Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 november 2020
gepubliceerd op 12 januari 2021

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2020203920
pub.
12/01/2021
prom.
23/11/2020
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

23 NOVEMBER 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 november 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019 Wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 24 oktober 2019 onder het nummer 154736/CO/149.02) In uitvoering van de artikelen 7, 21 en 22 van het nationaal akkoord 2019-2020 van 26 juni 2019.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal fonds voor de koetswerkondernemingen" zijn bijgevoegd in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2019 en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst kan door één van de partijen worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2022.

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2017 inzake wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, geregistreerd onder het nummer 142815/CO/149.02 en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 mei 2018 (Belgisch Staatsblad van 6 juni 2018).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2020.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds Statuten van het sociaal fonds HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, opdrachten, duur 1. Benaming Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 1967, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 15 maart 1968 (Belgisch Staatsblad van 5 april 1968) genaamd het "Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen", verder in deze statuten het fonds genoemd. 2. Zetel Art.2. De maatschappelijke zetel van het fonds is te 1140 Brussel, Jules Bordetlaan 164, gevestigd. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, naar elke andere plaats in België worden overgebracht. 3. Opdrachten Art.3. Het fonds heeft als opdracht : 3.1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren; 3.2. de toekenning en de uitkering van aanvullende sociale voordelen te regelen en te verzekeren; 3.3. de vakbondsvorming van de werklieden te bevorderen; 3.4. de vorming en informatie van de werkgevers te bevorderen; 3.5. een deel van de werking en sommige initiatieven van de vzw Educam te financieren volgens door de raad van bestuur vastgestelde regels; 3.6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen; 3.7. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel. 4. Duur Art.4. Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Onderhavige statuten zijn van toepassing op de werkgevers en de arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Met "arbeiders" wordt bedoeld : de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK III. - Statutaire opdrachten van het fonds 1. Inning en invordering van de bijdragen Art.6. Het fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren. 2. Toekenning en uitkering van de aanvullende vergoedingen 2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 7.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in : - artikel 26, 1° - tijdelijke werkloosheid omwille van overmacht; - artikel 28, § 1 - tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijks verlof; - artikel 49 - tijdelijke werkloosheid omwille van technische stoornis; - artikel 50 - tijdelijke werkloosheid omwille van slecht weer; - artikel 51 - tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen, van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten op de vergoeding voorzien in artikel 7, § 2 van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn. § 2. Het bedrag van de aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid wordt vastgesteld op : - 11,64 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 5,82 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.

Art. 8.De aanvullende vergoeding bij tijdelijke werkloosheid dient te worden betaald bij jeugdvakantie en seniorenvakantie. 2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid

Art. 9.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 9, § 2 voorziene vergoeding, met een maximum van respectievelijk 200 dagen en 300 dagen per geval, al naargelang zij op de eerste werkloosheidsdag minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn, en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : 1. Werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;2. Door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;3. Op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die onder een van de volgende paritaire comités of paritaire subcomités ressorteren : - Paritair Comité voor de ijzernijverheid (paritair comité 104); - Paritair Comité voor de non-ferro metalen (paritair comité 105); - Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (paritair comité 111); - Paritair Subcomité voor de elektriciens : installatie en distributie (paritair subcomité 149.01) - Paritair Subcomité voor het koetswerk (paritair subcomité 149.02); - Paritair Subcomité voor de edele metalen (paritair subcomité 149.03); - Paritair Subcomité voor de metaalhandel (paritair subcomité 149.04); - Paritair Comité voor het garagebedrijf (paritair comité 112); - Paritair Subcomité voor de terugwinning van metalen (paritair subcomité 142.01). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vastgesteld op : - 6,54 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 3,27 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. § 3. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, werd op 1 juli 2015 stopgezet.

