Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 juli 2008
gepubliceerd op 05 september 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008012967
pub.
05/09/2008
prom.
24/07/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JULI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 Wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds (Overeenkomst geregistreerd op 2 oktober 2007 onder het nummer 85004/CO/149.04) In uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2007-2008 van 24 mei 2007 HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, arbeiders en arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "arbeiders" verstaan : de mannelijke en vrouwelijke werklieden.

Art. 2.De statuten van het "sociaal fonds voor de metaalhandel" zijn bijgevoegd in bijlage. HOOFDSTUK II. - Geldigheid

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 2007 en wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

De collectieve arbeidsovereenkomst kan worden opgezegd door één van de ondertekenende partijen mits een opzegging van 6 maanden, betekend bij een ter post aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Deze opzegging kan slechts ingaan ten vroegste vanaf 1 januari 2009.

Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 2006 betreffende wijziging en coördinatie van de statuten van het sociaal fonds, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit op 10 november 2006 (Belgisch Staatsblad van 6 december 2006) wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de wijziging en de coördinatie van de statuten van het sociaal fonds STATUTEN VAN HET FONDS HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, opdrachten en duur 1. Benaming Artikel 1.Er wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht het "Sociaal Fonds van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel" afgekort "Sociaal Fonds voor de metaalhandel", verder in deze statuten het "fonds" genoemd.

Dit fonds wordt opgericht bij collectieve arbeidsovereenkomst van 28 mei 1970, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 11 augustus 1978 (Belgisch Staatsblad van 19 november 1970).

Met "fonds" wordt verder in deze statuten "Sociaal Fonds voor de metaalhandel" bedoeld. 2. Zetel Art.2. De maatschappelijke zetel van het fonds is gevestigd te 1140 Brussel, Jules Bordetlaan 164. Hij kan, bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, naar elke andere plaats in België worden overgebracht. 3. Opdrachten Art.3. Het fonds heeft als opdracht : 3.1 de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren; 3.2. de toekenning en de uitkering van de aanvullende vergoedingen te regelen en te verzekeren; 3.3. de vakbondsvorming van de arbeiders te bevorderen; 3.4. de vorming en informatie van de werkgevers te stimuleren; 3.5. een deel van de werking en sommige initiatieven van de VZW "Educam" te financieren; 3.6. ten laste nemen van bijzondere bijdragen; 3.7. de inning van de bijdrage voorzien voor de financiering en inrichting van een sectoraal pensioenstelsel. 4. Duur Art.4. Het fonds wordt opgericht voor onbepaalde tijd. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op de werkgevers, de arbeiders en de arbeidsters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Met "arbeiders" wordt bedoeld de mannelijke en vrouwelijke werklieden. HOOFDSTUK III. - Statutaire opdrachten van het fonds 1. Inning en invordering van de bijdragen Art.6. Het fonds is gelast de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5 bedoelde werkgevers te regelen en te verzekeren. 2. Toekenning en uitkering van de aanvullende vergoedingen Art.7. Vanaf 1 juli 2007 worden alle aanvullende vergoedingen geïndexeerd op basis van de reële loonindexeringen op 1 februari 2006 en op 1 februari 2007 (de sociale index van de maand januari van het kalenderjaar wordt vergeleken met de sociale index van de maand januari van het voorgaande kalenderjaar).

Door deze berekening, met name 2,02 pct. op 1 februari 2006 en 1,92 pct. op 1 februari 2007 worden de aanvullende vergoedingen met 3,98 pct. geïndexeerd. 2.1. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij tijdelijke werkloosheid

Art. 8.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht, ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering of halve werkloosheidsuitkering erkend door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en voorzien in artikel 28, 1°, of artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijks verlof of tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen) op de vergoeding voorzien in artikel 8, § 2, van deze statuten, voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : - werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst van de werkgever zijn. § 2. Vanaf 1 juli 2007 wordt het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding vastgesteld op : - 8,32 EUR per werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 4,16 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering.

