Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 januari 2001
gepubliceerd op 20 februari 2001

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
2001022062
pub.
20/02/2001
prom.
24/01/2001
ELI
eli/besluit/2001/01/24/2001022062/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JANUARI 2001. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op de artikelen 8 en 15, 5°;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, inzonderheid op de artikelen 24bis, 1bis en 1ter, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, 26, § 2, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 december 1982, 17 april 1987, 26 juni 1987 en 2 mei 1990, en 34, § 2, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 11 augustus 1972, 12 juli 1976, 8 augustus 1986, 21 maart 1997 en 1 juli 1997;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voor pensioenen, gegeven op 22 mei 2000;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 5 juni 2000;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 18 september 2000;

Gelet op het advies van de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 24bis, 1bis en 1ter, van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, worden vervangen door de volgende bepalingen : « 1bis. Voor de deeltijdse werknemers met behoud van rechten bedoeld in artikel 34, § 1, Q, wordt, onverminderd de toepassing van artikel 26, § 2, f) , het in punt 1 bedoeld fictief loon beperkt tot een bedrag dat, samengeteld met het werkelijk loon voor het betrokken kalenderjaar, het bedrag van het tijdens het vorig jaar in aanmerking genomen werkelijk, fictief of forfaitair loon niet overschrijdt. 1ter. Voor de toepassing van artikel 34, § 1, P., en § 2, 5 en 6, b), wordt, in afwijking van punt 1, en onverminderd de toepassing van artikel 26, § 2, f), een fictief loon in aanmerking genomen dat overeenstemt met het loon bedoeld bij artikel 8, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996.

Art. 2.Artikel 26, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 30 december 1982, 17 april 1987, 26 juni 1987 en 2 mei 1990, wordt aangevuld als volgt : « f) werknemers die, ten vroegste vanaf 1 juli 2000 : een voltijdse of deeltijdse tewerkstelling hebben aanvaard na een periode als bedoeld in artikel 34, § 1, A), en B) 1°; een deeltijdse tewerkstelling hebben aanvaard als bedoeld in artikel 34, § 1, Q; van een voltijdse naar een deeltijdse tewerkstelling zijn overgegaan in het raam van een door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid goedgekeurd herstructureringsplan of in het kader van een bedrijfsplan tot herverdeling van de arbeid.

Evenwel dient, voor de toepassing van deze littera, de werknemer de leeftijd van 50 jaar te hebben bereikt op het ogenblik dat hij naar één van de in het eerste lid bedoelde arbeidssituaties overstapt en tegelijk het bewijs te leveren van een tewerkstelling in de hoedanigheid van werknemer gedurende ten minste twintig jaar, waarvan voor elk van die jaren moet aangetoond worden dat de tewerkstelling met ten minste één derde van een voltijdse arbeidsregeling overeenstemt, zoals bepaald bij artikel 3 van het koninklijk besluit van 21 maart 1997 tot uitvoering van artikel 4, § 2, vijfde lid, van het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot uitvoering van de artikelen 15, 16 en 17 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot invoering van de leefbaarheid van de pensioenstelsels. »

Art. 3.Artikel 34, § 2, 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 21 maart 1997, wordt vervangen als volgt : « 6. De in § 1, Q, beoogde perioden worden als volgt gelijkgesteld : a) voor de deeltijdse werknemers met behoud van rechten die de inkomensgarantie-uitkering genieten en op wie de bepalingen van artikel 26, § 2, f), niet van toepassing zijn, is de gelijkstelling onbeperkt in de tijd en wordt het fictief loon voor de niet-gepresteerde arbeidstijd berekend overeenkomstig de regels voorzien in artikel 24bis, 1 en 1bis;b) onverminderd de bepalingen van punt 5.kan, voor de deeltijdse werknemers met behoud van rechten zonder inkomensgarantie-uitkering op wie de bepalingen van artikel 26, § 2, f), niet van toepassing zijn, de niet-gepresteerde arbeidstijd gedurende de periode van het statuut worden gelijkgesteld tot beloop van ten hoogste 1 560 dagen en wordt het fictief loon berekend overeenkomstig de regels voorzien in artikel 24bis, 1ter. Dit aantal dagen wordt gespreid over meerdere kalenderjaren, en dit in verhouding tot de duur van de vermindering van de arbeidsprestaties. »

Art. 4.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2000.

Art. 5.Onze Minister van Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 januari 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen, F. VANDENBROUCKE

^