Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 oktober 1997
gepubliceerd op 05 december 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014244
pub.
05/12/1997
prom.
24/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/24/1997014244/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

24 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten ("Global System for Mobile communications") die werken in de 900 MHz frequentie-band, heeft het lastenboek toepasselijk op de operatoren van GSM-mobilofonienetten en de selectieprocedure voor een tweede dergelijke operator bepaald.

Dit koninklijk besluit is gebaseerd op de wet van 12 december 1994, welke de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven wijzigt, waardoor het voorbehouden van de mobilofoniediensten voor het economische overheidsbedrijf werd opgeheven en die een artikel 89, § 2bis, heeft toegevoegd om als grondslag te dienen voor het opstellen van lastenboeken specifiek voor de mobilofonie.

Op grond van dit koninklijk besluit werd de selectieprocedure voor een tweede GSM-operator in België georganiseerd : de onderneming MOBISTAR werd gekozen, heeft zijn vergunning op 27 november 1995 ontvangen en heeft zijn dienst commerciëel geopend op 27 augustus 1996.

De eerste operator BELGACOM MOBILE, dochteronderneming van het autonome overheidsbedrijf BELGACOM en welke een GSM-netwerk uitbaat onder de commerciële naam PROXIMUS heeft trouwens eveneens een vegunning ontvangen op 2 juli 1996.

Als gevolg van richtlijn 96/2/EG van de Europese Commissie van 16 januari 1996 betreffende de mobiele en persoonlijke communicaties welke richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de telecommunicatiemarkten wijzigt, zal dit jaar een selectieprocedure worden georganiseerd voor een derde mobilofonieoperator welke de DCS-1800-variante ("Digital Cellular System") van het GSM-systeem in de 1800 MHz-band gebruikt.

Een koninklijk besluit zal het lastenboek en de selectieprocedure voor deze nieuwe operator vastleggen op grond van artikel 89, § 2bis, van de wet van 21 maart 1991.

Gelijklopend met dit koninklijk besluit betreffende het DCS-1800 mobilofonie-systeem, viseert dit koninklijke besluit diverse aanpassingen aan te brengen aan het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het GSM-systeem wegens de volgende redenen : 1° sommige bepalingen van het besluit van 7 maart 1995 zijn niet meer conform het nieuwe reglementaire kader, met name hetzij de wet van 21 maart 1991, hetzij het van toepassing zijnde communautaire recht, in het bijzonder de richtlijn 96/2/EG van 16 januari 1996;2° sommige aanpassingen zijn nodig rekening houdend met de opgedane ervaring bij de in werking stelling van het tweede GSM-netwerk en de noodzaak zo goed mogelijk, met een zorg voor niet-discriminatie, de toepasselijke voorwaarden voor de mobilofonie-operatoren van GSM op 900 MHz en DCS-1800 op 1800 MHz, op elkaar af te stemmen;3° sommige bepalingen beogen een zekere samenwerking aan te moedigen tussen de verschillende mobilofonie-operatoren, met respect voor de concurrentieregels, in het bijzonder de mogelijkheid van het gezamenlijk gebruik van antennesites tengevolge beperkingen van ruimtelijke ordening. Commentaar artikel per artikel Artikel 1 brengt meerdere wijzigingen en toevoegingen aan in de definities in artikel 1 met het oog op het beter weergeven van sommige begrippen.

Artikel 2, 1° en 2°, heft in artikel 2, § 2, de verplichting op dat de interconnectie tussen een GSM-net en andere telecommunicatie-netten dient te geschieden via het openbaar geschakeld net van BELGACOM teneinde overeen te stemmen met het nieuwe artikel 3quinquies van de richtlijn 90/388/EEG toegevoegd door artikel 1 van de richtlijn 96/2/EG. Artikel 2, 3°, heft het artikel 3, § 3, op welke beperkingen aan de GSM-operatoren oplegde die onverenigbaar zijn met het nieuwe reglementaire kader en voegt een nieuwe § 3 toe aan artikel 2 betreffende het aanbieden van bijkomende diensten voorzien in de GSM-norm.

Het spreekt vanzelf dat de verleende vergunningen krachtens dit besluit in geen geval afbreuk doen aan de rechten van de betrokken operatoren om elke andere telecommunicatiedienst aan te bieden overeenkomstig en binnen de grenzen bepaald door het van toepassing zijnde reglementaire kader.

Artikel 3 brengt de bepaling van artikel 3, § 1, betreffende de informatieplicht opgelegd aan de operator in geval van wijziging van de structuur of de controle over het kapitaal in overeenstemming met de vergelijkbare bepaling van het koninklijk besluit betreffende het DCS-1800.

Artikel 4 heft de beperking op opgelegd door artikel 4, § 3, betreffende het mogelijk aanbieden van een semafoondienst door de GSM-netten daar deze dienst geen deel meer uitmaakt van de voor BELGACOM gereserveerde diensten in toepassing van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten voor telecommunica-tiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap.

