Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 23 september 2002
gepubliceerd op 28 september 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en einde loopbaan betreft

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2002022766
pub.
28/09/2002
prom.
23/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/23/2002022766/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

23 SEPTEMBER 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 59 van de programmawet van 2 januari 2001 wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en einde loopbaan betreft


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de programmawet van 2 januari 2001, inzonderheid op artikel 59;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 juni 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 juni 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft in sommige inrichtingen of diensten van de openbare sector;

Gelet op het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten;

Gelet op het advies, uitgebracht door het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op 11 februari 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 april 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 14 mei 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 31 mei 2002 over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 33.578/1/V van de Raad van State, gegeven op 29 augustus 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° RIZIV : het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering zoals bedoeld in artikel 10 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;2° de leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV;3° administratieve cel : cel in de Dienst voor Geneeskundige Verzorging onder de leiding en de verantwoordelijkheid van de leidend ambtenaar.Deze cel heeft als opdracht : het vaststellen van de nadere regels volgens dewelke de werkgevers gegevens dienen over te maken, de verwerking van deze gegevens en de vaststelling van het bedrag dat moet worden uitbetaald aan de werkgevers; 4° werkgevers : de inrichtingen die de zorgen verlenen zoals bedoeld in artikel 34, 7°, 8°, 11° en 12° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België, voorzover zij vallen onder het toepassingsgebied van de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord, bedoeld in artikel 2;5° personeelsleden : het verpleegkundig personeel en het verzorgend personeel dat effectief verpleegkundige en/of verzorgende taken uitoefent, evenals het verpleegkundig en verzorgend personeel dat hen omkadert en het gelijkgesteld personeel;dit personeel werkt uitsluitend in loondienst en heeft de werkgever ingelicht over zijn keuze tussen het behoud van de arbeidsduur of de vrijstelling van arbeidsprestaties. Onder verzorgend personeel wordt verstaan, de werknemers die een overeenkomst hebben als verzorgende en het barema genieten dat hiermee overeenkomt, alsook degenen die vallen onder de toepassing van artikel 54bis van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen. Onder gelijkgesteld personeel wordt verstaan, de werknemers die elke maand, en dit gedurende de referentieperiode van 12 maanden voorafgaand aan de maand tijdens dewelke de keuze door de werknemer is ingediend, minstens 2 verschillende van de 5 onregelmatige prestaties (zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) verrichten waarvoor zij een bijkomende geldelijke vergoeding krijgen, en waarbij de belangrijkste vakantiemaand en elke maand waarin de werknemer gedurende minstens 7 ononderbroken kalenderdagen afwezig is omwille van arbeidsonbekwaamheid, geneutraliseerd worden; indien met toepassing van deze regel meer dan 6 maanden worden geneutraliseerd in de referentieperiode van 12 maanden, wordt de referentieperiode verlengd met evenveel maanden die nodig zijn om te kunnen nagaan of aan de voorwaarde van de 2 van de 5 onregelmatige prestaties gedurende een minimumperiode van 6 maanden wordt voldaan.

Voor de toepassing van dit besluit worden : - de onregelmatige prestaties bedoeld die als dusdanig zijn vergoed; - de nachtprestaties en onderbroken uurrooster bedoeld die als dusdanig zijn gedefinieerd in de inrichting; - de nachtprestaties uitgevoerd tijdens de nacht van een zaterdag of een zondag of de prestaties uitgevoerd op een zaterdag of een zondag als nachtprestaties of als zaterdag- of zondagprestaties gekwalificeerd en dit volgens de keuze van de werknemer; 6° arbeidsduur : de wekelijkse arbeidsduur zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, of zoals die van toepassing is voor het personeelslid in een openbare dienst.

