Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 juli 2008
gepubliceerd op 10 september 2008

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, tot vaststelling van het bedrag en de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp", in de diensten gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008013014
pub.
10/09/2008
prom.
24/07/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 JULI 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, tot vaststelling van het bedrag en de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp", in de diensten gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, tot vaststelling van het bedrag en de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds door de diensten voor gezins- en bejaardenhulp", in de diensten gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 juli 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2007 Vaststelling van het bedrag en de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds door de diensten voor gezins- en bejaardenhulp", in de diensten gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Overeenkomst geregistreerd op 18 oktober 2007 onder het nummer 85309/CO/318.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers van de diensten die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap.

Onder "werknemers" wordt verstaan : de gezins- en bejaardenhulpen, de huishoudhulpen, de thuisoppas, de oppas voor zieke kinderen en de arbeiders en arbeidsters, evenals elke persoon tewerkgesteld in een programma tot bestrijding van de werkloosheid.

Onder "voltijdse werknemer" wordt verstaan : elke werknemer waarvan het arbeidsstelsel hoger is dan 50 pct. van het arbeidsstelsel dat van kracht is in voornoemde diensten.

Onder "deeltijdse werknemer" wordt verstaan : elke werknemer waarvan het arbeidsstelsel lager is dan of gelijk is aan 50 pct. van het arbeidsstelsel dat van kracht is in voornoemde diensten.

Onder "sociaal boekjaar" wordt verstaan : de periode van 1 januari tot 31 december. HOOFDSTUK II. - Doel

Art. 2.De werknemers tewerkgesteld in één van de diensten bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2002 tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten, genaamd "Sociaal Fonds voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp" hebben recht op een aanvullend sociaal voordeel ten laste van voornoemd fonds onder de voorwaarden bepaald door deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden Algemeen principe

Art. 3.§ 1. Om het totaalbedrag van het sociaal voordeel te genieten, moeten de werknemers bedoeld in artikel 1 op 1 januari van het vorige sociaal boekjaar aan de volgende voorwaarden voldoen : a) aangesloten zijn bij één van de representatieve werknemersorganisaties, namelijk : - "La Centrale des Travailleurs, de l'alimentation, de l'hôtellerie et des Services" (ABVV); - De Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (ACLVB); - "La Centrale Nationale des Employés" (CNE); - "Le Syndicat des Employés, Techniciens et Cadres" (SETCA). b) door een arbeidsovereenkomst gebonden zijn aan één van de diensten bedoeld in artikel 1. § 2. Aan de rechthebbenden, die tijdens het vorige sociaal boekjaar gedurende 12 maanden niet voldaan hebben aan de voorwaarden opgenomen in artikel 3, § 1, wordt een sociaal voordeel toegekend op basis van 1/12e van het totale jaarbedrag, per gepresteerde maand of gelijkgesteld, zoals bepaald in de bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Afwijkingen

Art. 4.§ 1. De werknemers die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, § 1, en een volledige loopbaanonderbreking genieten, hebben slechts recht op het aanvullend sociaal voordeel tot maximaal de eerste 12 maanden van de loopbaanonderbreking. § 2. De zieke werknemers die voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, § l hebben recht op het aanvullend sociaal voordeel tot de eerste 36 maanden van de schorsing van hun overeenkomst.

Onder "ziekteperiode" wordt verstaan : - de periodes van volledige ongeschiktheid die voortkomen uit een arbeidsongeval of beroepsziekte; - de periodes van volledige ongeschiktheid te wijten aan een ongeval of ziekte die niet met het beroep te maken hebben. § 3. De in het vorige boekjaar gepensioneerde werknemers die voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, § 1, a), hebben recht op het volledig aanvullend sociaal voordeel. § 4. De echtgenote van de werknemer die voldoet aan de voorwaarde van artikel 3, § 1, en die overleden is tijdens het vorige sociale boekjaar heeft recht op het volledig aanvullend sociaal voordeel. § 5. De bruggepensioneerden, die voldoen aan de voorwaarde van artikel 3, § 1, a), en die tot de laatste dag van hun beroepsloopbaan verbonden waren door een arbeidsovereenkomst aan één van de diensten bedoeld in artikel 1 hebben recht op het aanvullend sociaal voordeel tot op het moment dat zij de wettelijke pensioenleeftijd bereiken.