Artikel 5 preciseert in artikel 5, § 1, de wijze van evalueren van de doelstellingen van de dekking van de bevolking door de GSM-netten vertrekkende van de demografische gegevens van het Nationaal Instituut voor Statistiek.

Artikel 6 voegt een § 5 toe in artikel 7 met de bedoeling in de toegangsmodaliteiten voor de GSM-operatoren op 900 MHz tot de DCS-1800-technologie op 1800 MHz te voorzien. Deze toegang zal niet toegelaten zijn vooraleer de derde mobilofonie-operator die het DCS-1800-systeem gebruikt, toegelaten is de "uitbreidingsbanden" van het GSM-systeem op 900 MHz te gebruiken, en dit uit zorg voor wederkerigheid en niet-discriminatie. Onder toelating de uitbreidingsbanden te gebruiken moet in de vorige zin het officieel medegedeelde akkoord de betrokken frequenties te gebruiken door het Instituut aan de DCS-1800-operator begrepen worden, onafhankelijk van de daadwerkelijke beslissing van deze operator een netwerk op deze frequenties op te zetten. De limiet voor het aantal radio-elektrische kanalen waarover de GSM-operatoren op 1800 MHz kunnen beschikken is op zulke wijze vastgelegd dat alle mobilofonie-operatoren op termijn, onder voorbehoud van de werkelijke noodzaak alle voorziene frequenties te verkrijgen, over dezelfde bandbreedte kunnen beschikken op 900 MHz en op 1800 Mhz.

Artikel 7 vervangt volledig artikel 8 betreffende de antennesites teneinde het gezamenlijk gebruik van deze sites aan te moedigen in die gevallen waar een mobilofonie-operator niet toe komt de vereiste vergunningen te bekomen om een antennestation in een zekere zone op te richten : het gezamenlijk gebruik wordt dan aan de andere mobilofonie-operatoren opgelegd, met daarin begrepen de aandeelhouders ervan. Deze verplichting tot gezamenlijk gebruik betreft zowel de GSM-operatoren die krachtens dit besluit gemachtigd worden als de DCS-1800-mobilofonieoperatoren die op grond van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 gemachtigd zijn.

In dit nieuwe artikel 8 is het begrip eigendom van toepassing op de eigenlijke antennesteun (toren, pyloon,enz.), zelfs in het geval dat de operator het terrein huurt waarop deze steun is opgericht.

De gevraagde huur door de mobilofonie-operator eigenaar van de antennesteun moet gebaseerd zijn op de werkelijke en objectieve kosten die de materiële investeringen, de kosten van onderhoud en huur (bijvoorbeeld van het terrein) dekken. De kosten verbonden aan het opzoekings- en verwervingsproces van de sites worden uitgesloten.

Indien zekere redelijke aanpassingswerken nodig zijn voor het gezamenlijk gebruik van de site kan de operator, eigenaar van deze, zich er niet tegen verzetten maar heeft hij vanzelfsprekend het recht de kosten overeenkomend met de werken te laten vergoeden.

Artikel 8 vervolledigt artikel 10 wat het beheer van het nummerings-plan betreft rekening houdend met de evolutie op dat domein.

Artikel 9 vervangt volledig artikel 11 wat de interconnectie-modaliteiten met andere telecommunicatienetwerken betreft. Deze nieuwe bepalingen komen overeen met de evolutie van het van toepassing zijnde reglementaire kader zowel op Belgisch als op Europees vlak.

Artikel 11, § 3, is specifiek voor de interconnectie van het net van de GSM-operator met de netwerken van de operatoren waarvan ver-klaard wordt dat ze een aanmerkelijke macht op de markt hebben, met name BELGACOM. Het concept van een aanmerkelijke macht op de markt, ingevoerd in het communautaire recht, zal door het Instituut geïnterpreteerd worden in functie van de ervaring zowel in België als in het buitenland.

Artikel 10 neemt volledig de plaats in van het oude artikel 12 betreffende de transmissie-infrastructuur van de GSM-operatoren. De vroeger opgelegde verplichting van een beroep te doen op gehuurde circuits geleverd door BELGACOM wordt opgeheven overeenkomstig alsmede artikel 92, § 2, van de wet van 21 maart 1991, toegevoegd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, alsmede het artikel 3quater van richtlijn 90/388/EEG toegevoegd door het eerste artikel van richtlijn 96/2/EG. Bijgevolg zijn de verbindingen die bestemd zijn om de verschillende bestanddelen van het mobilofonie-net van de operator onderling op elkaar aan te sluiten en die enkel gebruikt worden om het verkeer van zijn mobilofonie-net en de andere inlichtingen nodig voor de uitbating van zijn net over te brengen krachtens dit besluit toegelaten.

De onderlinge verbindingen welke gedeeltelijk worden gebruikt met het oog op het leveren van andere aan het publiek aangeboden telecommunicatiediensten zijn onderworpen aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 betreffende de voorwaarden waaronder mag worden afgeweken van artikel 92, § 1, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven.

