Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 oktober 2001
gepubliceerd op 11 december 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, ter uitvoering van de nieuwe regeling van het bouwleerlingwezen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013013
pub.
11/12/2001
prom.
24/10/2001
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 OKTOBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, ter uitvoering van de nieuwe regeling van het bouwleerlingwezen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, ter uitvoering van de nieuwe regeling van het bouwleerlingwezen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 oktober 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Koninklijk besluit van 20 oktober 1999, Belgisch Staatsblad van 16 december 1999.

Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997 Uitvoering van de nieuwe regeling van het bouwleerlingwezen (Overeenkomst geregistreerd op 29 januari 1998 onder het nummer 46983/CO/124) HOOFDSTUK I. - Algemeenheden

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van de bepalingen van titel II, hoofdstuk I, afdeling 1 - regeling van het bouwleerlingwezen - van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 tot organisatie van de regelingen ter bevordering van de tewerkstelling in 1997 en 1998, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 20 oktober 1999 (Belgisch Staatsblad van 16 december 1999), hierna kader-collectieve arbeidsovereenkomst genoemd. HOOFDSTUK II. - Rechten en plichten van de partijen Relatie leerling-werkgever

Art. 2.De rechten en plichten voortvloeiend uit de relatie die tot stand komt tussen de leerling en de werkgever worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1983).

Deze bepalingen worden integraal opgenomen als bijlage bij de leerovereenkomst bouw.

Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (F.V.B.)

Art. 3.Ter uitvoering van artikel 22 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst wordt de raad van bestuur van het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (F.V.B.), gemachtigd alle handelingen te stellen met betrekking tot de organisatie, het beheer en de paritaire evaluatie van de regeling van het bouwleerlingwezen.

Daartoe krijgt het meer bepaald de volgende opdrachten : - overgaan tot de erkenning van de werkgever ter uitvoering van artikel 43 van de voormelde wet van 19 juli 1983 en het koninklijk besluit van 18 juni 1986, houdende bepaling met betrekking tot het industrieel leerlingwezen, van de algemene voorwaarden en modaliteiten inzake de erkenning als patroon en/of als opleidingsverantwoordelijke en inzake de instelling van de erkenning (Belgisch Staatsblad van 10 juli 1986); - overgaan tot de erkenning van de opleider in de onderneming, zoals vastgesteld in artikel 18 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, ter uitvoering van dezelfde bepalingen; - het verloop van de theoretische en praktische opleidingen evalueren; - de organisatie van de theoretische opleidingsprojecten coördineren; - beslissen over de verdeling van de periodes van theoretische opleiding en praktische opleiding in de gevallen bepaald in artikel 16, lid 3.

De raad van bestuur van het F.V.B. brengt aan het Paritair Leercomité verslag uit van de handelingen die werden gesteld bij toepassing van lid 1.

Art. 4.Bij toepassing van artikel 21, lid 2 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, maakt het F.V.B. een evaluatie van de praktische opleiding in de onderneming. Deze evaluatie vindt plaats tijdens de zesde maand na de datum van inwerkingtreding van de leerovereenkomst bouw.

Op voorstel van het F.V.B., kan het Paritair Leercomité bij een negatieve evaluatie, de terugbetaling van de bij artikel 21, lid 1 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde financiële tegemoetkoming opschorten.

De hervatting van de in het vorige lid bedoelde terugbetaling is afhankelijk van een nieuwe positieve evaluatie van het verloop van de praktische opleiding in de onderneming. Het F.V.B. doet alle nuttige suggesties voor een verbetering van het verloop van de praktische opleiding in de onderneming en maakt een nieuwe evaluatie binnen twee maanden na de negatieve evaluatie.

Art. 5.Bij een negatieve evaluatie van de theoretische opleiding in het erkend opleidingscentrum kan het Paritair Leercomité, op voorstel van het F.V.B., de erkenning van dit opleidingscentrum schorsen.

Art. 6.Het F.V.B. is verplicht, vooraf, het Paritair Leercomité te raadplegen over alle principiële vragen of interpretatiemoeilijkheden omtrent de toepassing van de regeling van het bouwleerlingwezen die niet kunnen worden opgelost door de collectieve arbeidsovereenkomsten en de normale regels toe te passen.

De leervergoeding bouw

Art. 7.De leervergoeding is door de werkgever verschuldigd voor alle praktische opleidingsuren in de onderneming.

De leerling die ten minste 18 jaar oud is, ontvangt een vergoeding die overeenstemt met een percentage van het uurloon van een geoefende arbeider volgens de schaal van de minimumlonen die door het paritair comité is opgesteld. Dit percentage wordt geleidelijk verhoogd naarmate de leertijd vordert.

