Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 24 september 2006
gepubliceerd op 22 november 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2006012419
pub.
22/11/2006
prom.
24/09/2006
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 SEPTEMBER 2006. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 24 september 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005 Sectoraal akkoord 2005-2006 (Overeenkomst geregistreerd op 23 februari 2006 onder het nummer 78815/CO/308) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie. HOOFDSTUK II. - Koopkracht Onder "werknemers" wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijk werklieden-, bediende- en kaderpersoneel.

Art. 2.§ 1. De werkgevers zullen zowel in 2005 als in 2006 aan de werknemers een koopkrachtverhoging toekennen onder de vorm van een eenmalige premie of een gelijkwaardig voordeel onder de modaliteiten zoals in dit artikel bepaald. § 2. Om voor deze koopkrachtverhoging in aanmerking te komen moeten de werknemers op datum van de uitbetaling met de werkgever verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur of met een arbeidsovereenkomst van bepaalde duur. Bovendien moeten de werknemers in het jaar van de uitbetaling effectief arbeidsprestaties hebben geleverd. § 3. De eenmalige premie of het gelijkwaardig voordeel zal zowel voor 2005 als voor 2006 uiterlijk op 31 december van het betrokken jaar worden betaald of toegekend, tenzij op ondernemingsniveau anders wordt overeengekomen in overleg zoals bedoeld in § 5 van dit artikel.

Indien in uitvoering van § 5 van dit artikel op het niveau van de onderneming een gelijkwaardig voordeel wordt overeengekomen, dan kan de datum van uitbetaling of toekenning voor het jaar 2005 worden verschoven naar uiterlijk 28 februari 2006. § 4. De eenmalige premie of het gelijkwaardig voordeel bedraagt telkens 200 EUR bruto.

Dit bedrag is proratiseerbaar in verhouding tot : 1) de duur van de prestaties die de werknemer over het kalenderjaar heeft geleverd (dit wil zeggen periodes waarvoor loon verschuldigd is);2) het arbeidsstelsel dat op de werknemer van toepassing is in de loop van het kalenderjaar waarop de koopkrachtverhoging betrekking heeft. § 5. De ondernemingen beschikken over de mogelijkheid om, in overleg met de syndicale afvaardiging of bij gebrek daaraan, het personeel een ander als gelijkwaardig beschouwd voordeel te bepalen. Bij gebrek aan dergelijke overeenkomst zal de koopkrachtverhoging onder de vorm van een eenmalige bruto premie worden toegekend.

Art. 3.De ondertekenende partijen stellen vast dat er in de sector ondernemingen zijn (of kunnen zijn) die bij collectieve arbeidsovereenkomst een barema van het Paritair Comité voor de banken volgen dat op groepsniveau is vastgelegd.

De in artikel 2 bedoelde koopkrachtverhoging is niet van toepassing op deze ondernemingen, behoudens indien voor hen, vóór 31 december 2005, voor 2005 en 2006 geen gelijkwaardige koopkrachtverhoging zou zijn overeengekomen. HOOFDSTUK III. - Werkzekerheid en tewerkstelling

Art. 4.De werkgevers in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie bevestigen hun voornemen om hun traditionele sociale politiek inzake tewerkstelling tijdens de jaren 2005 en 2006 verder te zetten, evenwel rekening houdend met de zich wijzigende omstandigheden zoals bij fusies of herstructureringen en met de verscherpte concurrentieomgeving, die nieuwe be-lemmeringen kunnen invoeren in het streven naar een maximale consolidatie van de tewerkstelling.

Zij streven er naar de globale collectieve tewerkstelling in de sector gedurende de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst te behouden, behoudens de natuurlijke uitstroom, brugpensioen, ontslagen om dringende reden.

Binnen deze context zullen de werkgevers tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst streven naar een optimaal behoud van de bestaande activiteiten in de sector en van de lokale werkgelegenheid.