Het nieuwe artikel 12, § 1, is van toepassing op de levering van circuits door de huurlijnenoperatoren waarvan verklaard wordt dat ze een aanmerkelijke macht op de markt hebben. De voorziene bepalingen hebben tot doel de operator een aangemeten kwaliteitsdienst te garanderen, met name wat betreft de realisatietermijnen, er nochtans op toeziend dat de operator die de huurlijnendienst aanbiedt in staat is de levering van de gevraagde lijnen behoorlijk te plannen. Deze bepalingen op het vlak van leveringstermijn houden rekening met het beheerscontract van BELGACOM bepaald in het koninklijk besluit van 19 augustus 1992.

Het concept van een aanmerkelijke macht op de markt, ingevoerd in het communautaire recht, zal door het instituut worden geïnterpre-teerd in functie van de ervaring zowel in België als het buitenland.

Artikel 11, 1°, vervolledigt artikel 13, § 1, door bepaalde commerciële verplichtingen opgelegd aan de operatoren van GSM-netten, meer in het bijzonder wat de niet-discriminatie van gebruikers betreft, tot eventuele service providers uit te breiden.

De punten 2° tot 5° van artikel 11 passen aan en vervolledigen het artikel 13 aangaande de commercialisering van diensten rekening houdend met de verworven ervaring op de Belgische markt en de evolutie van het van toepassing zijnde reglementaire kader.

Artikel 11, 6°, betreft de even-tuele publicatie in de universele telefoongids van inlichtingen betreffende de abonnees van GSM-operatoren overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit betreffende de universele telefoongids en andere telefoongidsen.

Artikel 12 vervolledigt artikel 14 betreffende het concessierecht dat reeds werd betaald door de twee GSM-operatoren.

Artikel 13 past artikel 15 betreffende de retributies verschuldigd aan het Instituut aan, rekening houdende met de van toepassing zijnde reglementering op het vlak van het beheer van het nummeringsplan.

Artikel 14 voegt een nieuw artikel 15bis toe aan het koninklijk besluit dat in de eventuele bijdrage voorziet van de GSM-operatoren aan het fonds voor de universele dienstverlening van de telecommunicatie overeenkomstig de nieuwe bepalingen terzake.

Artikel 15, 1° en 2°, preciseert in artikel 16 de draagwijdte van de vereiste samenwerking tussen de GSM-operatoren en de hulpdiensten in België.

De bepalingen van artikel 16 van het koninklijk besluit met betrekking tot de bescherming van de persoonlijke levenssfeer kunnen geen hindernis vormen voor het sluiten van de nodige overeen-komsten tussen de operator en de hulpdiensten in België om deze laatste toe te laten met een zo groot mogelijke doeltreffendheid tussen te kunnen komen.

Artikel 15, 3°, betreft sommige aspecten van de relatie tussen de operator en zijn abonnees overeenkomstig richtlijn 97/13/EG betreffende de algemene machtigingen en individuele vergunningen.

Artikel 16 vervolledigt in artikel 18, § 2, de lijst van de door de GSM-operatoren aan het Instituut te leveren inlichtingen voor statistische doeleinden.

Artikel 17 wijzigt de modaliteiten van eventuele boeten om deze in overeenstemming te brengen met de vergunning verleend aan de twee GSM-operatoren en de bepalingen betreffende de DCS-1800-operatoren.

Artikel 18 heft drie bijlagen op die voorbijgestreefd zijn.

Antwoord en commentaar op het advies van de Raad van State De gevraagde aanpassingen in de inleiding zijn uitgevoerd.

In artikel 1 zijn, wegens het ontbreken van precieze opmerkingen over de definities, geen wijzigingen aangebracht.

De paragrafen 2, 3, 4 en 5 van artikel 9 met betrekking tot de antennesites zijn gewijzigd : het recht van de GSM-operator om de antennesites met andere mobilofoonoperatoren te delen is vervangen door een verplichting ten aanzien van andere mobilofoonoperatoren.

In verband met de schijnbare tegenstrijdigheid in hetzelfde artikel waarop de Raad van State gewezen heeft, moet worden bevestigd dat de verplichting tot gezamenlijk gebruik van de antennesites enkel maar wordt opgelegd indien een mobilofoonoperator er niet in slaagt de vereiste vergunningen in een bepaalde zone te bekomen om een basisstation op te richten dat nodig is voor zijn net.

De verwijzing naar het koninklijk besluit voor de regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen met het oog op het sluiten van interconnectieak-koorden slaat enkel op artikel 9 en niet op artikel 10, dat betrekking heeft op huurlijnen.

In artikel 11 tot wijziging van artikel 13, is de tariefovereenkomst, overeenkomstig het Verslag aan de Koning, nodig om de overheid de mogelijkheid te bieden na te gaan of de geselecteerde operator wel degelijk algemeen zijn verbintenissen inzake tarieven nakomt en dit rekening houdend met het feit dat het daarbij gaat om een criterium op grond waarvan de operator gekozen is. Die overeenkomst maakt deel uit van de beginselen inzake vaststelling van tarieven in de zin van punt j) van artikel 89, § 2bis van de wet van 21 maart 1991. Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde Kamer, op 16 september 1997 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen ean termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten", heeft op 19 september 1997 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State heeft de afdeling wetgeving zich beperkt tot het maken van de volgende opmerkingen.

