Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 januari 1998
gepubliceerd op 20 maart 1998

Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1998000125
pub.
20/03/1998
prom.
23/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/23/1998000125/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 1998. Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen strekt ertoe de uitvoering van artikel 5, tweede lid, a), en 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, zoals gewijzigd respectievelijk bij de wetten van 19 juli 1991 en 15 januari 1990, tenlijken.

In dit geval gaat het erom de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen toegang tot de in het Rijksregister van de natuurlijke personen geregistreerde informatiegegevens en gebruik van het identificatienummer ervan te verlenen.

Het blijkt dat de toegang tot de gegevens van het Rijksregister het werk van beheer van de sociale woningen dat door de erkende maatschappijen wordt uitgevoerd, aanzienlijk zou kunnen vergemakkelijken, door een betere bijwerking van de gegevens betreffende de personen die een sociale woning betrekken of een premie voor het verwerven van een eerste woning genieten, gegevens die deze maatschappijen nodig hebben.

Behalve om de situatie van privé-personen die zij rechtstreeks helpt te controleren, is de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting van mening dat zij een machtiging tot toegang tot het Rijksregister kan krijgen in minstens even ruime mate als de maatschappijen die zij erkent, omwille van de controle die zij op deze moet uitvoeren.

Om erkend te worden moeten deze maatschappijen voldoen aan de voorwaarden die worden voorgeschreven door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 8 september 1988 tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, van de beheersregelen en van de modaliteiten inzake controle van publiekrechtelijke bouwmaatschappijen.

Er werd bijzondere aandacht gewijd aan het onderzoek om vast te stellen of het nuttig is dat de betrokken Regionale Maatschappij alsook de publiekrechtelijke bouwmaatschappijen die zij erkent beschikken over de negen gegevens van het Rijksregister. Het blijkt dat de gevraagde informatiegegevens noodzakelijk zijn voor het vervullen van hun taken, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van besluit, door deze instellingen.

In dit opzicht is het nodig te verduidelijken dat de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° (naam en voornamen), 2° (geboorteplaats en -datum), 3° (geslacht), 4° (nationaliteit), 5° (hoofdverblijfplaats), en 6° (plaats en datum van overlijden) van de voormelde wet van 8 augustus 1983, de minimale gegevens zijn die noodzakelijk zijn om een dossier met betrekking tot een natuurlijke persoon samen te stellen.

De kennis van de informatiegegevens met betrekking tot het beroep, de burgerlijke staat en de samenstelling van het gezin (respectievelijk opgesomd onder 7°, 8° en 9° van dezelfde bepaling) blijkt bovendien ook zeer nuttig te zijn.

Enerzijds is de toegang tot elk van deze informatiegegevens vereist met toepassing van het besluit van de Waalse Regering van 9 juni 1994 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de "Société régionale wallonne du Logement" (Waalse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij) hypothecaire leningen toestaat (cfr. in het bijzonder de artikelen 1, 3, 4, § 1, en 13). De voorwaarden waaraan de aanvrager en zijn gezin moeten voldoen zijn verder uitgewerkt in de regeling van de hypothecaire leningen die toegekend worden door de Waalse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij, deze regeling wordt bedoeld in de bijlage van het besluit van de Waalse Regering van 14 juli 1994 tot goedkeuring ervan. De informatie met betrekking tot het beroep zal deze maatschappij in het bijzonder toelaten de voorwaarde betreffende het bedrag van de inkomens in hoofde van de aanvrager te evalueren.

Anderzijds is de toegang tot de voormelde gegevens volledig te rechtvaardigen in het kader van de toepassing van de bepalingen van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 betreffende de huur van woningen beheerd door de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting of de door haar erkende maatschappijen, zoals het later werd gewijzigd. Bijvoorbeeld, de toewijzingscriteria voor een leegstaande woning, bedoeld in artikel 6, § 3, van dit besluit, hebben met name betrekking op het beroep, de burgerlijke staat alsook de samenstelling van het gezin van de aanvrager.