Art. 2.§ 1. De werkgever heeft recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming ter vergoeding van de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, zoals dit is voorzien in het meerjarenplan voor de gezondheidssector van 1 maart 2000 of in het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten, voor zover hij onder de toepassing valt van een collectieve arbeidsovereenkomst die is gesloten in het bevoegde paritair comité, of van een protocol van akkoord dat is gesloten in het bevoegde onderhandelingscomité dat is voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, uiterlijk op 31 augustus 2001. De financiële tegemoetkoming is enkel mogelijk indien in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord de hierna vermelde voordelen zijn voorzien en indien de betrokken personeelsleden deze voordelen daadwerkelijk genieten : 1° vanaf 1 augustus 2001 heeft het voltijds werkend verpleegkundig en verzorgend personeel dat effectief verpleegkundige en verzorgende taken uitoefent, evenals het verpleegkundig en verzorgend personeel dat hen omkadert, dat de leeftijd van 45 jaar heeft bereikt, recht op 96 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk aan 5,26 % berekend op zijn voltijds loon (2 uur per week).Vanaf 1 december 2002 heeft hetzelfde personeel dat de leeftijd van 50 jaar heeft bereikt, recht op 192 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of op een premie, gelijk aan 10,52 % berekend op zijn voltijds loon (4 uur per week). Vanaf 1 december 2003 heeft hetzelfde personeel dat de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt, recht op 288 betaalde uren van vrijstelling van prestaties per jaar of een premie van 15,78 % berekend op zijn voltijds loon (6 uur per week). In geval van gecombineerde opties vanaf de leeftijd van 50 jaar, wordt de tegemoetkoming toegekend op basis van een verdeling in volledige schijven van 2 uur equivalent voltijdse betrekking; 2° het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft op dezelfde tijdstippen recht op een bijkomend aantal compensatiedagen of een equivalente premie gelijk aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie;3° voor de toepassing van dit artikel worden de gelijkgestelden gelijkgesteld met het verpleegkundig en verzorgend personeel. § 2. De werkgever die niet onder de toepassing valt van de bepalingen zoals voorzien in § 1 van onderhavig artikel maar toch gehouden is de bepalingen toe te passen van een protocol van akkoord dat is gesloten in het bevoegde onderhandelingscomité dat is voorzien in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en dit ingevolge het protocol nr. 120/2 van 28 november 2000 van het Gemeenschappelijk Comité voor alle Overheidsdiensten en dat betrekking heeft op de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, heeft daarvoor recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming. De financiële tegemoetkoming is enkel mogelijk indien het protocol van akkoord werd gesloten uiterlijk op 31 augustus 2001 en indien de betrokken personeelsleden de voordelen in het kader van de eindeloopbaanproblematiek zoals voorzien in dat protocol van akkoord daadwerkelijk genieten.

Art. 3.De leidend ambtenaar vraagt de in artikel 4 bedoelde gegevens op bij de volgende werkgevers : 1° de rustoorden voor bejaarden, de rust- en verzorgingstehuizen, de psychiatrische verzorgingstehuizen, de centra voor dagverzorging, de revalidatiecentra en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België zoals die bij het RIZIV zijn gekend;2° de diensten voor thuisverpleging in de privé sector die zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid onder het kengetal 911 en die door deze Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar;3° de diensten voor thuisverpleging van de openbare sector die zijn ingeschreven bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten onder de omschrijving andere activiteit van de werknemer met waarde = 6 en die door deze Dienst worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar.

