Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 februari 2005
gepubliceerd op 15 maart 2005

Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 413bis tot 413sexies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2005003124
pub.
15/03/2005
prom.
25/02/2005
ELI
eli/besluit/2005/02/25/2005003124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 413bis tot 413sexies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit dat wij de eer hebben zijne Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft de uitvoering van hetgeen werd voorgeschreven door het artikel 413octies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 tot doel.

Deze bepaling, ingevoegd door het artikel 332 van de programmawet van 27 december 2004, stipuleert dat de Koning de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 413bis tot 413sexies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 met betrekking tot het onbeperkt uitstel van de invordering van de directe belastingen, bepaalt.

Deze wettelijke bepalingen met betrekking tot het onbeperkt uitstel van de invordering van de directe belastingen hebben tot doel de directeur der belastingen te machtigen aan de belastingschuldige of aan zijn echtgenoot, een buitengewone gunstmaatregel te verlenen waarbij hij definitief verzaakt aan de invordering van de verschuldigde belastingen in de mate en onder de voorwaarden die hij bepaalt.

De wet onderwerpt de toekenning van deze gunstmaatregel evenwel aan de in de wet vastgestelde specifieke voorwaarden. Zo moet de belastingschuldige, om van de maatregel te kunnen genieten, een natuurlijke persoon zijn, ongelukkig en te goeder trouw zijn en zich in de onmogelijkheid bevinden om zijn opeisbare en nog te vervallen schulden te betalen. Zo is de maatregel van uitstel beperkt tot de inkomstenbelastingen, in hoofdsom en bijhorigheden, met uitsluiting van de voorheffingen. Zo ook zijn de betwiste aanslagen of deze die het resultaat zijn van de vaststelling van een fiscale fraude uitgesloten van het voordeel van de maatregel.

Met eerbiediging van de door de wet vastgestelde voorwaarden, beschikt de directeur der belastingen niettemin over een ruime appreciatiebevoegdheid die hem moet toelaten de grote verscheidenheid aan gevallen die hem kunnen worden voorgelegd op rechtvaardige wijze te beoordelen.

Beantwoordend aan de bezorgdheid door de Raad van State geuit in zijn advies nr. 38.124/2 van 14 februari 2005, wenst de Regering eraan te herinneren dat de algemene instructies de noodzakelijke richtlijnen vastleggen om de directeur te leiden in de uitoefening van deze nieuwe bevoegdheid teneinde, binnen het mogelijke, een eenvormige behandeling van de aanvragen tot onbeperkt uitstel te waarborgen.

Nog binnen het kader van deze algemene richtlijnen zal het adres worden kenbaar gemaakt waar de beroepen tegen deze directoriale beslissing moeten worden aan toegezonden evenals het gestandaardiseerd formulier betreffende het overzicht van de vermogenssituatie en de inkomsten en uitgaven van de huishouding bedoeld in artikel 2, § 2, tweede lid, van dit ontwerp.

De Regering meent inderdaad dat de publicatie van voormeld formulier als bijlage aan een administratieve instructie volstaat om de noodzakelijke rechtszekerheid van het ingevoerde systeem te waarborgen zonder dat het nuttig is, zoals de Raad van State voorstelt in zijn voormeld advies, er een bijlage aan dit koninklijk besluit van te maken.

Naast de regeling van de werkingswijze van de commissie belast met de beslissingen inzake de beroepen tegen de directoriale beslissingen op het vlak van het onbeperkt uitstel van de invordering, beoogt het voorliggend project de bevoegdheid van de directeur af te bakenen door tegelijkertijd procedurele regels inzake de behandeling van het verzoek in te stellen en door criteria vast te stellen waarop de directeur zijn beslissing moet baseren.

In zijn voormeld advies van 14 februari 2005, stelt de Raad van State nog voor om dit ontwerp van koninklijk besluit aan te vullen met de bepalingen die de te volgen procedure vastleggen in geval van het verlies van het onbeperkt uitstel van de invordering in de gevallen voorzien door artikel 413septies, WIB92.

De Regering wenst deze suggestie niet te volgen met als motief dat zij zou kunnen leiden tot het overschrijden van de aan de Koning door artikel 413octies, zelfde wetboek, verleende bevoegdheid, die voormeld artikel 413septies niet beoogt.

In dat opzicht volstaat het vast te stellen dat, door toepassing van de algemene theorie van de intrekking van de administratieve akte, het aan de overheid die de beslissing van onbeperkt uitstel heeft getroffen, zal behoren, in de gevallen beoogd in artikel 413septies, WIB92, het verlies van de gunstmaatregel uit te spreken.

Commentaar op de artikelen Artikel 1 Deze bepaling heeft tot doel de ambtenaar belast met de behandeling van het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering aan te duiden.

