Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 februari 2017
gepubliceerd op 17 maart 2017

Koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen

bron
federale overheidsdienst financien en federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2017010981
pub.
17/03/2017
prom.
25/02/2017
ELI
eli/besluit/2017/02/25/2017010981/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 FEBRUARI 2017. - Koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen


Verslag aan de Koning Sire, Het koninklijk besluit dat wij de eer hebben U ter ondertekening voor te leggen, vloeit voort uit de omzetting in Belgisch recht van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010. Die Richtlijn is in Belgisch recht omgezet bij de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders (hierna "de wet van 19 april 2014" of "de wet" genoemd).

Het strekt ook tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft (hierna "de UCITS V-richtlijn" genoemd).

I. Algemene beschouwingen Het ontwerpbesluit strekt ertoe de nieuwe - bij de wet van 19 april 2014 ingevoerde - architectuur van de reglementering van de instellingen voor collectieve belegging door te trekken naar de ter uitvoering van die reglementering genomen koninklijke besluiten.

Voortaan is de wet van 19 april 2014 immers van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die niet voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. De door de wet van 19 april 2014 vastgestelde regeling is aangevuld bij de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht (hierna "Verordening 231/2013" genoemd). De wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen (hierna "de wet van 3 augustus 2012" genoemd) (1) is dus niet langer van toepassing op die instellingen.

Tegen die achtergrond en om de leesbaarheid van de reglementering te handhaven, strekt dit ontwerp ertoe de specifieke "productregels" voor de alternatieve instellingen voor collectieve belegging (hierna "AICB's" genoemd) die op dit moment worden geviseerd door het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging, apart te bundelen in een nieuw koninklijk besluit, dat enkel voor hen zal gelden. In zijn nieuwe vorm zal het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging daarom enkel nog gelden voor de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. Het ontwerp schrapt bijgevolg de bepalingen die eigen zijn aan AICB's uit dit koninklijk besluit.

Daarnaast werd, omwille van dezelfde redenen, een soortgelijke aanpak gevolgd voor het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging : dit koninklijk besluit zal enkel nog gelden voor de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging in de zin van Richtlijn 2009/65/EG. Dit ontwerp neemt ook de regels inzake het auditcomité over die voorzien zijn in artikel 10 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging. Deze regels zullen van toepassing zijn op de beheervennootschappen naar Belgisch recht die in België openbaar aangeboden AICB's beheren.

In dit ontwerp werden enkel de bepalingen van bovenvermelde koninklijk besluiten van 12 november 2012 overgenomen die nog niet door Verordening 231/2013 waren gedekt.

Tevens strekt het ontwerp tot omzetting in Belgisch recht van de bepalingen van de UCITS V-richtlijn die betrekking hebben op het prospectus, op het document met essentiële beleggersinformatie en op het jaarverslag (zie de nieuwe artikelen 69, lid 1, vierde alinea, 69, lid 3, 78, lid 3, a), 78, lid 4, tweede alinea, evenals bijlage I, schema A, punt 2 van voormelde Richtlijn 2009/65/EG).

Tot slot brengt dit ontwerpbesluit diverse wijzigingen aan in andere bestaande koninklijke besluiten (het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen en het koninklijk besluit van 7 december 2007 met betrekking tot institutionele instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die als uitsluitend doel hebben de collectieve belegging in de in artikel 7, eerste lid, 2°, van de wet van 20 juli 2004 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen).

Er is rekening gehouden met alle opmerkingen die de Raad van State in zijn advies heeft gemaakt.

II. Commentaar bij de artikelen TITEL I. - Algemene bepalingen Artikel 1 Dit artikel verduidelijkt dat het ontwerp van koninklijk besluit onder andere de gedeeltelijke omzetting tot doel heeft van Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft.

Art. 2 In dit artikel worden een aantal definities opgelijst. Hier wordt verduidelijkt dat de in artikel 3 van de wet opgesomde definities ook voor dit besluit gelden. Dit ontwerpbesluit neemt de in artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 gebruikte definities over, met uitzondering van de definities van een aantal begrippen met betrekking tot regels die niet in dit ontwerpbesluit aan bod komen, omdat zij al door artikel 2 van de wet of artikel 1 van Verordening 231/2013 (begrippen "relevante persoon", "liquiditeitsrisico", "operationeel risico") zijn gedekt. Ook de geldende definities inzake fusies zijn gewijzigd, omdat grensoverschrijdende fusies niet zijn geregeld voor de door dit ontwerpbesluit geviseerde AICB's (zie hieronder).

TITEL II. - Belgische openbare AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen Art. 3 Dit artikel verduidelijkt dat titel II van het ontwerpbesluit van toepassing is op de Belgische openbare AICB's die opteren voor de in artikel 183, eerste lid, 1°, van de wet bedoelde categorie van beleggingen (financiële instrumenten en liquide middelen). Dergelijke AICB's hebben onvermijdelijk een veranderlijk aantal rechten van deelneming.

Net als de bepalingen van deel III van de wet zijn de bepalingen van deze titel cumulatief van toepassing met de bepalingen van deel II van de wet en van Verordening 231/2013, met daarin de wettelijke regeling die uit Richtlijn 2011/61/EU voortvloeit, zodra rechten van deelneming in een AICB openbaar worden aangeboden in België. HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden

Onderafdeling I. - Inhoud van het beheerreglement of de statuten Art. 4 tot 7 Deze artikelen nemen de artikelen 4 tot 7 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over. Daarom wordt ter zake verwezen naar de desbetreffende commentaar in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 4 maart 2005 en bij het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Onderafdeling II. - De bewaarder Art. 8 tot 10 Deze drie artikelen bevatten de regels die in het vooruitzicht worden gesteld voor de door deze titel geviseerde bewaarders van AICB's, met name op het vlak van de vereiste ervaring en de verplichte taken. Die regels komen aan bod in de artikelen 8 tot 10 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 en zijn nog niet gedekt door artikel 55, §§ 1 en 2 van de wet of door Verordening 231/2013 (artikel 95). Om de leesbaarheid van de regelgeving te verhogen, worden in artikel 10 alle controletaken hernomen die moeten worden vervuld door de bewaarder van een AICB die in het toepassingsgebied van dit besluit valt : hieronder vallen niet enkel de taken bedoeld in artikel 55, § 3 van de wet en die algemeen van toepassing zijn, maar ook de taken die eigen zijn voor de voormelde AICB's.