Wat de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen die zijn aangebracht aan de informatiegegevens, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 (opeenvolgende wijzigingen van de gegevens) betreft, kan in de tijd worden teruggegaan ten belope van een periode van vijf jaar in de mate dat, overeenkomstig artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de huren van huizen en de interesten van geleende sommen verjaren door verloop van dit aantal jaren.

Het recht van toegang moet bovendien georganiseerd worden binnen de perken van de behoeften en de specifieke opdrachten van de openbare vastgoedmaatschappijen en in naleving van de regels van bescherming van gegevens die worden voorgeschreven bij artikel 11 van de voormelde wet van 8 augustus 1983.

Aldus, en in het belang zelf van de personen op wie de in het Rijksregister geregistreerde informatiegegevens betrekking hebben, moet het aantal personen dat toegang heeft tot het Rijksregister strikt worden beperkt.

Aan die bekommernis wordt tegemoet gekomen door enkel de persoon die bij name en schriftelijk door de Raad van bestuur van elke publiekrechtelijke bouwmaatschappij is aangewezen toelating te verlenen het Rijksregister te raadplegen, zonder de mogelijkheid dat deze uit zijnen hoofde kan worden overgedragen.

Wat de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting betreft, is de toegang tot het Rijksregister beperkt tot enkel de Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal, alsook tot de personeelsleden die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectievelijke bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk door de Directeur-generaal werden aangewezen.

Door het gebruik van het identificatienummer zouden bovendien de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen op een meer doeltreffende wijze hun regels van tegemoetkoming kunnen toepassen alsook hun controle betreffende de situatie van de personen aan wie zij overeenkomstig hun opdracht van algemeen belang steun verlenen.

Net zoals wat de toegang tot de informatiegegevens betreft, staat het ontwerp van besluit het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen slechts toe met eerbiediging van dezelfde regels met betrekking tot de bescherming van de gegevens.

De lijst van de personen aan wie toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister en machtiging tot gebruik van het identificatienummer werd verleend zal jaarlijks worden opgesteld door de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en zal volgens dezelfde periodiciteit naar de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer worden gestuurd.

Er werd rekening gehouden met de opmerkingen geformuleerd door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in het advies dat zij heeft uitgebracht op 15 mei 1996, onder het nummer 11/96. Onder voorbehoud van deze opmerkingen, die zowel betrekking hebben op de doeleinden waarvoor toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister verleend wordt, als op de aanduiding van de personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de informatiegegevens van dit Register en om het identificatienummer te gebruiken, is het advies gunstig voor de tekst van het ontwerp.

De Raad van State heeft zijn advies uitgebracht op 6 oktober 1997. Het ontwerp van besluit houdt rekening met de opmerkingen geformuleerd in dit advies.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

ADVIES Nr. 11/96 VAN 15 MEI 1996 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992, en op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag van 28 maart 1996 van de Minister van Binnenlandse Zaken, door de Commissie ontvangen op 2 april 1996;

Gelet op het verslag van Mevr. N. Lepoivre, Brengt op 15 mei 1996 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG Het ontwerp van koninklijk besluit dat de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd strekt ertoe de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen toegang te verlenen tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en te machtigen het identificatienummer ervan te gebruiken.

De lijst van de erkende maatschappijen gaat als bijlage bij dit ontwerp van koninklijk besluit.

II. OPBOUW VAN HET KONINKLIJK BESLUIT De artikelen 1, eerste lid, en 3, van het ontwerp van koninklijk besluit hebben betrekking op de taken waarvoor de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en het gebruik van het identificatienummer ervan wordt gevraagd.

De artikelen 2 en 4 betreffen de grenzen waarbinnen de informatiegegevens van het Rijksregister en het identificatienummer mogen worden gebruikt.

De artikelen 1, derde lid, en 3, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit vermelden de hoedanigheid van de natuurlijke personen die toegang krijgen tot het Rijksregister en gemachtigd worden het identificatienummer ervan te gebruiken, en de wijze waarop zij worden aangewezen.

