Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 juni 2004
gepubliceerd op 22 september 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de organisatie van de waarborg en de faciliteiten van vereffening van de brugpensioenvergoeding

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004201876
pub.
22/09/2004
prom.
23/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/23/2004201876/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 JUNI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de organisatie van de waarborg en de faciliteiten van vereffening van de brugpensioenvergoeding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de organisatie van de waarborg en de faciliteiten van vereffening van de brugpensioenvergoeding.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 juni 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003 Organisatie van de waarborg en de faciliteiten van vereffening van de brugpensioenvergoeding (Overeenkomst geregistreerd op 9 september 2003 onder het nummer 67361/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Principe

Art. 2.Het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" wordt gelast de vereffening te vergemakkelijken van de waarborgen van de vergoeding voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 van de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975), en dat in alle gevallen van toepassing van de regeling, behalve de gevallen bedoeld in artikel 8, 2de lid van deze overeenkomst. HOOFDSTUK III. - Vereffening van de aanvullende vergoeding

Art. 3.De werkgever die (een) werk(man) (lieden) en/of (een) werkster(s) ontslaat die recht heeft (hebben) op een aanvullende vergoeding krachtens de overeenkomst bedoeld in artikel 2 of een ondernemingsovereenkomst gesloten in uitvoering van die overeenkomst en die enkel de brugpensioenleeftijd verlaagt, is gehouden daarvan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" in te lichten binnen de zeven dagen die volgen.

Art. 4.De werkgever zal aan het sociaal fonds alle inlichtingen verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van deze overeenkomst, bij middel van formulieren die te zijner beschikking zullen worden gesteld.

Art. 5.Het sociaal fonds zal elke maand, in de plaats van de werkgever, aan de begunstigden de aanvullende vergoeding betalen voorzien door de in artikel 2 bedoelde overeenkomst, volgens de modaliteiten die zullen worden vastgesteld door de raad van beheer.

Art. 6.Het sociaal fonds zal op ieder ogenblik aan de begunstigden van de aanvullende vergoeding kunnen vragen het bewijs te leveren van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.

Wanneer ingeval van arbeidsongeschiktheid de werkman of de werkster afziet van de aanvullende vergoeding om aanspraak te maken op de vergoeding ZIV, dient hij (zij) onmiddellijk het sociaal fonds daarvan te verwittigen.

Art. 7.Het sociaal fonds zal elk kalenderkwartaal aan de betrokken werkgevers de bedragen meedelen die in de loop van het voorgaand kwartaal krachtens artikel 5 zijn betaald aan de werklieden en werksters van hun ondernemingen en hun verzoeken deze bedragen binnen de 30 daarop volgende dagen terug te betalen.

De administratieve kosten die voortvloeien uit de verrichte betalingen zijn ten laste van het sociaal fonds, ze zullen nochtans kunnen teruggevorderd worden bij de betrokken werkgevers bij eenvoudige beslissing van de raad van bestuur van het sociaal fonds.

In geval van niet terugbetaling of laattijdige terugbetaling door de werkgever, worden de door deze laatste verschuldigde bedragen verhoogd met verwijlinteresten, zonder dat ingebrekestelling is vereist. De toegepaste verwijlinteresten zijn dezelfde als deze die van toepassing zijn bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid. HOOFDSTUK IV. - Waarborg van betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 8.Het sociaal fonds zal instaan voor de waarborg van de aanvullende vergoeding voorzien bij de in artikel 2 bedoelde overeenkomst ingeval een werkgever niet de verplichtingen nakomt die hem zijn opgelegd krachtens de artikelen 3 tot 7 van deze overeenkomst.

De bepaling van het eerste lid is niet van toepassing op de werkgever die in de onmogelijkheid is zijn verplichtingen na te komen wegens sluiting van onderneming, daar de waarborg van betaling van de aanvullende vergoeding dan is verzekerd door het "Fonds tot vergoeding van de werknemers ontslagen in geval van sluiting van onderneming", krachtens artikel 2 van de wet van 30 juni 1967. HOOFDSTUK V. - Aanvullende vergoeding brugpensioen in geval van tijdskrediet

Art. 9.Voor de arbeiders die genieten van een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking of tot een vier vijfde betrekking, en die overstappen in het stelsel van brugpensioen, wordt de aanvullende vergoeding berekend op basis van het bruto maandloon dat de werknemer zou verdienen indien hij zijn arbeidsprestaties niet zou verminderd hebben en de werkloosheidsuitkeringen overeenstemmend met het arbeidsregime in voege voor de aanvang van het tijdskrediet. HOOFDSTUK VI. - Diverse bepalingen

Art. 10.In geval van niet verschuldigde betaling van de aanvullende vergoeding ingevolge vergissing of verkeerde inlichting, is de werkman of de werkster gehouden aan het fonds de niet verschuldigde betaalde bedragen terug te betalen.

Art. 11.De werkman (werkster) die schuldeiser is van de aanvullende vergoeding zal het sociaal fonds in zijn (haar) plaats stellen voor zijn (haar) rechten en vorderingen voor de inning bij de werkgeverschuldenaar van de vergoeding, van de bedragen betaald en de kosten gedragen in toepassing van de artikelen 5, 7 en 8.

Art. 12.Op verzoek van de ondernemingen die op hun niveau een regeling van brugpensioen hebben ingesteld die voor de werklieden en werksters gunstiger is dan deze vastgesteld bij de in artikel 2 bedoelde overeenkomst, en die krachtens ondernemingsovereenkomst kan het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren een afwijking toestaan van sommige bepalingen van deze overeenkomst in de voorwaarden en volgens de modaliteiten die het vaststelt.

Art. 13.Elke betwisting met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst kan worden voorgelegd aan de raad van beheer van het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren".

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997. Ze treedt in werking op 1 april 2003 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2005.

Op 1 april van elk jaar wordt zij stilzwijgend verlengd voor een periode van een jaar, behoudens opzegging door een van de partijen uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die de leden ervan inlicht.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 juni 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^