Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 april 2021
gepubliceerd op 02 augustus 2021

Koninklijk besluit betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen van bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en veiligheidsdiensten

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2021042602
pub.
02/08/2021
prom.
25/04/2021
ELI
eli/besluit/2021/04/25/2021042602/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2021. - Koninklijk besluit betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen van bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en veiligheidsdiensten


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, artikelen 32 en 89;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 mei 1991 betreffende de technische uitrusting van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 maart 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2017 pub. 06/04/2017 numac 2017040160 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteit beheer van alarmcentrales sluiten betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteiten beheer van alarmcentrales;

Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie, op 6 december 2018, met toepassing van artikel 5 van richtlijn 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 9 juli 2020;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 juli 2019;

Gelet op advies 66.700/2 van de Raad van State, gegeven op 2 december 2019, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij de wet van 2 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/04/2003 pub. 02/05/2003 numac 2003000309 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot wijziging van de wet van 15 april 1994 betreffende de bescherming van de bevolking en van het leefmilieu tegen de uit ioniserende stralingen voortspruitende gevaren en betreffende het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle en tot regeling van de overdracht van sommige personeelsleden van de Dienst Veiligheid van de Staat op het gebied van de kernenergie sluiten;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Definities

Artikel 1.In het kader van de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder: 1° de wet: de wet van 2 oktober 2017Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/10/2017 pub. 31/10/2017 numac 2017031388 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid sluiten tot regeling van private en bijzondere veiligheid;2° de ITS-kaderwet: de wet van 17 augustus 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 17/08/2013 pub. 19/09/2013 numac 2013000603 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid type wet prom. 17/08/2013 pub. 18/08/2014 numac 2014000611 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. - Duitse vertaling sluiten tot creatie van het kader voor het invoeren van intelligente vervoerssystemen en tot wijziging van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid;3° de EU-verordening 305/2013: de gedelegeerde verordening (EU) Nr. 305/2013 van de commissie van 26 november 2012 tot aanvulling van de Richtlijn 2010/40/EU van het Europees Parlement en de Raad, wat de geharmoniseerde voorziening in de gehele Unie van een interoperabele eCall betreft; 4° reactietijd: de tijd die verloopt tussen de registratie van een oproep door een ontvangstsysteem en de eerste actie uitgevoerd door een operator van een alarmcentrale;5° administratie: de Directie Private Veiligheid bij de Algemene Directie Veiligheid en Preventie bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken;6° strategisch leidinggevende : de persoon, zoals bedoeld in artikel 2, 25°, van de wet, die : a) de leiding heeft over het geheel van de bewakingsonderneming of interne bewakings- of veiligheidsdienst, b) gezag uitoefent over alle bewakings- of veiligheidsagenten van de bewakingsonderneming of interne bewakings- of veiligheidsdienst of c) gezag uitoefent over andere strategisch of operationeel leidinggevenden van de bewakingsonderneming of interne bewakings- of veiligheidsdienst;7° operationeel leidinggevende: leidinggevend personeelslid dat gezag uitoefent over meer dan 15 bewakings- of veiligheidsagenten zonder dat dit verantwoordelijkheden inhoudt van een strategisch leidinggevende;8° rechtsbijstandverzekering : verzekeringsovereenkomst zoals bedoeld in deel 4, titel III, hoofdstuk 4 van de wet van 4 april 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/04/2014 pub. 30/04/2014 numac 2014011239 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Wet betreffende de verzekeringen sluiten betreffende de verzekeringen;9° inspectieinstelling: een onafhankelijke instelling die minstens voldoet aan de criteria van de norm EN-ISO/IEC 17020;10° kantooruren: de periode tussen 9 uur en 17 uur;11° werkdag: elke dag andere dan een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag;12° minister: de minister van Binnenlandse Zaken;13° goederenalarmsysteem : alarmsysteem bestemd om misdrijven tegen goederen te voorkomen of vast te stellen;14° veiligheid van de informatie : bescherming van de vertrouwelijkheid, de integriteit en de beschikbaarheid van de informatie;15° de Algemene Verordening Gegevensbescherming: de Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming);16° infrastructuur : een gebouw, een deel van een gebouw of een tijdelijke of permanente structuur die door een onderneming of dienst wordt gebruikt ter ondersteuning van haar algemene werking. HOOFDSTUK 2. - Vereisten voor de uitoefening van bewakingsactiviteiten

Art. 2.§ 1. De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten met minder dan 50 bewakings- of veiligheidsagenten beschikken over minstens één strategisch leidinggevende.

