Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 november 2010
gepubliceerd op 18 januari 2011

Koninklijk besluit tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2010000711
pub.
18/01/2011
prom.
24/11/2010
ELI
eli/besluit/2010/11/24/2010000711/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 NOVEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Op grond van artikel 8, § 1, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, is het aan het Sectoraal Comité van het Rijksregister om de machtiging tot het gebruik van het identificatienummer van voornoemd register te verlenen.

Enkel de overheden, organismen en personen die bedoeld worden in artikel 5, eerste lid, van voornoemde wet van 8 augustus 1983 kunnen de machtiging krijgen om het identificatienummer te mogen gebruiken.

Momenteel heeft het feit van te beschikken over een machtiging om het identificatienummer te gebruiken inzonderheid praktische gevolgen op de wijze van raadpleging van de gegevens van het Rijksregister.

Als een overheid, een organisme of een persoon gemachtigd is om zowel toegang te hebben tot het Rijksregister als om het identificatienummer te gebruiken, gebeurt het opzoeken van de gegevens van een persoon zo op basis van zijn identificatienummer, hetgeen het mogelijk maakt om enkel de gegevens van de betrokken persoon te raadplegen.

Wanneer de instantie die gemachtigd is om het Rijksregister te raadplegen daarentegen niet gemachtigd is om het identificatienummer te gebruiken, kan deze instantie het Rijksregister enkel raadplegen door middel van een zoekopdracht die uitgevoerd wordt hetzij via de naam (deze opzoeking wordt "fonetisch" genoemd), hetzij via het adres, hetzij via de geboortedatum. Deze methode houdt het risico in dat de gegevens van verschillende personen die niet bedoeld werden, eveneens zonder reden geraadpleegd worden.

Om de persoonlijke levenssfeer te beschermen en op vraag van zowel de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer als van het Sectoraal Comité van het Rijksregister, heeft onderhavig ontwerp van koninklijk besluit daarom tot doel om het mogelijk te maken voor de overheden, organismen en personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot de informatiegegevens in het Rijksregister, en niet om gebruik te maken van het identificatienummer, om dit nummer intern op te nemen, zodat tijdens een latere raadpleging enkel de gegevens van de betrokken persoon zouden verschijnen.

Artikel 8, § 1, tweede lid van voornoemde wet van 8 augustus 1983 bepaalt dat het aan de Koning is om te bepalen, bij een in de Ministerraad overlegd besluit en na advies van het Sectoraal Comité, in welke gevallen geen machtiging vereist wordt om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.

Concreet betekent de voorgestelde reglementaire aanpassing dat het identificatienummer systematisch zal verschijnen bij elke raadpleging van het Rijksregister.

Er wordt echter enerzijds benadrukt dat enkel het identificatienummer van de persoon die door de zoekopdracht betrokken is, opgenomen mag worden en anderzijds dat dit nummer enkel opgenomen mag worden met het doel om gebruikt te worden bij een latere zoekopdracht. Het gebruik van het identificatienummer voor elk ander doel moet vanzelfsprekend steeds het voorwerp uitmaken van een bijzondere machtiging door het Sectoraal Comité van het Rijksregister.

Het Sectoraal Comité van het Rijksregister heeft het advies nr. 01/2009, gegeven op 22 april 2009. De ontwerptekst houdt rekening met de opmerking die gedaan wordt in dit advies.

De Raad van State heeft zijn advies gegeven op 26 juli 2010. Het besluit dat aan Uwe Majesteit wordt voorgelegd, werd op dezelfde wijze aangepast aan dit advies.

We hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

Sectoraal comité van het Rijksregister Advies RR nr 01/2009 van 22 april 2009 Betreft : advies m.b.t. het ontwerp van koninklijk besluit tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot het gebruik van de identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is (RN/A/2009/001) Het Sectoraal comité van het Rijksregister, (hierna "het Comité");

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, (hierna "WRR"), inzonderheid artikel 8, § 1, tweede lid;

Gelet op de aanvraag van de heer Guido DE PADT, Minister van Binnenlandse Zaken, ontvangen op 20 maart 2009;

Gelet op het verslag van de heer Frank SCHUERMANS;

Brengt op 22 april 2009 het volgende advies uit : I. WAT VOORAFGING 1. Het Comité stelde vast dat instanties die op hun verzoek gemachtigd werden om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken, voor zover zij tevens gemachtigd werden tot toegang, aan de hand van dit nummer het Rijksregister efficiënt raadplegen.Zij geven dit uniek nummer in en alleen de gegevens van de betrokken persoon verschijnen. 2. Dit is echter niet het geval voor de instanties die weliswaar gemachtigd zijn om toegang te hebben tot het Rijksregister, maar die niet verzochten om gemachtigd te worden om het identificatienummer te gebruiken.Zij raadplegen het Rijksregister aan de hand van een opzoeking op naam (fonetisch), adres, geboortedatum, waarbij men vaak de gegevens van een aantal personen moet bekijken om de juiste te vinden. 3. Vanuit privacystandpunt is het aangewezen dat een gemachtigde alleen maar de gegevens te zien krijgt van de juiste persoon.4. In die optiek was het Sectoraal comité van het Rijksregister van mening dat het geen slechte zaak zou zijn om te voorzien dat wanneer een instantie gemachtigd wordt om enkel toegang te hebben tot het Rijksregister, deze toch ook het identificatienummer intern zou mogen opslaan met het oog op een efficiënte raadpleging van het Rijksregister.Dit zou kunnen geregeld worden door middel van een koninklijk besluit genomen ter uitvoering van artikel 8, § 1, tweede lid, WRR. 5. Bij schrijven van 19 juni 2008 gericht aan de heer Minister van Binnenlandse Zaken werd geïnformeerd of hij zich in de visie van het Comité kon vinden.Op 29 december 2008 meldde de heer Minister dat hij zijn diensten opdracht had gegeven om een ontwerp van koninklijk besluit op te stellen. Dit ontwerp wordt thans voorgelegd voor advies.