Art. 11 tot 13 Deze drie artikelen nemen het bepaalde over bij de artikelen 11, 12, § 1, en 13, van het koninklijk besluit van 12 november 2012, die van toepassing zijn op de master-feederconstructies. Daarom wordt ter zake verwezen naar de desbetreffende commentaar in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 12 november 2012. De bepalingen die specifiek van toepassing zijn op grensoverschrijdende master-feederconstructies (toegestaan voor instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, maar verboden voor AICB's), worden echter niet overgenomen.

Onderafdeling III Administratieve procedures en controlemechanismen Art. 14 De bepalingen van deze onderafdeling zijn uitsluitend van toepassing op de AICB's die geen beheervennootschap hebben aangesteld, en die dus de hoedanigheid van beheerder hebben in de zin van Richtlijn 2011/61/EU. Art. 15 tot 18 Deze vier artikelen sommen een aantal bijkomende vereisten op die voor de door deze Titel geviseerde AICB's gelden met betrekking tot de risicobeheerfunctie en het risicobeheerbeleid. Deze regels zijn overgenomen uit de artikelen 23 tot 26 van het koninklijk besluit van 12 november 2012, en zijn nog niet gedekt door titel II van de wet (artikel 27) of door Verordening 231/2013 (artikelen 39, 40, 41, 45, 47, 48 en 49).

Voor wat betreft de AICB's die een beheervennootschap hebben aangesteld, wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 165.

Onderafdeling IV. - De commissaris Art. 19 en 20 Deze artikelen hebben betrekking op de specifieke verplichtingen die gelden voor de commissaris bij een master-feederconstructie, en nemen het bepaalde over bij de artikelen 27 en 28 van het koninklijk besluit van 12 november 2012, met uitzondering van de specifieke bepalingen voor grensoverschrijdende master-feederconstructies, die niet zijn toegestaan voor AICB's. Afdeling II. - Prospectus en essentiële beleggersinformatie over het

openbaar aanbod van effecten en stukken met betrekking tot het openbaar aanbod van effecten Onderafdeling I. - Prospectus en essentiële beleggersinformatie Art. 21 tot 26 Deze artikelen nemen het bepaalde bij de artikelen 29 tot 34 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over en bevatten de voor de in deze titel bedoelde AICB's geldende verplichtingen inzake prospectussen en essentiële beleggersinformatie. Daarom wordt ter zake verwezen naar de desbetreffende commentaar in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 12 november 2012.

De essentiële beleggersinformatie moet voortaan ook informatie bevatten over het beloningsbeleid : het betreft de omzetting van de nieuwe alinea 2 van artikel 78, lid 4, van Richtlijn 2009/65/EG. Met het het oog op een administratieve vereenvoudiging worden in artikel 26, dat overeenstemt met artikel 34 van het koninklijk besluit van 12 november 2012, bijkomende punten opgenomen in de lijst met bijwerkingen aan het prospectus (art. 26, § 1) en de essentiële beleggersinformatie (art. 26, § 2) die kunnen worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA. Het betreft telkens wijzigingen van niet wezenlijke gegevens die geen betrekking hebben op de aard of het beleggingsbeleid van de AICB's of hun compartimenten, waaronder met name : -de wijziging in het prospectus van de initiële inschrijvingsperiode, voor zover deze wordt doorgevoerd vóór de aanvang van de initiële inschrijvingsperiode; - de wijziging in het prospectus van de datum van de (berekening van de) eerste netto-inventariswaarde na de initiële inschrijvingsperiode; - de eventuele wijzigingen in het prospectus die zouden voortvloeien uit de hernieuwing van de benoeming van een bestuurder of effectieve leider van de AICB of van de erkende commissaris van de AICB (bvb. vermelding van de einddatum van het mandaat); - onder bepaalde voorwaarden, de niet-wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index (wijziging van de naam zonder wijziging van de samenstelling van de index bijvoorbeeld); - de bijwerking in de essentiële beleggersinformatie van de scenario's die de potentiële resultaten van gestructureerde AICB's illustreren.

In dat kader kan ook worden verwezen naar artikel 36 van Verordening 583/2010.

Er wordt op gewezen dat, niettegenstaande dit artikel, elke bijwerking van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie steeds aan de FSMA moet worden meegedeeld vóór zij wordt gepubliceerd.

Onderafdeling II. - Berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB Art. 27 tot 29 De bepalingen van deze onderafdeling nemen bepaalde vereisten over met betrekking tot de reclamestukken die specifiek zijn voor de AICB's en die om die reden niet zijn opgenomen in het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten. Het gaat daarbij om de bepalingen van de artikelen 35, eerste lid, 37, § 2, tweede lid, 39, 42, tweede en derde lid, 44 en 46 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over de compliancefunctie, over de eventuele vermelding van de wisselkoersrisicodekking, de lopende kosten, de risico- en opbrengstindicator en een eventuele andere risico-indicator, en over de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB met gewaarborgd of beschermd kapitaal of in een gestructureerde AICB. Tevens wordt een bepaling ingevoegd die voorziet dat de vertaling van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB, wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de personen op wier initiatief deze berichten, reclame en andere stukken worden gepubliceerd. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Beleggingsbeleid

Art. 30 tot 52 Deze artikelen nemen het bepaalde bij de artikelen 47 tot 50 en 69 tot 87 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over.

Een beperkte wijziging inzake het beleggingsbeleid voor AICB's wordt doorgevoerd in de regeling opgenomen in artikel 50, § 2, 3° van het ontwerp, voorheen geregeld in artikel 85, § 2, 3° van het koninklijk besluit van 12 november 2012. Er wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 194 inzake de wijziging van artikel 66, § 2, 3° van het koninklijk besluit van 12 november 2012. Afdeling II. - Master-feederconstructies

De artikelen van deze afdeling nemen het bepaalde over bij de artikelen 88 tot 107 van het koninklijk besluit van 12 november 2012, met uitzondering van de bepalingen die specifiek gelden voor grensoverschrijdende master-feederconstructies. Dergelijke constructies zijn immers toegestaan voor de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, maar zijn verboden voor de AICB's.

Daarom wordt ter zake verwezen naar de desbetreffende commentaar in het verslag aan de Koning bij het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Onderafdeling I. - Beleggingsbeleid en goedkeuring Art. 53 tot 55 Deze artikelen, die de artikelen 88 tot 90 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 overnemen, bevatten de regels over het beleggingsbeleid van de feeder en leggen de modaliteiten vast van de door een AICB te volgen procedure als zij in het kader van een master-feederconstructie wil beleggen in een master.