Art. 5.Overname, fusie en splitsing. § 1. In geval van overname, fusie of splitsing zal de werkgever schriftelijk en/of mondeling volgende informatie verstrekken : 1° een omschrijving van de omstandigheden die aanleiding hebben gegeven tot de overname, fusie of splitsing en van de ermee beoogde economische doelstellingen;2° een overzicht van de mogelijke gevolgen van de maatregel op het vlak van tewerkstelling : een raming van het ingeschatte effect op het totale personeelseffectief en op het tewerkstellingsbeleid van de onderneming na invoering van deze maatregel;3° een overzicht van de geplande maatregelen : - om afdankingen te vermijden; - om mutaties mogelijk te maken; - inzake mogelijke wedertewerkstelling; - op het vlak van opleiding, herscholing of reclassering; 4° een overzicht van de ingeschatte gevolgen van de maatregel op de arbeidsomstandigheden en arbeidsvoorwaarden. § 2. Deze informatie wordt verstrekt aan de personeelsleden, maar eerst aan de ondernemingsraad en bij ontstentenis daarvan aan de vakbondsafvaardiging. De informatie moet zo spoedig mogelijk gebeuren en op een ogenblik dat de directie en de werknemersafgevaardigden tijdig overleg kunnen plegen over de sociale maatregelen die moeten genomen worden om de weerslag van de beslissing op de vooruitzichten inzake de tewerkstelling en de organisatie van het werk, maximaal te ondervangen.

Teneinde deze informatie te leveren en de werknemers de mogelijkheid te bieden zich over hun rechten te informeren, zal de werkgever in een periode voorzien waarin geen ontslagen zullen gegeven worden ten opzichte van de werknemers die door de fusie, overname of splitsing worden gevat. Dit alles zonder afbreuk te doen aan het algemeen ontslagrecht van de werkgever en onder voorbehoud van een eventueel ontslag om dringende reden of om redenen die geen betrekking hebben op de overname, de fusie of de splitsing, ontslag dat steeds kan betekend worden tijdens deze termijn.

De termijn zal negentig kalenderdagen duren en een aanvang nemen op de dag dat de informatie waarvan sprake in § 1 gegeven wordt. Hij zal kunnen ingekort worden in akkoord met de vakbondsafvaardiging. Indien in de onderneming geen vakbondsafvaardiging aanwezig is, geldt in elk geval de termijn van negentig kalenderdagen.

Elk ontslag dat door de werkgever tijdens genoemde termijn van negentig kalenderdagen wordt betekend zonder naleving van de bepalingen vervat in de vorige alinea, geeft aan het betrokken personeelslid het individueel recht op betaling door de werkgever van een schadevergoeding wegens schending van vastheid van betrekking gelijk aan het bedrag van zes bruto maandwedden voor wie op het moment van het ontslag nog geen vijf jaar anciënniteit bezit en van acht bruto maandwedden voor wie vijf of meer jaar anciënniteit bezit.

Deze vergoeding komt bovenop de normale verbrekingsvergoeding die desgevallend door de werkgever verschuldigd is in toepassing van artikel 39, § 1, of artikel 40, § 1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. § 3. Bedrijven die voor of na de overname, fusie of splitsing minder dan 50 werknemers tewerkstellen bezorgen op eigen initiatief een kopie van de geschreven inlichtingen aan het paritair comité.

Art. 6.De sociale partners roepen de werkgevers op en bevelen hen aan om in geval van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, voor de berekening van de opzegtermijn bij toepassing van artikel 82, § 3, eerste en tweede lid, van de wet op de arbeidsovereenkomsten, brugpensioen evenwel uitgezonderd, niet steeds automatisch de wettelijke minimumtermijn toe te passen. HOOFDSTUK IV. - Vorming

Art. 7.De partijen erkennen en onderschrijven het belang van professionele vorming en training voor de verdere ontwikkeling van de loopbaan van het personeel.