Aangezien de Ontvanger meestal over alle gegevens zal beschikken met betrekking tot de situatie van de verzoeker, is de Ontvanger die belast is met de aanslagen waarop het verzoek betrekking heeft, het meest geschikt om deze taak te vervullen.

Om voor de hand liggende redenen van efficiëntie is het niettemin raadzaam er over te waken dat slechts één ontvanger het verzoek tot uitstel behandelt. Dit is de reden waarom, wanneer het verzoek betrekking heeft op schuldvorderingen die tot de bevoegdheid van verschillende ontvangkantoren behoren, er wordt bepaald dat de behandeling van het verzoek tot de bevoegdheid behoort van de Ontvanger van de woonplaats van de verzoeker op de dag van het verzoek.

Artikel 2 De bepalingen van het artikel 2 van het voorliggend ontwerp beogen de belangrijkste doelstellingen van de behandeling van het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering te omschrijven. De behandeling van het verzoek maakt de essentiële fase uit van de procedure : inderdaad, om zijn beslissing te nemen zal de directeur zich op het verslag van de behandelende ambtenaar baseren.

De voornaamste taak van de behandelende ambtenaar zal er in bestaan om na te gaan of de wettelijke voorwaarden voor het onbeperkt uitstel in hoofde van de belastingschuldige of zijn echtgenoot verenigd zijn. Met dit doel zal hij het recht hebben om een ruim onderzoek zowel bij de belastingschuldige zelf als bij iedere andere betrokken persoon in te stellen.

Teneinde een zekere uniformiteit bij de behandeling van de verzoeken te garanderen wordt bepaald dat de administratie het gebruik van een gestandaardiseerd formulier kan voorschrijven.

Artikel 3 Dit artikel beoogt de algemene principes vast te stellen op basis waarvan de directeur de bijzondere situatie van de verzoeker zal moeten beoordelen om tegelijkertijd het uitstel toe te staan of te weigeren en het bedrag van de door de verzoeker te betalen som, bedoeld door het artikel 413bis, § 1, tweede lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, vast te stellen.

Artikel 4 De bepalingen van het artikel 5 van het ontwerp stellen de werkingsregels van de Beroepscommissie op het vlak van het onbeperkt uitstel van de invordering vast.

Zij vergen geen verdere toelichting.

Artikel 5 De inwerkingtreding van deze bepalingen wordt vastgesteld op de datum van de publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, De zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

ADVIES 38.124/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 7 februari 2005 door de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën verzocht hem, binnen een termijn van vijf werkdagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot uitvoering van de artikelen 413bis tot 413sexies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992", heeft op 14 februari 2005 het volgende advies gegeven : Volgens artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt de brief met de adviesaanvraag als volgt : « En effet, l'urgence est motivée par le fait : - qu'il est prévu que la modification introduite par le présent projet entre en vigueur le 1er janvier 2005; - que depuis cette date des demandes de surséance indéfinie au recouvrement peuvent être introduites auprès des différents directeurs des contributions compétents; - qu'il est dès lors impérieux, aux fins de permettre un traitement uniformisé des demandes, et ainsi garantir la sécurité juridique, d'adopter sans délai les mesures d'exécution qui s'imposent; - qu'il convient également d'éviter qu'en absence de règles d'exécution claires, le traitement des demandes par l'administration à compter de la date précitée n'encoure des retards ».

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Algemene opmerkingen 1. In zijn advies van 25 januari 2005 vraagt de inspecteur van Financiën zich af of de ontworpen bepalingen zullen volstaan om een volledig uniforme regeling van de verzoeken tot uitstel te waarborgen. In dit verband heeft de gemachtigde ambtenaar op het volgende gewezen : « Il ressort de l'exposé des motifs de la loi-programme du 27 décembre 2004 que le législateur a souhaité, dans la mise en oeuvre des mesures relatives à la surséance indéfinie au recouvrement, réserver au directeur des contributions un large pouvoir d'appréciation.

C'est pourquoi, ainsi que le rappelle le préambule du Rapport au Roi de l'arrêté en projet, « dans le respect des conditions fixées par la loi, le directeur des contributions dispose, néanmoins, d'un large pouvoir d'appréciation qui doit lui permettre de traiter équitablement l'extrême diversité des situations susceptibles de lui être soumises. » Les dispositions de l'arrêté en pro jet veillent ainsi tout particulièrement, à la fois, à ne pas ajouter de nouvelles conditions qui n'auraient pas été prévues par la loi et à ne pas écorner cette marge de manoeuvre laissée au directeur. En effet, encadrer le pouvoir directorial par la fixation de stricts critères de décision aurait immanquablement conduit, à l'encontre du voeu du législateur, à faire de la compétence directoriale une forme de « compétence liée » au risque d'exclure, sans justification objective, un certain nombre de situations qui auraient mérité d'être prises en considération.