Onderafdeling II. - Overeenkomst tussen feeder en master en interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap van AICB's Art. 56 tot 68 De bepalingen van deze onderafdeling nemen het bepaalde over bij de artikelen 91 tot 103 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Zij verduidelijken de inhoud van de overeenkomst die de master en de feeder met name met het oog op een correcte informatie-uitwisseling tussen beide moeten sluiten. Indien de master en de feeder dezelfde beheervennootschap hebben, mag de overeenkomst worden vervangen door interne bedrijfsvoeringsregels die de beheervennootschap moet invoeren om met name de relaties tussen de feeder en de master te regelen, en die erop gericht zijn belangenconflicten tussen de master en de feeder of tussen de feeder en andere deelnemers in de master te vermijden.

Onderafdeling III. - Procedure bij vereffening, fusie of splitsing van de master of bij uittreding van de laatste feeder Art. 69 tot 72 Deze artikelen bevatten een opsomming van de door de feeders te ondernemen acties bij de vereffening, fusie of splitsing van de master waarin zij beleggen (indiening van een dossier bij de FSMA en verplichte informatieverstrekking aan verschillende andere partijen).

Zij nemen de artikelen 104 tot 107 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over.

Onderafdeling IV. - Verplichtingen en bevoegde autoriteiten Art. 73 tot 79 De bepalingen van deze onderafdeling nemen de bepalingen over van de artikelen 108 tot 114 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Zij leggen de feeders diverse verplichtingen tot overlegging van stukken en informatie op en voorzien in bepaalde specifieke verplichtingen voor de feeders, de masters en de FSMA. Afdeling III. - Verplichtingen en verbodsbepalingen

Onderafdeling I. - Provisies en kosten Art. 80 tot 82 Deze bepalingen nemen het bepaalde over bij de artikelen 115 tot 117 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Tevens wordt in artikel 82, § 2, 4° de mogelijkheid ingevoerd om een bedrag in rekening te brengen tot ontmoediging van een compartimentswijziging die volgt binnen een periode van een maand na intreding. Deze mogelijkheid wordt ingevoerd naar analogie met en onder dezelfde voorwaarden als de reeds bestaande mogelijkheid om een bedrag in rekening te brengen tot ontmoediging van een uittreding die volgt binnen een periode van een maand na intreding.

Art. 83 Dit artikel wordt ingevoerd ter vervanging van de artikelen 118 en 119 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 en moet worden samengelezen met artikel 24 van Verordening 231/2013.

Volgens artikel 24 van Verordening 231/2013 worden de AICB-beheerders niet geacht billijk en loyaal te werk te gaan en zich in te zetten voor de belangen van de door hen beheerde AICB's of van de beleggers in die AICB's, indien zij in het kader van de werkzaamheden die zij in verband met de uitvoering van de in bijlage I bij Richtlijn 2011/61/EU bedoelde taken verrichten, een vergoeding of provisie betalen of ontvangen, dan wel een niet-geldelijk voordeel verschaffen of ontvangen, tenzij deze vergoedingen, provisies en niet-geldelijke voordelen aan bepaalde in dat artikel vermelde voorwaarden voldoen.

Deze regeling inzake inducements is inhoudelijk vergelijkbaar met de regeling van artikel 118, § 1 van het koninklijk besluit van 12 november 2012. Wel bestaat een belangrijk verschil inzake het toepassingsgebied. Waar artikel 118 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 enkel de hypothese viseert van het beheer van de beleggingsportefeuille en/of de administratie, is het toepassingsgebied van artikel 24 van Verordening 231/2013 een stuk ruimer, en omvat dit ook o.m. de activiteit van verhandeling.

Bijgevolg wordt ook de situatie van fee sharing geviseerd, in het koninklijk besluit van 12 november 2012 geregeld door artikel 119. Dit laatste artikel wordt dan ook niet overgenomen in voorliggend koninklijk besluit.

Artikel 83 van het koninklijk besluit vormt een aanvulling op het bepaalde van artikel 24 van Verordening 231/2013. Het bevat verplichtingen inzake transparantie in het prospectus ( § 1) en het jaarverslag ( § 3) van de betrokken AICB's. Bovendien legt het de verplichting op aan de beheerder om bepaalde gegevens ter beschikking te houden van de FSMA ( § 2).

Art. 84 Dit artikel neemt de bepalingen van artikel 120 over van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Onderafdeling II. - Gedragsregels Art. 85 tot 87 Deze bepalingen, die enkel van toepassing zijn op zelfbeheerde beveks, vormen een aanvulling op de gedragsregels die zijn opgenomen in Verordening 231/2013. Zij zijn gebaseerd op de gedragsregels opgenomen in de artikelen 121 tot 127 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Voor het merendeel van de gedragsregels van het koninklijk besluit van 12 november 2012 werd in Verordening 231/2013 reeds in een gelijkaardige of meer gedetailleerde regeling voorzien (zie o.m. de artikelen 17, 18, 23, 25 tot 28 en 38 tot 49). Die regels werden niet hernomen in deze onderafdeling. De artikelen 85 tot 87 beperken zich dan ook tot het opnemen van de gedragsregels die wel in het koninklijk besluit van 12 november 2012, maar niet in Verordening 231/2013 werden opgenomen.

Voor wat betreft de AICB's die een beheervennootschap hebben aangesteld, wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 166.

Onderafdeling III. - Voorkoming van belangenconflicten Art. 88 tot 91 Deze artikelen nemen het bepaalde bij de artikelen 134 tot 137 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 over.

Op te merken valt dat de bepalingen van de artikelen 128 tot 133 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 niet werden hernomen in dit koninklijk besluit. De artikelen 30 tot 37 van Verordening 231/2013 voorzien immers reeds in een afdoende regeling.

Onderafdeling IV. - Andere verbodsbepalingen en verplichtingen Art. 92 tot 100 Deze bepalingen nemen de artikelen 138 tot 146 over van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Onderafdeling V. - Ontbinding, vereffening en fusie en andere herstructureringen van AICB's en van compartimenten Art. 101 tot 137 Deze bepalingen zijn gebaseerd op de artikelen 147 tot 188 van het koninklijk besluit van 12 november 2012, zowel voor de procedure van vereffening als voor die van fusie en andere herstructureringen.

De regeling inzake vereffening werd onveranderd overgenomen.