Sinds 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (bijvoorbeeld bij einde contract van bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, bij medische overmacht,...); - arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen tot 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten. 2.3. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste dertig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval recht, ten laste van het fonds, op een aanvullende vergoeding bij de uitkeringen voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, met een maximum van 36 maanden, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving terzake. § 2. Het bedrag van de bij artikel 10 bedoelde aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op : - 2,44 EUR per volledige ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering (naar rata van 6 uitkeringen per week). § 3. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleiding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen in eenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid. § 4. De aanvullende vergoeding bij ziekte dient ook te worden betaald bij zwangerschapsverlof. 2.4. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen

Art. 11.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die volledig werkloos worden gesteld, hebben voor elke werkloosheidsuitkering recht op de bij artikel 11, § 2 voorziene vergoeding, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud op de eerste dag van de werkloosheid; - uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector koetswerk (PSC 149.02). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vastgesteld op : - 6,54 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 3,27 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. § 3. Arbeiders die zijn ontslagen en een aanvullende vergoeding ontvangen conform de bepalingen van artikel 11, § 1 en § 2, behouden het recht op deze aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 4. Elke betaling van de aanvullende vergoeding in geval van volledige werkloosheid aan de arbeiders, zoals beschreven in dit artikel, na en omwille van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever, wordt vanaf 1 juli 2015 stopgezet.

Sinds 1 juli 2015 worden enkel nog aanvullende vergoedingen in geval van volledige werkloosheid betaald in volgende gevallen : - de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is niet het gevolg van een eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever (bijvoorbeeld bij einde contract van bepaalde duur of duidelijk omschreven werk, bij medische overmacht,...); - arbeiders die zijn ontslagen na 1 januari 2014 in het kader van collectieve ontslagen tot 31 december 2013; - arbeiders die reeds aanvullende vergoedingen bij volledige werkloosheid ontvangen op 30 juni 2015 en hun saldo nog kunnen uitputten. 2.5. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken

Art. 12.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die verkeren in een toestand van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben voor elke ziekte-uitkering recht op de bij artikel 12, § 2 voorziene vergoedingen, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid; - uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenstijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector koetswerk (PSC 149.02). § 2. Het bedrag van de aanvullende ziektevergoeding wordt vastgesteld op : - 8,33 EUR per volledige ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering; - 4,16 EUR per halve ziekte-uitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering.

Een arbeider die tijdens de ziekteperiode het werk deeltijds hervat en nog uitkeringen ontvangt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op een pro rata aanvullende ziektevergoeding. 2.6. Aanvullende vergoeding bij sluiting van de onderneming

Art. 13.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht op een aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming, volgens de hierna bepaalde voorwaarden : 1. op het ogenblik van de sluiting van de onderneming ten minste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van de onderneming een anciënniteit van minimum 5 jaar in de onderneming hebben;3. het bewijs leveren niet opnieuw krachtens een arbeidsovereenkomst te zijn aangeworven binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de datum van ontslag. § 2. Onder "sluiting van onderneming" in de zin van § 1 van onderhavig artikel, verstaat men : de totale en definitieve stopzetting van de activiteiten van de onderneming. § 3. Het bedrag van de aanvullende vergoeding wordt vastgesteld op 316,66 EUR. Dit bedrag wordt met 15,97 EUR verhoogd per bijkomend jaar anciënniteit, met een maximum van 1 044,49 EUR. 2.7. Aanvullende vergoeding bij stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag

Art. 14.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - de bestaande collectieve arbeidsovereenkomsten inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 16 juni 2011 betreffende de berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, neemt het fonds de helft van het verschil tussen het netto-referteloon en de werkloosheidsuitkering te zijnen laste.

Deze vergoeding wordt berekend op het ogenblik dat het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag een aanvang neemt en blijft ongewijzigd onder voorbehoud van de koppeling aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen volgens de modaliteiten van toepassing op het vlak van werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten.