Het wordt als volgt samengesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 8.De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1989 betreffende de arbeidsvoorwaarden van de industriële leerlingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 4 december 1990 (Belgisch Staatsblad van 5 februari 1991) is van toepassing op de werkgevers en op de leerlingen die worden tewerkgesteld in het raam van deze regeling van het bouwleerlingwezen.

Art. 9.Bij herhaalde ongerechtvaardigde afwezigheden van de leerling tijdens de theoretische opleiding in het erkend opleidingscentrum, beslist het Paritair Leercomité, op voorstel van het F.V.B. over de toepassing van de in het leerreglement bouw bepaalde sanctie.

Betalingsmodaliteiten van de leervergoeding bouw

Art. 10.Onverminderd het in artikel 7 omschreven principe, kan het Paritair Leercomité beslissen het bedrag van de leervergoeding zoals vastgesteld in artikel 8 te spreiden over alle uren theoretische opleiding in een erkend opleidingscentrum en praktische opleiding in de onderneming.

Art. 11.Ingeval het Paritair Leercomité beslist het in artikel 10 omschreven principe toe te passen, wordt voor de uren ongerechtvaardigde afwezigheid in het centrum voor theoretische opleiding geen enkel vergoeding uitbetaald. HOOFDSTUK III. - Vermeldingen in de leerovereenkomst bouw

Art. 12.De leerovereenkomst bouw wordt schriftelijk opgesteld volgens het model van leerovereenkomst bouw dat als bijlage bij deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gevoegd.

Art. 13.Bij toepassing van artikel 17 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, bevat de leerovereenkomst bouw de verplichte vermeldingen voorgeschreven in artikel 7 van voormelde wet van 19 juli 1983.

In de leerovereenkomst bouw wordt tevens vermeld dat ze wordt gesloten ter uitvoering van voormelde wet van 19 juli 1983, van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst en van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 14.De duur van de proeftijd is vastgesteld op drie maanden, waarvan ten minste twee maanden praktische opleiding in de onderneming. HOOFDSTUK IV. - Organisatie van de regeling van het bouwleerlingwezen Duur van de leertijd bouw

Art. 15.Bij toepassing van artikel 16 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst wordt de duur van de leertijd bouw voor ieder beroep vastgesteld door het leerreglement. De duur zal worden vastgesteld op basis van de vereisten van ieder beroep en zal kunnen worden aangepast volgens de bekwaamheden van de leerling.

Voor ieder individueel contract bepaalt het F.V.B. de duur van de leertijd bouw op basis van de vereisten van het beroep en de bekwaamheden van de kandidaat-leerling. Bij de beoordeling van de bekwaamheden wordt rekening gehouden met de (eventuele) voorafgaande eisen die voor dit bouwberoep worden gesteld. Deze leertijd mag in geen geval minder dan 18 en niet meer dan 24 maanden duren.

Verdeling van de opleidingsperiodes

Art. 16.Ter uitvoering van artikel 20 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst bevat de regeling van het bouwleerlingwezen een praktische opleiding in de onderneming en een theoretische opleiding in een erkend opleidingscentrum.

Voor de verdeling op jaarbasis van de uren theoretische en praktische opleiding, wordt de volgende verhouding vastgesteld : - 80 pct. voor de praktische opleiding in de onderneming; - 20 pct. voor de theoretische opleiding in een erkend opleidingscentrum.

In afwijking van lid 2 bepaalt het leerreglement in welke gevallen de theoretische opleidingstijd mag worden opgetrokken tot maximaal 30 pct. van het jaarlijks aantal opleidingsuren.

Art. 17.Om de leerling een grotere continuïteit van de praktische opleiding in de onderneming te bieden, kunnen de periodes van theoretische opleiding in een erkend opleidingscentrum worden gegroepeerd tijdens minder drukke periodes in het beroep dat de leerling heeft gekozen.

In overleg met de werkgever en de verantwoordelijke van het erkend opleidingscentrum, bepaalt het F.V.B. ieder individueel contract het tijdschema dat voldoet aan de vereisten van de praktische opleiding zoals omschreven in lid 1.

Evaluatie en certificatie van de opleidingen

Art. 18.Bij toepassing van artikel 23, lid 2 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst wordt de evaluatieprocedure voor de toepassing van de leerovereenkomst in de onderneming vastgesteld door het leerreglement.

Art. 19.Bij toepassing van artikel 23, lid 2 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst wordt de procedure voor de certificatie van de opleiding aan het einde van de leertijd vastgesteld door het leerreglement.