De regeling inzake fusie en andere herstructurering zal enkel van toepassing zijn wanneer minstens één AICB betrokken is bij de fusie of andere herstructurering. Bijgevolg zijn de hypotheses voorzien in artikel 160, 2° tot 6° van het koninklijk besluit van 12 november 2012, waarbij enkel ICB's zijn betrokken die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, in dit kader niet relevant. Het gaat hierbij om de zogenaamde "grensoverschrijdende fusies". De bepalingen van het koninklijk besluit van 12 november 2012 die specifiek betrekking hebben op dit type van fusies zijn voor de toepassing van voorliggend koninklijk besluit dan ook zonder voorwerp en werden niet hernomen.

In verband met de opmerking van de Raad van State over artikel 123, tweede lid, van het ontwerp wordt verduidelijkt dat het, gelet op de specifieke kenmerken van de herstructureringsprocedures, niet mogelijk is om andere personen dan de aanvragers de mogelijkheid te bieden om, bij een negatieve beslissing van de FSMA, beroep in te stellen tegen die beslissing. In datzelfde verband zou ook een door de aanvrager ingesteld beroep tegen een positieve beslissing van de FSMA niet zinvol zijn. Overigens moet er worden op gewezen dat de deelnemers de door het gemeenrecht geboden actiemiddelen tot hun beschikking hebben als zij van oordeel zijn dat hun rechten niet worden gerespecteerd bij de herstructurering die op initiatief van de AICB wordt doorgevoerd. Afdeling IV. - Uitgifte en openbaar aanbod van effecten van een AICB

Art. 138 tot 155 Deze bepalingen nemen de artikelen 189 tot 206 over van het koninklijk besluit van 12 november 2012. Afdeling V. - Periodieke informatie en boekhouding

Art. 156 tot 158 Deze bepalingen nemen het bepaalde over bij de artikelen 207 tot 209 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

TITEL III. - AICB's naar buitenlands recht Art. 159 tot 164 Deze artikelen hernemen de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 november 2012 die van toepassing waren op de AICB's naar buitenlands recht, opgenomen in de artikelen 214 tot 216 en 221 tot 225 van dat koninklijk besluit.

TITEL IV. -- Bepalingen betreffende de beheervennootschappen van openbare AICB's In deze titel zijn een aantal bepalingen opgenomen die specifieke vereisten bevatten voor de beheervennootschappen van openbare AICB's.

Deze bepalingen zijn dus van toepassing bovenop de regeling van de AIFM-richtlijn. HOOFDSTUK I. - Administratieve procedures, controlemechanisme en gedragsregels Art. 165 In deze bepaling wordt gepreciseerd dat de beheervennootschappen van openbare AICB's naar Belgisch of buitenlands recht die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen (de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 183, eerste lid, 1° van de wet) zich dienen te conformeren aan artikel 15 tot 18 (over de administratieve procedures en de controlemechanismen) en aan artikel 86 en 87 (over de gedragsregels) van het ontwerpbesluit. Die bepalingen zullen dus van toepassing zijn op de zelfbeheerde beveks en op de bovenvermelde beheervennootschappen. HOOFDSTUK II. - Auditcomité Art. 166 en 167 Artikel 167 neemt het bepaalde over bij artikel 10 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, inzake het auditcomité van de beheervennootschappen.

Artikel 166 preciseert dat deze bepalingen van toepassing zijn op alle beheervennootschappen naar Belgisch recht die openbare AICB's naar Belgisch recht beheren die zijn onderworpen aan deel III van de wet.

In dit verband wordt er dan ook op gewezen dat de categorieën van AICB's als bedoeld in artikel 180, § 2 van de wet (bijvoorbeeld vennootschappen die ontwikkelingsfondsen beheren) niet onder toepassing van deze bepaling vallen.

TITEL V. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging Art. 168 Met deze bepaling worden de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 1992 van toepassing verklaard op de beheervennootschappen die niet-openbare AICB's beheren. HOOFDSTUK II. - Koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging Art. 169 Met deze bepaling worden de bepalingen van het koninklijk besluit van 23 september 1992 van toepassing verklaard op de beheervennootschappen die niet-openbare AICB's beheren. HOOFDSTUK III. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen Art. 170 Dit hoofdstuk brengt bepaalde - in hoofdzaak terminologische - wijzigingen aan in het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen. HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2006 over het register van de in aanmerking komende beleggers en tot aanpassing van het begrip in aanmerking komende beleggers Art. 171 tot 173 Dit hoofdstuk brengt bepaalde terminologische wijzigingen aan het koninklijk besluit van 26 september 2006 over het register van de in aanmerking komende beleggers en tot aanpassing van het begrip in aanmerking komende beleggers. HOOFDSTUK V. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming Art. 174 Dit artikel zorgt voor de omzetting van artikel 69, nieuw lid 3 van Richtlijn 2009/65/EG en wijzigt de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006. Er wordt aangegeven welke informatie over de beloning moet worden opgenomen in het jaarverslag van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/CE of van een AICB die heeft geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen bedoeld in artikel 183, eerste lid, 1° van de wet van 19 avril 2014. HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging Art. 175 Dit artikel strekt ertoe het opschrift van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging te wijzigen.

Ingevolge de omzetting van de AIFM-richtlijn in Belgisch recht zijn de beheervennootschappen die openbare AICB's beheren, voortaan onderworpen aan een specifiek wettelijk kader, dat bestaat uit de wet van 19 april 2014 en Verordening 231/2013, en niet langer aan de wet van 3 augustus 2012. Welnu, het bepaalde bij het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen is, inzake de beheervennootschappen die AICB's beheren, volledig gedekt door die wet of door Verordening 231/2013, waarvan de bepalingen bijzonder gedetailleerd en nauwkeurig zijn. Overigens is voornoemde Verordening rechtstreeks van toepassing in Belgisch recht, wat betekent dat zij niet eerst hoeft te worden omgezet, waardoor de Belgische wetgever dus geen enkele bewegingsruimte heeft. Het zou dan ook weinig zin hebben om de bepalingen van het koninklijk besluit van 12 november 2012 te blijven toepassen op de beheervennootschappen die AICB's beheren.

Bijgevolg moet het koninklijk besluit van 12 november 2012 voortaan uitsluitend worden toegepast op de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. Tegen die achtergrond is het aangewezen om het opschrift van het koninklijk besluit zodanig te wijzigen dat het beperkte toepassingsgebied van dat besluit duidelijk tot uiting komt.

