Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2007
gepubliceerd op 10 mei 2007

Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels van de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang

bron
programmatorische federale overheidsdienst maatschappelijke integratie, armoedebestrijding en sociale economie
numac
2007002083
pub.
10/05/2007
prom.
25/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/25/2007002083/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels van de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De wet van 12 januari 2007 over de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna genoemd « de wet ») kent aan asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen een recht toe op opvang dat hen de mogelijkheid moet bieden een menswaardig leven te leiden. De wet zet het essentiële van de richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten, om in het Belgisch recht.

Artikel 22 van de wet, dat artikel 17 van voormelde richtlijn omzet, kent een recht op individuele evaluatie van de begunstigde van de opvang toe en bepaalt de essentiële principes ervan. Deze evaluatie vindt plaats aan het begin van zijn verblijf in een opvangstructuur, aangezien artikel 22, § 1 van de wet bepaalt dat ze plaatsvindt binnen de dertig dagen volgend op de toewijzing van zijn verplichte plaats van inschrijving. Zijn individuele situatie moet dan worden onderzocht om te bepalen of de opvang beantwoordt aan zijn specifieke noden en indien dat niet het geval is, kan worden overgegaan tot een wijziging van de verplichte plaats van inschrijving.

Artikel 22, § 2 van de wet vermeldt nog dat « het onderzoek van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang meer bepaald betrekking heeft tekenen van een eventuele kwetsbaarheid die niet op het eerste gezicht te bemerken zijn zoals bij personen die folteringen of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan ». De voorbereidende werkzaamheden van de wet herinneren eraan dat artikel 17 van de richtlijn een algemeen principe invoert ten gunste van personen met specifieke noden en beoogt op niet beperkende wijze categorieën van kwetsbare personen : minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders vergezeld van minderjarigen en personen die folteringen, verkrachtingen of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.

In toepassing van artikel 22, § 3, wordt de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang dan voortgezet gedurende zijn ganse verblijf binnen de opvangstructuur. Om adequaat te beantwoorden aan de specifieke noden van de begunstigde van de opvang die later zouden kunnen blijken, dient een continue evaluatie te worden gewaarborgd gedurende zijn ganse verblijf in de opvangstructuur.

Het komt U toe, krachtens artikel 22, § 4, de modaliteiten van deze evaluatie te bepalen. Dat is de doelstelling van deze tekst die U ter ondertekening wordt voorgelegd.

De voorbereidende werkzaamheden van de wet herinneren eraan dat onder de oude asielprocedure, bij de aankomst van de asielzoeker in België, enkel een inschrijvingsfiche met basisinformatie (naam, voornaam, nationaliteit, taal, geboortedatum en -plaats, datum van aankomst en eventuele verblijfsdocumenten) en die eventueel de specifieke noden van deze persoon specificeert, werd opgesteld door de Dienst Vreemdelingenzaken, zonder dat systematisch werd overgegaan tot een individuele evaluatie van de situatie van de personen met specifieke noden. Het nieuwe artikel 51/10 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, zoals ingevoegd door de wet van 15 september 2006 « tot wijziging van de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen » behoudt voor de evaluatie die wordt gedaan door de Dienst Vreemdelingenzaken, een soortgelijke inhoud, voornamelijk van administratieve aard, die de doelstellingen van de door artikel 22 van de wet overwogen evaluatie verre van vervult en nastreeft.

Het is belangrijk artikel 22 van de wet, dat de basis van dit koninklijk besluit vormt, te lezen in samenhang met andere bepalingen die eraan gekoppeld zijn. Het gaat in de eerste plaats om artikel 12, § 1, dat de asielzoeker, opgevangen in een gemeenschappelijke structuur waarin hij gedurende vier maanden heeft verbleven, de mogelijkheid biedt te vragen dat deze verplichte plaats van inschrijving wordt gewijzigd ten gunste van een individuele opvangstructuur voor zover er beschikbare plaatsen zijn. Het is belangrijk te kunnen beschikken over een geactualiseerde evaluatie van de situatie van de asielzoeker om op adequate wijze op een dergelijke vraag te kunnen beantwoorden. Het gaat vervolgens om artikel 36 dat de in artikel 22, § 2, vermelde voorziening versterkt door te bepalen dat een geïndividualiseerde opvolging zal worden gewaarborgd aan kwetsbare personen binnen gespecialiseerde instellingen of verenigingen. Het gaat tot slot om artikel 31, § 3, dat de taken van de maatschappelijk werker in het kader van de sociale begeleiding bepaalt en verwijst naar de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang.