De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten met 50 of meer bewakings- of veiligheidsagenten beschikken over minstens twee strategisch leidinggevenden.

Het bepalen van het aantal agenten binnen een onderneming of dienst in de zin van het eerste en tweede lid, wordt gebaseerd op het totaal aantal agenten dat binnen de betrokken onderneming of dienst over een geldige identificatiekaart dient te beschikken. § 2. Voor de bewakingsondernemingen, natuurlijk persoon, is minstens de betrokken natuurlijke persoon strategisch leidinggevende.

Voor de bewakingsondernemingen, rechtspersoon, zijn minstens, naar gelang het geval, volgende personen strategisch leidinggevenden: - de zaakvoerders; - de afgevaardigde bestuurders, alsmede de andere bestuurders die ingevolge de bepalingen van de statuten van de onderneming, gemachtigd zijn om, alleen of samen met andere bestuurders, de onderneming te binden.

Voor de interne bewakings- en veiligheidsdiensten zijn minstens de personen die de functionele leiding uitoefenen over het geheel van de dienst strategisch leidinggevenden. § 3. Indien de enige strategisch leidinggevende van een vergunde bewakingsonderneming of van een vergunde interne bewakings- of veiligheidsdienst de onderneming of dienst verlaat, wordt de onderneming of dienst toch geacht te voldoen aan de in dit artikel voorziene minimale personeelsvoorwaarde, indien volgende voorwaarden cumulatief vervuld zijn: 1° het vertrek van de enige strategisch leidinggevende is het gevolg van : - de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur door de onderneming of dienst omwille van een dringende reden of - de eenzijdige beëindiging van de arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur zonder opzeggingstermijn door de strategisch leidinggevende zelf of - het overlijden van de betrokkene;2° de administratie werd binnen de vijf werkdagen per e-mail in kennis gesteld van de situatie bedoeld onder 1° en van de contactgegevens van de persoon die als waarnemer wordt aangeduid binnen de onderneming of dienst. Binnen de zes maanden na de datum van aanvang van de situatie bedoeld onder 1° van het eerste lid, dient de bewakingsonderneming of de interne bewakings- of veiligheidsdienst terug te beschikken over een strategisch leidinggevende.

Art. 3.Onverminderd andere hogere vereisten in de wet of haar uitvoeringsbesluiten, dient elke bewakingsonderneming, interne bewakings- of veiligheidsdienst, per activiteit waarvoor ze de vergunning aanvraagt, te beschikken over minstens één personeelslid dat voldoet aan de opleidingsvoorwaarden die, in uitvoering van artikel 61, 4°, van de wet, specifiek vereist zijn voor de betreffende activiteit.

Elke bewakingsonderneming dient gedurende elke bewakingsopdracht die ze uitvoert het minimum aantal personeelsleden en middelen te kunnen leveren noodzakelijk om de continuïteit van de uit te oefenen activiteiten te garanderen.

Art. 4.De infrastructuren van bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en veiligheidsdiensten zijn minimaal beveiligd door middel van: 1° een correct functionerend goederenalarmsysteem;2° een systeem van toegangscontrole. De bewakingsondernemingen hebben de bijkomende verplichting om het alarmsysteem zoals bedoeld in het eerste lid, 1°, aan te sluiten op een vergunde alarmcentrale.

Art. 5.De dienstgegevens over personeel, de gegevens over eventuele klanten en plaatsen waar de beroepsactiviteiten worden uitgeoefend en alle andere vertrouwelijke gegevens worden bewaard op een bij de administratie aangemelde exploitatiezetel van de bewakingsonderneming of van de onderneming die de interne bewakings- of veiligheidsdienst organiseert.

Art. 6.Op de plaatsen bedoeld in artikel 5 beschikken de bewakingsondernemingen, de interne bewakings- en veiligheidsdiensten over een afzonderlijk afgesloten lokaal waar de documenten en gegevens bedoeld in dit artikel bewaard worden.

Art. 7.De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten beschikken over een aan de bewaringswijze aangepast systeem voor het beveiligen van de gegevens en documenten bedoeld in artikel 5.

