alle van toepassing zijnde voorwaarden van het LNG-contract vervuld zijn. § 2. De nominaties van een terminalgebruiker voor de uitzending van het hervergaste LNG kunnen door de beheerder van LNG-installatie tijdelijk worden geweigerd in de mate dat deze zijn rekening aardgas op voorraad negatief kan maken. § 3. Wanneer de rekening aardgas op voorraad van een terminalgebruiker zijn toegewezen LNG-opslagcapaciteit overschrijdt en dit het lossen van een LNG-tanker dreigt te beletten of te verstoren, kan de beheerder van de LNG-installatie de rekening aardgas op voorraad van de terminalgebruiker doen verminderen met de overschrijdende hoeveelheid LNG. De betrokken terminalgebruiker betaalt aan de beheerder van de LNG-installatie de gereguleerde tarifaire toeslagen voor overschrijding van zijn capaciteit.

Art. 207.§ 1. Bij de uitvoering van de onderhoudwerken verstoort de beheerder van de LNG-installatie zo weinig mogelijk de normale werking van de LNG-installatie. § 2. De geplande niet-beschikbaarheid van de LNG-installatie wordt zoveel mogelijk beperkt tot de periodes die de terminalgebruikers het minste ongemak bezorgen.

Daartoe zal de beheerder van de LNG-installatie : 1° een jaarlijks onderhoud- en testprogramma opstellen;2° de onderhoudswerken tijdig aankondigen aan de terminalgebruikers;3° overleggen met de terminalgebruikers teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op de relevante onderhoudswerken bij de terminalgebruikers;4° overleggen met de andere beheerders teneinde voor zijn onderhoudswerken zoveel als redelijkerwijze mogelijk af te stemmen op of zoveel als mogelijk rekening te houden met de relevante onderhoudswerken bij de andere beheerders;5° de mogelijke invloed van de onderhoudswerken op de LNG-diensten vooraf bepalen. Afdeling 4.2. - Incidentenbeheer en noodsituaties

Art. 208.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie stelt een plan voor incidentenbeheer op en neemt dit op in het toegangsreglement voor LNG. § 2. Het plan voor incidentenbeheer bevat : 1° de verschillende fasen die worden doorlopen in geval van een incident;2° de procedure die door alle betrokken partijen moet gevolgd worden in geval van incident;3° de concrete maatregelen die de beheerder van de LNG-installatie neemt voor het beheer van het incident;4° de concrete maatregelen die de betrokken partijen dienen te nemen voor het beheer van het incident. Het plan voor incidentenbeheer houdt rekening met de tijdsduur binnen dewelke en de wijze waarop de marktspelers zich op redelijke wijze kunnen herpositioneren. § 3. De beheerder van de LNG-installatie stelt het plan voor incidentenbeheer op na voorafgaand overleg met de beheerder van het aardgasvervoersnet.

Art. 209.De beheerder van de LNG-installatie mag slechts overgaan tot een onderbreking of reductie van de LNG-diensten om een veilige en efficiënte werking van de LNG-installatie en/of de systeemintegriteit te verzekeren.

Art. 210.§ 1er. Wanneer de beheerder van de LNG-installatie kennis heeft van een incident activeert hij zijn plan voor incidentenbeheer.

Indien het gaat om een incident dat een onderbreking of reductie van de LNG-diensten kan veroorzaken licht hij zo spoedig mogelijk de Commissie en de terminalgebruikers die door de onderbreking of reductie getroffen kunnen worden in over deze gebeurtenis en de voorzienbare duur ervan. § 2. Ingeval van onderbreking of reductie van de LNG-diensten worden deze proportioneel in verhouding met de toegewezen LNG-diensten gespreid over alle betrokken terminalgebruikers.

Art. 211.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie is bevoegd alle maatregelen te nemen die hij nodig acht teneinde de veiligheid en de systeemintegriteit van de LNG-installatie te garanderen in geval van een noodsituatie bedoeld in artikel 144 die wordt ingeroepen door een beheerder, een netgebruiker of elke andere belanghebbende persoon of waaraan de beheerder van de LNG-installatie al dan niet pro-actief het hoofd moet bieden. Indien hij dit nodig acht kan hij het plan voor incidentenbeheer activeren. De beheerder van de LNG-installatie voorziet daartoe de nodige bepalingen in het standaard LNG-contract. § 2. De genomen maatregelen krachtens § 1 zijn tijdelijk, prioritair.