In artikel 5 is nader omschreven dat de naamlijst van gebruikers jaarlijks wordt opgemaakt en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie wordt toegezonden.

III. ALGEMENE OPMERKINGEN De Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting werd ingesteld bij een decreet van de Waalse Gewestraad van 25 oktober 1984.

Naar luid van het bepaalde in artikel 1 van het decreet is de maatschappij "un organisme d'intéret public doté de la personnalité civile".

De Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting "peut accorder l'agrément à toute Société établie dans un but d'intéret social sous forme de Société immobilière de service public" (zie artikel 7 van het decreet).

VI. TOEPASSELIJKE WETGEVINGEN De problematiek van de toegang tot het Rijksregister voor de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen moet zowel in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna de wet van 8 augustus 1983 genoemd), als binnen het raam van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna de wet van 8 december 1992 genoemd) worden beschouwd.

A. Wet van 8 augustus 1983 : De wet van 8 augustus 1983 legt beperkingen op wat de personen en instellingen betreft die kunnen worden gemachtigd om het Rijksregister te raadplegen en het identificatienummer van de natuurlijke personen te gebruiken.

Die beperkingen houden verband met de hoedanigheid van de instellingen en personen (zie in die zin de artikelen 5 en 8 van voornoemde wet).

De toegang tot de gegevens van het Rijksregister wordt gevraagd op grond van artikel 5, tweede lid, a), van voornoemde wet. Hierin is bepaald dat de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ingesteld bij de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, "bij in Ministerraad overlegd besluit, de toegang (kan) uitbreiden tot instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen". Die instellingen moeten door de Koning nominatief worden aangewezen.

Het gebruik van het Rijksregisternummer wordt gevraagd op grond van artikel 8 van dezelfde wet die de Koning de mogelijkheid biedt "na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bij in Ministerraad overlegd besluit... de instellingen bedoeld bij artikel 5 machtigen om het identificatienummer te gebruiken binnen de grenzen en voor de doeleinden door Hem bepaald".

Overeenkomstig de artikelen 5, tweede lid, a, en 8 van de wet van 8 augustus 1983, kan zowel aan de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting als aan de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen in hun hoedanigheid van instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen, toegang worden verleend tot de gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en machtiging tot gebruik van het identificatienummer van de natuurlijke personen.

B. Wet van 8 december 1992 De wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens strekt ertoe "(..) een evenwicht tot stand te brengen tussen de vereisten van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en die van een goed georganiseerd bestuurlijk, economisch en sociaal bestel' (Verslag Merckx-Van Goey, Gedr. St. Kamer, B.Z. 1991-1992, nr. 413/12, blz. 6).

In voornoemde wet worden de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geformuleerd en zij is van toepassing op alle gegevensbanken die persoonsgegevens bevatten (zie in dit verband de uiteenzetting van de Minister van Justitie verslag Merckx-Van Goey, Gedr. St. Kamer, B.Z.1991-1992, nr. 413/12, blz. 6).

De gegevens die in het Rijksregister zijn opgenomen, met inbegrip van het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, § 5, van voornoemde wet.

Derhalve mogen zij slechts worden medegedeeld mits inachtneming van het bepaalde in artikel 5 van voornoemde wet waarin is gesteld dat "persoonsgegevens slechts (mogen) worden verwerkt voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden en niet (mogen) worden gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden. Zij dienen, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn".

C. Conclusie De Commissie moet derhalve onderzoeken of de doeleinden waarvoor de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen vragen "duidelijk omschreven en wettig " zijn en, zo ja, of de informatiegegevens die in het Rijksregister zijn opgenomen "toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn" ten opzichte van die doeleinden.