Artikel 2 past in de lijn van de doelstelling die aan de evaluatie wordt toegekend door artikel 22, § 1, van de wet. De evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang moet het mogelijk maken na te gaan of de opvangstructuur waarin hij de materiële hulp krijgt, beantwoordt aan zijn specifieke noden of er op zijn minst probeert aan tegemoet te komen. De evaluatie maakt het eveneens mogelijk eventuele specifieke noden van medische, psychologische of sociale aard te onderlijnen. Indien het evaluatieverslag niet voldoende elementen kan bieden om na te gaan of de opvang voldoet aan de noden van de begunstigde van de opvang, moeten de redenen van deze tekortkoming expliciet worden gegeven en verduidelijkt.

Artikel 3 legt de maatschappelijk werker en de andere tussenkomende partijen in de evaluatie op een bijzondere aandacht te besteden om de specifieke noden van de kwetsbare personen in de zin van de artikelen 22, § 2 en 36 van de wet, op te sporen. De aldus bedoelde personen zijn meer bepaald minderjarigen, niet-begeleide minderjarigen, personen met een handicap, ouderen, zwangere vrouwen, alleenstaande ouders vergezeld van minderjarigen en personen die folteringen, verkrachtingen of andere ernstige vormen van psychologisch, fysiek of seksueel geweld hebben ondergaan.

Volgens artikel 4 is het de maatschappelijk werker als referentiepersoon die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de individuele evaluatie. Artikel 31, § 3, in fine van de wet bepaalt trouwens dat « de taken van de maatschappelijk werker eveneens de evaluatie van de specifieke noden van de begunstigde van de opvang omvatten en desgevallend het voorstel om de verplichte plaats te wijzigen ». Op basis van de reeds bestaande praktijk in de opvangstructuren die worden beheerd door het Federaal Agentschap voor Asielzoekers of door een partner, werd overwogen dat de maatschappelijk werker het advies kon vragen van de diensten en personen die hij noodzakelijk acht. Zo kan de maatschappelijk werker als referentiepersoon bijvoorbeeld de dienst die verantwoordelijk is voor de opstelling van het medisch dossier in de zin van artikel 27 van de wet, om advies vragen. Of nog zou elke andere persoon die door de verantwoordelijke van de opvangstructuur zou worden aangeduid, zo eveneens de maatschappelijk werker in de instelling kunnen bijstaan met zijn advies. Dat kan denkbaar zijn op basis van een algemene aanduiding voor alle evaluaties binnen een opvangstructuur, bijvoorbeeld wanneer deze binnen haar organisatie over de aanwezigheid van een psycholoog of van een sociale dienst beschikt. Dat kan ook denkbaar zijn, in geval van nood, in het kader van een specifieke vraag die gekoppeld is aan de specificiteit van de begunstigde van de opvang. In dergelijke situaties is het bijvoorbeeld niet uitgesloten een beroep te doen op externe experts.

Artikel 5 verduidelijkt dat de evaluatie wordt vastgelegd in een schriftelijk verslag. In uitvoering van artikel 5 bepaalt de Minister een typeformulier dat als basis zal dienen voor de realisatie van het evaluatieverslag. Dit typeformulier zal minimum een rubriek omvatten die verwijst naar de gegevens die zijn opgenomen in de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Artikel 6 bepaalt dat het evaluatieverslag wordt opgenomen in het sociaal dossier van de begunstigde van de opvang. Overeenkomstig artikel 32 van de wet betekent dit dat de begunstigde van de opvang op aanvraag toegang heeft tot het evaluatieverslag en er een kopie van kan vragen. De maatschappelijk werker als referentiepersoon moet de begunstigde van de opvang op de hoogte brengen van dit toegangsrecht.

Artikel 22, § 1, van de wet bepaalt dat een eerste evaluatie wordt uitgevoerd uiterlijk dertig dagen na de aanduiding van de verplichte plaats van inschrijving van de begunstigde van de opvang. In het geval dat de verplichte plaats van inschrijving wordt gewijzigd binnen de 30 dagen na de aanduiding en zonder dat de individuele evaluatie heeft plaatsgehad, legt artikel 7, tweede lid, op ze uit te voeren binnen de 30 dagen te tellen vanaf de nieuwe aanduiding van de verplichte plaats van inschrijving van de begunstigde van de opvang.

Krachtens artikel 8 houdt de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang ten minste één voorafgaandelijk gesprek in tussen de begunstigde van de opvang en de maatschappelijk werker als referentiepersoon vóór de opstelling van het evaluatieverslag.

Artikel 9 voorziet in de validatie van het evaluatieverslag. Deze wordt uitgevoerd door de verantwoordelijke persoon van de sociale dienst binnen de opvangstructuur, of indien er geen is, door een persoon die hiertoe wordt aangeduid door de verantwoordelijke van de opvangstructuur. De persoon die het evaluatieverslag valideert, mag in geen geval dezelfde persoon zijn als diegene die het heeft opgesteld.

De validatie heeft tot doel na te gaan of de evaluatie werd uitgevoerd binnen de voorgeschreven termijn. De persoon die het verslag valideert, moet zich desgevallend eveneens akkoord verklaren met de inhoud van het verslag.