Zij kunnen op elk moment zonder voorafgaande verwittiging door de beheerder van de LNG-installatie gewijzigd en bijgestuurd worden zolang de noodsituatie aanhoudt. Zij verbinden alle betrokken personen. § 3. De genomen maatregelen worden zonder verwijl ter kennis gebracht van de Commissie en maken het voorwerp uit van een specifiek verslag dat aan de Commissie en de Minister wordt meegedeeld. § 4. De §§ 1 tot 3 zijn ook van toepassing wanneer de noodsituatie zich nog niet heeft voorgedaan maar wanneer de beheerder van de LNG-installatie meent dat ze zich redelijkerwijs zou kunnen voordoen.

Art. 212.Indien de LNG-diensten onderbroken of gereduceerd worden als gevolg van een noodsituatie bedoeld in artikel 144, brengt de beheerder van de LNG-installatie de Commissie en de betrokken terminalgebruikers onverwijld op de hoogte van de oorzaken en de voorziene duur van deze noodsituatie, alsook over de eventuele gevolgen ervan voor de door hem te leveren LNG-diensten.

Art. 213.§ 1. Terminalgebruikers verwittigen de beheerder van de LNG-installatie van zodra zij getroffen zijn door een gebeurtenis met (mogelijke) gevolgen voor hun activiteiten op de LNG-installatie. § 2. De beheerder van de LNG-installatie maakt melding van elke onderbreking of reductie van de aardgasstromen in het « register van onderbrekingen en reducties ». Dit register wordt op regelmatige basis aan de Commissie meegedeeld in elektronische vorm en telkens wanneer de Commissie hierom verzoekt.

Art. 214.Afdeling 4.2 geldt onverminderd de bevoegdheid voor de Koning bedoeld in artikel 23 van de gaswet. Afdeling 4.3. - Informatie verschaffen aan de netgebruikers

Art. 215.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie stelt via zijn website op een zinvolle, duidelijke, goed toegankelijke, niet-discriminerende en transparante wijze, relevante, actuele en volledige informatie ter beschikking van de netgebruikers. § 2. De beheerder van de LNG-installatie geeft op zijn website een beschrijving van de LNG-installatie met aanduiding van zijn ligging en vermelding van de interconnectiepunten met de vervoerinstallaties van de andere beheerders. § 3. De beheerder van de LNG-installatie publiceert op zijn website een lijst met de goedgekeurde LNG-tankers. § 4. De beheerder van de LNG-installatie maakt op zijn website een definitielijst bekend, waarin de definities, opgenomen in de door de Commissie krachtens de gaswet en/of dit besluit goedgekeurde standaard LNG-contracten, toegangsreglement voor LNG, andere documenten, en wijzigingen ervan, worden samengebracht. § 5. De beheerder van de LNG-installatie publiceert samen met het LNG-programma de voor de verschillende LNG-diensten gereguleerde tarieven, zoals deze door de Commissie werden goedgekeurd of opgelegd.

Hij stelt een online instrument ter beschikking dat het de netgebruikers mogelijk maakt de gereguleerde tarieven te berekenen verschuldigd voor een bepaalde LNG-dienst en de beschikbaarheid van LNG-diensten alsook het niveau van niet-gebruikte LNG-diensten na te gaan.

Art. 216.§ 1. Voor een periode van minstens de komende drie jaren maakt de beheerder van de LNG-installatie op zijn website de volgende informatie op indicatieve basis bekend : de bruikbare, toegewezen en beschikbare LNG-diensten. § 2. De beheerder van de LNG-installatie stelt deze informatie ter beschikking zowel voor vaste als onderbreekbare capaciteit. § 3. De beheerder van de LNG-installatie maakt op zijn website de eisen inzake druk en kwaliteit bekend. § 4. De in dit artikel bedoelde informatie wordt aangepast telkens ze op gevoelige wijze verandert, inzonderheid ten gevolge van het afsluiten, het wijzigen en het beëindigen van een LNG-contract.

Art. 217.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie stelt iedere werkdag op zijn website de volgende informatie ter beschikking : 1° de op korte termijn bruikbare, de toegewezen en de beschikbare vaste en onderbreekbare LNG-diensten op basis van de meest recente beschikbare informatie;2° de op korte termijn beschikbare operationele capaciteit op basis van de door de terminalgebruikers genomineerde hoeveelheden;3° voor de voorbije week, de werkelijke geïnjecteerde en uitgezonden aardgasstromen;4° de LNG-diensten die door de terminalgebruikers vrijgegeven werden en op de secundaire markt beschikbaar zijn;5° de informatie waarover hij beschikt inzake de LNG-installatie, het aardgasvervoersnet of de lossingshaven en die een impact kunnen hebben op de LNG-diensten zoals onderhoud, pannes, noodsituaties op de LNG-installatie en/of op het aardgasvervoersnet.