Art. 4.§ 1. De werkgevers delen aan de leidend ambtenaar de volgende gegevens mee die betrekking hebben op de inrichting of dienst, op de personeelsleden en op de compensatie van het aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties : 1° gegevens met betrekking tot de inrichting of dienst : a) het statuut; b) het R.S.Z. of R.S.Z.-PPO nummer; c) de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur voor voltijdse prestaties;2° gegevens per personeelslid;het betreft de personeelsleden die in het jaar waarvoor de tegemoetkoming wordt bepaald minstens 44 jaar zijn geworden : a) naam, voornaam en geboortedatum van de personeelsleden;b) inschrijvingsnummer van de personeelsleden in het rijksregister;c) het aantal te presteren uren per week zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte, verricht in voorkomend geval in de functie die het voordeel van de in dit besluit bedoelde maatregel verantwoordt met begin- en einddatum waarop dit aantal uren van toepassing is;d) indien het gaat om een nieuw personeelslid of indien een einde werd gesteld aan de tewerkstelling : de begin- en/of einddatum;e) per personeelslid het aantal gepresteerde dagen en voor de periode van deeltijdse tewerkstelling het aantal gepresteerde uren;f) per personeelslid de optie voor vrijstelling van arbeidsprestaties en/of het behoud van de arbeidsduur met het recht op een premie als tegenwaarde en de periode waarvoor deze optie van toepassing is;g) per personeelslid de beroepskwalificatie en de baremieke anciënniteit;h) voor de gelijkgestelde personeelsleden daarenboven de gegevens waaruit blijkt dat deze personeelsleden voldoen aan de in artikel 1, 5° bepaalde voorwaarden;i) het aantal maanden schorsing of onderbreking van de maatregel bij toepassing van een bepaling van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of van het toepasselijk protocolakkoord; j) aantal kalenderdagen die niet werden vergoed door de werkgever (langdurige ziekte, arbeidsongeval, zwangerschapsverlof,...). Hierin moeten eveneens de dagen worden opgenomen van het personeelslid met disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid; 3° gegevens in verband met de compensatie van vrijstelling van arbeidsprestaties waaruit blijkt dat de vrijstelling van arbeidsprestaties werd gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur van een andere werknemer.Hierbij komen de werknemers die aangeworven werden in uitvoering van de bepalingen van het koninklijk besluit van 5 februari 1997 houdende maatregelen met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, alsook de gesubsidieerde contractuelen, tewerkgesteld met toepassing van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen, niet in aanmerking : a) naam, voornaam en beroepskwalificatie van de werknemer;b) rijksregisternummer van de werknemer;c) het aantal uren van de nieuwe of bijkomende tewerkstelling en de ingangsdatum en desgevallend de einddatum ervan;d) afschrift van de arbeidsovereenkomst of afschrift van de benoemingsakte van de inrichtende macht ingeval het om een openbare dienst gaat.Uit dit afschrift moet blijken dat de nieuwe of bijkomende tewerkstelling, zoals vermeld in punt c) , het gevolg is van de compensatie van de vrijstelling van arbeidsprestaties.

In de inrichting wordt een lijst bijgehouden waarin de identiteit en het aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties wordt vermeld van de personeelsleden die hebben gekozen voor vrijstelling van arbeidsprestaties, alsook de identiteit en het aantal uren nieuwe of bijkomende tewerkstelling van de personeelsleden die deze uren van vrijstelling van arbeidsprestaties compenseren. § 2. De werkgever bezorgt de gegevens zoals bedoeld in § 1 van onderhavig artikel per jaar via elektronische drager (diskette, CD-rom of via e-mail) aan de leidend ambtenaar. Dit dient te gebeuren ten laatste op 31 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarop de gegevens betrekking hebben. De nadere regels volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt, worden vastgelegd door de leidend ambtenaar en worden aan de betrokken werkgevers overgemaakt vóór 31 december van het jaar waarop de gegevens betrekking hebben.

