Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 maart 2019
gepubliceerd op 04 april 2019

Koninklijk besluit tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een uitkering voor pleegouderverlof ten gunste van de zelfstandigen

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2019201591
pub.
04/04/2019
prom.
23/03/2019
ELI
eli/besluit/2019/03/23/2019201591/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 MAART 2019. - Koninklijk besluit tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een uitkering voor pleegouderverlof ten gunste van de zelfstandigen


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen, artikel 18bis, § 4, ingevoegd bij de wet van 6 september 2018Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/09/2018 pub. 26/09/2018 numac 2018204734 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg, federale overheidsdienst sociale zekerheid en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet tot wijziging van de regelgeving met het oog op de versterking van het adoptieverlof en tot invoering van het pleegouderverlof type wet prom. 06/09/2018 pub. 20/06/2019 numac 2019012599 bron federale overheidsdienst buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende instemming met de Kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Australië, anderzijds, gedaan te Manilla op 7 augustus 2017 (2)(3) sluiten gewijzigd door de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de uitkeringsverzekering voor zelfstandigen, gegeven op 4 december 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 13 december 2018;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister voor Begroting, d.d.20 december 2018;

Gelet op het advies nr. 65.208/1 van de Raad van State, gegeven op 19 februari 2019 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving uitgevoerd overeenkomstig artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Zelfstandigen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : a) "koninklijk besluit nr.38": het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen; b) "zelfstandige": elke zelfstandige, helper of meewerkende echtgenoot onderworpen aan het sociaal statuut der zelfstandigen krachtens voornoemd koninklijk besluit nr.38 die sociale bijdragen verschuldigd is, hetzij berekend minstens op een minimuminkomen zoals bedoeld in de artikelen 12, § 1, tweede lid, 12, § 1bis, eerste lid, of 12, § 1ter, eerste lid, hetzij in geval van begin van activiteit, bijdragen zoals bedoeld in artikel 13bis, § 2, 1°, 1°bis of 2°; c) "hoofdverblijfplaats" : hoofdverblijfplaats in de zin van artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;d) "langdurige pleegzorg": pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het kind voor minstens zes maanden in hetzelfde pleeggezin bij dezelfde pleegouder of dezelfde pleegouders zal verblijven;e) "koninklijk besluit van 20 juli 1971" : koninklijk besluit van 20 juli 1971 houdende instelling van een uitkeringsverzekering en een moederschapsverzekering ten voordele van de zelfstandigen en van de meewerkende echtgenoten;f) "verzekeringsinstelling" : verzekeringsinstelling bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971.

Art. 2.De uitkering voor pleegouderverlof wordt éénmalig voor hetzelfde minderjarige kind toegekend aan de zelfstandige die, met inachtneming van de voorwaarden vastgesteld bij dit besluit, naar aanleiding van een plaatsing in het kader van een langdurige pleegzorg een minderjarig kind in zijn gezin onthaalt met het oog op de zorg voor dit kind.

Art. 3.§ 1. Het bedrag van de uitkering voor pleegouderverlof wordt vastgesteld in functie van een periode van maximaal zes weken.

Het pleegouderverlof van zes weken per pleegouder wordt als volgt opgetrokken voor de pleegouder of voor beide pleegouders samen: 1° met één week vanaf 1 januari 2019;2° met twee weken vanaf 1 januari 2021;3° met drie weken vanaf 1 januari 2023;4° met vier weken vanaf 1 januari 2025;5° met vijf weken vanaf 1 januari 2027. Het recht op deze bijkomende week of weken gaat telkens in voor de pleegouderverloven die ten vroegste vanaf de inwerkingtreding van de betrokken verlenging aanvangen. Indien het pleeggezin bestaat uit twee personen die beiden zijn aangesteld als pleegouder van het kind, worden deze bijkomende weken onderling tussen hen verdeeld waarbij er, in voorkomend geval, rekening wordt gehouden met het recht op pleegouderverlof van de andere pleegouder bedoeld in artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt verdubbeld wanneer het minderjarige kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 % of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler 1 van de medisch-sociale schaal of dat ten minste 9 punten toegekend worden in de drie pijlers samen van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag.