Art. 5.Voor de berekening van het sociaal voordeel bedoeld in artikel 3 moet onder "maand" worden verstaan : elke maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst ten laatste op de vijftiende is ingegaan en elke maand tijdens dewelke de arbeidsovereenkomst werd beëindigd na de vijftiende. HOOFDSTUK IV. - Bedrag

Art. 6.Het bedrag van het aanvullend sociaal voordeel wordt als volgt vastgesteld : § 1. Voor de werknemers bedoeld in artikel 3, § 1, artikel 4, §§ 1 tot 5 : a) De voltijdse werknemers : 116,51 EUR;b) De deeltijdse werknemers : 78,09 EUR;c) De werknemers die in de twee arbeidsstelsels werken : 9,72 EUR/voltijds gepresteerde of gelijkgestelde maand + 6,52 EUR/deeltijds gepresteerde of gelijkgestelde maand. § 2. Voor de werknemers bedoeld in artikel 3, § 2 : a) De voltijdse werknemers : 9,72 EUR per gepresteerde of gelijkgestelde maand;b) De deeltijdse werknemers : 6,52 EUR per gepresteerde of gelijkgestelde maand;c) De werknemers die in de twee arbeidsstelsels werken : 9,72 EUR/voltijds gepresteerde of gelijkgestelde maand + 6,52 EUR/deeltijds gepresteerde of gelijkgestelde maand. HOOFDSTUK V. - Betalingsmodaliteiten

Art. 7.De werkgevers bedoeld in artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 november 2002, vermeld in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, geven, vóór 15 maart, aan elke werknemer tewerkgesteld in hun dienst tijdens het vorige sociaal boekjaar een formulier dat behoorlijk in tweevoud moet worden ingevuld en ondertekend, waarvan het model bepaald wordt door het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap.

Deze formulieren woorden aan de werkgevers bezorgd door het "Sociaal Fonds voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp" vóór 15 januari.

Vanaf het tweede sociaal boekjaar van het brugpensioen verstrekt het sociaal fonds, vóór 15 maart aan elke bruggepensioneerde een formulier dat behoorlijk in tweevoud moet worden ingevuld en ondertekend door de secretaris van dit fonds, waarvan het model wordt bepaald door het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 8.De personen die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 3 en 4 bezorgen één van de werknemersorganisaties vermeld in artikel 3, § 1, a), waarvan zij lid zijn, het formulier, bedoeld in artikel 7, in tweevoud terug.

Deze organisatie controleert het effectieve lidmaatschap van de betrokkene, evenals de rechtvaardiging van zijn recht, berekent het bedrag van het sociaal voordeel en schrijft een cheque uit op naam van de betrokkene. Het formulier "vakbondspremie" zal, ter controle, een volgnummer dragen en de stempel van één van de representatieve werknemersorganisaties bedoeld in artikel 3, § 1, a).

De controle en betaling gebeuren van 1 april tot 15 september.

De laattijdige formulieren zullen betaald worden in de periode van 1 april tot 15 september van het volgend jaar.

Art. 9.Op vraag van een vakorganisatie kan het sociaal fonds een voorschot toekennen op de vakbondspremies die aan de aangesloten werknemers moeten betaald worden.

De vakorganisatie moet specificeren vanaf welke bankrekening, arbeider of bediende, zij dit voorschot wenst te verwezenlijken.

Het voorschot kan gevraagd worden vanaf de maand april van elk jaar en gaat over 80 pct. van de som die vorig jaar betaald werd.

Art. 10.Vóór 15 oktober bezorgt elk van de organisaties bedoeld in artikel 3, § 1, a), het fonds een afrekening met het totale bedrag van de betaalde sociale voordelen, verhoogd met de administratieve kosten die er betrekking op hebben, zoals bepaald door de raad van beheer van het sociaal fonds.

Deze afrekening is vergezeld van een kopie van het originele formulier.

Het sociaal fonds zal de werknemersorganisaties terugbetalen na ontvangst van hun gedeeltelijke of definitieve afrekeningen.

De afrekeningen ontvangen na de uiterste datum van 15 november zullen automatisch het volgende jaar betaald worden.

De werknemersorganisaties zijn verplicht om de aanvraagformulieren, die gecontroleerd kunnen worden door de daartoe door de raad van bestuur aangestelde personen, gedurende drie jaar te bewaren. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst herroept en vervangt vanaf 1 januari 2007 deze van 8 oktober 2001 tot vaststelling van het bedrag en de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel, ten laste van het "Sociaal Fonds voor de gezins- en bejaardenhulp", door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap en door de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt van kracht op 1 januari 2007. Zij wordt gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd, mits een opzeggingstermijn van drie maanden wordt nageleefd, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 2007, gesloten in het Paritair Subcomité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, tot vaststelling van het bedrag en van de toekennings- en betalingsmodaliteiten van een aanvullend sociaal voordeel ten laste van het "Sociaal Fonds voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp" in de diensten gesubsidieerd door het Waalse Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

In het kader van de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder "gepresteerde dagen" worden verstaan : de dagen of gedeelten van dagen effectief besteed aan het werk.