Art. 9.Vanaf 1 juli 2007 hebben de schoolverlaters, die nog geen recht hebben op werkloosheidsuitkeringen in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering, tijdens hun wachtperiode recht op de aanvullende werkloosheidsvergoeding van 8,32 EUR bij tijdelijke werkloosheid omwille van sluiting van de onderneming wegens jaarlijkse vakantie of bij tijdelijke werkloosheid omwille van economische redenen, conform artikel 28, 1°, en artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. 2.2. Aanvullende werkloosheidsvergoeding bij volledige werkloosheid

Art. 10.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben ten laste van het fonds, voor elke werkloosheidsuitkering, recht op de bij artikel 10, § 2, voorziene vergoeding, met een maximum respectievelijk van 200 dagen en 300 dagen per geval, al naargelang zij op de eerste dag van de werkloosheid minder dan 45 jaar oud zijn of 45 jaar en ouder zijn, en voor zover zij volgende voorwaarden vervullen : 1. werkloosheidsuitkeringen genieten in toepassing van de wetgeving op de werkloosheidsverzekering;2. door een in artikel 5 bedoelde werkgever ontslagen geweest zijn;3. op het ogenblik van het ontslag, ten minste vijf jaar tewerkgesteld zijn in één of meerdere ondernemingen die onder één van de volgende paritaire comités ressorteren : - voor de ijzernijverheid (Paritair Comité 104); - voor de voortbrenging van non-ferrometalen (Paritair Comité 105); - voor de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritair Comité 111); - voor de sectoren verwant aan de metaal-, machine- en elektrische bouw (Paritaire Subcomités 149.01, 149.02, 149.03 en 149.04); - voor de Garages (Paritair Comité 112); - voor de ondernemingen waar teruggewonnen grondstoffen opnieuw ter waarde worden gemaakt (Paritair Subcomité 142.01); - voor de wapensmederij met de hand (Paritair Comité 147); 4. een wachttijd van vijftien kalenderdagen hebben vervuld. Voor de berekening van de wachttijd, worden de dagen werkloosheid en ziekte, in voorkomend geval, gelijkgesteld. § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 juli 2007 vastgesteld op : - 5,39 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,70 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. 2.3. Aanvullende ziektevergoeding

Art. 11.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht, ten laste van het fonds, op een vergoeding die de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering aanvult, voor zover de arbeiders volgende voorwaarden vervullen : - de ongeschiktheiduitkering van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving ter zake; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid aanvangt, in dienst zijn van een in artikel 5 bedoelde werkgever. § 2. Het forfaitair bedrag van de bij artikel 11, § 1, bedoelde vergoeding wordt vanaf 1 juli 2007 als volgt vastgesteld : 80,18 EUR na de eerste 60 dagen ononderbroken ongeschiktheid 80,18 EUR meer na de eerste 120 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 180 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 240 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 300 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 365 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 455 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 545 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 635 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 725 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 815 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 905 dagen ononderbroken ongeschiktheid 104,40 EUR meer na de eerste 995 dagen ononderbroken ongeschiktheid. § 3. Een arbeidsongeschiktheid kan, ongeacht de duur ervan, slechts aanleiding geven tot de toekenning van een enkele reeks vergoedingen; het hervallen in eenzelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid wanneer die zich voordoet binnen de eerste veertien dagen volgend op het einde van die periode van arbeidsongeschiktheid. § 4. Een arbeider die tijdens de ziekteperiode het werk deeltijds hervat en nog uitkeringen ontvangt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op een pro rata aanvullende ziektevergoeding. 2.4. Aanvullende vergoeding voor oudere werklozen

Art. 12.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die volledig werkloos worden gesteld, hebben voor elke werkloosheidsdag recht op de bij artikel 12, § 2, voorziene vergoeding onder volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de werkloosheid; - uitkeringen voor volledige werkloosheid genieten; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector metaalhandel (PSC 149.04). § 2. Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsvergoeding wordt vanaf 1 juli 2007 vastgesteld op : - 5,39 EUR per volledige werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering; - 2,70 EUR per halve werkloosheidsuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering. 2.5. Aanvullende vergoeding voor oudere zieken

Art. 13.§ 1. De in artikel 5 bedoelde arbeiders die verkeren in een toestand van blijvende arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeschiktheid wegens beroepsziekte of arbeidsongeval, hebben voor elke ziekteuitkering recht op de bij artikel 13, § 2, voorziene vergoeding, onder de volgende voorwaarden : - ten minste 55 jaar oud zijn op de eerste dag van de arbeidsongeschiktheid; - uitkeringen van ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten; - een carenztijd van dertig kalenderdagen hebben vervuld, ingaande op de eerste dag van de ongeschiktheid; - 20 jaar beroepsverleden kunnen bewijzen waarvan 5 jaar in de sector Metaalhandel (PSC 149.04). § 2. Het bedrag van de aanvullende ziektevergoeding wordt vanaf 1 juli 2007 vastgesteld op : - 5,39 EUR per volledige ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering; - 2,70 EUR per halve ziekteuitkering betaald in toepassing van de reglementering op de ziekteverzekering. § 3. Een arbeider die tijdens de ziekteperiode het werk deeltijds hervat en nog uitkeringen ontvangt van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op een pro rata aanvullende ziektevergoeding.

