Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 maart 2009
gepubliceerd op 22 april 2009

Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende periodieke informatieverstrekking en revisoraal toezicht

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2009003152
pub.
22/04/2009
prom.
23/03/2009
ELI
eli/besluit/2009/03/23/2009003152/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende periodieke informatieverstrekking en revisoraal toezicht


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat ik de eer heb aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wijzigt sommige bepalingen inzake revisorale toezicht en periodieke staten in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, in het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, in het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, en in het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen.

Voor het revisoraal toezicht, wijzigt de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf artikel 55 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, alsook de andere sectorale controlewetten, wat betreft de omvang van de opdracht van de revisor.

Met het oog op harmonisatie moeten deze wijzigingen worden doorgevoerd in de voormelde statuten die bij koninklijk besluit zijn geregeld.

Daarnaast, en tevens met het oog op een harmonisatie van de statuten, dienen de regels inzake toezicht op financiële holdings en aanvullend toezicht op gemengde financiële groepen te worden vervolledigd met een uitdrukkelijke verwijzing naar de periodieke informatieverstrekking door de effectieve leiders, naar analogie met artikel 44, tweede lid, van voormelde wet van 22 maart 1993, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2007, en met de overeenkomstige artikelen in de andere toezichtwetten.

Dit komt de coherentie met de andere statuten ten goede. Er is namelijk geen reden voorhanden waarom de effectieve leiders van financiële holdings, wat de geconsolideerde positie betreft, en van gemengde financiële holdings geen verklaring met betrekking tot de periodieke staten zouden moeten afleggen. Bovendien steunt de bevestigingsopdracht van de erkende commissaris ten dele op dergelijke verklaring. Het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, alsook het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen bevatten reeds dergelijke bepalingen.

Tenslotte bevat het voorliggend ontwerp van koninklijk besluit een aantal technische wijzigingen van voormelde statuten.

Artikelgewijze bespreking Artikel 1 Artikel 1 voert een louter technische wijziging in door de omschrijving van het begrip 'beleggingsonderneming' in artikel 1, 9°, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het geconsolideerd toezicht in overeenstemming te brengen met artikel 53 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen.

Art. 2 Dit artikel voert een uitdrukkelijke verplichting in voor de effectieve leiders van een financiële holding om aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen een verklaring af te leggen over de periodieke staten. Deze verplichting is analoog met deze voorzien in artikel 44, tweede lid van voornoemde wet van 22 maart 1993 en in de andere toezichtwetten. De bevestigingsopdracht van de erkende commissaris krachtens het artikel 7, § 2, 2°, in ontwerp van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, dat verderop wordt besproken, steunt namelijk ten dele op de verklaring van de effectieve leiding over de periodieke staten.

Art. 3 Vooreerst brengt artikel 3 een technische aanpassing aan in artikel 7, § 2, 1°, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994, door in de Franse tekst de bewoording aan te passen aan die van artikel 3, § 1, tweede lid, en van artikel 4, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit.

De Nederlandse tekst van die artikelen is reeds volkomen gelijklopend.

Daarnaast verduidelijkt dit artikel de regels inzake het geconsolideerd toezicht op financiële holdings volgens de zelfde beginselen die ten grondslag liggen aan artikel 55, eerste lid, 2°, van de wet van 22 maart 1993, zoals gewijzigd door de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf. Voor wat betreft de periodieke staten die aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen worden bezorgd aan het einde van het eerste halfjaar, vermeldt het nieuw artikel 7, § 2, 2°, a), dat de erkende revisoren onder meer verslag dienen uit te brengen over de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten per einde halfjaar. Een beperkt nazicht is een onderzoeksprocedure die tot doel heeft om verslag uit te brengen van de werkzaamheden wanneer geen volkomen controle vereist is.

Voor wat betreft de periodieke staten die aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen worden bezorgd aan het einde van het boekjaar, vermeldt het nieuw artikel 7, § 2, 2°, b), dat de erkende revisoren onder meer verslag dienen uit te brengen over de resultaten van de volkomen controle van de periodieke staten per einde van het boekjaar. De gevraagde controleverklaring dient te gebeuren volgens de regels van een volkomen controle voor een geconsolideerde jaarrekening.

Het voorgaande betekent dat het Instituut der Bedrijfsrevisoren een specifieke norm dient uit te werken inzake de medewerkingsopdracht van de erkende revisoren. Deze norm dient in het bijzonder aandacht te geven aan de formulering van het oordeel van de erkende revisor inzake onder meer de naleving van de richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bij de opstelling van de periodieke staten en de beoordeling van de interne controlemaatregelen. In dit verband kan nuttig worden verwezen naar de internationale audit- en assurancenorm ISRE 2410 - Review of interim financial information performed by the independent auditor of the entity voor wat betreft de periodieke staten die aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen worden bezorgd aan het einde van het eerste halfjaar en naar de norm ISA 800 - The independent auditor's report on special purpose audit engagements voor wat betreft de periodieke staten per einde boekjaar. Voor wat betreft de beoordeling van de interne controlemaatregelen kan nuttig worden verwezen naar de internationale norm ISAE 3000 - Assurance engagements other than audits or reviews of historical financial information.