V. ONDERZOEK VAN DE DOELEINDEN VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT A. Doeleinden De maatschappijen vragen om toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister "voor het vervullen van de taken in verband met het administratieve beheer van de bestanden waarin de personen staan vermeld die : 1° deel uitmaken van het personeel van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting of van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen;2° om welke reden dan ook, een door deze maatschappijen beheerde woning betrekken; 3° via bemiddeling van deze maatschappijen een woning verwerven of hebben verworven (zie artikel 1, lid 1 van het ontwerp van koninklijk besluit)." Zij wenst het identificatienummer te gebruiken voor interne doeleinden, als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die worden bijgehouden voor het vervullen van de hoger opgesomde taken (artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit).

B. Verantwoording van de aanvraag Ingeval de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting toegang zou worden verleend tot de gegevens van het Rijksregister, zou zij toezicht kunnen uitoefenen op de bouwmaatschappijen die zij erkent en al de particulieren voor wie zij rechtstreeks optreedt.

De toegang van de erkende bouwmaatschappijen tot het Rijksregister zou het beheer van de sociale woningen door bedoelde maatschappijen aanzienlijk vergemakkelijken, namelijk via een betere bijwerking van de gegevens betreffende de personen die een sociale woning betrekken of een premie genieten voor het verwerven van een eerste woning.

C. Standpunt van de Commissie a) De Commissie is van oordeel dat de eerste doeleinde, namelijk het personeelsbeheer, niet gewettigd is in de zin van artikel 5 van de wet van 8 december 1992, voor zoverre deze doeleinde geen verband houdt met de opdracht van openbaar nut van de maatschappijen. Bovendien kan deze taak ook worden verricht zonder dat toegang wordt verleend tot het Rijksregister, aangezien de maatschappijen hun personeelsleden rechtstreeks kunnen vragen hen nodige gegevens te bezorgen. De voorkeur dient te worden gegeven aan die oplossing, die minder gevaar meebrengt voor de persoonlijke levenssfeer.

Bijgevolg moet de maatschappijen voor het vervullen van deze taak geen toegang te worden verleend tot de gegevens van het Rijksregister en tot het gebruik van het identificatienummer ervan. b) De Commissie wenst dat de twee andere doeleinden waarvoor de maatschappijen toegang vragen tot het Rijksregister nauwkeuriger zouden worden omschreven in artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit, zoals vermeld in het verslag aan de Koning. Zij is namelijk van oordeel dat de in deze bepaling gebruikte bewoordingen, "het vervullen van de taken in verband met administratieve beheer van de bestanden" te vaag zijn en nauwkeuriger moeten worden gedefinieerd.

Op voorwaarde dat deze wijziging wordt aangebracht, is de Commissie van oordeel dat de twee andere doeleinden waarvoor de maatschappijen toegang vragen tot het Rijksregister en tot het gebruik van het identificatienummer ervan," duidelijk omschreven en wettig" zijn in de zin van artikel 5 van de wet van 8 december 1992, voor zoverre zij deel uitmaken van de opdracht van algemeen belang waarmee zij krachtens de regelgeving werden belast.

VI. ONDERZOEK VAN HET PROPORTIONALITEITSCRITERIUM Krachtens artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, moet de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ook nagaan of de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer ervan "toereikend, ter zake dienend en niet overmatig " zijn voor het vervullen van de in artikel 1, lid 1, 2° en 3° omschreven opdrachten.

De Commissie stelt vast dat in het ontwerp van koninklijk besluit toegang wordt verleend tot alle gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9° van de wet van 8 augustus 1983.

In het verslag aan de Koning, dat bij het ontwerp van koninklijk besluit gaat, wordt het belang dat de maatschappijen hebben bij toegang tot alle negen gegevens van het Rijksregister en bij het gebruik van het identificatienummer ervan op nauwkeurige wijze verantwoord.

De maatschappijen vragen slechts inzage van de opeenvolgende wijzigingen aan de negen gegevens bedoeld in artikel 3 van de wet van 8 augustus 1983 tijdens de periode van vijf jaar die voorafgaat aan de raadpleging van het Rijksregister "in de mate dat, overeenkomstig artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, de huren van huizen en de interesten van de geleende sommen verjaren door verloop van dit aantal jaren" (zie het verslag aan de Koning).