Tegelijk met het overmaken van de elektronische drager, moet de inrichting of dienst met een aangetekend schrijven, gericht aan de leidend ambtenaar van het RIZIV, zich verbinden om de eventueel teveel betaalde voorlopige tegemoetkomingen, zoals die zijn voorzien in artikelen 6 en 7, terug te storten aan het RIZIV indien blijkt dat de recuperatie ervan op geen andere wijze kan gebeuren. In datzelfde schrijven moet de inrichting of dienst verklaren dat de gegevens die zijn overgemaakt via elektronische drager correct en volledig zijn. De integriteit van de overgemaakte gegevens wordt gewaarborgd door een controlegetal dat berekend wordt bij het bewaren van het bestand op basis van de gegevens die worden meegedeeld; dit controlegetal wordt afgedrukt op de verklaring en wordt eveneens vermeld in het bestand dat elektronisch wordt verstuurd. In geval het controlegetal verschilt wordt de werkgever verzocht nieuwe gegevens over te maken. § 3. Voor de eerste toepassing van dit besluit en in afwijking van de bepalingen van § 2 bezorgen de werkgevers aan de leidend ambtenaar vóór 30 juni 2001 de gegevens zoals bedoeld in § 1, 1° en 2° van onderhavig artikel en die betrekking hebben op de situatie van 31 mei 2001. Het totaal bedrag van de voorlopige tegemoetkomingen zoals de werkgever dit berekent voor het jaar 2001 volgens artikel 5, § 2, wordt door de werkgever per aangetekend schrijven aan de leidend ambtenaar meegedeeld vóór 30 juni 2001.Deze gegevens worden overgemaakt via elektronische drager (diskette, CD-rom of via E-mail).

De nadere regels volgens dewelke deze gegevens moeten worden overgemaakt aan de leidend ambtenaar worden ten laatste tegen 15 juni 2001 aan de werkgevers meegedeeld.

Art. 5.§ 1. De in artikel 2 bedoelde tegemoetkoming per personeelslid (Tp) wordt door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld in artikel 4.

De tegemoetkoming per personeelslid (Tp) wordt als volgt bepaald : Tp = Tp1 + Tp2 Tp1 = [Y1 * ((X1/B*C1/12) + (X2/B*C2/12) + (X3/B*C3/12)) * A/B * B/38 * (1-D/365) * (1-E/12) Tp2 = Y2 * ((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38 * (1-E/12) waarbij : Tp1 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor het behoud van de arbeidsduur;

Tp2 = de tegemoetkoming voor een personeelslid dat heeft gekozen voor vrijstelling van arbeidsprestaties; indien de vrijstelling van arbeidsprestaties niet is gecompenseerd door een nieuwe aanwerving of door een verhoging van het aantal arbeidsuren van een andere werknemer, bedraagt Tp2 0 BEF voor de periode zonder compensatie;

Y1 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat volledig of gedeeltelijk opteert voor het behoud van de arbeidsduur : a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis : Vanaf 1 augustus 2001 : - voor verpleegkundigen : 44.321,72 euro - voor verzorgenden : 31.373,13 euro - voor gelijkgestelden : 25.916,25 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - voor verpleegkundigen : 44.761,67 euro - voor verzorgenden : 31.683,79 euro - voor gelijkgestelden : 26.171,93 euro b) in het geval van de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België : Vanaf 1 augustus 2001 : - voor verpleegkundigen : 44.003,35 euro - voor verzorgenden : 30.714,65 euro - voor gelijkgestelden : 25.916,25 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - voor verpleegkundigen : 44.438,56 euro - voor verzorgenden : 31.018,42 euro - voor gelijkgestelden : 38.404,08 euro c) in alle andere gevallen : Vanaf 1 augustus 2001 : - als verpleegkundige : 47.626,17 euro - als verzorgende : 37.419,70 euro - voor gelijkgestelden : 42.284,67 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - als verpleegkundige : 48.099,95 euro - als verzorgende : 37.790,45 euro - voor gelijkgestelden : 43.122,14 euro Y2 = de jaarlijkse loonkost voor een personeelslid dat de uren vrijstelling compenseert : a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis : Vanaf 1 augustus 2001 : - als verpleegkundige : 36.818,06 euro - als verzorgende : 29.410,93 euro - als andere : 25.351,30 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - als verpleegkundige : 37.166,82 euro - als verzorgende : 29.685,65 euro - als andere : 25.584,94 euro b) in het geval van de diensten voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België : Vanaf 1 augustus 2001 : - voor verpleegkundigen : 36.632,98 euro - voor verzorgenden : 30.280,74 euro - als andere : 33.181,67 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - voor verpleegkundigen : 36.979,80 euro - voor verzorgenden : 30.564,03 euro - als andere : 33.493,97 euro c) in alle andere gevallen : Vanaf 1 augustus 2001 : - voor verpleegkundigen : 37.049,46 euro - voor verzorgenden : 32.618,13 euro - als andere : 36.235,35 euro Vanaf 1 oktober 2001 : - voor verpleegkundigen : 37.400,61 euro - voor verzorgenden : 32.924,92 euro - als andere : 36.578,33 euro X1 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid in de bedoelde leeftijdsgroep;