Het beveiligingssysteem moet voorkomen dat personen die daartoe niet gerechtigd zijn toegang kunnen verkrijgen tot deze dossiers en gegevens.

De informatica-infrastructuur voor de digitale bewaring van gegevens is beschermd tegen elk bekend risico van individuele indringing en tegen ongeoorloofde toegang tot de informatie die ze bevat. Daartoe is ze beveiligd op een wijze zodat iedere vorm van individuele indringing of ongeoorloofde toegang tot de bestanden wordt gedetecteerd. In geval van een dergelijke detectie, dienen onmiddellijk de nodige tegenmaatregelen, waaronder alarmeringen, genomen te kunnen worden.

Dit beveiligingssysteem functioneert autonoom ten aanzien van de informaticasystemen gebruikt voor de digitale bewaring van deze gegevens.

Art. 8.De bewakingsondernemingen en interne bewakings- en veiligheidsdiensten zorgen voor het opstellen en het uitvoeren van een informatieveiligheidsplan dat aangepast is aan de context van de onderneming en dat conform de bepalingen van de wet, van dit besluit en van de Algemene Verordening Gegevensbescherming is.

De bewakingsonderneming of de interne dienst leert haar medewerkers de bepalingen van dit informatieveiligheidsplan aan, sensibiliseert hen voor het belang van de inachtneming van de procedures en voorziet in een dispositief van maatregelen en sancties die van toepassing zijn in geval van niet-naleving van de procedures.

Dit informatieveiligheidsplan zal onder andere het volgende omvatten: - procedures voor de bescherming van de informatiegegevens in elektronische berichten; - procedures voor de bescherming tegen het verlies van gegevens; - procedures voor de bescherming tegen malware (bijgewerkte antivirus, firewall,...); - een beleid inzake het beheer van de toegang van de gebruikers waarbij de toegang tot de systemen en diensten voorbehouden wordt voor de gemachtigde gebruikers en een niet-gemachtigde toegang voorkomen wordt; - een geschikt beleid met betrekking tot wachtwoorden; - procedures voor de bescherming van de toegang tot de servers; - procedures voor de bescherming van de toegang tot het netwerk; - procedures voor de bescherming van de werkposten; - procedures met betrekking tot de classificatie van de informatiegegevens volgens hun waarde of hun kritieke of gevoelige aard in geval van wijziging of niet-toegestane verspreiding en met betrekking tot de gevolgen van de classificatie.

Art. 9.De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten beschikken over een algemeen telefoonnummer waar men op de werkdagen tijdens de kantooruren een vertegenwoordiger van de onderneming of dienst kan bereiken.

Art. 10.De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten beschikken over een verbinding en de nodige uitrusting om documenten per e-mail te kunnen ontvangen, te bewaren en te versturen.

Ze beschikken tevens over een algemeen functioneel e-mailadres waarop ze gecontacteerd kunnen worden.

Dit e-mailadres kan door de administratie als uniek elektronisch contactpunt aangewend worden voor communicatie met de betreffende onderneming of dienst.

De onderneming of dienst wordt geacht kennis te hebben genomen van de inhoud van elke berichtgeving die de administratie via dit e-mailadres verstuurt.

Art. 11.De bewakingsondernemingen en interne bewakings- en veiligheidsdiensten beschikken over een eigen schriftelijke procedure voor de ontvangst, registratie, analyse en behandeling van klachten die zij dienen toe te passen.

Deze procedure voorziet minstens dat: 1° de klager uiterlijk binnen de vijf werkdagen, na ontvangst van de klacht door de onderneming of dienst, een ontvangstbevestiging krijgt met vermelding van de contactgegevens van de persoon en/of de dienst die de klacht zal behandelen;2° een inhoudelijk antwoord aan de klager dient genotificeerd te worden binnen de twee maanden na ontvangst van de klacht.

Art. 12.De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten kunnen enkel gebruik maken van bewakings- of veiligheidsagenten waarvoor een rechtsbijstandsverzekering werd afgesloten die deze agenten in staat stelt hun rechten te doen gelden wanneer zij, als slachtoffer van een gewelddaad, materiële of lichamelijke schade hebben opgelopen in het kader van de uitoefening van hun activiteiten. HOOFDSTUK 3. - Vereisten voor de uitoefening van de bewakingsactiviteit "beheer van alarmcentrales"

Art. 13.De voorwaarden bedoeld in hoofdstuk 2 zijn van toepassing op de bewakingsactiviteiten `beheer van alarmcentrales' tenzij wanneer daarvan uitdrukkelijk afgeweken wordt in de volgende bepalingen.