Art. 14.De arbeiders die de bij artikelen 12 en 13 bedoelde vergoeding genieten, hebben geen recht op de bij het artikelen 10, 11 en 16 voorziene vergoeding. 2.6. Aanvullende vergoeding bij sluiting van de onderneming

Art. 15.De in artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht op een aanvullende vergoeding in geval van sluiting van onderneming volgens de hierna bepaalde voorwaarden : 1. op het ogenblik van de sluiting van onderneming, tenminste 45 jaar oud zijn;2. op het ogenblik van de sluiting van onderneming, een anciënniteit hebben van ten minste vijf jaar in de firma;3. het bewijs leveren niet opnieuw, krachtens een arbeidsovereenkomst, te zijn aangeworven binnen een termijn van 30 kalenderdagen te rekenen vanaf de dag van het ontslag. Onder "sluiting van onderneming" zoals bedoeld bij het eerste lid van dit artikel, wordt verstaan : de volledige en definitieve stopzetting van de werkzaamheden van de onderneming.

Het bedrag van de aanvullende vergoeding is vanaf 1 juli 2007 vastgesteld op 266,92 EUR. Dit bedrag wordt met 13,46 EUR verhoogd per jaar anciënniteit met een maximum van 880,41 EUR. 2.7. Aanvullende vergoeding bij brugpensioen na ontslag

Art. 16.§ 1. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974, in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling voor aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975); - collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 betreffende het brugpensioen na ontslag tussen 1 juli 2007 en 30 juni 2010, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst brugpensioen vanaf 58 jaar van 21 juni 2007 met een looptijd van 1 juli 2007 tot 30 juni 2010, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 betreffende het brugpensioen na ploegenarbeid tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel; - de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 1998 betreffende de berekeningswijze van de aanvullende vergoeding brugpensioen, afgesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, neemt het fonds de helft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheidsuitkering ten laste.

Deze aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op brugpensioenstelling en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud dat zij gekoppeld is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing op de werkloosheidsuitkeringen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.

Bovendien wordt het bedrag van deze aanvullende vergoeding elk jaar op 1 januari herzien door de Nationale Arbeidsraad, in functie van de conventionele evolutie van de lonen. § 2. De aanvullende uitkering voor volledige werkloosheid voorzien in artikel 10 van de statuten wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanvullende uitkering voorzien in artikel 16, § 1. § 3. Om te kunnen genieten van het brugpensioen zoals vermeld in de vorige paragrafen moeten de betrokkenen vanaf 1 juli 2003 bewijzen dat zij ten minste 5 jaar hebben gewerkt als arbeiders in een of meerdere ondernemingen ressorterend onder het Paritaire Subcomité voor de metaalhandel.

Indien een arbeider een anciënniteit heeft opgebouwd in eenzelfde onderneming, die een bepaalde periode niet tot het Paritair Subcomité voor de metaalhandel behoorde of die opgedeeld is in verschillende technische entiteiten behorende tot verschillende paritaire comités, dan wordt deze anciënniteit als een geheel beschouwd. § 4. Onder de voorwaarden bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 en volgens de daarin bepaalde modaliteiten behouden de arbeiders die zijn ontslagen met het oog op brugpensioen in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomsten of in het kader van een op ondernemingsniveau gesloten collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen het recht op de aanvullende vergoeding : - wanneer ze het werk hervatten als loontrekkende bij een andere werkgever dan de werkgever die hen heeft ontslagen en die niet behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen; - ingeval een zelfstandige activiteit in hoofdberoep wordt uitgeoefend op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend voor rekening van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor rekening van een werkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 5. Vanaf 1 juli 2003 neemt het fonds de toepassing van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 19 december 1974 op zich indien een ondernemingsakkoord de uitbreiding van deze voordelen voorziet tot de arbeiders die een lagere leeftijd hebben dan deze bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomsten omtrent brugpensioen binnen de sector.

Het fonds neemt dit voordeel ten laste vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de arbeider de leeftijd bereikt zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst inzake brugpensioen vanaf 58 jaar van 21 juni 2007, op voorwaarde dat de werkgever, op het ogenblik van het sluiten van het ondernemingsakkoord, een kopie hiervan gestuurd heeft aan het fonds en dat hij de forfaitaire bijdrage, voorzien bij artikel 34, heeft vereffend. § 6. In toepassing van en overeenkomstig : - de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 gesloten op 13 juli 1993, in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties; - collectieve arbeidsovereenkomst van 21 juni 2007 betreffende het halftijds brugpensioen tussen 1 januari 2007 en 31 december 2008 gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, neemt het fonds de aanvullende vergoeding ten laste. Deze aanvullende vergoeding wordt berekend op het ogenblik van de op halftijdsbrugpensioenstelling en blijft ongewijzigd, onder voorbehoud dat zij gekoppeld is aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, volgens de modaliteiten van toepassing op de werkloosheidsuitkeringenovereenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971. Het bedrag van deze aanvullende vergoeding wordt berekend volgens de formule zoals omschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55.