Art. 176 Dit artikel wijzigt artikel 3 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging zodanig dat het toepassingsgebied ervan wordt beperkt tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging Sinds de inwerkingtreding van de wet tot omzetting van de AIFM-richtlijn, die van toepassing is op de AICB's en hun beheerders, geldt de wet van 3 augustus 2012 enkel nog voor de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, en voor de instellingen voor belegging in schuldvorderingen.

In het licht daarvan en om de duidelijkheid en de leesbaarheid van de reglementering te garanderen, leek het aangewezen om het toepassingsgebied van het koninklijk besluit van 12 november 2012 te beperken tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, en om de voorheen in het koninklijk besluit van 12 november 2012 vervatte regels die eigen zijn aan de AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen, in een nieuw koninklijk besluit te bundelen (zie supra). Art. 177 Dit artikel strekt ertoe het opschrift van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging zodanig te wijzigen dat de voorgestelde wijzigingen in het toepassingsgebied duidelijk tot uiting komen.

Art. 178 tot 223 De in het koninklijk besluit van 12 november 2012 aangebrachte wijzigingen strekken er in essentie toe de specifieke bepalingen voor AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen op te heffen. Zij worden immers verplaatst naar het koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders. Dit houdt concreet in dat de bepalingen van de artikelen 69 tot 87 (bepalingen over het beleggingsbeleid), 89, § 2 (bepalingen over de AICB's met de hoedanigheid van feeder) en 221 tot 225 (openbare buitenlandse AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming) worden opgeheven en in het voormeld koninklijk besluit worden opgenomen. Verder zal ook artikel 233 van het besluit, met de geldende overgangsregeling voor de instellingen voor belegging in schuldvorderingen en voor de compartimenten met een bepaalde looptijd van de instellingen voor collectieve belegging die voor de in artikel 122, § 1, van de wet van 4 december 1990 bedoelde categorie van toegelaten beleggingen hadden geopteerd, worden opgeheven en in het voormeld koninklijk besluit worden opgenomen. Ook de interne verwijzingen naar die bepalingen worden geschrapt.

Tevens wordt, net als voor de AICB's, de mogelijkheid ingevoerd om een bedrag in rekening te brengen tot ontmoediging van een compartimentswijziging die volgt binnen de periode van een maand na intreding. Deze mogelijkheid wordt ingevoerd naar analogie met en onder dezelfde voorwaarden als de reeds bestaande mogelijkheid om een bedrag in rekening te brengen tot ontmoediging van een uittreding die volgt binnen de periode van een maand na intreding.

Krachtens artikel 1458 en volgende van het Wetboek van de inkomstenbelastingen kunnen de instellingen voor collectieve belegging naar buitenlands recht voortaan als pensioenspaarfonds worden erkend.

Daarom is het opportuun om dat statuut ook open te stellen voor de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, in zoverre zij onder een paspoortregeling vallen. Het statuut van pensioenspaarfonds zal voortaan dus niet langer voorbehouden zijn aan de AICB's die beleggen in de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 183, eerste lid, 1°, van de wet van 19 april 2014 (financiële instrumenten en liquide middelen). Er wordt onderstreept dat de instellingen voor collectieve belegging die als pensioenspaarfonds zijn erkend, de vermelding "pensioenspaarfonds" aan hun naam dienen toe te voegen.

Daarnaast wordt opgemerkt dat dit hoofdstuk ook enkele bepalingen van de UCITS V-richtlijn omzet. Zo vormt artikel 192 de omzetting van de nieuwe artikelen 78, lid 3, a) en 78, lid 4, alinea 2 van Richtlijn 2009/65/EG en past het de inhoud van het document met essentiële beleggersinformatie aan. Artikel 224 vormt de omzetting van punt 2 van schema A van bijlage I bij Richtlijn 2009/65/EG, dat de gegevens vermeldt die in het prospectus moeten worden opgenomen betreffende de bewaarder. Artikel 225 vormt de omzetting van het nieuw artikel artikel 69, lid 1, alinea 4 van Richtlijn 2009/65/EG en bevat de gegevens die in het prospectus moeten worden opgenomen betreffende het beloningsbeleid.

Verder wordt door artikel 194 een aanpassing doorgevoerd in artikel 66, § 2, 3° van het koninklijk besluit van 12 november 2012. Op basis van deze bepaling kan een instelling voor collectieve belegging maximaal 25% van de rechten van deelneming in één zelfde instelling voor collectieve belegging bedoeld in artikel 52, § 1, 5° of 6° van het koninklijk besluit van 12 november 2012 verwerven. De huidige regeling preciseert dat de limiet van 25% beoordeeld moet worden op het niveau van de instelling voor collectieve belegging, zelfs indien deze verschillende compartimenten betreft. De wijziging strekt ertoe deze laatste precisering weg te laten, teneinde de regeling in overeenstemming te brengen met de interpretatie die door ESMA wordt gegeven aan artikel 56, § 2, c) van Richtlijn 2009/65/EG, waarvan artikel 66, § 2, 3° de omzetting in Belgisch recht vormt. De instellingen voor collectieve belegging die ingevolge deze wijziging een aanpassing moeten doorvoeren in hun portefeuille beschikken op basis van dezelfde interpretatie van Esma over een overgangsperiode om dit te doen (zie Questions and Answers van Esma inzake de "Application of the UCITS Directive"). De Q&A legt geen vaste termijn vast, maar bepaalt dat er rekening moet worden gehouden met het belang van de instelling voor collectieve belegging. Met het oog om de belangen van de instelling en haar deelnemers te vrijwaren mag maw de wijziging van de samenstelling van de portefeuille op een gespreidde manier gebeuren.

Tot slot corrigeert het U voorgelegde ontwerp van besluit ook een aantal minder belangrijke vormelijke aspecten van de tekst van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

TITEL IX. - Diverse bepalingen, overgangsbepalingen en inwerkingtreding Art. 224 Dit artikel verduidelijkt dat de openbare AICB's met veranderlijk aantal rechten van deelneming die zijn erkend als pensioenspaarfondsen overeenkomstig artikel 145/16 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 de vermelding "pensioenspaarfonds" moeten toevoegen aan hun naam.

Art. 225 Gelet op de artikelen 505 en 506 van de wet, neemt dit artikel, voor zover nodig, de overgangsbepaling over van artikel 233 van het koninklijk besluit van 12 november 2012.

