Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 december 1999
gepubliceerd op 30 december 1999

Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden van economische zelfstandigheid waaraan de landbouwbedrijven dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor steun in toepassing van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1999016422
pub.
30/12/1999
prom.
24/12/1999
ELI
eli/besluit/1999/12/24/1999016422/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 DECEMBER 1999. - Koninklijk besluit betreffende de voorwaarden van economische zelfstandigheid waaraan de landbouwbedrijven dienen te voldoen om in aanmerking te komen voor steun in toepassing van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis, inzonderheid op de artikelen 4 en 5, 4°;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 7 oktober 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 28 september 1999;

Gelet op het overleg met de gewesten;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de noodzaak, voortvloeiend uit de omvangrijke en uitzonderlijke crisissituatie waardoor het voortbestaan van de landbouwbedrijven bedreigd wordt, om zonder verwijl de bepalingen toe te passen van de wet van 3 december 1999 betreffende steunmaatregelen ten gunste van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 december 1999, met toepassing van artikel 84, lid 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en Middenstand en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Besluit :

Artikel 1.Een landbouwbedrijf wordt geacht economisch zelfstandig te zijn indien het aan elk van volgende voorwaarden voldoet : 1° De teelt van zijn vee is niet het voorwerp van een contract van veepacht als bedoeld in Boek III, Titel VIII, Hoofdstuk IV, van het Burgerlijk Wetboek, van een overeenkomst als bedoeld in artikel 2, 4°, van de pachtwet of van een integratiecontract in de zin van de wet van 1 april 1976 betreffende de verticale integratie in de sector van de dierlijke productie, uitgezonderd een contract met vooraf gegarandeerde afnameprijzen; 2° Het bedrijf heeft het kweekmateriaal en de nodige grondstoffen voor de teelt zelf aangekocht en deze niet aangekocht bij de afnemer van het slachtrijpe vee of, indien deze laatste een vennootschap is, bij een met deze verbonden onderneming in de zin van Hoofdstuk III, Afdeling I, rubriek IV.A, van de bijlage bij het koninklijk besluit

van 8 oktober 1976 met betrekking tot de jaarrekening van de ondernemingen; 3° De gronden waarop of gebouwen waarin het vee wordt geteeld, zijn niet ter beschikking van het bedrijf gesteld door de afnemer van het vee of een met deze verbonden onderneming anders dan bij wege van verkoop of pacht;4° De inkomsten die het bedrijf heeft verworven uit de teelt van het vee, zijn niet aangegeven of belast in het forfaitair stelsel van de inkomstenbelastingen onder rubrieken die betrekking hebben op loonkweek, het vetmesten van dieren tegen betaling of het houden van dieren in pension;5° De inkomsten die het bedrijf heeft verworven uit de teelt van het vee, zijn niet aan de belasting over de toegevoegde waarde onderworpen in het kader van een bijzondere regeling overeenkomstig artikel 2, § 1, 2°, van koninklijk besluit nr.22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde, of aan het tarief van 6 procent voor diensten. 6° Zo het bedrijf een rechtspersoon is, staat het niet onder de controle van de afnemer van het vee of een met deze verbonden onderneming, in de zin van de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 6 maart 1990 op de geconsolideerde jaarrekening van de ondernemingen.

Art. 2.Een landbouwbedrijf dat voldoet aan de voorwaarden van economische zelfstandigheid, bedoeld in artikel 1, 2° tot 6°, en dat gebonden is door een contract met gegarandeerde afnameprijzen voor dieren die het fokt of vetmest, of voor producten van dierlijke oorsprong die het produceert, komt slechts in aanmerking voor steun vanwege het Fonds voor de schadeloosstelling van landbouwbedrijven getroffen door de dioxinecrisis in zoverre die steun betrekking heeft op schade welke verband houdt met het deel van de productie waarvoor het landbouwbedrijf gegarandeerde afnameprijzen geniet voor zover het bewijst ten gevolge van de dioxinecrisis een reële schade te hebben geleden boven deze welke kan worden vergoed krachtens voornoemd contract. Bij niet-naleving van het contract door de tegenpartij is vergoeding van de schade van het landbouwbedrijf mogelijk op voorwaarde dat de staat wordt gesubrogeerd in de betrokken contractuele rechten van het landbouwbedrijf.

Art. 3.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 4.Onze Minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 december 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en Middenstand, J. GABRIELS

^