Bovendien wordt het bedrag van deze vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad in functie van de conventionele evolutie van de lonen. § 2. De aanvullende werkloosheidsvergoedingen voorzien in artikel 9 worden in aanmerking genomen voor de berekening van de aanvullende vergoeding voorzien in artikel 14, § 1. § 3. De betrokken arbeiders moeten een anciënniteitvoorwaarde van 5 jaar in de sector koetswerk (PSC 149.02) voorleggen.

Indien een arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in éénzelfde onderneming, die een bepaalde periode niet tot het Paritair Subcomité voor het koetswerk behoorde, of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorend tot verschillende paritaire comités, dan wordt deze anciënniteit als één geheel beschouwd. § 4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag het recht op de aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 5. De ondernemingen die bij ondernemingsovereenkomst de leeftijd voor het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag op een lagere leeftijd bepalen, kunnen ten laatste op het ogenblik waarop de bedoelde overeenkomst tot stand komt, een aanvraag indienen bij het dagelijks bestuur van het fonds omtrent de overname door het fonds van de betaalplicht van deze aanvullende vergoeding met ingang van de leeftijd van 60 jaar.

De werkgever dient een kopie van de ondernemingsovereenkomst over te maken aan het sociaal fonds en dient de bijdrage, zoals voorzien in artikel 35, te vereffenen.

Deze aanvragen worden beantwoord uiterlijk binnen de zestig werkdagen na de ontvangst van de voormelde aanvraag. § 6. Het fonds kan voorschotten betalen aan personen in een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag die hun aanvraag tot stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag indienden bij het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers" bij toepassing van artikel 4 van de wet van 30 juni 1967 tot verruiming van de opdracht van het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers".

Deze voorschotten worden uitgekeerd tot op het ogenblik waarop het "Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers" zijn verplichtingen werkelijk uitvoert.

De betaling van de voorschotten is onderworpen aan de ondertekening door de betrokkene van een verbintenis van indeplaatsstelling ten voordele van het fonds. § 7. Indien een arbeider in het kader van een stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zijn rechten hieromtrent bij de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening heeft vastgeklikt, wordt ook de uitbetaling van de aanvullende vergoeding in dit kader bij het sociaal fonds vastgeklikt. 2.8. Aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties, landingsbaan en zachte landingsbaan

Art. 15.§ 1. Het fonds betaalt een aanvullende vergoeding van 79,17 EUR per maand gedurende 60 maanden aan arbeiders van 53 jaar en meer die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking conform de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 77bis van 19 december 2001 en nr. 103 van 27 juni 2012 en de hieraan aangebrachte wijzigingen en in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkering ontvangen. § 2. Een aanvullende vergoeding bij landingsbaan wordt toegekend aan de oudere werknemers die, uiterlijk op 30 juni 2021, hun prestaties in het kader van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 103 van 27 juni 2012 verminderen met de helft of 1/5de.

Deze aanvullende vergoeding wordt toegekend vanaf 60 jaar en, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 137 van 23 april 2019, vanaf 55 jaar voor een 1/5de loopbaanvermindering en vanaf 57 jaar voor een 1/2de loopbaanverminderingen, dit tot de wettelijke pensioenleeftijd.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding bij landingsbaan wordt vastgesteld op : - 79,17 EUR per maand voor een vermindering van arbeidsprestaties met 1/2de; - 31,66 EUR per maand voor een vermindering van arbeidsprestaties met 1/5de.