Onder "gelijkgestelde dagen" wordt verstaan : 1. De niet-gepresteerde dagen of gedeelten ervan waarvoor de werkgever verplicht is een vergoeding te betalen (bijvoorbeeld : gewaarborgd loon, feestdagen, kort verzuim,...); 2. De dagen tijdens dewelke de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wordt geschorst omwille van jaarlijkse vakantie waarop de werknemers op grond van de wetten betreffende het jaarlijks verlof van de loontrekkende werknemers recht hebben;3. De zesde niet-gepresteerde dag van elke vijfdagenweek, indien de wekelijkse arbeid, tijdens het kwartaal, verdeeld is over ofwel vijf, ofwel meer dan vijf dagen; 4. De dagen begrepen in de eerste twaalf maanden van de periode van gedeeltelijke ongeschiktheid, volgend op een volledige tijdelijke arbeidsongeschiktheid, op voorwaarde dat het erkende percentage van de gedeeltelijke tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten minste gelijk is aan 66 pct.; 5. De dagen zwangerschaps- en bevallingsrust : zeven weken (negen in geval van meergeboorte) voor en acht weken na de bevalling;als de arbeidster effectief slechts gestopt is met haar beroepsarbeid minder dan zes weken (acht bij meergeboorte) voor haar bevalling, wordt de gelijkstelling verlengd met een termijn die overeenstemt met de periode tijdens dewelke zij is blijven werken vanaf de zesde week (achtste bij meergeboorte) die voorafgaat aan haar bevalling; 6. De erkende borstvoedingsperiodes;7. De gewone dagen van wederoproeping onder de wapens waarvan de duur 74 of 66 dagen niet mag overschrijden, naargelang de werknemer al dan niet deelneemt aan de opleiding tot het reservekader;8. De dagen besteed aan het volbrengen van burgerplichten (voogd, lid van een familieraad, getuige bij een rechtszaak, jurylid, kiezer, lid van een stembureau);9. De dagen besteed aan de uitoefening van een publiek mandaat en vakbondsverplichtingen opgenomen in artikel 16, 9° en 10°, van het koninklijk besluit van 30 maart 1967, gewijzigd door het koninklijk besluit van 20 juli 1970;10. De dagen van deelname aan stage of studiedagen gewijd aan de vakbondsvorming, georganiseerd door de representatieve werknemersorganisaties of door de gespecialiseerde instituten erkend door de bevoegde Minister gedurende maximaal twaalf dagen per jaar;11. Stakingsdagen of lock-outs, onder de volgende voorwaarden : a) de werknemers moeten ten minste één van de achtentwintig opeenvolgende dagen voorafgaand aan de dag van het begin van de staking of de lock-out effectief tewerkgesteld geweest zijn;b) de staking moet voorafgegaan zijn door een verzoeningspoging door een bemiddelaar, gekozen door de partijen of op vraag van een van hen, door de Minister van Werk.Zij moet tot stand komen bij het aflopen van een collectieve stakingsaanzegging, betekend door een vakorganisatie vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp. Deze aanzegging kan ten vroegste betekend worden op de zevende dag die volgt op eerste vergadering belegd door de gekozen of aangestelde bemiddelaar. Zij wordt betekend, ofwel via een ter post aangetekende brief, aan elke werkgever individueel, ofwel door toevoeging aan de notulen van een verzoeningsvergadering. Zij wordt van kracht de dag die volgt op diegene waarop de aanzegging wordt betekend en duurt ten minste zeven dagen; 12. De dagen gedeeltelijke werkloosheid;13. De periode extra-legaal verlof, toegestaan door de werkgever aan de buitenlandse werknemers die naar hun land terugkeren;14. Voor de jonge werknemers, de schoolperiode en de periode tussen de datum waarop zij de school verlaten en het begin van hun eerste arbeidsovereenkomst (met een maximum van vier maanden, deze limiet wordt op 31 december gebracht voor de jongeren die het schooljaar hebben beëindigd). De rechten moeten op dezelfde manier worden berekend als bepaald door de wetgeving betreffende het jaarlijks verlof van de arbeiders, dit wil zeggen dat het begin van de eerste arbeidsovereenkomst zich moet bevinden binnen de vier maanden na het einde van de studies; deze limiet wordt op 31 december gebracht (ofwel ongeveer zes maanden) voor de jongeren die het schooljaar volledig hebben beëindigd.

In dit geval worden de periodes die nog op school wordt doorgebracht en het gedeelte van de vier (of zes) niet-gewerkte maanden die vallen tussen de datum dat zij de school verlaten en 31 december van het lopende jaar gelijkgesteld met normale werkdagen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 juli 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^