II. TEN GRONDE 6. Het voorgestelde artikel 1 concretiseert de suggestie van het Comité in een reglementaire tekst waarin volgende punten duidelijk tot uiting komen : - het identificatienummer zal n.a.v. elke raadpleging van het Rijksregister getoond worden ongeacht of de raadpleger gemachtigd is om het identificatienummer te gebruiken of niet; - de raadpleger die niet verzocht om gemachtigd te worden om het identificatienummer te gebruiken mag dit voortaan n.a.v. de initiële raadpleging in het dossier van de betrokkene opslaan/noteren; - het aldus genoteerde identificatienummer mag naderhand uitsluitend gebruikt worden voor de raadpleging van de gegevens van de betrokkene in het Rijksregister - dit vermijdt dat gegevens van andere personen getoond worden - en voor niets anders; - elk ander gebruik vereist een machtiging van het Comité. 7. Het Comité stelt evenwel voor om het tweede lid van het voorgestelde artikel 1 aan te vullen met de passage "onverminderd andersluidende machtigingen". OM DEZE REDENEN, 8. brengt het Comité een gunstig advies uit aangaande onderhavig ontwerp mits rekening gehouden wordt met de opmerking onder punt 7. Voor de Administrateur m.v., (get.) Patrick Van Wouwe De Voorzitter, (get.) Mireille Salmon

ADVIES 48.472/2/V VAN 26 JULI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, tweede vakantiekamer, op 28 juni 2010 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht haar, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is », heeft het volgende advies gegeven : Rekening houdend met het tijdstip waarop dit advies gegeven wordt, vestigt de Raad van State de aandacht op het feit dat, wegens het ontslag van de regering, de bevoegdheid van deze laatste beperkt is tot het afhandelen van de lopende zaken. Dit advies wordt evenwel gegeven zonder dat wordt nagegaan of dit ontwerp in die beperkte bevoegdheid kan worden ingepast, aangezien de afdeling Wetgeving geen kennis heeft van het geheel van de feitelijke gegevens welke de regering in aanmerking kan nemen als zij te oordelen heeft of het vaststellen of wijzigen van een verordening noodzakelijk is.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van state, zoals het vervangen is bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voormelde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Aanhef 1. Artikel 108 van de Grondwet vormt niet de rechtsgrond van het ontworpen besluit, dat zijn rechtsgrond put uit artikel 8, § 1, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Het eerste lid van de aanhef, waarin verwezen wordt naar artikel 108 van de Grondwet, moet derhalve vervallen. 2. Volgens de algemene praktijk komen in de aanhef van een besluit de « overwegingen » na de « aanhefverwijzingen ». Het derde lid van de aanhef dient bijgevolg te worden verplaatst.

Dispositief Artikel 1 In artikel 1 van het ontwerp zou het beter zijn de woorden « Onverminderd andersluidende machtigingen, » te vervangen door de woorden « Onverminderd ruimere machtigingen, ».

Uit een oogpunt van correct taalgebruik is artikel 1 ondermaats. Mede gelet op de hierboven gemaakte inhoudelijke opmerking, wordt voorgesteld het artikel als volgt te stellen : «

Artikel 1.Onverminderd ruimere machtigingen mogen overheden, organen en personen die ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen toegang hebben gekregen tot de informatiegegevens uit het Rijksregister, intern het identificatienummer opslaan waaronder de natuurlijke personen over wie ze informatie raadplegen, ingeschreven staan in het Rijksregister.

Het identificatienummer dat met toepassing van het eerste lid opgeslagen wordt, mag uitsluitend worden gebruikt om... (voorts zoals in het ontwerp). » De kamer was samengesteld uit de heren J. Jaumotte, staatsraad, voorzitter, M. Pâques en L. Detroux, staatsraden, Mevr. A.-C. Van Geersdaele, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door Mevr. A. Vagman, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De Griffier, A.-C. Van Geersdaele.

De Voorzitter, J. Jaumotte.

24 NOVEMBER 2010. - Koninklijk besluit tot vastlegging van de gevallen waarin een machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister niet vereist is ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, artikel 8, § 1, tweede lid, gewijzigd bij de wet van 25 maart 2003;

Gelet op het advies nr. 01/2009 van het Sectoraal Comité van het Rijksregister, gegeven op 22 april 2009;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 januari 2010;

Gelet op het advies nr. 48.472/2/V van de Raad van State, gegeven op 26 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens van toepassing is;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Onverminderd ruimere machtigingen mogen overheden, organen en personen die ingevolge artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen toegang hebben gekregen tot de informatiegegevens uit het Rijksregister, intern het identificatienummer opslaan waaronder de natuurlijke personen over wie ze informatie raadplegen, ingeschreven staan in het Rijksregister.

Het identificatienummer dat met toepassing van het eerste lid opgeslagen wordt, mag uitsluitend worden gebruikt om kennis te nemen van de informatiegegevens betreffende de natuurlijke personen van wie de gegevens worden geraadpleegd.

Art. 2.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 november 2010.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

^