Art. 15bis.§ 1. Dit artikel wordt gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104 van 27 juni 2012 over de uitvoering van een werkgelegenheidsplan oudere werknemers in de onderneming en van het koninklijk besluit van 9 januari 2018Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 09/01/2018 pub. 25/01/2018 numac 2018200294 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders sluiten tot wijziging van artikel 19 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders (Belgisch Staatsblad van 25 januari 2018). § 2. De arbeiders die in de periode van 1 juli 2019 tot en met 30 juni 2021 instappen in een zachte landingsbaan, overeenkomstig artikel 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 september 2019 betreffende het werkbaar werk en de instroom, hebben ten laste van het fonds recht op een aanvullende vergoeding. § 3. De aanvullende vergoeding is gelijk aan het verschil tussen het brutoloon na aanpassing van de loopbaan en het brutoloon voor normale prestaties van de maand voorafgaand aan de aanpassing van de loopbaan, met een maximum van 160 EUR bruto per maand. § 4. De toekenning van de vergoeding mag niet tot gevolg hebben dat het nettoloon van de arbeider hoger is dan voor de aanpassing van de loopbaan. In voorkomend geval wordt ze hiertoe begrensd. § 5. De vergoeding wordt jaarlijks geïndexeerd volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juni 2009 betreffende de loonvorming, en de in voege zijnde wettelijke bepalingen. § 6. Het recht op vergoeding vervalt onmiddellijk bij de beëindiging van de arbeidsovereenkomst of bij de stopzetting van de overeengekomen loopbaanwijziging. § 7. Het fonds wordt belast met de praktische uitwerking van de aanvraagprocedure en de betalingsmodaliteiten. Het fonds stelt hiertoe de nodige richtlijnen ter beschikking van de arbeiders en werkgevers. 2.9. Terugbetaling van loopbaanbegeleiding

Art. 16.§ 1. De arbeider die als gevolg van het loopbaangesprek of op eigen initiatief een beroep doet op loopbaanbegeleiding, kan ten laste van het fonds, aanspraak maken op een terugbetaling. Deze terugbetaling stemt overeen met de kostprijs van de door de arbeider bij de VDAB bestelde loopbaancheque(s). Voor arbeiders die geen recht hebben op loopbaancheques, bedraagt de tussenkomst maximum 80 EUR per periode van 6 jaar. § 2. Het fonds wordt belast met de praktische uitwerking van de aanvraagprocedure en de betalingsmodaliteiten. Het fonds stelt hiertoe de nodige richtlijnen ter beschikking van de arbeiders. 2.10. Terugbetaling van kosten kinderopvang § 1. Het "Sociaal Fonds voor de koetswerkondernemingen" betaalt de kosten voor kinderopvang terug aan de arbeider, die op het moment van de aanvraag van de terugbetaling, ressorteert onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk, onder de volgende voorwaarden : 1° De terugbetaling geldt voor de kosten voor opvang van kinderen tot de leeftijd van 3 jaar die plaatsvond in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2020 in een gezins- of groepsopvang die wordt erkend door Kind en Gezin of l'Office de la Naissance et l'Enfance;2° De terugbetaling bedraagt 3 EUR per dag/per kind, met een maximum van 300 EUR per jaar/per kind en gebeurt op basis van het door de opvang uitgereikte fiscaal attest waarop het dagbedrag en het aantal dagen opvang worden vermeld voor het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het attest werd uitgereikt;3° De terugbetaling moet worden aangevraagd vóór 31 december 2021. § 2. Het fonds wordt belast met de praktische uitwerking van de aanvraagprocedure en de betalingsmodaliteiten. Het fonds stelt hiertoe de nodige richtlijnen ter beschikking van de arbeiders. 2.11. Syndicale premie

Art. 17.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders, die sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht, ten laste van het fonds, op een syndicale premie, voor zover zij op 1 oktober van het lopende jaar ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5, bedoelde ondernemingen. § 2. Het bedrag van de bij artikel 17, § 1 bedoelde syndicale premie wordt vastgelegd, op voorstel van de raad van bestuur van het fonds, in een algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. 2.12. Betalingsmodaliteiten

Art. 18.§ 1. De in de artikelen 7 en 8 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid), 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid), 10 (aanvullende ziektevergoeding), 11 (aanvullende vergoeding voor oudere werklozen), 12 (aanvullende vergoeding voor oudere zieken), 13 (aanvullende vergoeding bij sluiting van de onderneming), 14 (aanvullende vergoeding stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag), 15 (aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking en landingsbaan), 15bis (aanvullende vergoeding bij zachte landingsbaan) en 16 (terugbetaling kosten loopbaanbegeleiding en kosten voor kinderopvang) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het fonds aan de betrokken arbeiders betaald, in zover zij het bewijs leveren dat zij recht hebben op de aanvullende vergoedingen voorzien in voormelde artikelen, volgens de modaliteiten vastgesteld door de raad van bestuur. § 2. De in artikel 17 bedoelde vergoeding (syndicale premie) wordt betaald door de interprofessionele representatieve werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn.