Art. 226 Dit artikel duidt de ministers aan die bevoegd zijn voor de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Economie en van Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT (1) Voorheen was dit de wet van 3 augustus 2012 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles. Advies 60.828/2 van 8 februari 2017 over een ontwerp van koninklijk besluit "met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen'" Op 11 januari 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën, belast met Bestrijding van de fiscale fraude verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen'.

Het ontwerp is door de tweede kamer onderzocht op 8 februari 2017. De kamer was samengesteld uit Pierre Vandernoot, kamervoorzitter, Luc Detroux en Wanda Vogel, staatsraden, Marianne Dony, assessor, en Anne-Catherine Van Geersdaele, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Jean-Luc Paquet, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Wanda Vogel.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 8 februari 2017.

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat die drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Onderzoek van het ontwerp 1. Wanneer, zoals op zijn minst gedeeltelijk het geval lijkt te zijn bijvoorbeeld in artikel 10, in de voorliggende tekst bepalingen worden overgenomen of geparafraseerd die in de wet staan, zou het dispositief dit uitdrukkelijk tot uiting moeten laten komen, bijvoorbeeld door de bepaling in kwestie in te leiden met de woorden "overeenkomstig [volgt de wetsbepaling waarvan de inhoud overgenomen wordt]".Wanneer het om een parafrase gaat, behoort de wetsbepaling die geparafraseerd wordt correct te worden weergegeven. 2. Artikel 123, tweede lid, sluit uit dat belanghebbenden de beslissing van de FSMA kunnen betwisten waarbij de herstructurering wordt goedgekeurd waarop die bepaling betrekking heeft.In de commentaar bij die bepaling zou moeten worden uitgelegd waarom het recht op rechterlijke behandeling beperkt wordt, mede rekening houdend met de bijzonderheden van de procedure waarbinnen die goedkeuringsbeslissing genomen zal worden. 3. Bij de wijzigingsbepalingen die titel V van het ontwerp vormen, moet melding worden gemaakt van alle vroegere wijzigingen die zijn aangebracht in de bepalingen die opnieuw gewijzigd moeten worden, vooropgesteld dat die wijzigingen nog geldig zijn, met andere woorden niet doelloos geworden zijn als gevolg van latere wijzigingen, alsook van de wijzigingen waarbij daarin sommige bepalingen zouden zijn ingevoegd of hersteld, zelfs indien deze niet meer geldig zijn (1). 4. Wat artikel 168 betreft, dient de steller van het ontwerp zich ervan te vergewissen dat artikel 1, eerste lid, 4°, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 "op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging", welk artikel ingevoegd zal worden bij een koninklijk besluit waarvan het ontwerp aanleiding heeft gegeven tot advies 60.093/2 van 5 oktober 2016 (2), uiterlijk in werking zal treden op de datum waarop het voorliggende ontwerp in werking treedt. 5. In titel VI moeten de woorden "en inwerkingtreding" worden geschrapt, aangezien die titel geen enkele inwerkingtredingsbepaling bevat.6. Ter wille van de rechtszekerheid zou artikel 228 aangevuld moeten worden met een machtiging aan de bevoegde minister om in het Belgisch Staatsblad een bericht bekend te maken waarbij "op het ogenblik dat er geen instellingen, bedoeld bij artikelen 505 en 506 van de wet, meer zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 120, § 1, of artikel 137 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten", de opheffing wordt vastgesteld van de genoemde onderverdelingen van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 "met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging". De griffier, De voorzitter A.-C. Van Geersdaele P. Vandernoot _______ Nota's (1) Beginselen van de wetgevingstechniek - Handleiding voor het opstellen van wetgevende en reglementaire teksten, www.raadvst-consetat.be, tab "Wetgevingstechniek", aanbeveling 113. (2) Advies 60.093/2, op 5 oktober 2016 gegeven over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van de koninklijke besluiten op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging en van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen". Zie artikel 2, 3°, van dat ontwerp van koninklijk besluit.

25 FEBRUARI 2017. - Koninklijk besluit met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Grondwet, artikel 108;

Gelet op de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, de artikelen 60, § 1, tweede lid, 64, § 1, 1° en 2° en 89;

Gelet op de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de artikelen 183, tweede lid, 184, § 2, 2° en 3°, 204, 208, § 3, tweede lid, § 4, eerste lid, § 5, tweede lid en § 7, 210, § 2, 212, 219, 220, § 1, tweede lid, 225, § 1, tweede lid, 229, § 1, 237, 240, eerste en tweede lid, 241, derde lid, 242, § 3, 243, 244, § 1, tweede lid, 245, 247, 248, § 2, tweede lid en § 3, tweede lid, 249, 252, § 3, derde lid, 253, 254, 268, § 2, 270, tweede lid, 271, 283, § 3, tweede lid, 289, 319, § 2, tweede lid, § 3, eerste lid, § 4, tweede lid, § 5, tweede lid en § 6 en 330;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 september 2006 over het register van de in aanmerking komende beleggers en tot aanpassing van het begrip in aanmerking komende beleggers;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 4 augustus 2016;

Gelet op het advies van de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, gegeven op 5 juli 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 29 september 2016;

Gelet op advies 60.828/2 van de Raad van State, gegeven op 8 februari 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en de Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : TITEL I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit koninklijk besluit zorgt onder andere voor de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft.