Zoals in de memorie van toelichting bij de programmawet van 27 december 2004 was aangegeven, zou de bevoegde minister evenwel, door middel van algemene onderrichtingen, gedragslijnen moeten vaststellen als kader voor de uitoefening van de ruime beoordelingsbevoegdheid van de directeur om, naar de volle mate van het mogelijke, een eventuele discriminatoire behandeling van de belastingplichtigen te voorkomen, des te meer daar met het ontwerp van besluit geen gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid die artikel 413octies van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 92 (hierna het WIB 92 genaamd) aan de Koning verleent om "de objectieve voorwaarden (te) bepalen voor het vaststellen van de som die moet worden betaald door de verzoeker". 2. Het ontwerp van koninklijk besluit wordt vastgesteld op grond van artikel 413octies van het WIB 92, ingevoegd bij artikel 332 van de programmawet van 27 december 2004, dat de Koning belast met het bepalen van de toepassingsvoorwaarden voor de artikelen 413bis tot 413sexies van hetzelfde Wetboek, die ingevoegd zijn bij hetzelfde artikel van de programmawet. De artikelen 1 tot 3 van het ontwerp hebben betrekking op het geval waarin de belastingplichtige een verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering indient.

Artikel 413bis, § 3, van het WIB 92 maakt het bovendien mogelijk het onbeperkt uitstel van de invordering ambtshalve te verlenen aan de belastingschuldige, op voorstel van de ambtenaar belast met de invordering.

De gemachtigde ambtenaar is het ermee eens dat moet worden bepaald dat in dat geval de ambtenaar belast met de invordering de belastingplichtige vooraf ambtshalve verzoekt hem een overzicht van zijn vermogenssituatie en van de inkomsten en uitgaven van de huishouding te bezorgen, zoals wordt bepaald in artikel 2, § 2, van het ontwerp wanneer de belastingplichtige een verzoek tot uitstel indient. 3. De Raad van State vraagt zich af of het ontwerp van besluit niet zou moeten worden aangevuld met bepalingen tot vaststelling van de te volgen procedure in geval van verlies van het voordeel van onbeperkt uitstel van de invordering in de gevallen vermeld in artikel 413septies van het WIB 92. Bijzondere opmerkingen Dispositief Artikel 2 1. In paragraaf 2, tweede lid, van dit artikel wordt het volgende bepaald : « De Administratie kan het gebruik van een overzicht van de vermogenssituatie en de inkomsten en uitgaven van de huishouding onder de vorm van een gestandaardiseerd formulier voorschrijven.» De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat het gebruik van het formulier verplicht zal zijn. Omwille van de rechtszekerheid is het verkieslijk van dit formulier een bijlage bij het ontworpen koninklijk besluit te maken en het zo te redigeren dat de belastingplichtige het kan aanvullen door aan de Administratie de dienstige gegevens mede te delen die niet in het gestandaardiseerd formulier zouden zijn opgenomen. 2. In artikel 2, § 1, laatste regel van de Franse tekst, dienen de woorden "celui des" te worden vervangen door het woord "les" (zie Nederlandse versie). Artikel 4 Het is niet gebruikelijk een administratief adres in een verordeningsbesluit te vermelden. Deze gegevens moeten in de vorm van een bericht in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt.

Artikel 5 1. Artikel 413quinquies, § 2, van het WIB 92 bepaalt dat : « ... (de) commissie samengesteld (is) uit ten minste twee en ten hoogste vier directeurs der belastingen aangewezen door de minister die de Financiën onder zijn bevoegdheden heeft, onder het voorzitterschap van de ambtenaar die de leiding heeft over de diensten belast met de invordering van de inkomstenbelastingen, of zijn afgevaardigde. » De gemachtigde ambtenaar stemt ermee in dat moet worden bepaald dat het ontwerp van besluit voor de toekomst het aantal leden van de Commissie bepaalt binnen de grenzen waarin artikel 413quinquies van het WIB 92 voorziet. 2. Het ontworpen artikel 5, § 3, tweede lid, bepaalt het volgende : "Het reglement van orde kan voorzien in een verdeling van de leden van de Commissie volgens hun taalrol in een Franstalige kamer en een Nederlandstalige kamer.» De wet voorziet niet in de oprichting van kamers binnen de Commissie, terwijl daarvoor een initiatief van de wetgever is vereist. Een dergelijke maatregel valt immers niet onder de toepassingsvoorwaarden voor artikel 413quinquies van het WIB 92, in de zin van artikel 413octies van het WIB 92, en is in tegenspraak met het streven naar uniformiteit bij de behandeling van de verzoeken, welk streven te kennen is gegeven bij de parlementaire voorbereiding van de programmawet, zodat deze maatregel niet valt onder de bevoegdheid van de Koning om de wet ten uitvoer te leggen (1). (1) Bovendien, bij wijze van vergelijking, voorzien de artikelen 2 en 3 van het koninklijk besluit van 13 augustus 2004 houdende oprichting van de dienst "voorafgaande beslissingen in fiscale zaken" bij de Federale Overheidsdienst Financiën (Belgisch Staatsblad van 18 april 2004, tweede editie) niet in de mogelijkheid om het college dat de voorafgaande beslissingen neemt op te splitsen in afzonderlijke kamers. De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter, D e heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden, De heer J. Kirkpatrick, assessor van de afdeling wetgeving, Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B.Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