X2 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;

X3 = aantal uren per week waarvoor het personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest voor een premie. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;

Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;

Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;

Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week dat een personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes kiest. In geval van een deeltijdse tewerkstelling wordt dit aantal uren verhoogd tot het aantal uren dat van toepassing is voor een voltijds personeelslid op bedoelde leeftijdsgroep;

A = jaargemiddelde van de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de individuele arbeidsovereenkomst(en) of benoemingsakte(n), beperkt tot 38 uur, verricht in voorkomend geval in de functie die het voordeel van de in dit besluit bedoelde maatregel verantwoordt;

B = het aantal uren van een fulltime arbeidsduur in de inrichting of dienst, beperkt tot 38 uur;

C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;

C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;

C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is;

D = aantal kalenderdagen die niet werden vergoed door de werkgever (langdurige ziekte, arbeidsongeval, zwangerschapsverlof,...). Hierin moeten eveneens de dagen worden opgenomen van het personeelslid met disponibiliteit wegens ziekte of gebrekkigheid;

E = het aantal maanden schorsing of onderbreking van de maatregel bij toepassing van een bepaling van de toepasselijke collectieve arbeidsovereenkomst of van het toepasselijk protocolakkoord. § 2. De in artikel 6 bedoelde voorlopige tegemoetkoming per personeelslid wordt door de administratieve cel bepaald aan de hand van de gegevens, zoals bedoeld in artikel 4. Enkel de gegevens komen in aanmerking die betrekking hebben op de situatie van 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarvoor de voorlopige tegemoetkoming wordt berekend. Evenwel wordt de voorlopige tegemoetkoming voor 2001 bepaald aan de hand van de gegevens op 31 mei 2001. De voorlopige tegemoetkoming (VTp) wordt per personeelslid als volgt berekend : VTp = Y * ((Z1/B*C1/12) + (Z2/B*C2/12) + (Z3/B*C3/12)) * A/B * B/38 waarbij Y = De jaarlijkse loonkost voor een werknemer die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de voorlopige tegemoetkoming : a) in het geval van een rustoord voor bejaarden, een centrum voor dagverzorging of een rust- en verzorgingstehuis : Vanaf 1 augustus 2001 : 30.342,17 euro Vanaf 1 oktober 2001 : 30.645,59 euro Vanaf 1 januari 2002 : - voor een verpleegkundige : 37.166,82 euro - voor een verzorgende : 29.685,65 euro - voor een gelijkgestelde : 25.584,94 euro b) in het geval van een dienst voor thuisverpleging en de diensten voor het bloed van het Rode Kruis van België : Vanaf 1 augustus 2001 : 34.134,94 euro Vanaf 1 oktober 2001 : 34.476,29 euro Vanaf 1 januari 2002 : - voor een verpleegkundige : 36.979,80 euro - voor een verzorgende : 30.564,03 euro - voor een gelijkgestelde : 33.493,97 euro c) in alle andere gevallen : Vanaf 1 augustus 2001 : 34.134,94 euro Vanaf 1 oktober 2001 : 34.476,29 euro Vanaf 1 januari 2002 : - voor een verpleegkundige : 37.400,61 euro - voor een verzorgende : 32.924,92 euro - voor een gelijkgestelde : 36.578,33 euro A = de arbeidsduur, zoals kan afgeleid worden uit de individuele arbeidsovereenkomst of benoemingsakte, beperkt tot 38 uur, verricht in voorkomend geval in de functie die het voordeel van de in dit besluit bedoelde maatregel verantwoordt;

B = het aantal uren van een fulltime wekelijkse arbeidsduur in de inrichting of dienst, beperkt tot 38 uur;

Z1 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 45 jaar en minder dan 50 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;

Z2 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 50 jaar en minder dan 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;

Z3 = aantal uren vrijstelling van arbeidsprestaties per week waarop een personeelslid van minstens 55 jaar in de in artikel 2 bedoelde periodes maximum recht heeft;

C1 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 45 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C2 en C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.