Art. 8.De werkgevers doen een oproep en bevelen de ondernemingen aan de nodige initiatieven te nemen om de behoeften aan professionele vorming van hun werknemers te onderzoeken, de nodige initiatieven inzake vorming te nemen en te ondersteunen, teneinde het competentieniveau van het personeel op peil te houden.

De werkgevers zullen in dit verband bijzondere aandacht besteden aan de vormingsbehoeften van werknemers die het werk hervatten, nadat hun arbeidsovereenkomst gedurende ten minste één jaar is geschorst.

De werknemers die het werk hervatten na een langdurige schorsing, zoals bedoeld in voorgaande alinea, zullen de nodige inspanningen leveren om zich onder meer via vorming terug in de nieuwe werksituatie in te werken.

Naast de vormingsinitiatieven die door de individuele werkgevers zullen worden genomen, zullen de sociale partners aan EPOS ter ondersteuning vragen om na te gaan of er in het huidige vormingsprogramma voor deze doelgroep voldoende aanbod aanwezig is, zoniet, te onderzoeken of het huidige aanbod kan worden uitgebreid.

Art. 9.De werkgevers verbinden zich ertoe om op ondernemingsniveau, maar globaal, minstens driemaal zoveel dagen vorming te organiseren als er personeelsleden tewerkgesteld worden (hoofden). Vorming wordt hierbij in ruime zin gedefinieerd en kan onder meer bestaan in een opleidingscursus buiten de onderneming, een interne opleiding, een opleiding op de werkplaats of een opleiding via nieuwe informatietechnologieën.

Zij zullen jaarlijks in de ondernemingsraad informatie verstrekken over het aantal dagen vorming dat tijdens het jaar werd georganiseerd en op hoeveel werknemers dat globaal betrekking had. In deze toelichting zal tevens worden meegedeeld hoeveel werknemers die een opleiding hebben aangevraagd, de opleiding werd geweigerd. De jaarlijkse informatie zal ter gelegenheid van de kwartaalinformatie worden geactualiseerd.

Voor de berekening van dit artikel wordt een dag vorming vermenigvuldigd met het aantal werknemers dat aan deze dag vorming deelnam.

Art. 10.In artikel 3 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 juni 2005 met betrekking tot de aanwending van de bijdragen voor 2005 voor de risicogroepen, wordt § 1 vervangen door volgende tekst : « § 1. In uitvoering van artikel 6 van de statuten van het "Paritair Vormingsfonds voor Risicogroepen van de Spaarbanken", "EPOS", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1992, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 april 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 1993, komen de ondertekenende partijen overeen om voor 2005, 0,10 pct. van de bruto loonmassa van de werknemers binnen de sector aan te wenden voor de opleiding en tewerkstelling van de risicogroepen zoals gedefinieerd in artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juni 1992 met betrekking tot de aanwending van de 0,25 pct.-bijdrage voor de risicogroepen, algemeen bindend verklaard bij koninklijk besluit van 2 april 1993, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 25 juni 1993.

Dit alles in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling 1 van de wet van 3 juli 2005 houdende diverse bepalingen betreffende het sociaal overleg.

De partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de bijdrage van 0,10 pct. over de eerste drie kwartalen van 2005 niet verschuldigd is. De bijdragen over het vierde kwartaal van 2005 worden vastgelegd op 0,40 pct. » HOOFDSTUK V. - Sociale betrekkingen

Art. 11.De sociale partners binnen het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie erkennen en onderschrijven het belang van een goede werking van het sociaal overleg op het niveau van de individuele ondernemingen.

Zij verbinden zich er toe om de collectieve arbeidsovereenkomsten inzake de sociale betrekkingen uit te voeren op alle niveau's. Indien er zich problemen stellen in de individuele ondernemingen dan kan, indien er geen oplossing gevonden wordt op ondernemingsvlak, het dossier worden voorgelegd aan het verzoeningsbureau van het paritair comité.