25 FEBRUARI 2005. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de artikelen 413bis tot 413sexies van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, namelijk de artikelen 413bis tot 413octies, ingevoegd door het artikel 332 van de programmawet van 27 december 2004;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 25 januari 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 3 februari 2005;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat : - krachtens het artikel 333 van de programmawet van 27 december 2004, het artikel 332 van dezelfde wet, dat de artikelen 413bis tot 413octies in het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 invoegt, in werking is getreden op 1 januari 2005; - vanaf deze datum, de verzoeken tot onbeperkt uitstel van de invordering bij de verschillende bevoegde directeurs der belastingen kunnen worden ingediend; - het dus absoluut noodzakelijk is, teneinde een uniforme behandeling van de verzoeken te verzekeren en zodoende ook de rechtszekerheid, om zonder uitstel de vereiste uitvoeringsmaatregelen aan te nemen; - dat eveneens moet vermeden worden dat er zich bij de behandeling van de verzoeken door de administratie vanaf deze datum reeds vertragingen voordoen door het uitblijven van duidelijke uitvoeringsmaatregelen.

Gelet op het advies 38.124/2 van de Raad van State, gegeven op 14 februari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De behandeling van het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering zoals bedoeld in het artikel 413quater, eerste lid, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt toevertrouwd aan de ambtenaar belast met de invordering van de fiscale schuldvorderingen waarop het verzoek betrekking heeft.

Indien evenwel, het verzoek tot onbeperkt uitstel van de invordering betrekking heeft op schuldvorderingen die tot de bevoegdheid behoren van verschillende ambtenaren belast met de invordering, wordt de behandeling van het verzoek toevertrouwd aan de ambtenaar in wiens ambtsgebied de verzoeker zijn woonplaats heeft op de dag waarop het verzoek werd ingediend.

Art. 2.§ 1. De ambtenaar belast met de invordering aan wie de behandeling van het verzoek wordt toevertrouwd, stelt, in alle gevallen, een solvabiliteitsonderzoek in ten laste van de belastingschuldige of zijn echtgenoot om tegelijkertijd de vermogenssituatie en de inkomsten en uitgaven van de huishouding vast te stellen. § 2. Met dit doel wordt de belastingschuldige of zijn echtgenoot uitgenodigd zijn verzoek te vervolledigen met een overzicht van de vermogenssituatie en van de inkomsten en uitgaven van de huishouding.

De Administratie kan het gebruik van een overzicht van de vermogenssituatie en de inkomsten en uitgaven van de huishouding onder de vorm van een gestandaardiseerd formulier voorschrijven. § 3. De ambtenaar belast met de invordering brengt over zijn behandeling verslag uit aan de directeur die gevat werd door het verzoek en hij legt hem een voorstel van beslissing voor.

Art. 3.Om het onbeperkt uitstel van de invordering te verlenen, houdt de directeur rekening met de door de belastingschuldige of zijn echtgenoot vermelde bijzondere elementen in zijn verzoek, met de vermogenssituatie en de inkomsten en uitgaven van de huishouding van de verzoeker evenals met zijn vervallen of, nog te vervallen fiscale schulden.

Hij bepaalt het bedrag van de in het artikel 413bis, § 1, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 bedoelde som op basis van dezelfde criteria.

Art. 4.§ 1. De Beroepscommissie zoals bedoeld in artikel 413quinquies, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, wordt, naast de leidende ambtenaar van de diensten bevoegd voor de invordering van de belasting of zijn gedelegeerde, samengesteld uit drie van de overeenkomstig voormeld artikel aangeduide directeurs van de belastingen. § 2. De beslissingen van de Commissie worden aangenomen door een meerderheid, elk lid beschikkend over één stem. In geval van pariteit, is de stem van de Voorzitter doorslaggevend. § 3. De Commissie stelt zijn reglement van orde op. Dit reglement wordt goedgekeurd door de Minister van Financiën.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 6.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 februari 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS

^