C2 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 50 jaar in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar, verminderd met C3. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.

C3 = aantal volledige leeftijdmaanden van het personeelslid met de leeftijd van minstens 55 jaar tot maximum de datum van pensionering in de periode van 1 januari tot 31 december van het bedoelde jaar. Deze periode wordt evenwel beperkt tot het aantal maanden waarvoor de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2 toepasbaar is.

Art. 6.Voor de inrichtingen en diensten zoals bedoeld in artikel 2, § 1, worden de som van de voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 2, hierna « voorlopige tegemoetkomingen » genoemd, en de som van de tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, hierna « tegemoetkomingen » genoemd, door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien in artikel 4, worden de voorlopige tegemoetkomingen en de tegemoetkomingen als volgt uitbetaald : 1° voorlopige tegemoetkomingen voor het jaar 2001 : Onder de vorm van een voorschot wordt 50 % betaald tegen uiterlijk 15 september 2001.Het tweede voorschot van 50 % wordt betaald op 31 oktober 2001; 2° tegemoetkomingen voor het jaar 2001 : Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de voorschotten die werden betaald in toepassing van artikel 6, 1°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot op 30 april 2002, en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de voorschotten van 2002 niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld; 3° voorlopige tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 : Op 31 januari van het jaar waarop de voorlopige tegemoetkomingen betrekking hebben, wordt een eerste voorschot gestort dat gelijk is aan het voorschot dat werd betaald op 31 oktober van het jaar dat eraan voorafgaat. De volgende voorschotten worden als volgt betaald : a) op 30 april : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);b) op 31 juli : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);c) op 31 oktober : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);4° tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 : Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de voorschotten die werden betaald met toepassing van artikel 6, 3°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot van het jaar dat volgt op het jaar waarop de tegemoetkomingen van toepassing zijn (30 april) en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de hiervoor bedoelde voorschotten niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld.

Art. 7.§ 1. Voor de inrichtingen en diensten die onder de toepassing vallen van de bepalingen van artikel 2, § 2, bepaalt het RIZIV de volgende coëfficiënten : 1° SC : de verhouding tussen het in het § 4 bedoelde budget van financiële middelen dat voorzien is voor de uitvoering van een welbepaald protocol van akkoord C en de som van de tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 5, § 1, voor alle personeelsleden van de werkgevers die ressorteren onder de toepassing van dat welbepaald protocol van akkoord C Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij SC = coëfficiënt van toepassing voor een welbepaald protocol van akkoord C BC = budget van financiële middelen, voorzien voor de uitvoering van een welbepaald protocol van akkoord C zoals vastgelegd in § 4, I = personeelslid n = aantal personeelsleden van de werkgevers die vallen onder de toepassing van het protocol C TpC = tegemoetkoming per personeelslid dat valt onder de toepassing van het protocol C 2° TC : de verhouding tussen het in § 4 bedoelde budget van financiële middelen dat voorzien is voor de uitvoering van een welbepaald protocol van akkoord C en de som van de voorlopige tegemoetkomingen, bedoeld in artikel 5, § 2, voor alle personeelsleden van de werkgevers die ressorteren onder de toepassing van dat welbepaald protocol van akkoord C Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarbij TC = coëfficiënt, van toepassing voor een welbepaald protocol van akkoord C BC = budget van financiële middelen, voorzien voor de uitvoering van een welbepaald protocol van akkoord C zoals vastgelegd in § 4, I = personeelslid n = aantal personeelsleden van de werkgevers die vallen onder de toepassing van het protocol C VTpC = voorlopige tegemoetkoming per personeelslid dat valt onder de toepassing van het protocol C. § 2. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen en diensten wordt de som van de voorlopige tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 2, hierna « voorlopige tegemoetkomingen » genoemd, voor het jaar T bepaald door het RIZIV. Indien de coëfficiënt TC zoals bedoeld in § 1, 2°, kleiner is dan 1, worden de voorlopige tegemoetkomingen vermenigvuldigd met de coëfficiënt TC. De voorlopige tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt TC) worden door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien in artikel 4, worden de voorlopige tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt TC) als volgt uitbetaald : 1° voorlopige tegemoetkomingen voor het jaar 2001 Onder de vorm van een voorschot wordt 100 % betaald tegen uiterlijk 31 oktober 2001.2° voorlopige tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 Op 31 januari van het jaar waarop de voorlopige tegemoetkomingen betrekking hebben, wordt een eerste voorschot gestort dat gelijk is aan het voorschot dat werd betaald op 31 oktober van het jaar dat eraan voorafgaat.In afwijking hiervan is het voorschot dat wordt gestort op 31 januari 2002 gelijk aan 50 % van het voorschot dat werd betaald op 31 oktober 2001.