Rol van de vakbondsafvaardiging

Art. 20.Naar analogie van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, houdende ordening van de in de Nationale Arbeidsraad gesloten nationale akkoorden en collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de ondernemingsraden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 12 september 1972 (Belgisch Staatsblad van 25 november 1972), raadpleegt de werkgever de vakbondsafvaardiging over de toepassingsmodaliteiten van de regeling van het bouwleerlingwezen in de onderneming. HOOFDSTUK V. - Premie voor stipte aanwezigheid

Art. 21.Bij toepassing van artikel 23, lid 2 van de kader-collectieve arbeidsovereenkomst, kent het F.V.B. aan de leerling een premie toe voor stipte aanwezigheid in de lessen tijdens de theoretische opleiding in het erkend opleidingscentrum.

Deze premie voor stipte aanwezigheid bedraagt 20 000 BEF per leerling.

Ze wordt toegekend in schijven naarmate de opleiding vordert.

De raad van bestuur van het F.V.B. bepaalt het bedrag van de verschillende schijven, de progressiviteit van deze schijven, het tijdstip van toekenning van de premie en de formaliteiten die de leerling dient te vervullen voor de betaling ervan. De laatste schijf van de premie voor stipte aanwezigheid kan ten vroegste tijdens de maand nadat de leertijd met vrucht werd afgesloten worden toegekend.

Bij herhaalde ongerechtvaardigde afwezigheden van de leerling tijdens de theoretische opleiding, kan het bedrag van de premie worden verlaagd met 500 BEF per ongerechtvaardigde afwezigheid. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997 en treedt buiten werking op 30 juni 2001.

Ze behoudt echter haar uitwerking tijdens de looptijd van de leercontracten bouw die werden gesloten tijdens de in lid 1 vastgestelde geldigheidsperiode.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 juli 1997 ter uitvoering van de nieuwe regeling van het bouwleerlingwezen Paritair leercomité voor het bouwbedrijf Leerovereenkomst in het raam van het bouwleerlingwezen (ABO) Tussen : De onderneming Naam : Adres : Telefoonnummer : Faxnummer : RSZ-nummer : Registratienummer : Rekeningnummer : Vertegenwoordigd door : (naam, voornaam) : Functie : erkend door het Paritair Leercomité (PLC) onder nummer . . . . . op datum van . . . . . en de leerling Naam en voornaam : Plaats en datum van geboorte : Rijksregisternummer : Adres : Telefoonnummer : Rekeningnummer : Nationaliteit : is overeengekomen wat volgt :

Artikel 1.Duur van de ABO-overeenkomst In te vullen door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) § 1. De overeenkomst wordt gesloten voor een periode van ...... maanden, die begint op . . . . . en eindigt op . . . . .

De overeenkomst treedt slechts in werking na het visum van het FVB. § 2. De proeftijd bedraagt : - voor een leerling die geen vooropleiding gevolgd heeft : drie maanden waarvan ten minste twee maanden praktische opleiding in de onderneming; - voor een leerling die een vooropleiding gevolgd heeft : één maand praktijkopleiding in de onderneming.

Art. 2.Opleidingsinhoud en opleidingsverstrekking § 1. Inhoud De inhoud van het opleidingsprogramma is in bijlage opgenomen. § 2. Opleidingsverstrekking In te vullen door het Fonds voor Vakopleiding in de Bouwnijverheid (FVB) Overeenkomstig dit opleidingsprogramma worden de volgende verbintenissen aangegaan : De patroon gaat de verbintenis aan dat aan de leerling een praktische opleiding wordt verstrekt met het oog op het uitoefenen van overeengekomen aspecten van het beroep/de functie van . . . . .

Het leerlingwezen wordt uitgevoerd op de bouwplaatsen van de onderneming. De uitvoering gebeurt op de normale werkdagen waarop gepresteerd wordt binnen de onderneming, uitgezonderd op de dagen waarop de leerling een theoretische vorming volgt in het hieronder vermelde opleidingscentrum.

De leerling gaat voor dit beroep/functie de verbintenis aan - de praktijk van het beroep te leren onder het gezag van de patroon; - een theoretische vorming te volgen in het opleidingscentrum : . . . . .

Het alterneringsschema is als volgt : - ... pct. van de opleidingstijd wordt besteed aan de praktische opleiding in de onderneming; - ... pct. van de opleidingstijd wordt besteed aan de theoretische vorming in het opleidingscentrum.

Om de leerling een grotere continuïteit van de praktische opleiding in de onderneming te bieden, worden de perioden theoretische vorming in het centrum vastgesteld op : . . . . . . . . . .

Art. 3.Opleidingsverantwoordelijke in de onderneming De opleiding wordt verzorgd door de opleidingsverantwoordelijke : Naam en voornaam : Plaats en datum van geboorte : Rijksregisternummer : Adres : Telefoonnummer : Nationaliteit : Functie in de onderneming : Erkend door het PLC onder nr. : . . . . . op datum van . . . . .