Voorafgaande opmerking In artikel 8 van richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten en in de bijlage bij die richtlijn worden de voorwaarden gedefinieerd die kunnen worden gesteld aan de toekenning van individuele vergunningen zoals die welke in het onderhavige ontwerp worden bedoeld.

Binnen de korte tijd die haar is toegemeten, heeft de afdeling wetgeving niet kunnen nagaan of alle voorwaarden die het ontworpen bestek vormen aan de eisen van die richtlijn voldoen.

Onderzoek van het ontwerp Aanhef Vijfde lid Dit lid behoort te vervallen. Het koninklijk besluit waarnaar daarin wordt verwezen, vormt immers geenszins de rechtsgrond van het ontworpen besluit en wordt er evenmin door gewijzigd.

Zesde. zevende en achtste lid Deze leden behoren te worden aangevuld met de datums van de adviezen en de akkoordbevinding waarnaar daarin wordt verwezen. Men schrijve : "Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op de adviezen van de inspecteur van financiën, gegeven op 26 juni en 2 september 1997;

Gelet op het akkoord van de minister van Begroting van 15 september 1997;".

Negende lid De bijzondere motivering van de dringende noodzakelijkheid zoals ze voorkomt in de aan de Raad van State gezonden brief met de adviesaanvraag dient letterlijk te worden overgenomen.

Men schrijve derhalve : "Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door...".

Tiende lid Dit lid behoort te worden aangevuld met de datum van het advies van de Raad van State.

Bepalend gedeelte De afdeling wetgeving verwijst naar advies L. 26.923/4 dat vandaag is gegeven over het ontwerp van koninklijk besluit "betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS3800-mobilofonienetten", aangezien het onderhavige ontwerp tot soortgelijke opmerkingen aanleiding geeft.

De kamer was samengesteld uit : De heren : R. Andersen, kamervoorzitter, C. Wettinck en P. Lienardy, staatsraden;

Mevr. M. Proost, griffier.

Het verelag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct- auditeur. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. F. Carlier, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer R. Andersen.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, R. Andersen. 24 OKTOBER 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofoonnetten ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 betreffende de mededinging op de markten voor telecommunicatie-diensten, gewijzigd door de richtlijnen 94/46/EG van 13 oktober 1994, 95/51/EG van 18 oktober 1995, 96/2/EG van 16 januari 1996 en 96/19/EG van 13 maart 1996;

Gelet op richtlijn 97/13/EG van het Europese Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 89, § 2bis, ingevoegd door de wet van 12 december 1994 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996, en artikel 109ter, ingevoegd door de wet van 20 december 1995;

Gelet op het Koninklijk Besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten;

Gelet op het advies van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, gegeven op 2 september 1997;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 juni en 2 september 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 15 september 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door de noodzaak om zo spoedig mogelijk te zorgen voor de volledige omzetting van richtlijn 96/2/EG van de Commissie van 16 januari tot wijziging van richtlijn 90/388/EEG met betrekking tot mobiele en persoonlijke communicatie en inzonderheid van artikel 2 ervan dat voorschrijft dat de toewijzing van dergelijke vergunningen voor 1 januari 1998 niet mag worden geweigerd;

Gelet op het advies van de Raad van State gegeven op 29 september 1997 in toepassing van artikel 84, al. 1, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.1° In artikel 1, 14° van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten, worden de woorden "van de operator" vervangen door de woorden "van een mobilofonie-operator of van een service provider waarmee deze operator een contract heeft gesloten"; 2° artikel 1 van hetzelfde koninklijk besluit wordt aangevuld met de volgende leden : « 24° DCS-1800 : "Digital Cellular System", variante van het GSM-systeem dat in de 1800 MHz frequentieband werkt en genormaliseerd is door het E.T.S.I.; 25° DCS-1800-operator : operator die krachtens het koninklijk besluit betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonienetten gemachtigd is een mobilofonie-net volgens de DCS-1800-norm op te zetten en uit te baten;26° service provider : onderneming die met een operator een contract heeft gesloten voor de verkoop van diensten die gebruik maken van het net van deze operator;27° "roaming" : gebruiksmogelijkheid welke aan de abonnees van een mobilofonie-operator wordt geboden om het net van een andere operator te gebruiken;28° interconnectie : geheel van fysische en logische verbindingen tussen twee telecommunicatienetten dat de gebruikers van het ene net in staat stelt te communiceren met de gebruikers van het andere net of gebruik te maken van diensten aangeboden op het andere net;29° NIS : Nationaal Instituut voor de Statistiek;30° interconnectie-operator : elk behoorlijk gemachtigd operator van een telecommunicatienetwerk waarmee een operator van een mobilofonie-net zijn net, rechtstreeks of onrechtstreeks, verbindt;31° huurlijnen-operator : elk behoorlijk gemachtigd operator die de huurlijnendienst aanbiedt.»