De volgende voorschotten worden als volgt betaald : a) op 30 april : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);b) op 31 juli : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari);c) op 31 oktober : 1/3 * (voorlopige tegemoetkomingen - voorschot van 31 januari); § 3. Voor de in § 1 bedoelde inrichtingen en diensten wordt de som van de tegemoetkomingen per personeelslid zoals bedoeld in artikel 5, § 1, hierna « tegemoetkomingen » genoemd, bepaald door het RIZIV. Indien de coëfficiënt SC zoals bedoeld in § 1, 1°, kleiner is dan 1, worden de tegemoetkomingen vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC. De tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC) worden door het RIZIV meegedeeld aan de werkgever en gestort op de financiële rekening die door de werkgever wordt meegedeeld aan de leidend ambtenaar. Aan de werkgevers die de bepalingen naleven zoals deze zijn voorzien in artikel 4, worden de tegemoetkomingen (desgevallend vermenigvuldigd met de coëfficiënt SC) als volgt uitbetaald : 1° tegemoetkomingen voor het jaar 2001 : Het verschil tussen de tegemoetkomingen en de voorschotten die werden betaald in toepassing van § 2, 1°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot op 30 april 2002, en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de voorschotten van 2002 niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld; 2° tegemoetkomingen vanaf het jaar 2002 : Het verschil tussen de tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 5, § 1, en de voorschotten die werden betaald met toepassing van § 2, 2°, wordt verrekend bij de betaling van het tweede voorschot van het jaar dat volgt op het jaar waarop de tegemoetkomingen van toepassing zijn (30 april) en desgevallend ook bij de betaling van de volgende voorschotten. Indien een werkgever teveel voorschotten heeft ontvangen, en indien de terugvordering via de hiervoor bedoelde voorschotten niet mogelijk is, wordt het saldo door de werkgever teruggestort aan het RIZIV en dit vóór het einde van de maand die volgt op de maand waarin de leidend ambtenaar het terug te vorderen bedrag aan de werkgever heeft meegedeeld. § 4. Per protocol van akkoord zoals bedoeld in artikel 2, § 2, wordt een budget van financiële middelen bepaald dat gebonden is aan het indexcijfer 107.30 (basis 1996 = 100) en wordt aangepast aan de index volgens de bepalingen van artikel 14. In dit budget is de verhoging van 1 % die ingaat op 1 oktober 2001 reeds begrepen. Per protocol van akkoord wordt het budget per jaar als volgt vastgelegd : 1° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Vlaamse Gewest en Vlaamse Gemeenschap a) voor 2001 : 1.088.252 euro (43 900 000 BEF) b) voor 2002 : 2.192.866 euro (88 460 000 BEF) c) voor 2003 : 3.102.883 euro (125 170 000 BEF) 2° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Waals Gewest en Franse Gemeenschap a) voor 2001 : 726.328 euro (29 300 000 BEF) b) voor 2002 : 1.463.563 euro (59 040 000 BEF) c) voor 2003 : 2.071.150 euro (83 550 000 BEF) 3° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Brussels Hoofdstedelijk Gewest a) voor 2001 : 636.838 euro (25 690 000 BEF) b) voor 2002 : 1.283.097 euro (51 760 000 BEF) c) voor 2003 : 1.815.572 euro (73 240 000 BEF) 4° protocol van akkoord gesloten in het onderhandelingscomité C voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, onderafdeling Duitstalige Gemeenschap a) voor 2001 : 6.693 euro (270 000 BEF) b) voor 2002 : 13.138 euro (530 000 BEF) c) voor 2003 : 18.840 euro (760 000 BEF)