Art. 12.Aan het fonds voor syndicale vorming zal het hierna volgend bedrag gestort worden, te verdelen onder de representatieve werknemersorganisaties, in verhouding tot hun vertegenwoordiging in de sector. Voor 2005 en 2006 is dit bedrag telkens 60.000 EUR. De werkgevers die onder het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie vallen, zullen dit bedrag verschuldigd zijn volgens het proportioneel aandeel van hun aantal personeelsleden uitgedrukt in equivalent van voltijdse eenheden, ten opzichte van het totaal op respectievelijk 1 januari 2005 en 1 januari 2006.

Een werkgever die per 1 januari 2005, respectievelijk 1 januari 2006, onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie valt, is de proportionele bijdrage, waarvan hierboven sprake, verschuldigd voor het gehele jaar.

Indien een werkgever in de loop van 2005 niet meer onder het Paritair Comité voor maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie valt, zal het bedrag voor 2006 proportioneel worden verminderd.

De "Belgische Spaarbankenvereniging" wordt gemachtigd tot inning van de bijdrage van de individuele bedrijven.

De bijdragen zullen uiterlijk op 31 december van het jaar waarop ze betrekking hebben aan het fonds voor syndicale vorming gestort worden. HOOFDSTUK VI. - Mobiliteit

Art. 13.De ondertekenende sociale partners wijzen op het toenemend belang om de mobiliteit te verbeteren. Zij bevelen de ondernemingen aan om, kaderend binnen de wetgevende initiatieven terzake, op hun niveau de mogelijkheid van alternatieve vormen van vervoer ernstig te onderzoeken en eigen vervoersplannen uit te werken.

Hiertoe wordt de mogelijkheid geboden om in het kader van dergelijke eigen ondernemingsakkoorden, zowel in min als in meer af te wijken van de sectorale regeling uitgewerkt bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 19 september 2001 betreffende de tussenkomst van de werkgever in de vervoerkosten van de werknemers.

Deze akkoorden worden afgesloten met de syndicale afvaardiging. In de ondernemingen waar geen syndicale afvaardiging aanwezig is, maakt de werkgever zijn intentie tot het afsluiten van een vervoersplan schriftelijk kenbaar aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie. De voorzitter zal binnen de veertien dagen na ontvangst van dergelijke kennisgeving, een afschrift hiervan aan de woordvoerders in het paritair comité overmaken. HOOFDSTUK VII. - Werkdruk en stress

Art. 14.De partijen komen overeen om in 2005 de werkzaamheden van de werkgroep die een studie zal uitvoeren over de werkdruk en het stressbeheer in de sector spaarbanken verder te zetten.

Deze werkgroep zal zijn werkzaamheden eind december 2006 afronden en zich inspireren op de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 72 betreffende het beheer van de preventie van stress op het werk die op 30 maart 1999 in de Nationale Arbeidsraad ondertekend is.

De strikt te begroten kosten verbonden aan de uitoefening van deze studie zullen door de werkgevers worden gedragen.

De werkgroep zal hierbij rekening houden met de eigen karakteristieken (bijvoorbeeld grootte) van de sector.

De resultaten van de studie zullen op het niveau van de onderneming (comité voor de preventie en de bescherming op het werk) en in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie (globaal) besproken worden. HOOFDSTUK VIII. - Tijdskrediet

Art. 15.In afwijking van artikel 15, § 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis van 19 december 2001 tot vervanging van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001 tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaan-vermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77ter van 10 juli 2002 is in 2006 het totaal aantal werknemers dat voor de berekening van de drempel van 5 pct. in aanmerking wordt genomen, gelijk aan het aantal werknemers dat met een arbeidsovereenkomst in de onderneming of in de dienst te werk is gesteld op 30 juni van het jaar voorafgaand aan het jaar tijdens hetwelk de rechten gelijktijdig worden uitgeoefend en die op die datum jonger zijn dan 50 jaar.