Art. 4 Dit artikel verduidelijkt de regels inzake revisoraal toezicht voor bijkantoren in België van beleggingsondernemingen die onder het recht van een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte ressorteren, volgens dezelfde principes als voor het geconsolideerd toezicht op financiële holdings. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar de bespreking van artikel 3 van voorliggend ontwerp van koninklijk besluit.

Art. 5 Dit artikel verduidelijkt de regels inzake revisoraal toezicht voor vereffeningsinstellingen en met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen volgens dezelfde principes als voor het geconsolideerd toezicht op financiële holdings. Hiervoor wordt dan ook verwezen naar de bespreking van artikel 3 van voorliggend ontwerp van koninklijk besluit.

Art. 6 Artikel 6 voert een louter technische wijziging in door de omschrijving van de wet op de beleggingsondernemingen in overeenstemming te brengen met het nieuw opschrift van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, zoals gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 april 2007.

Art. 7 Dit artikel voert een uitdrukkelijke verplichting in voor de effectieve leiders van een gemengde financiële holding om aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen een verklaring af te leggen over de periodieke staten. Voor dit artikel wordt verwezen naar de bespreking van artikel 2 die een analoge regeling invoert inzake geconsolideerd toezicht op financiële holdings.

Art. 8 Dit artikel verduidelijkt de regels inzake aanvullend groepstoezicht op gemengde financiële holdings. Voor dit artikel wordt verwezen naar de bespreking van artikel 3 die een analoge regeling invoert voor geconsolideerd toezicht op financiële holdings.

De wijziging aangebracht aan artikel 16, § 2, tweede lid, betreft een louter vormelijke aanpassing.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, D. REYNDERS

23 MAART 2009. - Koninklijk besluit van 23 maart 2009 tot wijziging van verscheidene bepalingen betreffende periodieke informatieverstrekking en revisoraal toezicht ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;

Gelet op de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, inzonderheid op artikel 91octies decies, ingevoerd bij de wet van 20 juni 2005;

Gelet op de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen, inzonderheid op artikel 44, tweede lid, ingevoegd bij de wet van 15 mei 2007, op artikel 49, § 4, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, op artikel 49bis, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 2005 en 15 mei 2007, en op artikel 55, eerste lid, 2°, vervangen door de wet van 16 februari 2009 op het herverzekeringsbedrijf;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, inzonderheid op artikel 95, § 4, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007, op artikel 95bis, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 2005 en 15 mei 2007, en op de artikelen 110 en 111;

Gelet op de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, inzonderheid op artikel 23, aangevuld bij de wet van 6 december 2004 en bij de wet van 15 december 2004;

Gelet op de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, inzonderheid op artikel 189, § 4, gewijzigd bij de wet van 15 mei 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen, gegeven op 2 september 2008, met toepassing van de artikelen 110 en 111 van voormelde wet van 6 april 1995, en van artikel 23, §§ 2 en 7 van voormelde wet van 2 augustus 2002;

Gelet op het advies van de Nationale Bank van België, gegeven op 16 januari 2009, met toepassing van artikel 23, §§ 2 en 7 van voormelde wet van 2 augustus 2002;

Gelet op advies 44.882/2/V van de Raad van State, gegeven op 5 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging

Artikel 1.In artikel 1, 9°, van het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, vervangen bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007, worden de woorden ", vennootschap voor vermogensbeheer of vennootschap voor plaatsing van orders in financiële instrumenten" vervangen door de woorden "of van vennootschap voor vermogensbeheer en beleggingsadvies".

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 21 november 2005 en 29 oktober 2007, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. De effectieve leiding van de financiële holding, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de Commissie dat voornoemde staten die zij voor haar geconsolideerde positie aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat deze staten volledig zijn d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, of, voor de rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »

Art. 3.In artikel 7, § 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de Franse tekst van de bepaling onder 1° worden de woorden "adoptées conformément" vervangen door de woorden "telles que visées";b) de bepaling onder 2° wordt vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de Commissie over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de staten die de financiële holding voor haar geconsolideerde positie aan het einde van het eerste halfjaar aan de Commissie bezorgt waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie kan de hier bedoelde staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de staten die de financiële holding voor haar geconsolideerde positie aan het einde van het boekjaar aan de Commissie bezorgt waarin bevestigd wordt dat deze staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de Commissie.Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening; de Commissie kan de hier bedoelde staten nader bepalen; ». HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen

Art. 4.In artikel 11, § 1, tweede lid, 2°, van het koninklijk besluit van 20 december 1995 betreffende de buitenlandse beleggingsondernemingen, zoals vervangen bij koninklijk besluit van 3 juni 2007, worden de woorden "2° bevestigen zij aan de Commissie" tot "periodieke staten nader bepalen." vervangen door de woorden : « 2° brengen zij verslag uit bij de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de in artikel 6, eerste lid, vermelde periodieke staten die de bijkantoren aan het einde van het eerste halfjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de in artikel 6, eerste lid vermelde periodieke staten die de bijkantoren aan het einde van het boekjaar aan de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen. » HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen