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt met een alarmcentrale bedoeld de onderneming zoals bedoeld in artikel 2, 23°, van de wet.

Indien de noodoproep zoals bedoeld in artikel 2, 23°, c, van de wet een particuliere eCall uitmaakt, in de zin van de ITS-wet, is de alarmcentrale een centrale zoals bedoeld in artikel 2, d) van de EU-verordening 305/2013.

Art. 14.De lokalen waar een alarmcentrale afstandscontrole van toegangen en uitgangen verzekert of signalen ontvangt en verwerkt afkomstig van alarmsystemen die bestemd zijn om alarmsituaties ingevolge misdrijven tegen personen of goederen vast te stellen, zijn, naast wat voorzien is in artikel 4: 1° periferisch bewaakt door videotoezicht;2° uitgerust met een goederen- en persoonsalarmsysteem dat, naast op de eigen alarmcentrale, ook aangesloten is op een andere alarmcentrale dewelke autonoom functioneert ten aanzien van de eigen alarmcentrale;3° voorzien van plafonds en wanden waarvan de buitenkant inbraakwerend is.

Art. 15.De verplichtingen bedoeld in de artikels 4 tot en met 7 zijn niet van toepassing op alarmcentrales die uitsluitend vergund zijn voor het ontvangen en het verwerken van signalen afkomstig van alarmsystemen bestemd om brand, gaslekken, ontploffingen of noodsituaties in het algemeen vast te stellen.

De verplichting bedoeld in artikel 12 is niet van toepassing op alarmcentrales.

Art. 16.De alarmcentrale beschikt over de nodige uitrusting, voorzieningen en procedures op het gebied van informatica- en communicatie die haar in staat stellen om: 1° signalen, oproepen, beelden, identificatie- en lokalisatiegegevens van de door haar bewaakte goederen en personen in reële tijd zowel te ontvangen, te lokaliseren als te analyseren en deze te verifiëren op hun waarachtigheid en door te melden aan de beheercentrales van noodoproepen 112 of de politiediensten, dit alles conform de vigerende regelgeving;2° in geval de vigerende regelgeving hierin voorziet, de alarmsystemen van de bij haar aangesloten gebruikers, elektronisch aan te melden;3° in het geval, bedoeld in artikel 13, derde lid, dient de alarmcentrale bovendien te voldoen aan de minimale vereisten zoals bedoeld in artikel 3, 1 tot en met 6 van de EU-verordening 305/2013.

Art. 17.De informatica-infrastructuur waar gegevens worden verwerkt van een alarmcentrale die afstandscontrole van toegangen en uitgangen verzekert of signalen ontvangt en verwerkt afkomstig van alarmsystemen die bestemd zijn om alarmsituaties ingevolge misdrijven tegen personen of goederen vast te stellen, is beschermd overeenkomstig hetgeen bepaald is in artikel 7, derde lid.

Art. 18.De alarmcentrale beschikt over een digitaal logboek waarin elk binnenkomend alarm, signaal of oproep en elke operatorhandeling is geregistreerd.

De gegevens opgenomen in het digitaal logboek worden gedurende twee jaar bewaard.

Art. 19.De alarmcentrale beschikt over een gereserveerde telefoonlijn voor de behandeling van telefonische oproepen, afkomstig van politie- en hulpdiensten en beheercentrales van noodoproepen 112.

Art. 20.De alarmcentrale beschikt over de nodige operatoren om haar activiteiten op een volcontinue wijze te verzekeren met minstens 2 operatoren. Hiertoe heeft ze minstens een equivalent van 11 voltijdse operatoren in dienst.

