Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 april 2002
gepubliceerd op 04 juni 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012598
pub.
04/06/2002
prom.
24/04/2002
ELI
eli/besluit/2002/04/24/2002012598/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 APRIL 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, inzonderheid op titel III;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf, houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 april 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Wet van 26 juli 1996, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996.

Koninklijk besluit van 16 januari 1975, Belgisch Staatsblad van 31 december 1975.

Koninklijk besluit van 7 december 1992, Belgisch Staatsblad van 11 december 1992.

Bijlage Paritair Comité voor het tabaksbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 2001 Maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 5 oktober 2001 onder het nummer 59148/CO/133) HOOFDSTUK I. - Oogmerken

Artikel 1.Met de huidige overeenkomst beogen de partijen het behoud van de tewerkstelling.

Overeenkomstig de mogelijkheid voorzien in het interprofessioneel akkoord van 8 december 1998 gesloten voor de jaren 1999-2000, worden de artikelen 3, 4 en 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, gesloten overeenkomstig de wet van 26 juli 1996 ter bevordering van de werkgelegenheid en de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen (Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1996) verlengd, evenals de maatregelen voorzien in voorgenoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997 inzake loopbaanonderbreking en deeltijdse arbeid. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.De huidige collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die sigaren en cigarillo's vervaardigen en onder het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf ressorteren.

Onder "werknemers" wordt verstaan : de arbeiders en arbeidsters. HOOFDSTUK III. - Beschikkingen A. Voltijds conventioneel brugpensioen op 58 jaar

Art. 3.§ 1. De bestaande regeling blijft van toepassing voor de voorwaarden en modaliteiten vervat in het raam van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, dit wil zeggen als basis de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 februari 1983 en 27 juni 1983, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 maart 1984, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 maart 1984, laatst gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 januari 1999, rekening houdende met de wettelijke bepalingen terzake. § 2. De leeftijdsgrens om in het brugpensioensysteem te treden voor mannen en vrouwen is vastgesteld op 58 jaar.

B. Halftijds brugpensioen op 55 jaar

Art. 4.§ 1. De bestaande regeling voorzien bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1995 en 23 juni 1995 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, blijft behouden op basis van artikel 26 van voornoemde wet van 26 juli 1996, namelijk de individuele mogelijkheid tot halftijds brugpensioen op 55-jarige leeftijd zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993 tot instelling van een regeling voor aanvullende vergoedingen voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties. § 2. Er zal slechts worden overgegaan tot een individuele schriftelijke overeenkomst tussen werkgever en werknemer, zo vooraf de haalbaarheid om in de vervanging te voorzien, door de werkgever werd onderzocht en positief werd bevonden.

Indien niet tot een individueel schriftelijk akkoord kan worden overgegaan tussen werkgever en werknemer, zal de beslissing schriftelijk verantwoord worden. Kopie hiervan wordt overgemaakt aan de Raad van Beheer van het "Sociaal Fonds der tabakverwerkende industrieën" die de gegrondheid ervan zal nagaan.

Bij betwisting, zal het dossier worden overgemaakt aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf.

C. Halftijds brugpensioen op 58 jaar

Art. 5.Voor iedere werknemer die tenminste 58 jaar oud is, wordt de individuele mogelijkheid ingevoerd op aanvraag en in onderlinge overeenstemming met de werkgever in het halftijds brugpensioensysteem te treden, overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden voorzien in het koninklijk besluit van 27 januari 1997 terzake.

D. Loopbaanonderbreking - beperkt recht voltijds of halftijds

Art. 6.§ 1. Het beperkt recht op voltijdse of halftijdse loopbaanonderbreking ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 29 maart 1995 en 23 juni 1995 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling, conform de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 56 van 13 juli 1993 gesloten in de Nationale Arbeidsraad, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 17 november 1993, oorspronkelijk voorzien bij afdeling 5, hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen (Belgisch Staatsblad van 24 januari 1985), blijft behouden, namelijk een beperkt recht uitgebreid tot 4 pct. van het gemiddeld aantal arbeiderspersoneel tijdens het afgelopen kalenderjaar in de technische bedrijfseenheid tewerkgesteld, onder de voorwaarde dat de functie binnen de maand voorafgaande aan de onderbreking kan worden overgedragen.

Bij onmogelijkheid zal dit tegenover de werknemer schriftelijk worden verantwoord en bij betwisting wordt het dossier aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het tabaksbedrijf voorgelegd. § 2. De onderbrekingsperiode die minimum drie maanden bedraagt en waarvan de werknemers de werkgever minstens twee maanden vooraf in kennis stelt kan worden verlengd en dient schriftelijk te worden vastgelegd. § 3. Deze loopbaanonderbreking, voltijds of halftijds wordt toegepast volgens de modaliteiten en in het raam van de vigerende wetgeving.

Deze bepalingen doen geen afbreuk aan meer gunstige voorwaarden op ondernemingsvlak.

E. Loopbaanonderbreking conform het koninklijk besluit van 10 augustus 1998

Art. 7.§ 1. Voor 3 pct. van het gemiddeld aantal arbeiderspersoneel tewerkgesteld in het afgelopen kalenderjaar wordt het recht ingevoerd overeenkomstig de modaliteiten en voorwaarden voorzien in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot aanstelling van een recht op loopbaanonderbreking, de loopbaan voltijds of halftijds gedurende minimum drie maanden te onderbreken, mits kennisgeving één maand vooraf aan de werkgever. § 2. Bij verlenging is de minimumtermijn van drie maanden onderbreking voorzien in § 1 niet vereist. § 3. In ondernemingen met minder dan 50 werknemers, arbeiders en bedienden samen, zal echter in overleg met de werkgever nagegaan worden of loopbaanonderbreking mogelijk is in de aangevraagde periode; bij onmogelijkheid om organisatorische redenen of wegens economische imperatieven, zal binnen de maand bij onderlinge overeenkomst de mogelijke periode van onderbreking worden vastgelegd.

F. Loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging

Art. 8.De werknemers tewerkgesteld in kleine of grote ondernemingen, kunnen geheel of gedeeltelijk de loopbaan gedurende één maand of maximum drie maanden aaneensluitend of niet onderbreken, evenwel beperkt tot een maximum termijn van twaalf maanden bij volledige onderbreking en tot vierentwintig maanden bij gedeeltelijk onderbreken voor bijstand of verzorging van een gezins- en familielid, tot de tweede graad mits voorleggen van een medisch attest waaruit blijkt dat dit lid aan een zware ziekte lijdt, rekening houdende met de wettelijke bepalingen voorzien bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot invoering van een recht op loopbaanonderbreking voor bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid.

Vervanging

Art. 9.De werknemers in loopbaanonderbreking om welke reden ook en op basis van om het even welke conventionele regeling, kunnen vervangen worden door alle categorieën vervangers bij wet vastgelegd, uitzendkrachten inbegrepen.

G. Deeltijdse arbeid

Art. 10.Verzoeken tot vrijwillige deeltijdse arbeid op basis van minsten 50 pct. voorzover één voltijdse arbeidspost volledig kan worden bezet, zullen positief benaderd worden, rekening houdende met de bedrijfseconomische en organisatorische imperatieven. HOOFDSTUK IV. - Geldigheid - Duur

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van twee jaar ingaande op 1 januari 2001 en houdende op van kracht te zijn op 31 december 2002, met uitzondering van de artikelen 6, 7, 8 en 9 die ophouden van kracht te zijn op 31 december 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 april 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^