Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2007
gepubliceerd op 16 mei 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de waarborg van de brugpensioenvergoeding

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007201173
pub.
16/05/2007
prom.
25/04/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 APRIL 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de waarborg van de brugpensioenvergoeding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, betreffende de waarborg van de brugpensioenvergoeding.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Paritair Comité voor de handel in voedingswaren Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 december 2006 Waarborg van de brugpensioenvergoeding (Overeenkomst geregistreerd op 11 januari 2007 onder het nummer 81509/CO/119) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op : - de werkgevers van de ondernemingen waarvan de activiteit valt onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren en die de verplichtingen voortvloeiend uit de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 gesloten in de Nationale Arbeidsraad tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, niet zijn nagekomen; - en op de arbeiders tewerkgesteld door de hierboven vermelde werkgevers, die recht hebben op de bijkomende vergoeding ingevolge de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst en waarvan de laatste werkgever aan de bepalingen van bedoelde overeenkomst niet heeft voldaan. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en de vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Principe

Art. 2.Sinds 1 juli 2005 wordt het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren" niet meer gelast de vereffening te vergemakkelijken van de waarborgen van de vergoeding voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 van de Nationale arbeidsraad "tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen".

Art. 3.Het sociaal fonds van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren verzekert alleen de vermelde waarborg van de bijkomende vergoeding ingeval een werkgever de verplichtingen welke hem krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst waarvan sprake in artikel 1 zijn opgelegd, niet nakomt binnen een termijn van drie maanden na het vervallen van de maand waarvoor de bijkomende vergoeding is verschuldigd.

Art. 4.Indien de ingebreke blijvende werkgever in de onmogelijkheid is zijn verplichtingen als gevolg van sluiting van onderneming na te leven, wordt de waarborg van betaling van de aanvullende vergoeding dan verzekerd door het "Fonds tot vergoeding van de werknemers ontslagen in geval van sluiting van onderneming", krachtens artikel 2 van de wet van 30 juni 1967, en niet door het "Waarborg- en Sociaal Fonds voor de handel in voedingswaren".

Art. 5.De werkgever blijft de inhoudingen en bijdragen verschuldigd. HOOFDSTUK III. - Vereffening van de aanvullende vergoeding bij ingebrekestelling van de werkgever

Art. 6.Het verzoek tot betaling van de vergoeding wordt bij het sociaal fonds ingediend op initiatief van de arbeider. De arbeider die schuldeiser is van de aanvullende vergoeding zal het sociaal fonds in zijn (haar) plaats stellen voor zijn (haar) rechten en vorderingen voor de inning bij de werkgever-schuldenaar van de vergoeding, van de bedragen betaald en de kosten gedragen in toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Alle kosten gemaakt door het sociaal fonds en voortvloeiend uit deze subrogatie en uit de handelingen met het oog op de terugbetaling door de werkgever, worden ten laste gelegd van deze laatste.

Deze last, berekend in functie van de werkelijk gedane kosten door het sociaal fonds is ten minste gelijk aan 20 EUR per in gebreke blijven.

Dit minimumbedrag zal elk jaar geïndexeerd worden op basis van de sectorbarema's.

De betalingen van het sociaal fonds voor rekening van de werkgever die in gebreke blijft, brengen bij wijze van boete een verwijlinterest op van 10 pct. per jaar, zonder dat een voorafgaande ingebrekestelling vereist is.

De aanvraag tot betaling van de bijkomende vergoeding in geval van in gebreke blijven van de werkgever, wordt ingediend door de betrokken arbeider bij het sociaal fonds op een formulier dat de nodige inlichtingen bevat voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Het formulier bevat onder meer de volgende inlichtingen : - de identiteit en het adres van de arbeider; - de identiteit en het adres van de laatste werkgever; - het bewijs van het recht op de werkloosheidsvergoeding; - het bedrag van de werkloosheidsvergoeding; - het referteloon; - het bankrekeningnummer.

De vraag tot betaling bij het sociaal fonds wordt telkens herhaald wanneer de werkgever opnieuw in gebreke blijft.

Na onderzoek en vaststelling van het recht op en van het bedrag van de bijkomende vergoeding te betalen door het sociaal fonds, gaat dit laatste over tot de betaling binnen de 90 dagen na het indienen van de aanvraag op de bankrekening van de arbeider.

Wanneer ingeval van arbeidsongeschiktheid de arbeider afziet van de aanvullende vergoeding om aanspraak te maken op de vergoeding ZIV, dient hij (zij) onmiddellijk het sociaal fonds daarvan te verwittigen.

Art. 7.Het sociaal fonds zal op ieder ogenblik aan de begunstigden van de aanvullende vergoeding kunnen vragen het bewijs te leveren van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.

Elke verandering in de persoonlijke situatie die de betaling kan beïnvloeden (bijvoorbeeld een werkhervatting, een verandering van bankrekeningnummer,...), moet door de arbeider gemeld worden aan het sociaal fonds.

Art. 8.In geval van niet-verschuldigde betaling van de aanvullende vergoeding ingevolge vergissing of verkeerde inlichting, is de arbeider gehouden aan het fonds de onverschuldigd betaalde bedragen terug te betalen. HOOFDSTUK IV. - Aanvullende vergoeding brugpensioen in geval van tijdskrediet

Art. 9.Voor de arbeiders die genieten van een vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking of tot een vier vijfde betrekking, en die overstappen in het stelsel van brugpensioen, wordt de aanvullende vergoeding berekend op basis van het bruto maandloon dat de werknemer zou verdienen indien hij zijn arbeidsprestaties niet zou verminderd hebben en de werkloosheidsuitkeringen overeenstemmend met het arbeidsregime in voege voor de aanvang van het tijdskrediet. HOOFDSTUK V. - Diverse bepalingen

Art. 10.Bij wijze van overgangsmaatregel zullen alle brugpensioendossiers geopend bij het sociaal fonds tot en met 30 juni 2005 door het fonds verder uitgevoerd worden zoals voorheen, en dit tot op het ogenblik waarop het recht op een brugpensioenuitkering een einde neemt (bijvoorbeeld door het aanvatten van het rustpensioen). De dossiers zullen uitgevoerd worden in overeenstemming met de modaliteiten en de verplichtingen voorzien in de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003 betreffende de vereffening van de brugpensioenvergoeding.

Art. 11.Elke betwisting met betrekking tot de toepassing van de overeenkomst kan worden voorgelegd aan de raad van bestuur van het "Waarborg- en sociaal fonds voor de handel in voedingswaren".

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 2003, geregistreerd onder het nummer 67361/CO/119. Ze treedt in werking op 1 april 2005 en houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2007.

Op 1 april van elk jaar wordt zij stilzwijgend verlengd voor een periode van een jaar, behoudens opzegging door één van de partijen uiterlijk drie maanden voor het verstrijken van de collectieve arbeidsovereenkomst per aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de handel in voedingswaren, die de leden ervan inlicht.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 25 april 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^