Uit de door de maatschappijen verstrekte uitleg, leidt de Commissie af dat het gebruik van de gegevens van het Rijksregister voor de doeleinden bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2° en 3°, van het ontwerp van koninklijk besluit en nader omschreven in het verslag aan de Koning, geen inbreuk vormt op het proportionaliteitsbeginsel tussen het nastreven van het algemeen belang en de aanvaardbare inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de natuurlijke personen.

De toegang tot de gegevens van het Rijksregister moet het administratieve werk van de maatschappijen vergemakkelijken, de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens verhogen, bijdragen tot een snellere en efficiëntere behandeling van de dossiers en hen in staat stellen de bestanden regelmatig bij te werken.

Door het gebruik van het Rijksregisternummer zouden ze hun regels van tegemoetkoming, alsook hun controle, op doeltreffender wijze kunnen toepassen.

De Commissie besluit dat de motivering in het verslag aan de Koning dat bij het ontwerp van koninklijk besluit gaat, de gevraagde machtiging verantwoordt, zowel op het stuk van de toegang, als op dat van het gebruik van het identificatienummer.

VII. VOORWAARDEN VOOR HET GEBRUIK VAN DE GEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER EN HET IDENTIFICATIENUMMER De maatschappijen wensen de gegevens, met inbegrip van het identificatienummer, van het Rijksregister te gebruiken, met het oog op : 1° het intern gebruik ervan voor opdrachten die verband houden met het intern beheer van dossiers, bestanden en repertoria die door het Fonds worden bijgehouden voor het verrichten van de in artikel 1, eerste lid, bepaalde opdrachten (zie de artikelen 2 en 4, eerste lid);2° de betrekkingen die ze onderhouden : - met de houder van het identificatienummer of met zijn wettelijke vertegenwoordiger; - met de openbare overheden en instellingen die toegang hebben tot het Rijksregister en gemachtigd werden het identificatienummer ervan te gebruiken, in het kader van de betrekkingen van de maatschappijen met deze laatste binnen de grenzen van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden (zie de artikelen 2, tweede lid, en 4, tweede lid, van het ontwerp van koninklijk besluit).

In het ontwerp van koninklijk besluit is terecht gesteld dat het gebruik van de gegevens van het Rijksregister in het kader van externe betrekkingen, dat wil zeggen betrekkingen met andere openbare overheden en instellingen die zelf toegang hebben tot het Rijksregister en gemachtigd werden het nummer ervan te gebruiken, moet geschieden zowel in de uitoefening van de wettelijke en reglementaire bevoegdheden van de in artikel 1 vermelde maatschappijen als op het stuk van die van de overheden en instellingen.

De Commissie verheugt zich erover dat met betrekking tot het gebruik van gegevens, met inbegrip van het identificatienummer van het Rijksregister, beperkingen zijn vastgelegd en dat die gegevens, behoudens voor de hierboven omschreven uitzonderingen, niet aan derden mogen worden medegedeeld.

Zij heeft er derhalve geen bezwaar tegen dat de maatschappijen de gegevens, met inbegrip van het identificatienummer van het Rijksregister, gebruikt indien wordt voldaan aan de limitatief opgesomde voorwaarden.

Teneinde nogmaals de nadruk te leggen op de vertrouwelijke aard van het identificatienummer, is de Commissie van oordeel dat het wenselijk is in fine van artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit een lid toe te voegen dat zou kunnen luiden als volgt : "Dit nummer mag niet voorkomen op documenten die ter kennis kunnen worden gebracht van derden, anderen dan de personen bedoeld in het vorige lid".