Art. 19.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende vergoedingen. In geen geval mag de betaling van de vergoedingen afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd zijn. 3. Bevorderen van de vakbondsvorming Art.20. Het fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en op hun verzoek de lonen (verhoogd met de patronale lasten) terug, uitgekeerd aan de arbeiders die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 oktober 2017, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, betreffende de vakbondsvorming.

Art. 21.Het bedrag tot inrichting van deze syndicale vorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds. 4. Bevorderen van de patronale informatie Art.22. § 1. Het fonds betaalt aan de representatieve werkgeversorganisatie, de "Koninklijke Belgische Federatie der Rijtuigmakerij en Bijhorende Ambachten vzw", afgekort Febelcar vzw een vergoeding voor informatiekosten. § 2. Deze vergoeding wordt door het fonds rechtstreeks betaald aan de representatieve werkgeversorganisatie, overeenkomstig de door de raad van bestuur bepaalde modaliteiten. 5. Financiering van een deel van de werking en van sommige initiatieven van de vzw Educam Art.23. § 1. In uitvoering van artikel 2 en artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 12 september 2019, financiert het fonds een deel van de werking en sommige van de initiatieven van de vzw Educam. Deze financiering zit vervat in de basisbijdrage, zoals omschreven in onderhavig artikel 34, § 1 en § 2, en bedraagt 0,55 procentpunt voor wat betreft de permanente vorming enerzijds en 0,15 procentpunt voor wat betreft de risicogroepen anderzijds. § 2. De vzw Educam organiseert voor de subsector van het koetswerk de beroepsopleiding en vorming voor de arbeiders zoals omschreven in de statuten van de vzw Educam. 6. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen Art.24. Wanneer het sociaal fonds de enige debiteur van de aanvullende vergoeding is, is hij de bijzondere werkgeversbijdrage bedoeld in artikel 117 van de bovenvermelde wet van 27 december 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021363 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) type wet prom. 27/12/2006 pub. 28/12/2006 numac 2006021365 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen (1) sluiten, de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage zoals bedoeld in artikel 121, alsook de inhouding betreffende het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag zoals voorzien in het artikel 126, § 1 van de wet verschuldigd.

Wanneer het sociaal fonds en één of meerdere andere debiteurs elk een aanvullende vergoeding of een deel van de aanvullende vergoeding betalen, is elke debiteur de bijzondere werkgeversbijdrage en de bijzondere compenserende werkgeversbijdrage verschuldigd op de vergoeding of op het deel van de aanvullende vergoeding die hij betaalt.

De inhouding betreffende het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag moet door de debiteur van de hoogste aanvullende vergoeding integraal betaald worden.

Art. 24bis.§ 1. De bijzondere bijdragen stelsel van werkloosheid met aanvullende vergoedingen oudere werknemers (SWAV), bedoeld in het koninklijk besluit van 22 maart 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 31/03/2006 numac 2006200960 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een speciale patronale sociale zekerheidsbijdrage op sommige aanvullende vergoedingen in het kader van het generatiepact en tot vaststelling van de uitvoeringsregelen van artikel 50 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 17/05/2006 numac 2006200871 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden" (1) type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 17/05/2006 numac 2006200792 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2003 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 09/08/2006 numac 2006200876 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf" sluiten tot invoering van een speciale patronale sociale zekerheidsbijdrage op sommige aanvullende vergoedingen in het kader van het Generatiepact en tot vaststelling van de uitvoeringsregels van artikel 50 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, zijn verschuldigd door het sociaal fonds.