Art. 2.In artikel 2 van hetzelfde koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 2, a, worden de woorden "de verbindingen voor interconnec-tie met buitenlandse PSTN-netten moeten geschieden via het openbaar geschakeld net van BELGACOM" geschrapt;2° in § 2, b, worden de woorden "in dat geval, moet de verbinding voor de interconnectie via het openbaar geschakeld net van BELGACOM verlopen" geschrapt;3° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.De operator stelt alles in het werk om de verschillende bijkomende diensten die in de GSM-norm van het E.T.S.I. zijn opgenomen aan te bieden. »

Art. 3.De tweede zin in artikel 3, § 1 van het koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : « Het Instituut wordt ten minste een maand van tevoren op de hoogte gebracht van elke wijziging in de structuur van of de controle op het kapitaal van de operator. Het Instituut deelt de Minister de betreffende wijzigingen mee. »

Art. 4.In artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit, worden de tweede en derde zin geschrapt.

Art. 5.Artikel 5, § 1, van het koninklijk besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « De dekking van de bevolking wordt door het Instituut bepaald op grond van de demografische spreiding van de bevolking, die wordt vastgesteld door de onderverdeling van België in statistische sectoren door het NIS, welke rekening houdt met de residentiële bevolking. »

Art. 6.Artikel 7 van het koninklijk besluit wordt aangevuld met een § 5 luidend als volgt : « § 5. De operatoren GSM1 en GSM2 kunnen een vergunning voor het opzetten en de exploitatie van een bijkomend netwerk dat gebruik maakt van het DCS-1800-systeem, bekomen volgens de bepalingen van huidige paragraaf.

Dergelijke vergunning kan slechts aan een GSM-operator toe worden gekend indien de frequenties die hem zijn toegewezen op 900 MHz overeenkomstig § 1 van dit artikel, de verzadiging naderen na alle gepaste technische oplossingen in het werk te hebben gesteld. Het Instituut beoordeelt deze toestand op grond van door de operator verstrekte gegevens.

Een dergelijke vergunning wordt in geen enkel geval toegekend voor de datum waarop het Instituut zijn akkoord meedeelt aan de eerste DCS-1800-operator de uitbreidingsfrequentiebanden van het GSM-systeem op 900 MHz te gebruiken overeenkomstig artikel 7, § 6, van het koninklijk besluit van 24 oktober 1997 betreffende het opzetten en de exploitatie van DCS-1800-mobilofonie-netwerken.

Deze vergunning dekt het gebruik van ten hoogste vijfenzeventig radio-elektrische kanalen die door het Instituut aan de operator worden medegedeeld. Het geheel van deze kanalen wordt de operator geleidelijk ter beschikking gesteld volgens zijn door het Instituut gecontroleerde noden, zodra de vrijmaking ervan zal uitgevoerd zijn door het Ministerie van Landsverdediging overeenkomstig de schikkingen van artikel 8, § 5, van het in het vorige lid van dit artikel bepaalde koninklijk besluit. Een gedeeltelijke inwerkingstelling van deze kanalen kan door het Instituut worden toegestaan vóór de volledige vrijmaking van de betroffen frequenties door het Ministerie van Landsverdediging.

Het opzetten en de exploitatie van een DCS-1800-netwerk door een GSM-operator op 900 MHz wordt geregeld door de bepalingen van het eerste hoofdstuk van het koninklijk besluit waarvan sprake in het derde lid van deze paragraaf, behoudens de bepalingen van de artikelen 6, 8, §§ 2 en 6, en 15 van het besluit terzake. »

Art. 7.Artikel 8 van het koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 8.§ 1. De operator stelt in de mate van het mogelijke, alles in het werk om zijn antennes op reeds bestaande steunen zoals daken van gebouwen, pylonen, gevels, te bevestigen. § 2. Indien aangetoond is dat een andere behoorlijk vergunde mobilofonieoperator in België er niet in geslaagd is om de nodige vergunningen te verkrijgen die nodig zijn voor het opzetten van een basisstation in een bepaalde zone, verleent de operator die andere mobilofoonoperator toegang tot zijn eigen antennesites in die zone, overeenkomstig de voorwaarden van dit artikel.