Art. 5.In artikel 31, eerste lid van het koninklijk besluit van 26 september 2005 houdende het statuut van de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen, zoals gewijzigd bij koninklijk besluit van 29 oktober 2007, wordt de bepaling onder 2° vervangen als volgt : « 2° brengen zij verslag uit bij de CBFA over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de periodieke staten die de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen aan het einde van het eerste halfjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de CBFA werden opgesteld.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat de periodieke staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de periodieke staten die de vereffeningsinstellingen en de met vereffeningsinstellingen gelijkgestelde instellingen aan het einde van het boekjaar aan de CBFA bezorgen waarin bevestigd wordt dat de periodieke staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de CBFA.Bovendien bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan de periodieke staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat de periodieke staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de jaarrekening; de CBFA kan de hier bedoelde periodieke staten nader bepalen; ». HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen in het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen

Art. 6.In artikel 1, 3° van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, worden de woorden "inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs" vervangen door de woorden "inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen".

Art. 7.Artikel 12 van het koninklijk besluit van 21 november 2005 over het aanvullend groepstoezicht op kredietinstellingen verzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen en beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in een financiële dienstengroep, en tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 februari 1991 houdende het algemeen reglement betreffende de controle op de verzekeringsondernemingen en het koninklijk besluit van 12 augustus 1994 over het toezicht op geconsolideerde basis op kredietinstellingen, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende : « § 3. De effectieve leiding van de onderneming die overeenkomstig § 2 instaat voor de rapportering van de in § 1 vermelde staten, in voorkomend geval het directiecomité, verklaart aan de Commissie dat de staten die zij aan het einde van het eerste halfjaar en aan het einde van het boekjaar overmaakt in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen. Daartoe is vereist dat deze staten volledig zijn d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juist zijn, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld. Zij bevestigt het nodige gedaan te hebben opdat de voornoemde staten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie opgemaakt zijn, en opgesteld zijn met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening, of, voor de periodieke rapporteringsstaten die geen betrekking hebben op het einde van het boekjaar, met toepassing van de boekings- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar. »

Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen als volgt : « § 2. De commissarissen aangesteld bij de in § 1 bedoelde gemengde financiële holdings verlenen hun medewerking aan het toezicht van de Commissie, op hun eigen en uitsluitende verantwoordelijkheid en overeenkomstig deze paragraaf, volgens de regels van het vak en de richtlijnen van de Commissie. Daartoe : 1° beoordelen zij het passend karakter van de risicobeheerprocedures, de interne controleprocedures en de administratieve en boekhoudkundige organisatie, als bedoeld in artikel 13.Zij delen hun bevindingen ter zake mee aan de Commissie; 2° brengen zij verslag uit bij de Commissie over : a) de resultaten van het beperkt nazicht van de in artikel 12 bedoelde staten die de gemengde financiële holdings aan het einde van het eerste halfjaar aan de Commissie bezorgen waarin bevestigd wordt dat zij geen kennis hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet in alle materieel belangrijke opzichten volgens de geldende richtlijnen van de Commissie werden opgesteld. Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde halfjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij geen kennis te hebben van feiten waaruit zou blijken dat deze staten per einde halfjaar niet zijn opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening met betrekking tot het laatste boekjaar; de Commissie kan de hier bedoelde staten nader bepalen; b) de resultaten van de controle van de in artikel 12 bedoelde staten die de gemengde financiële holdings aan het einde van het boekjaar aan de Commissie bezorgen waarin bevestigd wordt dat deze staten in alle materieel belangrijke opzichten werden opgesteld volgens de geldende richtlijnen van de Commissie.Bovendien bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar, voor wat de boekhoudkundige gegevens betreft in alle materieel belangrijke opzichten in overeenstemming zijn met de boekhouding en de inventarissen, inzake volledigheid, d.i. alle gegevens bevatten uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld, en juistheid, d.i. de gegevens correct weergeven uit de boekhouding en de inventarissen op basis waarvan deze staten worden opgesteld; en bevestigen zij dat deze staten per einde van het boekjaar werden opgesteld met toepassing van de boeking- en waarderingsregels voor de opstelling van de geconsolideerde jaarrekening; de Commissie kan de hier bedoelde staten nader bepalen; 3° brengen zij, op eigen initiatief, verslag uit bij de Commissie zodra zij kennis krijgen van beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de in 1° en 2° en de in de artikelen 9 tot 11 bedoelde aspecten op betekenisvolle wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden, of kunnen wijzen op een overtreding van dit besluit. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, 3°, kan de Commissie de commissarissen vragen haar periodiek of op haar verzoek over voormelde aspecten verslag uit te brengen. » HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 9.De Minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 maart 2009.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Financiën, D. REYNDERS

^