De toekenning, berekening en aangifte bedoeld in bovenvermeld koninklijk besluit van 22 maart 2006Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 31/03/2006 numac 2006200960 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit tot invoering van een speciale patronale sociale zekerheidsbijdrage op sommige aanvullende vergoedingen in het kader van het generatiepact en tot vaststelling van de uitvoeringsregelen van artikel 50 van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 17/05/2006 numac 2006200871 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2003, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden" (1) type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 17/05/2006 numac 2006200792 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 2004, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 april 2003 betreffende de toekenning aan sommige bejaarde werklieden van een aanvullende vergoeding ten laste van het "Fonds voor bestaanszekerheid van de werklieden uit het bouwbedrijf" (1) type koninklijk besluit prom. 22/03/2006 pub. 09/08/2006 numac 2006200876 bron federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2005, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de vaststelling van de werkgeversbijdrage aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf" sluiten zijn eveneens ten laste van het sociaal fonds. § 2. De bedoelde bijzondere bijdragen worden ten laste genomen voor de arbeiders die een aanvullende vergoeding betaald krijgen in toepassing van artikel 15 van deze overeenkomst en die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking.

Art. 25.§ 1. De bedoelde bijzondere bijdragen worden vanaf 1 januari 1993 ten laste genomen voor de arbeiders die een aanvullende vergoeding betaald krijgen in toepassing van de in artikel 14 van deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden, en voor zover het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag een aanvang heeft genomen tussen 1 januari 1993 en 31 december 2020. § 2. De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder bovenvermelde voorwaarden tot de oppensioenstelling van de arbeiders.

Art. 26.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van de artikelen 24bis en 25.

Art. 27.De voorwaarden van toekenning van de aanvullende vergoedingen en de financiële tegemoetkomingen welke door het fonds worden verleend evenals het bedrag daarvan, kunnen op voorstel van de raad van bestuur gewijzigd worden, bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer van het fonds

Art. 28.§ 1. Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties. § 2. Deze raad van bestuur bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers. § 3. De leden van de raad van bestuur worden voorgedragen door de respectievelijke representatieve organisaties, zoals opgenomen in § 1 van dit artikel, en worden benoemd door het Paritair Subcomité voor het koetswerk.

Art. 29.Het voorzitterschap wordt door de werkgeversafgevaardigden waargenomen. De 1ste en 3de ondervoorzitter behoren tot de werknemersgroep en worden jaarlijks aangeduid door de raad van bestuur. De 2de ondervoorzitter behoort tot de werkgeversgroep en wordt jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid.

Art. 30.§ 1. De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad van bestuur ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad van bestuur erom verzoeken. § 2. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 3. De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide directeur opgesteld. § 4. Wanneer tot stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden). § 5. De raad van bestuur kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren. De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden genomen.

Art. 31.§ 1. De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het fonds. § 2. De raad van bestuur treedt in rechte op in naam van het fonds op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder. § 3. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden. Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad van bestuur speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van twee bestuurders (één van werknemerszijde en één van werkgeverszijde). § 4. De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. § 5. Een lid dat voor de vergadering van de raad van bestuur belet is, kan schriftelijk of per telefax/e-mail volmacht verlenen aan een van zijn collega's behorende tot dezelfde groep (werknemers- of werkgeversgroep) om hem te vervangen. Nochtans mag geen enkel lid meer dan één andere bestuurder vertegenwoordigen.