Artikel 10, eerste lid, bekrachtigt het principe van de permanente en continue evaluatie gedurende het ganse verblijf van de begunstigde van de opvang. Zo wordt het evaluatieverslag aangevuld.

Het derde lid voorziet in een nieuwe validatie van het verslag indien, naar aanleiding van de continue evaluatie, een (nieuwe) maatregel wordt voorgesteld om beter te beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang. Deze validatie moet worden uitgevoerd door de persoon bedoeld in artikel 9.

Het vierde lid van artikel 10 heeft tot doel te waarborgen dat ten minste een stand van zaken van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang wordt opgemaakt door de maatschappelijk werker als referentiepersoon uiterlijk 6 maanden na de eerste evaluatie, en dit zonder afbreuk te doen aan de permanente en continue evaluatie. Op die manier zal de permanente evaluatie minimum tot doel hebben de stand van zaken van de situatie van de persoon op te maken binnen de bepaalde termijn.

25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot bepaling van de nadere regels van de evaluatie van de individuele situatie van de begunstigde van de opvang ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen, inzonderheid op de artikelen 22 en 74;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 april 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 11 april 2007;

Gelet op het advies nr. 42.501/4 van de Raad van State, gegeven op 11 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Maatschappelijke Integratie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Dit koninklijk besluit zet de richtlijn 2003/9/EG van de Raad van de Europese Unie van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten gedeeltelijk om.

Art. 2.De evaluatie moet het mogelijk maken na te gaan of de huisvesting in de opvangstructuur die wordt aangeduid als verplichte plaats van inschrijving en de begeleiding die er wordt gegeven, beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang, en dit meer bepaald wat betreft zijn medische, sociale en psychologische situatie.

Art. 3.De evaluatie zal eveneens betrekking hebben op de bijzondere situatie van de kwetsbare personen in de zin van de artikelen 22, § 2 en 36 van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna genoemd « de wet »).

Art. 4.De evaluatie wordt uitgevoerd door de maatschappelijk werker als referentiepersoon.

Hiertoe kan hij het advies vragen van de diensten en personen die hij noodzakelijk acht.

Art. 5.De evaluatie wordt geformaliseerd in een evaluatieverslag.

Hiertoe bepaalt de Minister het typeformulier dat minimum een rubriek zal bevatten die verwijst naar elk van de elementen of criteria bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Het evaluatieverslag geeft desgevallend de maatregelen aan die moeten worden genomen om te beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang.

Art. 6.Het evaluatieverslag maakt deel uit van het sociaal dossier van de begunstigde van de opvang bedoeld in artikel 32 van de wet.

Art. 7.In geval van wijziging van de verplichte plaats van inschrijving binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, zonder dat de evaluatie werd uitgevoerd, wordt deze uitgevoerd binnen de dertig dagen, te tellen vanaf de aanduiding van de nieuwe verplichte plaats van inschrijving.

Art. 8.De evaluatie houdt ten minste één gesprek in tussen de begunstigde van de opvang en de maatschappelijk werker als referentiepersoon vóór de opstelling van het evaluatieverslag.

Art. 9.Het evaluatieverslag wordt gevalideerd door de verantwoordelijke persoon van de sociale dienst binnen de opvangstructuur, of bij diens afwezigheid, een persoon die hiertoe wordt aangewezen door de verantwoordelijke van de opvangstructuur. In geen geval mag deze persoon dezelfde zijn als diegene die het evaluatieverslag heeft geschreven.

Art. 10.Na de eerste evaluatie zoals bedoeld in artikel 7 van dit besluit, wordt de evaluatie op permanente en continue wijze uitgevoerd.

Hiertoe wordt het evaluatieverslag bedoeld in artikel 5 van dit besluit, ingevuld.

Indien naar aanleiding van deze continue evaluatie een maatregel wordt voorgesteld om te beantwoorden aan de individuele noden van de begunstigde van de opvang, zal deze moeten worden gevalideerd door de persoon bedoeld in artikel 9 van dit besluit.

Onverminderd de continue evaluatie en uiterlijk 6 maanden na de eerste evaluatie, wordt een balans opgemaakt van de situatie van de begunstigde van de opvang door de maatschappelijk werker als referentiepersoon bedoeld in artikel 31, § 1 van de wet, en dit wat betreft de elementen bedoeld in de artikelen 2 en 3 van dit besluit.

Deze balans wordt gevalideerd door de persoon bedoeld in artikel 9 van dit besluit. Deze balans wordt om de 6 maanden geactualiseerd en gevalideerd.

Art. 11.Dit besluit treedt in werking op dezelfde dag als artikel 22 van de wet.

Art. 12.Onze Minister, die bevoegd is voor Maatschappelijke Integratie, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 25 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Maatschappelijke Integratie Ch. DUPONT

^