Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 januari 2003
gepubliceerd op 19 maart 2003

Koninklijk besluit aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten

bron
federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
2003015022
pub.
19/03/2003
prom.
23/01/2003
ELI
eli/besluit/2003/01/23/2003015022/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 JANUARI 2003. - Koninklijk besluit aangaande de consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten van 26 juni 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen de termijn van één maand;

Gelet op het advies 34.358/4 van de Raad van State met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van Onze Vice-premier en Minister van Buitenlandse Zaken en op advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In de bevolkingsregisters die worden gehouden in de consulaire posten worden volgende gegevens betreffende de Belgen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, opgenomen : 1° de naam en voornamen;2° het geslacht;3° de geboorteplaats en -datum;4° de hoofdverblijfplaats;5° de nationaliteit;6° de afstamming;7° de burgerlijke staat;8° het identificatienummer bij het rijksregister;9° het beroep;10° de gezinssamenstelling;11° de plaats en datum van overlijden;12° de aard, nummer, datum van afgifte en geldigheidsduur van het paspoort;13° de datum van afgifte, geldigheidsduur en nummer van de identiteitskaart;14° de vermelding of betrokkene kiezer is;15° datum van de laatste bijwerking. Iedere informatie vermeldt de datum waarop deze ingang heeft.

Art. 2.In de bevolkingsregisters die worden gehouden in de consulaire beroepsposten worden volgende gegevens betreffende de vreemdelingen bedoeld in artikel 2, derde lid, van de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, opgenomen : 1° de naam en voornamen;2° het geslacht;3° de geboorteplaats en -datum;4° de hoofdverblijfplaats;5° de nationaliteit;6° de afstamming;7° de burgerlijke staat;8° het identificatienummer bij het rijksregister;9° het beroep;10° de gezinssamenstelling;11° de plaats en datum van overlijden;12° datum van de laatste bijwerking. Iedere informatie vermeldt de datum waarop deze ingang heeft.

Art. 3.De bepalingen van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en de vreemdelingenregisters en betreffende het recht op verbetering van deze registers enerzijds, en van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister anderzijds, zijn van toepassing op de bevolkingsregisters gehouden in de consulaire posten.

In afwijking van artikel 7, a , van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van de informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, oordeelt de Minister van Buitenlandse Zaken of de ambtenaar die hij daartoe aanduidt, over de gegrondheid van de aanvraag.

De bevoegdheden van het College van Burgemeester en Schepenen voorzien in bovengenoemde besluiten wordt uitgeoefend door het hoofd van de consulaire beroepspost.

Art. 4.Ter gelegenheid van zijn inschrijving in de consulaire bevolkingsregisters dient de betrokkene aan te duiden welke taal voorrang dient te hebben op zijn identiteitskaart in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten. De kaart wordt hem afgegeven overeenkomstig deze wens.

Indien de betrokkene minderjarig is wordt de taalkeuze gedaan door zijn ouders of door de ouder tot wie de afstamming is vastgesteld.

Art. 5.De identiteitskaart die wordt uitgereikt aan de burgers van meer dan tweeëntwintig jaar is tien jaar geldig. (De identiteitskaart afgegeven aan burgers van vijfenzeventig jaar en meer, heeft een onbeperkte geldigheidsduur). De identiteitskaart die wordt uitgereikt aan de burgers van twaalf jaar tot volle tweeëntwintig jaar oud, is vijf jaar geldig. De geldigheid ervan vervalt wanneer de drager zijn hoofdverblijfplaats vestigt, hetzij in België, hetzij in het ambtsgebied van een andere consulaire post.

Bij diefstal of verlies van de kaart wordt een nieuwe kaart uitgereikt overeenkomstig de in artikel 4 van dit besluit bepaalde regels.

Art. 6.Het model van de identiteitskaart maakt het voorwerp uit van bijlage 1 bij dit besluit. De kaart wordt aan de Consultaten verstrekt door de Minister van Buitenlandse Zaken.

Art. 7.Volgende vermeldingen worden op de voorzijde aangebracht : - de familienaam; - de voornamen; - de geboorteplaats en -datum; - de nationaliteit; - het adres van de hoofdverblijfplaats; - de plaats en datum van afgifte; - de geldigheidsduur; - het geslacht van de drager; - het volgnummer van de kaart.

Op de kaart wordt een foto van de drager aangebracht en zij wordt ondertekend door de drager en de afgever.

Op de achterzijde worden geen vermeldingen aangebracht.

Art. 8.De identiteitskaart mag geen andere gegevens bevatten dan deze genoemd in artikel 7 van dit besluit.

Art. 9.§ 1. De identiteitskaart heeft de vorm van een rechthoek van 105 mm lang en 74 mm breed. § 2. De kaart is vervaardigd uit speciaal papier dat voorzien is van meerkleurige veiligheidsopdrukken en overtrokken is met een laagje plastiek dat op de voorzijde, in relief, een kroon en de letter B vertoont. § 3. De in artikel 7 van dit besluit genoemde vermeldingen worden op de voorzijde van de kaart aangebracht.

Art. 10.Bij de afgifte van de identiteitskaart wordt een afgifterecht geheven voorzien door de wet van 30 juni 1999 houdende het tarief van de consulaire rechten en der kanselarijrechten. De kosten van aanmaak van de identiteitskaart, ten bedrage van zes euro, zijn ten laste van de houden en worden door de Minister van Buitenlandse Zaken ingevorderd ten gelegenheid van de afgifte van deze kaart;

Art. 11.Het koninklijk besluit van 19 december 1967 betreffende de identiteitskaarten afgegeven aan in het buitenland verblijvende Belgen wordt opgeheven.

De nog in omloop zijnde kaarten verliezen hun waarde op datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 12.Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 januari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, L. MICHEL

^