Art. 8.De jaarlijkse loonkost Y1 en Y2 zoals bedoeld in artikel 5 wordt aangepast op 1 oktober 2002 en op 1 oktober 2003 in functie van de collectieve arbeidsovereenkomsten die werden afgesloten in het paritair comité voor de gezondheidsdiensten op 7 december 2000. De bedragen Y1 en Y2 op 1 oktober 2002 en op 1 oktober 2003 worden vastgesteld door de Minister die de Sociale Zaken onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 9.De Dienst voor Administratieve Controle van het RIZIV wordt belast met de controle op de juistheid van de door de werkgevers aan de leidend ambtenaar meegedeelde gegevens.

Art. 10.De kost van de in artikelen 6 en 7 bedoelde tegemoetkomingen wordt ten laste gelegd van de globale begroting van financiële middelen van het RIZIV. De verdeling van deze kost over de algemene regeling en over de regeling der zelfstandigen gebeurt pro rata van de verdeling over deze twee regelingen van de basisuitgaven van de sector waarop zij betrekking hebben.

Art. 11.De bedragen zoals voorzien in artikel 5 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 107.30 (basis 1996 = 100) en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

Art. 12.§ 1. Tegen de beslissingen bedoeld in artikel 6, 1° en 3° en artikel 7, § 2 is er geen administratief beroep mogelijk. § 2. In geval van een gerechtelijk geschil over de beslissingen bedoeld in artikel 6, 2° en 4° en in artikel 7, § 3, stort het RIZIV, in afwachting van een uitspraak door de rechtbank, het bedrag van de tegemoetkomingen op basis van de berekeningen van de administratieve cel.

Art. 13.Het arbeidscontract of de benoemingsakte, bedoeld in artikel 4, § 1, 3°, d) , opgemaakt vóór de datum van bekendmaking van dit besluit, en waarin geen verwijzing wordt gemaakt naar de compensatie van vrijstelling van arbeidsprestaties wordt geacht aan de voorwaarden van artikel 4, § 1, 3°, d) te voldoen op voorwaarde dat aan het RIZIV een lijst wordt overgemaakt waarin de identiteit en het aantal uren nieuwe of bijkomende tewerkstelling van deze personeelsleden, ter compensatie van de uren vrijstelling van arbeidsprestaties, wordt vermeld.

Art. 14.Het koninklijk besluit van 25 juni 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en eindeloopbaan betreft en het koninklijk besluit van 27 juni 2001 tot uitvoering van artikel 59 van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wat de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties en einde loopbaan betreft in sommige inrichtingen of diensten van de openbare sector, worden opgeheven.

Art. 15.De werkgevers die voor de periode gedekt door de koninklijke besluiten vermeld in artikel 14, voor die periode integraal de bepalingen respecteren voorzien in dit besluit, hebben recht op de jaarlijkse financiële tegemoetkoming voorzien in dit besluit en niet op de jaarlijkse financiële tegemoetkomingen voorzien in de koninklijke besluiten vermeld in artikel 14.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2002.

Art. 17.Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 23 september 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^