De maximumduur van het pleegouderverlof wordt met twee weken per pleegouder verlengd bij een gelijktijdig onthaal van meerdere minderjarige kinderen naar aanleiding van een plaatsing in het kader van langdurige pleegzorg. § 2. De periode van pleegouderverlof bedoeld in § 1 vangt aan op de dag die door de zelfstandige wordt gekozen, maar ten vroegste op de dag van de inschrijving van het kind in de hoofdverblijfplaats van de pleegouder en uiterlijk twaalf maanden na deze inschrijving. § 3. Tijdens de periode van pleegouderverlof bedoeld in § 1 mag de zelfstandige, ten persoonlijke titel, geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen. Indien de zelfstandige ervoor kiest om niet het toegestane maximum aantal weken van deze periode op te nemen, dient deze ten minste één week of een veelvoud van een week te bedragen.

Art. 4.§ 1. De gerechtigden bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 hebben recht op een uitkering voor pleegouderverlof voor het tijdvak beoogd in artikel 3 van dit besluit. § 2. Voor het verkrijgen van het recht op een uitkering voor pleegouderverlof moet de gerechtigde bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 de voorwaarden bepaald in de artikelen 14 tot 18 van voornoemd besluit vervullen.

Tijdens het tijdvak bedoeld in artikel 3 van dit besluit, kan de gerechtigde geen aanspraak maken op primaire arbeidsongeschiktheidsuitkeringen noch op invaliditeitsuitkeringen, toegekend krachtens het koninklijk besluit van 20 juli 1971.

De uitkering voor pleegouderverlof wordt verminderd met het bedrag van de uitkeringen waarop de gerechtigde tijdens het tijdvak bedoeld in artikel 3 aanspraak kan maken krachtens de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.

Art. 5.De uitkering voor pleegouderverlof wordt uitgekeerd en beheerd door de instellingen en organen die bevoegd zijn inzake de uitkeringsverzekering. Voor zover hiervan niet wordt afgeweken door de bepalingen van dit besluit, hebben die instellingen en organen ten aanzien van de uitkering voor pleegouderverlof dezelfde bevoegdheden als ten aanzien van de uitkeringsverzekering.

Art. 6.§ 1. Om de uitkering voor pleegouderverlof te ontvangen, moet de zelfstandige zijn aanvraag indienen bij de verzekeringsinstelling.

Onverminderd de regels die vastgelegd zijn in artikel 3 van dit besluit, moet de aanvraag de periode bedoeld in hetzelfde artikel aangeven in aantal weken. § 2. Opdat de aanvraag bedoeld in § 1 in aanmerking kan worden genomen, verstrekt de zelfstandige aan de verzekeringsinstelling a) een kopie van het document waaruit de plaatsing van het minderjarige kind bij hem overeenkomstig de toepasselijke regelgeving inzake jeugdbijstand en jeugdbescherming blijkt.b) een verklaring op eer, als hij gebruik maakt van het recht bedoeld in artikel 3, § 1, tweede lid, en er twee pleegouders zijn, die, al naargelang het geval, de verdeling van deze weken tussen de twee pleegouders vastlegt of de toewijzing van deze week of weken aan de enige pleegouder vastlegt die van dit recht gebruik maakt.

Art. 7.Het bedrag van de uitkering voor pleegouderverlof bedraagt 346,31 EUR voor elke week van de periode beoogd in artikel 3.

Dat bedrag is gekoppeld aan de spilindex 103,14 (basis 1996 = 100).

Het bedrag van de uitkering voor pleegouderverlof toegekend aan de gerechtigde is het bedrag zoals het is aangepast op de eerste dag van het hierboven beoogde tijdvak.

De uitkering voor pleegouderverlof wordt door de verzekeringsinstelling in één keer betaald uiterlijk één maand na de aanvangsdatum van die periode voor zover dat de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 4, § 2, en 6 zijn vervuld.

Art. 8.Voor zover er niet van wordt afgeweken door dit besluit, zijn de bepalingen van titel I van het koninklijk besluit van 20 juli 1971 die betrekking hebben op de uitkeringsverzekering, ook van toepassing op de uitkering voor pleegouderverlof.

Wat de toepassing van de voorziene bepalingen inzake de financiering betreft, wordt de uitkering voor pleegzorgverlof gelijkgesteld met een primaire ongeschiktheidsuitkering. Wanneer bovengenoemde uitkering wordt toegekend aan een gerechtigde bedoeld in artikel 10 van het koninklijk besluit van 20 juli 1971, wordt ze echter gelijkgesteld met een invaliditeitsuitkering.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2019 en is van toepassing op de aanvragen die vanaf die datum bij de verzekeringsinstellingen worden ingediend en voor zover het pleegouderverlof ten vroegste vanaf die datum een aanvang neemt.

Art. 10.De minister bevoegd voor sociale zaken en de minister bevoegd voor zelfstandigen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 maart 2019.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken, M. DE BLOCK De Minister van Zelfstandigen, D. DUCARME

^