Art. 218.De beheerder van de LNG-installatie publiceert op zijn website voor de afgelopen drie jaar per maand de gemiddelde aardgasstroom en de piekbelasting en de voortschrijdende historische maximale en minimale maandelijkse gebruikspercentages van de LNG-diensten alsook de jaarlijkse gemiddelden hiervan.

Art. 219.§ 1. Elk jaar, uiterlijk op dertig september, maakt de beheerder van de LNG-installatie op zijn website alle voor het komende kalenderjaar geplande onderhoudswerken, hun duur en de mogelijke impact op de beschikbaarheid van de LNG-diensten bekend. § 2. Tijdens de uitvoering van de geplande en aangekondigde onderhoudswerken, maakt de beheerder van de LNG-installatie een update van de in § 1 bedoelde informatie bekend op zijn website. § 3. De beheerder van de LNG-installatie verstrekt de nodige informatie aan de beheerder van het aardgasvervoersnet opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden.

Art. 220.De beheerder van de LNG-installatie verschaft de terminalgebruikers bovendien de specifieke informatie vereist voor de toepassing van het LNG-contract. Afdeling 4.4. - Nominaties en hernominaties

Art. 221.De beheerder van de LNG-installatie gaat aan de hand van de nominaties door de terminalgebruikers binnen de hen toegewezen LNG-diensten over tot de planning van het lossen van de LNG-tankers, de opslag en de uitzending van aardgas.

Art. 222.§ 1. De terminalgebruikers nomineren overeenkomstig de bepalingen en procedures opgenomen in het toegangsreglement voor LNG. § 2. Op basis van de door de beheerder van de LNG-installatie verstrekte informatie kunnen de terminalgebruikers hernomineren. De beheerder van de LNG-installatie houdt de duur van deze procedure in samenspraak met onder meer de andere beheerders zo kort als mogelijk.

Art. 223.De beheerder van de LNG-installatie gaat na of de door de terminalgebruikers genomineerde hoeveelheden aardgas met de door de beheerder van het aardgasvervoersnet verstrekte gegevens, rekening houdend met de bepalingen opgenomen in de interconnectie-overeenkomst opgesteld in uitvoering van afdeling 4.8 van dit hoofdstuk.

Art. 224.De beheerder van de LNG-installatie deelt de resultaten van de controle bedoeld in artikel 223 binnen de termijnen bepaald in het toegangsreglement voor LNG, mee aan de terminalgebruikers. Indien uit deze controle blijkt dat de door de terminalgebruikers opgegeven informatie foutief of onvolledig is, nemen de terminalgebruikers de nodige maatregelen en bezorgen zij de beheerder van de LNG-installatie de nodige bijkomende informatie. Afdeling 4.5. - Toewijzing van LNG en aardgas

Art. 225.De beheerder van de LNG-installatie wijst de hoeveelheid gelost LNG, aardgas op voorraad en uitgezonden aardgas toe aan elke terminalgebruiker op basis van : 1° de meetgegevens op de LNG-installatie;2° de nominaties en hernominaties voor de uitzending van LNG;3° de meetgegevens verstrekt door de beheerder van het aardgasvervoersnet krachtens de interconnectie-overeenkomst die deze laatste met de beheerder van de LNG-installatie afgesloten heeft;4° de bepalingen van het LNG-contract.

Art. 226.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie verschaft aan de terminalgebruikers ondermeer de volgende informatie : 1° dagelijks, elk uur voor het vorige uur, de uitgezonden aardgashoeveelheid en het niveau van het aardgas op voorraad van de terminalgebruiker alsook de gemiddelde gemeten calorische waarde;2° maandelijks per dag en per uur, de werkelijke uitgezonden aardgashoeveelheid en het niveau van het aardgas op voorraad van de terminalgebruiker op basis van gevalideerde meetresultaten samen met de genomineerde hoeveelheden en de hernominaties. § 2. De beheerder van de LNG-installatie deelt de informatie bedoeld in § 1 aan de terminalgebruiker mee : 1° via de maandelijkse factuur in uitvoering van artikel 87 en 2° via een makkelijk toegankelijk op permanente wijze te consulteren elektronisch platform. § 3. De beheerder van de LNG-installatie kan bijkomende informatie ter beschikking stellen aan de terminalgebruiker en neemt deze informatiedienst op in zijn LNG-programma. Afdeling 4.6. - Congestiebeheer