Voormelde bepalingen zijn van toepassing op arbeiders en arbeidsters vanaf de leeftijd van 55 jaar. 2.8. Aanvullende vergoeding bij halftijdse loopbaanonderbreking

Art. 17.Vanaf 1 juli 2007 betaalt het fonds een aanvullende vergoeding van 66,73 EUR per maand gedurende 60 maanden aan werklieden van 53 jaar en meer die hun arbeidsprestaties verminderen tot een halftijdse betrekking conform de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 en de hieraan aangebrachte wijzigingen en in dit kader van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening een uitkering ontvangen. 2.9. Aanvullende sociale vergoeding

Art. 18.§ 1. De bij artikel 5 bedoelde arbeiders hebben recht ten laste van het fonds, op een aanvullende sociale vergoeding, voor zover zij sedert ten minste een jaar lid zijn van één van de interprofessionele organisaties van werknemers die voor het hele land zijn opgericht. § 2. Het bedrag van de bij artikel 18, § 1, bedoelde uitkering wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur. 2.10. Betalingsmodaliteiten van de bovengenoemde aanvullende vergoedingen

Art. 19.§ 1. De in artikelen 8 en 9 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van tijdelijke werkloosheid), 10 (aanvullende werkloosheidsvergoeding in geval van volledige werkloosheid), 11 (aanvullende vergoeding in geval van arbeidsongeschiktheid), 12 (aanvullende vergoeding voor oudere werkloze), 13 (aanvullende vergoeding voor oudere zieken), 15 (vergoeding voor sluiting van onderneming), 16 (aanvullende vergoeding voor brugpensioen na ontslag en voor halftijds brugpensioen) en artikel 17 (aanvullende vergoeding bij vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking) bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks door het fonds aan de betrokken arbeiders uitbetaald, voor zover zij het bewijs leveren van hun recht op de vergoedingen voorzien door voormelde artikelen en volgens de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur. § 2. De in artikel 18 bedoelde vergoeding wordt uitbetaald door de interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal vlak verbonden zijn.

Art. 20.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van de betaling van de door het fonds toegekende vergoedingen. In geen geval mag de betaling van de vergoeding afhankelijk zijn van de storting der bijdragen welke door de aan het fonds onderworpen werkgevers verschuldigd zijn. 3. Bevorderen van de vakbondsvorming Art.21. Op verzoek van de werkgevers die het voorschot hebben gedaan, betaalt het fonds de uitbetaalde lonen terug (vermeerderd met de patronale bijdragen) van de arbeiders die afwezig waren in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 1999 betreffende de vakbondsvorming, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 21 september 2001 (Belgisch Staatsblad 30 november 2001).

Art. 22.Het bedrag dat bestemd is voor de organisatie van deze vakbondsvorming wordt jaarlijks vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds. 4. Vorming en informatie van de werkgevers stimuleren Art.23. Het fonds kent aan de organisaties van de werkgevers, vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, een tussenkomst toe in de kosten voor informatie en vorming van de werkgevers. Zij wordt geïnd volgens de modaliteiten vastgesteld door de raad van bestuur. 5. Financiering van de werking en de initiatieven van de VZW "Educam" Art.24. In uitvoering van artikel 2 en artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake vorming en opleiding van 21 juni 2007 financiert het fonds een deel van de werking en sommige van de initiatieven van de VZW "Educam".

De VZW Educam organiseert voor de sector van de metaalhandel de beroepsopleiding en vorming voor de arbeiders zoals omschreven in de statuten van de VZW "Educam". 6. Ten laste nemen van bijzondere bijdragen Art.25. § 1. De bijzondere bijdragen ten laste van de werkgevers op het conventioneel brugpensioen en ingevoerd enerzijds door de programmawet van 22 december 1989 en anderzijds door de programmawet van 29 december 1990, respectievelijk verschuldigd aan de Rijksdienst voor Werknemerspensioenen en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden door het fonds ten laste genomen. § 2. De bedoelde bijzondere bijdragen worden ten laste genomen voor de arbeiders die een aanvullende vergoeding betaald krijgen in toepassing van artikel 16 van deze overeenkomst vastgelegde voorwaarden, en voorzover het brugpensioen een aanvang heeft genomen tussen 1 januari 1991 en 30 juni 2010.