VIII. DE PERSONEN AAN WIE TOEGANG WORDT VERLEEND TOT DE GEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER EN DIE GEMACHTIGD WORDEN OM HET IDENTIFICATIENUMMER ERVAN TE GEBRUIKEN Krachtens artikel 1, derde lid, van het koninklijk besluit, wordt de toegang tot het Rijksregister verleend aan : 1° de Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting;2° de ambtenaren van niveau 1 van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectievelijke bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aan gewezen zijn door de Directeur-generaal;3° de leden van het personeel van iedere publiekrechtelijke bouwmaatschappij erkend door de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting, met name en schriftelijk daartoe aangewezen door de Raad van Bestuur uit hoofde van hun functies en voor de vervulling van hun taken, op voorwaarde dat zij titularis zijn van een graad gelijkwaardig aan deze van niveau 1 van het Rijkspersoneel. Ter zake van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting zijn alleen de door de Directeur-generaal aangewezen personeelsleden en op het stuk van de erkende maatschappijen de door de Raad van Bestuur aangewezen personeelsleden gemachtigd om gebruik te maken van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen (artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit).

De Commissie stelt het op prijs dat, gelet op haar vaak geuite bezorgdheid i.v.m. de inperking van de risico's op verspreiding en banalisering van de gegevens van het Rijksregister, uitsluitend bepaalde personen die bij naam zijn aangewezen toegang krijgen tot het Rijksregister en gemachtigd worden om het identificatienummer te gebruiken.

Zij heeft geen enkel bezwaar tegen de wijze waarop de begunstigden die gemachtigd werden om het Rijksregister te raadplegen, in het ontwerp worden aangewezen.

Voor het overige herinnert de Commissie eraan dat, aangezien naar luid van het ontwerp van koninklijk besluit slechts de personeelsleden van "niveau 1" het Rijksregister mogen raadplegen en het identificatienummer gebruiken, alleen die personen die handeling mogen verrichten. Die machtiging mag niet aan anderen worden overgedragen.

Derhalve is het misschien wenselijk voornoemd systeem, dat gegrond is op de graad van de betrokkenen, te vervangen door een systeem van aanwijzing dat gesteund is op de werkelijke functie die de personeelsleden van de maatschappijen vervullen, wat ongetwijfeld beter zou aansluiten bij de administratieve praktijk.

De Commissie wenst dat de toekomstige gebruikers van het Rijksregister een document ondertekenen waarin wordt gewezen op hun verplichting de veiligheid en de vertrouwelijkheid ervan te waarborgen.

In artikel 5 van het ontwerp van koninklijk besluit is bepaald dat de lijst van de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan kunnen gebruiken, met vermelding van hun graad en hun ambt, permanent ter beschikking wordt gehouden van de Commissie.

De Commissie geeft er de voorkeur aan dat deze lijst jaarlijks zou worden opgemaakt en haar volgens dezelfde periodiciteit zou worden bezorgd.

Om deze redenen Brengt de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer een ongunstig advies uit over de toegang tot het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer ervan voor het beheer van het personeel van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen.

Onder voorbehoud van de hoger geformuleerde opmerkingen, brengt de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een gunstig advies uit ter zake van de toegang tot de gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer ervan voor de andere doeleinden.

De secretaris, (get.) J. Paul.

De voorzitter, (get.) P. Thomas.

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 17 april 1997 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen", heeft op 6 oktober 1997 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef 1. Wanneer het vermelden van een regeling dienstig is om de strekking van een besluit te verduidelijken, mag die regeling niet worden opgenomen in de vorm van een verwijzing, maar behoort ze te worden vermeld in een considerans. Dat is het geval met het tweede en derde lid van het ontwerp waarin de woorden "Gelet op..." behoren te worden vervangen door het woord "Gezien...".

Bovendien vervange men in het tweede lid het woord "vaststelling" door het woord "instelling". 2. Artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen bepaalt dat de Koning toegang verleent tot het Rijksregister aan de openbare overheden, voor de informatie die zij krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen. Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State reeds herhaaldelijk te kennen heeft gegeven (1) : « (kan men er) voor het bepalen van de informatie die deze overheden bevoegd zijn te kennen,... van uitgaan dat zulk een bevoegdverklaring, als ze niet in uitdrukkelijke bewoordingen is gesteld, het gevolg kan zijn van de taken waarmee die overheden door of krachtens de wet of een decreet zijn belast. » Doordat een, eventueel indirecte, wettelijke bevoegdverklaring vereist is, behoort nauwkeurig te worden aangegeven krachtens welke wets- of decreetbepalingen aan deze openbare overheden taken zijn toevertrouwd waarmee in dit opzicht rekening zou kunnen worden gehouden.