In geval van betwisting van het werkelijke karakter van de onmogelijkheid de nodige vergunningen te verkrijgen, oordeelt het Instituut over dat werkelijke karakter. De beslissing van het Instituut is dwingend voor de verschillende betroffen operatoren. § 3. Indien een antennesite niet het eigendom is van de operator die deze site uitbaat, verzet deze zich niet tegen het afsluiten van een akkoord tussen de eigenaar van de site en de andere mobilofonie-operator, waardoor deze laatste de mogelijkheid wordt geboden de betroffen site te gebruiken niettegenstaande elke andersluidende clausule tussen de eigenaar en de DCS-1800-operator die deze site reeds gebruikt. § 4. In het geval dat een antenne-site het eigendom is van de operator zal deze niet weigeren te onderhandelen over het afsluiten van een akkoord met de andere mobilofonieoperator waardoor deze de mogelijkheid wordt geboden zijn eigen antennes op de bestaande steun te bevestigen. Deze verplichting tot gezamenlijk gebruik strekt zich uit over de installatie in de aanverwante lokalen, van elektronische uitrustingen van het basisstation in die mate dat het beschikbare gebouw het toelaat de uitrustingen van verschillende operatoren in verschillende lokalen te installeren.

De bepalingen van het akkoord moeten redelijk, proportioneel en niet-discriminerend zijn : de huur wordt bepaald door de aankoopsom van het terrein, de bouw- en onderhoudskosten.

De operator kan het gezamenlijke gebruik van zijn antennesite maar weigeren op grond van technische redenen welke behoorlijk gerechtvaardigd worden en als dusdanig door het Instituut worden erkend. Indien de bijkomende plaatsing van antennes aanzienlijke verstevigingswerken aan de bestaande structuur vereist, heeft de operator, eigenaar van de site, het recht zich tegen het gezamenlijke gebruik te verzetten. § 5. De bepalingen van § 4 van dit artikel, worden uitgebreid tot de antennesites uitgebaat door de operator en welke het eigendom zijn van een persoon die rechtstreeks of onrechtstreeks met deze operator is verbonden. § 6. Elke betwisting betreffende het gezamenlijke gebruik van antennesites wordt aan het Instituut voorgelegd, met inbegrip van het geval van de onmogelijkheid tot een akkoord te komen overeen-komstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheids-bedrijven. »

Art. 8.In artikel 10 van hetzelfde koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de § 1 wordt aangevuld met de volgende leden : « Het Instituut kent aan de operator op basis van zijn gerechtvaardigde commerciële behoeften een gepaste capaciteit in het nationale nummeringsplan toe. De operator betaalt het jaarlijkse recht tegenover het Instituut overeenkomstig de nummeringscapaciteit welke hem ter beschikking wordt gesteld, ook wanneer hij een beroep doet op service providers.

De operator verzekert een efficiënt beheer van de hem toegekende nummeringscapaciteit, in het bijzonder wanneer hij een beroep doet op service providers. » 2° de § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 3.De operator verzekert de toegang tot de internationale dienst door middel van het prefix 00 en de toegang tot de nooddiensten door middel van het nummer 112. »

Art. 9.Artikel 11 van het koninklijk besluit wordt door de volgende bepaling vervangen : «

Art. 11.§ 1. De operator kan zijn mobilofonie-net, rechtstreeks of onrechtstreeks, op elk ander telecommunicatienet van een behoorlijk gemachtigd operator verbinden, interconnectieoperator genoemd.

Het geheel van technische en commerciële interconnectie-modaliteiten maakt het voorwerp uit van een interconnectie-overeenkomst tussen de betrokken partijen. De operator deelt aan het Instituut de interconnectie-overeenkomsten mee die hij afsluit met elke andere telecommunicatie-operator. De onderhandelingen met betrekking tot het verwezenlijken van interconnectie-akkoorden worden geregeld door het koninklijk besluit tot regeling van de termijnen en principes die van toepassing zijn op de commerciële onderhandelingen die worden gevoerd om interconnectie-akkoorden te sluiten. § 2. De operator kan de interconnectie verkrijgen tussen zijn mobilofonie-net en elk PSTN/ISDN-net of elk vergund mobilofonie-net in België. De bepalingen van huidige paragraaf zijn van toepassing op deze interconnecties.

De operator maakt elke behoefte inzake interconnectie ten minste zes maanden vóór de gewenste datum van indienstneming aan de interconnectieoperator bekend.

De interconnectie met de commutatoren van de interconnectie-operatoren gebeurt overeenkomstig signalisatie-protocol nr. 7 van het C.C.I.T.T., en aangevuld door E.T.S.I.. De interface voor de verbinding van de commutator(en) van het mobilofonie-net met deze netten moet zijn goedgekeurd door het Instituut vooraleer het net in dienst wordt gesteld.

De interconnectieoperator licht zijn eigen abonnees volledig en duidelijk in over de commerciële toegangsvoorwaarden vanaf zijn eigen net tot het mobilofonie-net van de operator. § 3. De bepalingen van deze paragraaf zijn van toepassing op operatoren in de zin van het eerste lid van § 2 van dit artikel, waarvan verklaard wordt dat ze een aanmerkelijke macht op de markt hebben.

De operator die om interconnectie verzoekt, kan vanwege de interconnectieoperator tot wie dit verzoek is gericht voldoening krijgen voor elke redelijke eis inzake de gevraagde capaciteit, de kwaliteit en de technische karakteristieken voor de interconnectie van zijn mobilofonie-net.