Bijgevolg zullen, om na te gaan of het totaal aantal werknemers in de onderneming of in de dienst dat gelijktijdig het recht op tijdskrediet of loopbaanvermindering uitoefent, de drempel van 5 pct. bereikt, de werknemers van 50 jaar en ouder, die een of andere, vorm van tijdskrediet genieten, niet in aanmerking worden genomen in 2006.

Art. 16.Artikel 15 is enkel van toepassing voorzover op bedrijfsvlak geen andere berekening van de drempel (bijvoorbeeld verhoging van het percentage van 5 pct.) bij collectieve arbeidsovereenkomst werd overeengekomen en heeft uitwerking voor zover de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis ongewijzigd blijft.

Art. 17.In geval van aanvraag van tijdskrediet zullen de werkgevers nagaan of dit effect heeft op de werkdruk op de dienst en desgevallend hiervoor de passende maatregelen nemen na overleg met de sociale partners op ondernemingsniveau. HOOFDSTUK IX. - Brugpensioen

Art. 18.In geval door een werknemer een vorm van tijdskrediet werd opgenomen onmiddellijk voorafgaand aan het brugpensioen, zal de werkgever voor de berekening van de aanvullende vergoeding rekening houden met het maandloon dat op de werknemer van toepassing was de laatste maand voorafgaand aan het tijdskrediet. Hiervoor kan maximaal drie jaar worden teruggegaan.

Deze regeling geldt voor zover dit niet in strijd is met de wetgeving inzake tijdskrediet en/of brugpensioen en voor zover deze regelgeving tijdens de duur van de overeenkomst niet ingrijpend wordt gewijzigd. HOOFDSTUK X. - Diverse bepalingen

Art. 19.De partijen zullen in de loop van 2006 de werkzaamheden van de werkgroep functieclassificatie hervatten en daarin verdere besprekingen voeren inzake de actualisatie of herformulering van de functies die als voorbeeld staan vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 februari 1979, van toepassing binnen het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie.

De werkgroep zal de bevoegdheid hebben om desgevallend, bij meerderheid zowel bij de werkgevers- als bij de werknemersvertegenwoordiging te beslissen om tot een analytische functieclassificatie over te gaan.

Art. 20.De werkgevers verbinden zich ertoe om een antidiscriminatoir personeelsbeleid te voeren.

De sociale partners komen overeen om tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst onder de vorm van een werkgroep na te gaan in hoeverre de bestaande sectorale collectieve arbeidsovereenkomsten al dan niet strijdig zijn met de principes van de wet van 25 februari 2003 ter bestrijding van discriminatie. HOOFDSTUK XI. - Slotbepalingen

Art. 21.De partijen verbinden zich ertoe tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst geen bijkomende eisen te stellen over de punten die in deze overeenkomst voorkomen.

Art. 22.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2006.

Artikelen 15 en 16 van deze collectieve arbeidsovereenkomst treden in werking op 1 januari 2006 en houden op van kracht te zijn op 31 december 2006.

Artikel 21 van deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking van 1 januari 2006 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2007.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 september 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage tot de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 oktober 2005, gesloten in het Paritair Comité voor de maatschappijen voor hypothecaire leningen, sparen en kapitalisatie, betreffende het sectoraal akkoord 2005-2006 Brugpensioen op 58 jaar Tijdens de onderhandelingen die geleid hebben tot deze collectieve arbeidsovereenkomst hebben de representatieve werknemersorganisaties de wens uitgedrukt dat wanneer een werkgever zich geplaatst ziet voor de mogelijkheid initiatieven te nemen die leiden tot brugpnesioen op 58 jaar, hij die mogelijkheid zou toekennen aan alle in aanmerking komende werknemers die daartoe de vraag formuleren. De werkgeversafvaardiging is bereid die wens zonder dat dit de vorm van een verplichting kan aannemen sterk aan te bevelen voor de duur van de collectieve arbeidsovereenkomst bedoeld in artikel 6 en onder alle voorbehoud voor de toekomst.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 24 septembre 2006.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^