Bijgevolg behoort in het tweede lid van de aanhef te worden verwezen naar de precieze artikelen van het decreet van de Waalse Gewestraad van 25 oktober 1984 tot instelling van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting die de taken bepalen waarmee rekening kan worden gehouden voor de toepassing van artikel 5, eerste lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, namelijk niet artikel 7, maar de artikelen 2 en 8 van dat decreet. 3. Overeenkomstig artikel 14 van het koninklijk besluit van 16 november 1994 betreffende de administratieve en begrotingscontrole is de inspecteur van financiën vooraf om advies gevraagd over het ontwerp van koninklijk besluit. Er behoort een als volgt luidend nieuw vijfde lid te worden ingevoegd : « Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 22 augustus 1996; ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, voorzitter;

Y. Kreins en P. Quertainmont, staatsraden;

P. Gothot en J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toege1icht door Mevr. G. Jottrand, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, J. Gielissen.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans.


23 JANUARI 1998. - Koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen en van het gebruik van het identificatienummer ervan in hoofde van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), vervangen bij de wet van 19 juli 1991, en artikel 8, gewijzigd door de wet van 15 januari 1990;

Gezien het decreet van de Waalse Gewestraad van 25 oktober 1984 tot instelling van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting, inzonderheid op artikel 2 en 8;

Gezien de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5;

Gelet op het advies nr. 11/96 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 15 mei 1996;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 22 augustus 1996;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen, wordt toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1° tot 9°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van de taken in verband met de bijwerking van de gegevens betreffende de personen : 1° die, om welke reden dan ook, een door deze maatschappijen beheerde sociale woning betrekken;2° die via bemiddeling vanwege deze maatschappijen een eerste woning verwerven of hebben verworven. Wat de toegang betreft tot de opeenvolgende wijzigingen die in de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens werden aangebracht, kan in de tijd worden teruggegaan ten belope van een periode van vijf jaar die voorafgaat aan de mededeling ervan.

De in het eerste lid bedoelde toegang wordt voorbehouden : 1° aan de Directeur-generaal en de Adjunct-directeur-generaal van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting;2° aan de personeelsleden van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting die wegens hun functies en binnen de perken van hun respectievelijke bevoegdheden daartoe bij name en schriftelijk aangewezen zijn door de Directeur-generaal;3° aan de leden van het personeel van iedere publiekrechtelijke bouwmaatschappij erkend door de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting, met name en schriftelijk daartoe aangewezen door de Raad van Bestuur uit hoofde van hun functies en voor de vervulling van hun taken.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het eerste lid van het genoemde artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voornoemde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hun mogen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, vermelde doeleinden met de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen onderhouden in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting alsook van de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen, waarvan de lijst de bijlage van het onderhavig besluit vormt, wordt machtiging verleend het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.

Art. 4.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel in de dossiers, bestanden en repertoria die door de Waalse Regionale Maatschappij voor de Huisvesting en de door haar erkende publiekrechtelijke bouwmaatschappijen worden bijgehouden voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met : - de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger; - de openbare overheden en instellingen die zelf de in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 bedoelde machtiging hebben verkregen en die optreden in het kader van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden.

Dit nummer mag niet vermeld worden op documenten die ter kennis kunnen gebracht worden van derden, andere dan de personen bedoeld in het voorgaande lid. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De lijst van de overeenkomstig artikelen 1, derde lid, en 3, aangewezen personen wordt, met vermelding van hun ambt, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegezonden.

De betrokken personen ondertekenen een verklaring waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijk karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen te bewaren.

Art. 6.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 7.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 23 januari 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, J. VANDE LANOTTE De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

(1) Zie inzonderheid advies L.24.942/2 van 28 oktober 1996.

^