Art. 2.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° effecten : a) aandelen en andere met aandelen gelijk te stellen waardepapieren, hierna "aandelen" te noemen;b) obligaties en andere schuldinstrumenten, hierna "obligaties" te noemen;c) alle andere verhandelbare waardepapieren waarmee dergelijke effecten via inschrijving of omruiling kunnen worden verworven, met uitsluiting van de in artikelen 97, 2°, en 98 bedoelde technieken en instrumenten;2° geldmarktinstrumenten : instrumenten die al dan niet overeenkomstig artikel 35, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt en die gewoonlijk op de geldmarkt verhandeld worden, liquide zijn en waarvan de waarde te allen tijde nauwkeurig kan worden vastgesteld;3° OTC-derivaten : financiële derivaten die buiten de beurs (over-the-counter) worden verhandeld;4° AICB : een instelling voor collectieve belegging, zoals omschreven in artikel 3, 2° van de wet;5° instelling voor collectieve belegging : een AICB of een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG;6° beheervennootschap : beheervennootschap van AICB's, zoals omschreven in artikel 3, 12°, van de wet;7° duurzame drager : elk hulpmiddel dat een belegger in staat stelt om persoonlijk aan die belegger gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd en waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd;8° op te slorpen instelling voor collectieve belegging : de instelling voor collectieve belegging die optreedt als te ontbinden instelling voor collectieve belegging in het kader van een fusie bedoeld in artikel 671 of 672 van het Wetboek van Vennootschappen;9° herschikking van de portefeuille : een significante wijziging van de samenstelling van de portefeuille van de instelling voor collectieve belegging;10° synthetische risico- en opbrengstindicatoren : synthetische indicatoren in de zin van artikel 8 van Verordening 583/2010;11° tegenpartijrisico : het risico op verliezen voor de AICB doordat de tegenpartij bij een transactie haar verplichtingen niet nakomt vóór de definitieve afwikkeling van de kasstroom van de transactie;12° marktrisico : het risico op verliezen voor de AICB als gevolg van een schommeling in de marktwaarde van posities in haar portefeuille welke toe te schrijven is aan veranderingen in marktvariabelen zoals rentetarieven, wisselkoersen, aandelenkoersen en grondstoffenprijzen of de kredietwaardigheid van een uitgevende instelling;13° Groep van Tien : de groep van landen die zijn overeengekomen om deel te nemen aan de General Arrangements to Borrow van het IMF;14° de wet van 2 augustus 2002 : de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;15° de wet : de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;16° de wet van 3 augustus 2012 : de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;17° het koninklijk besluit van 10 november 2006 : het koninklijk besluit op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming;18° Richtlijn 78/660/EEG : Vierde Richtlijn van de Raad van 25 juli 1978 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen;19° Richtlijn 83/349/EEG : Zevende Richtlijn van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, sub g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening;20° Richtlijn 2001/34/EG : Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 mei 2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd;21° Richtlijn 2006/43/EG : Richtlijn 2006/43/EG van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;22° Verordening 231/2013 : gedelegeerde verordening (EU) Nr.231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht. § 2. Dit besluit mag ook worden geciteerd onder het verkorte opschrift "koninklijk besluit over de openbare AICB's in financiële instrumenten en liquide middelen".

TITEL II. - Belgische openbare AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen

Art. 3.De voorschriften van deze titel gelden voor alle Belgische openbare AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die hebben geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen als bedoeld in artikel 183, eerste lid, 1°, van de wet. HOOFDSTUK I. - Bedrijfsvergunning Afdeling I. - Inschrijvingsvoorwaarden

Onderafdeling I. - Inhoud van het beheerreglement of de statuten

Art. 4.Het beheerreglement of de statuten bevatten ten minste de inlichtingen als bedoeld in de bij dit besluit gevoegde bijlage C.

Art. 5.De statuten of het beheerreglement van een AICB kunnen voorzien in de creatie van categorieën van rechten van deelneming zoals bedoeld in artikel 184, § 2, 2° en 3° van de wet. De aldus gecreëerde categorieën van rechten van deelneming worden hierna als "klassen van rechten van deelneming" aangemerkt.

Art. 6.§ 1. Het onderscheid tussen klassen van rechten van deelneming beantwoordt aan : 1° de munteenheid waarin de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt uitgedrukt, waarin de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden uitgevoerd of waarin eventuele uitkeringen aan de deelnemers plaatsvinden;2° de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor AICB's bedoeld in artikel 3, 41°, van de wet of tot de kosten die aan de deelnemers ten laste worden gelegd tot dekking van de verwerving en de realisatie van de activa naar aanleiding van de uitgifte, de inkoop en compartimentswijziging;3° het tarief van de verhandelingprovisie;4° het land waar de rechten van deelneming zullen worden aangeboden;5° de identiteit van de bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming;6° de dekking van het wisselkoersrisico;7° andere objectieve elementen die door de FSMA worden aanvaard. In het geval bedoeld sub 1°, kan een bijkomend onderscheid worden gemaakt in functie van de dekking van het wisselkoersrisico. § 2. Bij de creatie van een (sub)klasse van rechten van deelneming met dekking van het wisselkoersrisico dienen de statuten of het beheerreglement te voorzien in : 1° precieze regels voor de waardering van de verrichtingen die strekken tot dekking van het wisselkoersrisico;2° precieze regels inzake de toerekening van kosten en de toewijzing van verlies en winst aan de betrokken klasse van rechten van deelneming;3° het vereiste dat de indekkingsverrichtingen op precieze wijze kunnen worden toegewezen aan een bepaalde klasse van rechten van deelneming;4° het vereiste dat de indekking maximaal betrekking heeft op 100 % van de waarde van de activa in de portefeuille. § 3. In vergelijking met de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor AICB's bedoeld in artikel 3, 41°, a), b) of c), van de wet door deelnemers van één of meerdere andere klassen van rechten van deelneming die op één of meerdere punten van een minder gunstig regime genieten, mag de bijdrage van de deelnemers van een klasse van rechten van deelneming niet onbestaande of verwaarloosbaar zijn.

Het vorige lid is niet van toepassing voor wat betreft de bijdrage tot de kosten voor het waarnemen van de beheertaken voor AICB's bedoeld in artikel 3, 41°, a) of b), van de wet door deelnemers van een klasse van rechten van deelneming, indien de rechten van deelneming in deze klasse enkel kunnen worden verworven door : 1° instellingen voor collectieve belegging die hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door de vennootschap die deze beheertaken uitoefent, dan wel door een andere onderneming die verbonden is met deze vennootschap in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, en die in het kader hiervan een vergoeding betalen die niet verwaarloosbaar is;of 2° deelnemers die deze rechten van deelneming verwerven en aanhouden op grond van een overeenkomst van discretionair beheer met de vennootschap die deze beheertaken uitoefent, dan wel met een andere onderneming die verbonden is met deze vennootschap in de zin van artikel 11 van het Wetboek van Vennootschappen, en die in het kader hiervan een vergoeding betalen die niet verwaarloosbaar is. § 4. Het onderscheid tussen klassen van rechten van deelneming doet geen afbreuk aan de deelname in het resultaat van de portefeuille van de AICB of het compartiment in functie van de participatie van de deelnemer.

Art. 7.In de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen bepalen de statuten of het beheerreglement de objectieve criteria die worden gehanteerd om bepaalde personen toe te laten om in te schrijven op rechten van deelneming in een klasse van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime dan rechten van deelneming in één of meerdere andere klassen van rechten van deelneming, dan wel om dergelijke rechten van deelneming te verwerven.