Art. 21.De alarmcentrale beschikt over de nodige technische middelen en operatoren teneinde, op jaarbasis, volgende minimale reactietijden te realiseren: 1° voor de aanvang van de behandeling van alarmen afkomstig van alarmsystemen die bestemd zijn om alarmsituaties ingevolge misdrijven tegen goederen vast te stellen: 80% in minder dan 180 seconden;98,5 % in minder dan 240 seconden; 2° voor de aanvang van de behandeling van alarmen, afkomstig van alarmsystemen die bestemd zijn om alarmsituaties ingevolge misdrijven tegen personen, brand, gaslekken, ontploffingen of noodsituaties in het algemeen vast te stellen : 80% in minder dan 30 seconden;98,5 % in minder dan 60 seconden; 3° voor het beantwoorden van telefonische oproepen afkomstig van politie- en hulpdiensten en de beheercentrales van noodoproepen 112 : 80% in minder 30 seconden en 98,5 % in minder 60 seconden;4° voor het beantwoorden van telefonische oproepen, andere dan deze bedoeld onder 3° : 80% in minder dan 60 seconden. De alarmcentrale kan op basis van de gegevens uit het digitaal logboek, bedoeld in artikel 18, aantonen dat, per kalenderjaar deze minimale reactietijden zijn gerealiseerd.

Art. 22.De alarmcentrale beschikt over de nodige middelen, procedures en materialen om de continuïteit van haar activiteiten te waarborgen.

Daartoe beschikt ze minstens: 1° over noodvoorzieningen inzake informatica, energiebevoorrading en communicatie die de werking van de alarmcentrale waarborgt gedurende minstens 72 uur;2° een noodplan van verwittiging van klanten, gebruikers, politie- en hulpdiensten indien de alarmcentrale niet kan functioneren gedurende 24 uur of langer.

Art. 23.De alarmcentrales die noodoproepen behandelen die een particuliere eCall in de zin van de ITS-kaderwet uitmaken, voldoen aan de bepalingen van dit besluit en de norm EN 16454.

In geval de norm EN16454 strengere bepalingen bevat dan deze voorzien in dit besluit, gelden deze strengere bepalingen. HOOFDSTUK 4. - Conformiteitsbeoordeling

Art. 24.De bewakingsondernemingen, interne bewakings- en veiligheidsdiensten dienen, voor het bekomen of het vernieuwen van een vergunning, de conformiteit aan de bepalingen uit dit besluit aan te tonen door middel van een verslag van conformiteitsbeoordeling afgeleverd door een door de minister aangewezen inspectieinstelling.

Hiervoor dienen ze zelf een aanvraag in bij de inspectieinstelling.

Art. 25.De conformiteitsbeoordeling uitgevoerd door de inspectieinstelling heeft betrekking op de naleving van de artikels 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 14, 16 tot en met 23 door de betreffende bewakingsonderneming, interne bewakingsdienst of veiligheidsdienst.

Desgevallend heeft de conformiteitsbeoordeling ook betrekking op de naleving van de normen waaraan de oproepcentrales dienen te voldoen, zoals bepaald door de Koning in uitvoering van de artikel 89 van de wet.

In het geval, bedoeld in artikel 13, derde lid, is, ingevolge de EU-verordening 305/2013, de conformiteitsbeoordeling tevens gebaseerd op de EN-norm 16454 ("Intelligent transport systems - eSafety - eCall end to end conformance testing").

Art. 26.De inspectieinstelling maakt, binnen de 14 dagen na het beëindigen van de conformiteitsbeoordeling, het origineel van haar verslag over aan de opdrachtgever en een duplicaat aan de administratie.

Het verslag van conformiteitsbeoordeling bedoeld in het eerste lid wordt opgesteld conform het model bepaald door de minister.

Art. 27.Het verslag bedoeld in artikel 26, is slechts geldig voor zover: 1° de conformiteitsbeoordeling die het bevat betrekking heeft op de, op datum van het indienen van de aanvraag tot het bekomen of de vernieuwing van de vergunning, actuele situatie van de organisatorische, technische en infrastructurele middelen;2° het, op de datum van het indienen van de aanvraag tot het bekomen of de vernieuwing van de vergunning, niet ouder is dan zes maanden.

Art. 28.De administratie kan op elk moment tijdens de vergunningsperiode een bijkomend verslag van conformiteitsbeoordeling vragen aan een inspectieinstelling teneinde na te gaan of de bewakingsonderneming of de interne bewakings- of veiligheidsdienst nog steeds voldoet aan de minimumnormen bepaald in dit besluit.