De operator kan, in functie van zijn behoeften, aan de betrokken interconnectieoperator interconnecties vragen op de plaatsen welke vastgesteld zijn in de lijst opgesteld door het Instituut.

Zodra het technisch mogelijk is, moeten de operator en de interconnectieoperator wederzijds toegang verlenen tot hun dynamische gegevensbanken die automatisch het doorsturen van de oproepen behandelen, om het de andere partij mogelijk te maken zijn transmissie-infrastructuur en zijn interconnectiepunten te optimaliseren.

De tarieven die door de operatoren worden toegepast op hun eigen abonnees voor de toegang tot de verschillende mobilofonie-netten vanaf hun eigen netten zijn niet-discriminerend en gebaseerd op objectieve criteria.

Wat de financiële vergoeding betreft voor de doorstroming van het verkeer van het mobilofonie-net van de operator naar het net van de interconnectieoperator, moeten de door deze laatste gevraagde interconnectielasten steunen op criteria die objectief, doorzichtig en niet-discriminerend zijn en bepaald worden in functie van de kosten. § 4. Voor de interconnectie van elk gemachtigd mobilofonie-net in België op het PSTN/ISDN, past BELGACOM tenminste gelijke voorwaarden toe in gelijke omstandigheden, als deze toegepast voor de interconnectie van het GSM1-net uitgebaat door haar filiaal BELGACOM MOBILE. De in vorig lid geviseerde voorwaarden zijn de technische kwaliteit van de prestaties, de financiële voorwaarden en de termijnen waarbinnen deze prestaties ter beschikking worden gesteld in die mate dat de noden van de GSM2-operator behoorlijk aan BELGACOM werden gemeld.

BELGACOM levert de synchronisatie van het mobilofonie-net van de operator die om interconnectie verzocht. § 5. De interconnectielasten door de operator aangerekend moeten op objectieve, doorzichtige en niet-discriminerende criteria steunen en bepaald worden in functie van de kosten wanneer het Instituut verklaart dat de operator een aanmerkelijke macht op de markt heeft. § 6. Elk geschil betreffende de interconnectie-overeenkomsten wordt aan het Instituut voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. »

Art. 10.Artikel 12 van hetzelfde koninklijk besluit wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 12.§ 1. Elke huurlijnenoperator waarvan verklaard wordt dat hij een aanmerkelijke macht heeft op de markt, is gehouden de operator de gevraagde transmissielijnen ter beschikking te stellen die de nodige technische karakteristieken bieden overeenkomstig de bepalingen van deze paragraaf.

Binnen de drie maanden volgend op de toekenning van de vergunning stelt de operator alles in het werk om de huurlijnenoperator de relevante planningsgegevens over te maken in verband met zijn transmissiebehoeften die hij verwacht te bestellen bij deze operator, volgens het formaat dat deze laatste voorstelt. De operator en de huurlijnenoperator stellen in samenspraak de planning en de voorwaarden op voor het ter beschikking stellen van de door de operator aan te sluiten sites en voor het ter beschikking stellen van de bijhorende transmissie-lijnen. Die planning houdt rekening met de eisen inzake ontplooing van de operator en de omvang van de vraag die de operator aan de huurlijnenoperator richt.

De huurlijnenoperator stelt de bestelde transmissielijnen ter beschikking van de operator binnen een redelijke termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum van de bevestigde bestelling, voor zover de sites van de operator die moeten worden aangesloten op een redelijk in de tijd gespreide wijze aan de huurlijnenoperator worden ter beschikking gesteld, volgens de nadere regels die in samenspraak tussen de operator en de huurlijnenoperator zijn overeengekomen. § 2. De interfaces van de uitrusting die door de operator wordt gebruikt en die aangesloten zijn op de transmissielijnen die door elke behoorlijk vergunde huurlijnenoperator ter beschikking zijn gesteld, moeten door het Instituut zijn goedgekeurd en in perfecte staat van werking zijn. § 3. De terbeschikkingstelling van transmissielijnen aan de operator door elke behoorlijk vergunde operator wordt tussen beide partijen geregeld in een overeenkomst die aan het Instituut moet worden bezorgd.

Elk geschil betreffende de terbeschikkingstelling van transmissie-lijnen voor de aansluiting van de infrastructuur wordt aan het Instituut voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van artikel 75, § 8, van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven. § 4. De operator die een deel van zijn transmissie-infrastructuur wenst te verwezenlijken door middel van eigen straalverbindingen, richt zijn vergunningsaanvragen aan het Instituut op basis van het koninklijk besluit van 15 oktober 1979 betreffende de private radioverbindingen.