Art. 4.Leervergoeding Conform artikel 6 van het leerreglement betaalt de onderneming aan de leerling een leervergoeding voor alle praktische opleidingsuren in de onderneming en voor alle uren aanvullende theoretische opleiding en algemene vorming in het opleidingscentrum.

Bij de aanvang van de leerovereenkomst bedraagt de leervergoeding . . . . . BEF/maand.

Op deze leervergoeding zijn de geldende fiscale en/of RSZ-inhoudingen van toepassing. De nettovergoeding wordt maandelijks overgeschreven op rek. nr. : . . . . .

Art. 5.Aanvullende premie voor de jongere Onverminderd de in artikel 4 bedoelde leervergoeding, betaalt het FVB aan de leerling de volgende aanvullende premie uit, ter dekking van onkosten : 10 000 BEF/maand van de 1e tot 12e maand; 15 000 BEF/maand van de 13e tot 18e maand; 18 000 BEF/maand van de 19e tot 24e maand.

Op deze aanvullende premie zijn de geldende fiscale en RSZ-inhoudingen van toepassing. De nettopremie wordt maandelijks overgeschreven op het in artikel 4 vermeld rekeningnummer.

Art. 6.Schorsing van de leerovereenkomst Per uur schorsing van de uitvoering van de leerovereenkomst in toepassing van de bepalingen van artikel 32 van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door arbeiders in loondienst (Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1983) wordt het bedrag van de aan de leerling verschuldigde maandvergoeding bedoeld in artikel 4 verminderd met een bedrag gelijk aan : maandvergoeding 173.33 waarbij 173.33 = (aantal uren per week x aantal weken per trimester)/aantal maanden in de trimester.

Art. 7.Ongewettigde afwezigheden Per uur ongewettigde afwezigheid van de leerling in de onderneming en/of in het opleidingscentrum, wordt de aan de leerling verschuldigde maandvergoeding bedoeld in artikel 4 evenals de aanvullende FVB-premie bedoeld in artikel 5 verminderd met een bedrag gelijk aan : maandvergoeding 173.33

Art. 8.Evaluatie van de opleiding na 6 maanden In de loop van de zesde maand van de ABO-overeenkomst gaat het FVB over tot een evaluatie van het verloop van de praktische opleiding in de onderneming.

Bij negatieve evaluatie kan het PLC maatregelen nemen om hieraan te remediëren.

Art. 9.Opvolging van de opleiding Het FVB verzekert een regelmatige opvolging van de opleiding.

Te dien einde : - verbindt de aannemer zich ertoe om het "ABO-opleidingsboekje" bij te houden waarin de taken zijn vervat die de leerling binnen de onderneming dient te verrichten en om dit ter beschikking te houden van het FVB. Tevens verbindt hij zich ertoe de opleidingsverantwoordelijke van het opleidingscentrum toegang te verlenen tot zijn bouwplaatsen om hem toe te laten de coördinatie te verzorgen tussen de opleiding in het opleidingscentrum en deze in de onderneming. - verbindt de leerling zich ertoe zijn "ABO-werkboekje" bij te houden en ter beschikking te houden van het FVB.

Art. 10.Proeven Met het oog op de beoordeling van de opleiding legt de leerling een tussentijdse proef en een eindproef af, waarvan de inhoud wordt vastgelegd door het PLC.

Art. 11.Attestering Bij het slagen voor de eindproef op het einde van de ABO-opleiding reikt het PLC aan de leerling een getuigschrift uit.

Het getuigschrift vermeldt het beroep, de hoofdlijnen van het programma, de duur van de opleiding en de eindbeoordeling op basis van het behaalde resultaat bij de eindproef.

Art. 12.Huidig contract wordt geregeld door de bepalingen voorzien bij de wet van 19 juli 1983 op het "leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst", de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomsten van 15 mei 1997, 18 juli 1997. De wederzijdse verplichtingen van de partijen voorzien in artikelen 17 tot 31 van de bovenvermelde wet van 19 juli 1983 en het leerreglement worden in bijlage aan het contract gehecht.

De raad van beheer van het FVB, handelend onder het toezicht van het Paritair Leercomité, wordt gemachtigd alle handelingen te stellen met betrekking tot de organisatie, het beheer en de paritaire evaluatie van de leerlingen van het leerlingwezen.

Deze overeenkomst heeft slechts uitwerking nadat deze voorzien is van een visum van het FVB. Opgemaakt in drie exemplaren te . . . . . , op . . . . .

Voor de onderneming De leerling Visum FVB Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 oktober 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^