Art. 227.Onverminderd de bepalingen inzake congestiebeheer van hoofdstuk 2, afdeling 1.4 neemt de beheerder van de LNG-installatie de volgende maatregelen voor het verhandelen van LNG-diensten : 1° hij zorgt ervoor dat de capaciteiten van de LNG-installatie optimaal gebruikt worden;2° hij biedt op de primaire markt de nog beschikbare capaciteiten aan; 3° hij bevordert een optimale benutting van de capaciteiten door de werking van de secundaire markt te organiseren overeenkomstig hoofdstuk 2, afdeling 1.5; 4° hij houdt een gebruiksregister van de toegewezen LNG-diensten bij als bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 1.4 op basis van een aan de Commissie en terminalgebruikers vooraf meegedeelde berekeningsmethodologie; 5° hij bepaalt de niet-gebruikte LNG-diensten op basis van het gebruiksregister en de berekeningsmethodologie bedoeld in 4°. Afdeling 4.7. - Metingen op de LNG-installatie

Art. 228.De beheerder van de LNG-installatie meet of oefent toezicht uit op de juistheid van de meting van de geïnjecteerde LNG-volumes en uitgezonden aardgasvolumes aan het leveringspunt en interconnectiepunt van de LNG-installatie en verzamelt al deze meetgegevens.

Art. 229.De beheerder van de LNG-installatie bepaalt de frequentie waarmee de verschillende parameters worden gemeten. Alle geregistreerde meetresultaten worden na controle maandelijks omgezet naar gevalideerde meetresultaten.

Art. 230.De bepalingen van toepassing op de ingangspunten van het aardgasvervoersnet voorzien in hoofdstuk 4, afdeling 4.7 zijn tevens van toepassing op de LNG-installaties. Afdeling 4.8. - Interconnectie-overeenkomst

Art. 231.§ 1. De beheerder van de LNG-installatie sluit met de beheerder van het aardgasvervoersnet een interconnectie-overeenkomst. § 2. Deze interconnectie-overeenkomst bevat in elk geval : 1° de wederzijdse verplichtingen van de beheerders voor het verstrekken en uitwisselen van de nodige informatie opdat het aardgasvervoer op een veilige en doelmatige wijze kan plaatsvinden;2° de wijze waarop er gemeten wordt, de nauwkeurigheid waarmee er gemeten wordt en de afspraken inzake kwaliteitscontrole op deze metingen;3° de wijze waarop de betrokken terminalgebruikers de meetmethode en de meetresultaten kunnen evalueren;4° wederzijdse verplichten van de beheerders voor het verstrekken van de meetgegevens aan elkaar en aan de betrokken terminalgebruikers;5° de wederzijdse criteria inzake druk en kwaliteit van het aardgas die de beheerder van de LNG-installatie moet respecteren als toeleverende vervoersonderneming bij de uitzending van hervergast LNG;6° de procedures en bepalingen inzake nominatie, hernominatie, toewijzing en de uitwisseling van gegevens;7° de bepalingen inzake toewijzing van aardgas van toepassing op het interconnectiepunt en de wijze waarop er wordt toegewezen in geval van onbeschikbaarheid van meetgegevens;8° bepalingen inzake het gebruik van een operationele balanceringsrekening (OBA);9° de bepalingen inzake minimum aardgasstroom, verandering van de hoeveelheid van de aardgasstroom en de wijze waarop dit wordt gecommuniceerd aan de terminalgebruiker;10° de wederzijdse afspraken met betrekking tot het garanderen van het netevenwicht;11° de wederzijdse afspraken betreffende onderhoudplanning en uitvoering ervan;12° de wederzijdse afspraken betreffende incidentenbeheer en noodsituaties;13° de wederzijdse aansprakelijkheden. § 3. Wijzigingen aan de interconnectie-overenkomst die gevolgen hebben voor de terminalgebruiker worden hem vooraf ter raadpleging voorgelegd. Afdeling 5. - Rechten en plichten van de terminalgebruiker

Art. 232.Onverminderd de verplichtingen van de terminalgebruiker bepaald in hoofdstuk 3, afdeling 1.5, voorziet de terminalgebruiker de nodige informatiesystemen teneinde met de beheerder van de LNG-installatie te kunnen communiceren via de overeengekomen interfaces en standaarden.