Art. 29.De inspectieinstelling vernietigt alle gegevens en documenten die werden vergaard naar aanleiding van haar inspectie van zodra de beslissing omtrent de aanvraag tot vergunning of vernieuwing van de vergunning definitief geworden is. In het geval bedoeld in artikel 28 worden de gegevens en documenten vernietigd van zodra de administratie hiertoe haar toestemming gegeven heeft.

Art. 30.De kosten verbonden aan de opdracht van de inspectieinstelling zijn ten laste van de aanvrager.

Art. 31.Om als inspectieinstelling te worden erkend door de minister dient de instelling gevestigd te zijn binnen de Europese Economische Ruimte en een aanvraag te richten aan de administratie. Deze aanvraag moet vergezeld zijn van het bewijs dat de instelling geaccrediteerd is op basis van de norm EN ISO/IEC 17020 door het accreditatiesysteem van de lidstaat of het land van de Europese Vrijhandelsassociatie waarbinnen het is gevestigd, conform de verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad en artikel VIII.30 van het Wetboek van economisch recht.

Om te worden erkend als inspectieinstelling, moet de instelling voldoen aan volgende voorwaarden : - een inspectieinstelling type A zijn, zoals bedoeld in de norm EN-ISO/IEC 17020. Deze mag op geen enkele wijze belangen hebben in de sector van de private en bijzondere veiligheid; - beschikken over minstens één inspecteur die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in het vijfde lid.

De in het eerste lid beoogde erkenning is vijf jaar geldig en kan worden vernieuwd voor een zelfde periode.

De inspectieinstellingen en hun inspecteurs voeren hun opdrachten volkomen onpartijdig en neutraal uit.

De inspecteurs van de inspectieinstelling die werden aangewezen om inspecties met betrekking tot dit besluit uit te voeren, moeten op zijn minst voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° voldoen aan de bepalingen van artikel 61, 1°, 2° en 5°, van de wet;2° beschikken over de nodige machtigingen, attesten of adviezen om, conform de wet van 11 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 11/12/1998 pub. 07/05/1999 numac 1999007004 bron ministerie van landsverdediging Wet betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen sluiten betreffende de classificatie en de veiligheidsmachtigingen, veiligheidsattesten en veiligheidsadviezen, de gevraagde opdracht te kunnen uitvoeren;3° de voorbije vijf jaar geen deel hebben uitgemaakt van de sector van de private en bijzondere veiligheid of van één van haar beroeps- of werknemersorganisaties;4° in de afgelopen vijf jaar niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing waarbij werd vastgesteld dat zij aan veiligheidsvoorwaarden, bedoeld in artikel 61, 6°, van de wet, niet voldeden;5° kennis hebben van dit besluit en, in voorkomend geval, van het koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 25/04/2007 pub. 04/06/2007 numac 2007000529 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales sluiten tot vaststelling van de voorwaarden voor installatie, onderhoud en gebruik van alarmsystemen en beheer van alarmcentrales en van de norm EN 16454 ("Intelligent transport systems - eSafety - eCall end tot end conformance testing"). HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 32.Het koninklijk besluit van 14 mei 1991 betreffende de technische uitrusting van bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten wordt opgeheven.

Art. 33.Het koninklijk besluit van 20 maart 2017Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 20/03/2017 pub. 06/04/2017 numac 2017040160 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Koninklijk besluit betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteit beheer van alarmcentrales sluiten betreffende de minimumvereisten inzake personeel en organisatorische, technische en infrastructurele middelen voor de uitoefening van de bewakingsactiviteiten beheer van alarmcentrales wordt opgeheven.

Art. 34.§ 1. Dit besluit treedt in werking tien dagen na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van artikel 24 dat in werking treedt zes maanden na de publicatie van de aanstelling van de eerste inspectieinstelling in het Belgisch Staatsblad. § 2. De bewakingsondernemingen en de interne bewakings- en veiligheidsdiensten die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit in het bezit zijn van een vergunning, zoals bedoeld in artikel 16 van de wet, beschikken over een termijn van 6 maanden na publicatie van dit besluit om tegemoet te komen aan de verplichtingen bedoeld in de artikels 2, § 1, tweede lid, 7 en 17.

Ze beschikken over een termijn van twee maanden na publicatie van dit besluit om tegemoet te komen aan de verplichtingen bedoeld in de artikels 4 en 12.

Art. 35.De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 april 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, Institutionele Hervormingen en Democratische Vernieuwing, A. VERLINDEN

^