Ingeval van brugpensioen ploegenarbeid worden de bedoelde bijzondere bijdragen voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2008 vanaf de leeftijd van 56 jaar ten laste genomen.

De bijzondere bijdragen worden ten laste genomen onder bovenvermelde voorwaarden en tot de oppensioenstelling van de arbeiders.

Art. 26.De raad van bestuur van het fonds bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van artikel 25 van onderhavige statuten.

Art. 27.De voorwaarden van toekenning van de vergoedingen welke door het fonds worden verleend, evenals het bedrag kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit. HOOFDSTUK IV. - Beheer van het fonds

Art. 28.Het fonds wordt beheerd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties.

De raad van bestuur bestaat uit zestien leden, hetzij acht vertegenwoordigers van de werkgevers en acht vertegenwoordigers van de werknemers.

De leden van de raad van bestuur worden door het Paritair Subcomité voor de metaalhandel benoemd.

Art. 29.Het voorzitterschap wordt door de werkgeversafgevaardigden waargenomen. De 1e en 3e ondervoorzitter behoren tot de werknemersgroep en worden jaarlijks aangeduid door de raad van bestuur. De 2e ondervoorzitter behoort tot de werkgeversgroep en wordt jaarlijks door de raad van bestuur aangeduid.

Art. 30.§ 1. De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken. § 2. De uitnodiging vermeldt de agenda.

De notulen worden door de door de raad van bestuur aangeduide directeur opgesteld.

De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend. § 3. Wanneer tot de stemming moet worden overgegaan, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden). § 4. De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwesties en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren. De beslissingen worden met een meerderheid van twee derden van de stemgerechtigden genomen.

Art. 31.§ 1. De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist. Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheid inzake het beheer en de leiding van het fonds. § 2. De raad van bestuur, keurt de rekeningen en de begroting goed en treedt in rechte op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigde bestuurder. § 3. De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen aan één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad speciale volmachten heeft verleend, volstaan de gezamenlijke handtekeningen van twee bestuurders (een van werknemerszijde en een van werkgeverszijde). § 4. De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun beheer ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. § 5. Een lid dat voor de vergadering van de raad van bestuur belet is, kan schriftelijk of per telefax volmacht verlenen aan een van zijn collega's behorende tot dezelfde groep (werknemers- of werkgeversgroep) om hem te vervangen. Nochtans mag geen enkel lid meer dan één andere bestuurder vertegenwoordigen.

Art. 32.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn schoot een bureau op dat is paritair samengesteld uit de voorzitter en 7 bestuurders. § 2. Het bureau staat in voor de politieke beslissingen van het fonds en werkt volgens de beslissingen of richtlijnen van de raad van bestuur. Het bureau kan zich eveneens laten bijstaan door derden of deskundigen. § 3. Het bureau wordt door de voorzitter bijeengeroepen.

De voorzitter is ertoe gehouden het bureau ten minste eenmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van het bureau erom verzoeken. § 4. De uitnodiging vermeldt de agenda. § 5. De notulen worden door de door het bureau aangeduide directeur opgesteld. De uittreksels uit deze notulen worden door de voorzitter of door twee bestuurders ondertekend. § 6. De beslissing van het bureau is slechts geldig over de kwesties die op de agenda vermeld staan en bij minimum de helft van de leden van de werknemersafvaardiging en de helft van de leden van de werkgeversafvaardiging. § 7. De beslissingen worden bij unanimiteit genomen. § 8. Het bureau rapporteert aan de raad van bestuur over zijn activiteiten en beslissingen. HOOFDSTUK V. - Financiering van het fonds

Art. 33.Om de financiering van de in artikel 8 tot artikel 26 bedoelde vergoedingen en financiële tussenkomsten te verzekeren beschikt het fonds over de bijdragen welke door de bij artikel 5 bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 34.§ 1. Vanaf 1 januari 2001 wordt de bijdrage van de werkgevers vastgesteld door een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst die algemeen bindend zal verklaard worden door koninklijk besluit. § 2. Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur van het fonds worden bepaald met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten.

Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 35.De inning en invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd bij toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid.

De raad van bestuur van het fonds bepaalt de verdeling van de bijdragen voorzien in de artikelen 8 tot en met 26. HOOFDSTUK VI. - Begroting en rekeningen van het fonds

Art. 36.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 37.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de metaalhandel aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juli aan het Paritair Subcomité voor de metaalhandel ter goedkeuring worden voorgelegd. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding en vereffening van het fonds

Art. 38.Het fonds kan slechts bij eenparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel worden ontbonden. Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de nettoactiva te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^