Art. 233.De terminalgebruiker zal onder meer : 1° verantwoordelijk zijn voor de nominaties nodig voor het injecteren van LNG en het uitzenden van aardgas en het ter beschikking stellen van het LNG nodig voor injectie en voor het ontvangen van het uitgezonden aardgas in overeenstemming met het toegangsreglement voor LNG en het LNG-contract;2° de data en informatie zoals gepreciseerd in het LNG-contract ter beschikking stellen van de beheerder van de LNG-installatie;3° de hem toegestane capaciteitsrechten niet gebruiken om de werking van de markt te belemmeren, beperken of verstoren;4° de beheerder van de LNG-installatie informeren over de hoeveelheid, de looptijd en de aard van de aardgasvervoersdiensten die hij op het interconnectiepunt heeft onderschreven bij de beheerder van het aardgasvervoersnet. HOOFDSTUK 7. - Strafbepalingen

Art. 234.Inbreuken op de bepalingen van hoofdstuk 2, afdelingen 1.4 en 3 enerzijds en van hoofdstuk 3, afdeling 1.5, van hoofdstuk 4, afdelingen 4.4 en 5, van hoofdstuk 5, afdelingen 4.3 en 5 en van hoofdstuk 6, afdelingen 4.3 en 5 met betrekking tot de mededeling van informatie door of aan de netbeheerder anderzijds worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een geldboete van 1,23 tot 495,78 euro of met één van die straffen. HOOFDSTUK 8. - Wijzigingsbepalingen

Art. 235.Er wordt een artikel 22bis aan het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas toegevoegd dat als volgt luidt : «

Art. 22bis.De leveringsonderneming die op vraag van de afnemer een vervoerscontract afsloot of liet afsluiten met de beheerder van het aardgasvervoersnet bezorgt deze afnemer onverwijld de bevestiging van het feit dat een vervoerscontract voor zijn aardgasbehoeften werd afgesloten alsmede van de duurtijd van de toegewezen vervoersdiensten.

De leveringsonderneming bezorgt op verzoek van de afnemer alle andere nuttige informatie met betrekking tot het vervoerscontract dat voor zijn aardgasbehoeften op het afnamepunt werd afgesloten. » HOOFDSTUK 9. - Opheffingsbepalingen

Art. 236.Het koninklijk besluit van 4 april 2003 betreffende de gedragscode inzake toegang tot de vervoersnetten voor aardgas wordt opgeheven.

Art. 237.De artikelen 13 tot en met 16 en 17, 7° van het koninklijk besluit van 12 juni 2001 betreffende de algemene voorwaarden voor de levering van aardgas en de toekenningsvoorwaarden van de leveringsvergunningen voor aardgas worden opgeheven. HOOFDSTUK 1 0. - Overgangsbepalingen

Art. 238.§ 1. De voor de datum van inwerkingtreding van artikel 63 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) door de Commissie goedgekeurde belangrijkste voorwaarden blijven van toepassing tot op de datum van inwerkingtreding van dit besluit, van de met toepassing van de gaswet en dit besluit goedgekeurde standaardcontracten en toegangsreglementen, met betrekking tot de daarin behandelde onderwerpen. § 2. De voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit door de Commissie goedgekeurde netwerkcodes blijven van toepassing tot op de datum van inwerkingtreding van de met toepassing van de gaswet en dit besluit goedgekeurde toegangsreglementen. § 3. De voor de datum van inwerkingtreding van dit besluit door de Commissie goedgekeurde indicatieve vervoersprogramma's blijven van toepassing tot op de datum van inwerkingtreding van de met toepassing van dit besluit goedgekeurde dienstenprogramma's.

Art. 239.Tot op de datum van inwerkingtreding van de door de Commissie met toepassing van de gaswet en dit besluit goedgekeurde toegangsreglementen, moet de term « toegangsreglement » in de artikelen 69, § 3, 73, § 1, 112, 147, § 4, 154, § 1, 168, 171, § 1, 182, § 3, 189, § 1, 200, 203, 215, § 4, 222, § 1 en 233 begrepen worden als de op datum van inwerkingtreding van dit besluit door de Commissie goedgekeurde netwerkcode.

Art. 240.In afwijking van artikel 238, § 1, worden de op datum van inwerkingtreding van dit besluit in uitvoering zijnde vervoerscontracten verder uitgevoerd overeenkomstig de daarop toepasselijke, door de Commissie voor de datum van inwerkingtreding van artikel 63 van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) goedgekeurde, belangrijkste voorwaarden onverminderd artikel 15/19 van de gaswet en de bepalingen van dit besluit met dien verstande dat ze niet moeten worden aangepast aan de op grond van de gaswet en dit besluit goedgekeurde standaardcontracten. HOOFDSTUK 1 1. - Uitvoeringsbepaling

Art. 241.De Minister bevoegd voor Energie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 december 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Energie, P. MAGNETTE

^