Binnen de beperkingen van het beschikbare radio-elektrische spectrum, wordt de operator een specifieke frequentieband toegewezen met aangemeten breedte, waarin hij van het Instituut vergunningen kan krijgen voor het verwezenlijken van zijn straalverbindingen : de voorkeur wordt gegeven aan frequenties boven de 10 GHz. »

Art. 11.In artikel 13 van het koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, wordt voor het tweede lid het volgende lid ingevoegd : « Bij het afsluiten van die contracten met service providers, verbindt de operator er zich toe dat zijn contractanten de volgende voorwaarden naleven : 1° de gelijke toegang en behandeling van de gebruikers over-eenkomstig artikel 4, § 5, van dit besluit;2° de algemene eerbiediging van de tariefstructuur van de operator;3° de verplichting het Instituut in te lichten over de tariefwijzigingen overeenkomstig § 2 van dit artikel;4° de naleving van de wettelijke bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;5° de nodige samenwerking met de gerechtelijke overheden en de hulpdiensten overeenkomstig artikel 16, § 3, van dit besluit;6° het sluiten van een overeenkomst tussen die service providers en de ombudsdienst bedoeld in artikel 16, § 4, van dit besluit;7° de inlichtingen aan de gebruikers over bepaalde gevaren verbonden met het gebruik van een mobilofonie-eindtoestel overeenkomstig artikel 16, § 5, van dit besluit;8° de bepalingen met betrekking tot de contracten en de factuur van de abonnees overeenkomstig artikel 16, § 6, van dit besluit.»; 2° de eerste zin van § 2 wordt de door de volgende bepaling vervangen : « De operator stelt de tarieven vast van de diensten die hij aan de dienstabonnees verstrekt.Tussen de operator en de Minister wordt een tariefovereenkomst gesloten die bestemd is om de ontwikkeling in de loop van de tijd na te gaan van de tarieven die de operator toepast en die gebaseerd is op een indexformule die door het Instituut, in overleg met de operator wordt opgesteld. Deze indexformule geeft de globale gemiddelde prijs weer van de diensten die de operator aanbiedt. »; 3° in de derde zin van § 2, worden de woorden "vooraf aan de Minister worden meegedeeld" vervangen door de woorden "binnen de maand volgend op het in werking treden van de betroffen aanpassing aan het Instituut worden medegedeeld";4° in § 2, wordt na de derde zin de volgende bepaling toegevoegd : « Indien het Instituut binnen een maand na de mededeling door de operator van de betrokken aanpassing der tarieven geen bezwaren formuleert, wordt deze aanpassing als stilzwijgend aanvaard beschouwd. »; 5° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « Bij elke aanpassing wordt een exemplaar van dit blad aan het Instituut toegestuurd.»; 6° § 4 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 4.De operator heeft het recht in de universele telefoongidsen vermeldingen te publiceren van de abonnees van zijn dienst welke zich niet verzetten tegen deze publicatie. »

Art. 12.Artikel 14 van het koninklijk besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Dat concessierecht wordt in geen enkel geval, zelfs niet gedeeltelijk, terugbetaald. »

Art. 13.In artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het volgende lid wordt voor lid 1 ingevoegd : « Zonder afbreuk te doen aan de rechten die aan het Instituut moeten worden betaald voor het verwerven van nummeringscapaciteit in het nationaal nummeringsplan, is de operator het Instituut jaarlijks de volgende retributies verschuldigd : »;2° in het eerste lid, worden de woorden "met inbegrip van het beheer van het nummeringsplan" geschrapt.

Art. 14.Een artikel 15bis luidend als volgt wordt ingevoegd in hetzelfde koninklijk besluit : «

Art. 15bis.§ 1. De operator is gehouden financieel bij te dragen in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie overeenkomstig de van kracht zijnde wettelijke en reglementaire bepalingen. § 2. Op verzoek van het Instituut, verstrekt de operator alle nodige informatie om zijn bijdrage in het fonds voor de universele dienstverlening inzake telecommunicatie te berekenen. »

Art. 15.In artikel 16 van hetzelfde koninklijk besluit, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 3, worden tussen de woorden "aan de rechterlijke instanties" en de woorden "volgens de van kracht" de woorden "en aan de behoorlijk vergunde hulpdiensten" ingevoegd;2° § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « De operator werkt mee met de hulpdiensten in België om ze toe te laten met een zo groot mogelijke doeltreffendheid tussen te komen.» 3° artikel 16 wordt aangevuld met een § 6 luidend als volgt : « § 6.De operator deelt aan het Instituut de type-overeenkomst mee welke hij met zijn abonnees afsluit.

De operator biedt zijn abonnees de mogelijkheid een gedetailleerde en duidelijke factuur te ontvangen voor de diensten die hij hen levert. »

Art. 16.Artikel 18, § 2, van het koninklijk besluit wordt aangevuld met het volgende lid : « Dit rapport vermeldt ondermeer de evolutie, maand per maand, van het totaal aantal abonnees van zijn diensten. »

Art. 17.In artikel 19, § 3, van het koninklijk besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "het dubbele van" worden vervangen door de woorden "twintigmaal";2° de § 3 wordt aangevuld met het volgende lid : « De praktische regels ervan worden door de Minister vastgelegd.»

Art. 18.De bijlagen 2, 3 en 4 van het koninklijk besluit worden opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 20.Onze Minister van Telecommunicatie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 oktober 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO

^