Art. 32.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn schoot een bureau op dat paritair is samengesteld uit de voorzitter en 7 bestuurders. § 2. Het bureau staat in voor de politieke beslissingen van het fonds en werkt volgens de beslissingen of richtlijnen van de raad van bestuur. Het bureau kan zich eveneens laten bijstaan door derden of deskundigen. § 3. Het bureau wordt door de voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden het bureau ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van het bureau erom verzoeken. § 4. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 5. De notulen worden door de door het bureau aangeduide directeur opgesteld. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of door twee bestuurders ondertekend. § 6. De beslissing van het bureau is slechts geldig over de kwesties die op de agenda vermeld staan en bij aanwezigheid van minimum de helft van de leden van de werknemersafvaardiging en de helft van de leden van de werkgeversafvaardiging. § 7. De beslissingen worden bij unanimiteit genomen. § 8. Het bureau rapporteert aan de raad van bestuur over zijn activiteiten en beslissingen. § 9. De directeur van het fonds is belast met het dagelijks beheer van het fonds in samenspraak met het bureau. § 10. De directeur van het fonds staat onder meer in voor volgende taken : - Tekenen van kwijtingen en ontlastingen tegenover de publieke administraties; - Uitvoeren van financiële verrichtingen bij eender welke bank of financieel organisme voor de rekeningen van het fonds; - Uitvoeren van beleggingen of terugname van fondsen onder zijn handtekening en die van de voorzitter samen of deze van twee ondervoorzitters samen, waarvan de eerste behoort tot de werkgeversgroep en de tweede tot de werknemersgroep. HOOFDSTUK V. - Financiering van het fonds

Art. 33.Om de financiering van de in de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 15bis, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 24, 24bis en 25 bedoelde voordelen te verzekeren, beschikt het fonds over de bijdragen welke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 34.§ 1. Sinds 1 januari 2015 wordt de bijdrage van de werkgevers bepaald op 4,14 pct. van de brutolonen van de arbeiders, waarvan 1,9 pct. is voorzien voor de financiering van het sociaal sectoraal pensioenstelsel. § 2. Vanaf 1 januari 2016 wordt er gebruik gemaakt van de gedifferentieerde RSZ inningstechniek waardoor de pensioenbijdrage voor het sociaal sectoraal aanvullend pensioenstelsel wordt afgescheiden van de basisbijdrage bestemd voor het fonds voor bestaanszekerheid.

De basisbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit.

De pensioenbijdrage wordt vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen verbindend zal verklaard worden door een koninklijk besluit. § 3. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald, die eveneens de innings- en verdelingsmodaliteiten vaststelt. § 4. Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 35.§ 1. In toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958Relevante gevonden documenten type wet prom. 07/01/1958 pub. 31/03/2011 numac 2011000170 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de Fondsen voor bestaanszekerheid Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, worden de inning en de invordering van de bijdragen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd. § 2. Van de aldus door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid aan het fonds gestorte som, worden vooraf de door de raad van bestuur vastgestelde kosten afgetrokken. § 3. De raad van bestuur bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 15bis, 16, 17, 20, 21, 22, 23, 24, 24bis en 25.

Art. 36.§ 1. Een bijdrage van 2,24 pct. gebaseerd op de laatste bruto bezoldiging aan 108 pct. verdiend door de arbeiders bedoeld bij artikel 14, § 5, wordt rechtstreeks aan het fonds betaald door de werkgever. Zij wordt berekend vanaf de aanvang van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag in de onderneming tot de sectorale leeftijd van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag. § 2. De bijdrage bedoeld onder § 1 wordt betaald door de werkgever vóór de datum van het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag van de arbeiders. Zij wordt forfaitair berekend en betaald volgens de modaliteiten, bepaald door de raad van bestuur van het fonds. HOOFDSTUK VI. - Begroting en rekeningen van het fonds

Art. 37.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 38.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgend jaar aan het Paritair Subcomité voor het koetswerk ter goedkeuring voorgelegd.

Art. 39.De rekeningen van het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur evenals de door het Paritair Subcomité voor het koetswerk aangeduide revisor of accountant maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar.

De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni aan het Paritair Subcomité voor het koetswerk ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening van het fonds

Art. 40.Het fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor het koetswerk worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de netto-activa van het fonds te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2020.

De Minister van Werk, P.-Y. DERMAGNE

^