De objectieve criteria bedoeld in het eerste lid hebben inzonderheid betrekking op het initiële inschrijvingsbedrag van de deelnemer, de minimale beleggingsperiode, het gebruikte distributiekanaal of een ander door de FSMA aanvaard objectief element. Deze objectieve criteria mogen geen afbreuk doen aan het openbaar karakter van het aanbod van de rechten van deelneming in de AICB of het compartiment.

Het onderscheid tussen de klassen van rechten van deelneming mag niet louter gebaseerd zijn op het institutioneel of professioneel karakter van de inschrijver of op diens eventuele hoedanigheid van in aanmerking komende belegger.

De statuten of het beheerreglement bepalen welke schikkingen worden getroffen zodat steeds kan worden nagegaan of, in de in artikel 6, § 1, 2° en 3°, bedoelde gevallen, de personen die hebben ingeschreven op rechten van deelneming in een bepaalde klasse van rechten van deelneming die op één of meerdere punten geniet van een gunstiger regime, dan wel dergelijke rechten van deelneming hebben verworven, aan de gestelde criteria voldoen.

Onderafdeling II. - De bewaarder A. Algemene bepaling

Art. 8.De personen die de bewaarder vertegenwoordigen of in feite het beleid van de bewaarder bepalen, dienen over voldoende ervaring te beschikken, in het bijzonder met betrekking tot het type van AICB. B. Taken

Art. 9.De bewaarder voert geen instructies van de AICB uit die in strijd zijn met de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten en het prospectus.

Art. 10.Naast de andere hem door de wet toevertrouwde taken, moet de bewaarder : 1° zich ervan vergewissen dat de activa in bewaring overeenstemmen met de in de boekhouding van de AICB vermelde activa;2° zich ervan vergewissen dat het in zijn boekhouding vermelde aantal rechten van deelneming in omloop overeenstemt met het in de boekhouding van de AICB vermelde aantal rechten van deelneming in omloop;3° zich er, conform artikel 55, § 3, 1°, van de wet, van vergewissen dat de verkoop, de uitgifte, de inkoop, de terugbetaling en de intrekking van rechten van deelneming in de AICB geschieden overeenkomstig de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten, en, in voorkomend geval, het prospectus;4° zich er, conform artikel 55, § 3, 2°, van de wet, van vergewissen dat de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt berekend overeenkomstig de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten en, in voorkomend geval, het prospectus;5° zich ervan vergewissen dat de beleggingsbeperkingen bepaald in de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten en, in voorkomend geval, het prospectus worden nageleefd;6° conform artikel 55, § 3, 3°, van de wet, de instructies van de AICB of van de beheervennootschap uitvoeren, tenzij deze in strijd zijn met de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, met het beheerreglement of de statuten en, in voorkomend geval, met het prospectus;7° zich er, conform artikel 55, § 3, 4°, van de wet, van vergewissen dat bij transacties met betrekking tot de activa van de AICB de tegenwaarde binnen de gebruikelijke termijnen wordt overgemaakt aan de AICB;8° zich ervan vergewissen dat de regels inzake provisies en kosten bepaald in de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten en, in voorkomend geval, het prospectus worden nageleefd;9° zich er, conform artikel 55, § 3, 5°, van de wet, van vergewissen dat de opbrengsten van de AICB een bestemming krijgen die in overeenstemming is met de wet en de ter uitvoering ervan genomen besluiten en reglementen, het beheerreglement of de statuten en, in voorkomend geval, het prospectus. C. Master-feederconstructies

Art. 11.De in artikel 220, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de bewaarder van de master en de bewaarder van de feeder voorziet in het volgende : 1° de vaststelling van de documenten en categorieën van informatie die tussen beide bewaarders systematisch moeten worden uitgewisseld en of die informatie of documenten door de ene bewaarder aan de andere bewaarder worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar worden gesteld;2° de wijze van en het tijdschema - waaronder alle geldende uiterste termijnen - voor de doorgifte van informatie door de bewaarder van de master aan de bewaarder van de feeder;3° de coördinatie van de rol van beide bewaarders in de mate die passend is gezien hun respectieve verplichtingen volgens nationaal recht, met betrekking tot operationele aangelegenheden, waaronder : a) de procedure voor de berekening van de netto-inventariswaarde van elke instelling voor collectieve belegging, waaronder alle maatregelen die bescherming kunnen bieden tegen markettimingactiviteiten in overeenstemming met artikel 56, § 2;b) de verwerking van instructies door de feeder voor de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master, en de afwikkeling van die transacties, waaronder alle regelingen voor overdracht in natura van de activa;4° de coördinatie van boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar;5° welke details inzake inbreuken door de master op het recht en het beheerreglement of de statuten de bewaarder van de master aan de bewaarder van de feeder verstrekt en de wijze van en het tijdschema voor verstrekking;6° de procedure voor de behandeling van ad-hocverzoeken om bijstand van de ene bewaarder aan de andere;7° vaststelling van bepaalde contingente gebeurtenissen waarvan door de ene bewaarder aan de andere bewaarder op ad-hocbasis kennis moet worden gegeven, en de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving.

Art. 12.De in artikel 220, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de bewaarder van de master en van de feeder voorziet erin dat het Belgisch recht van toepassing is op deze overeenkomst en dat beide bewaarders instemmen met de exclusieve jurisdictie van de Belgische rechtbanken.

Art. 13.§ 1. De bewaarder van de master stelt de FSMA, de feeder of, indien van toepassing, de beheervennootschap en de bewaarder van de feeder onmiddellijk in kennis van onregelmatigheden die hij bij de master constateert en die geacht worden een negatief effect op de feeder te zullen hebben. § 2. Met de in § 1 genoemde onregelmatigheden die de bewaarder van de master in de loop van de uitoefening van zijn functie volgens het Belgisch recht ontdekt en die een negatief effect op de feeder kunnen hebben, worden onder meer bedoeld : 1° fouten in de berekening van de netto-inventariswaarde van de master;2° fouten in transacties voor of afwikkeling van de aankoop van, inschrijving op, het verzoek om inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master door de feeder;3° door de master veroorzaakte fouten bij de betaling of kapitalisatie van inkomsten, of fouten in de berekening van de bronbelasting;4° inbreuken op de beleggingsdoelstellingen, het beleggingsbeleid of de beleggingsstrategie van de master, zoals beschreven in haar beheerreglement of statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie;5° inbreuken op in de wettelijke bepalingen of in het beheerreglement, de statuten, prospectus of essentiële beleggersinformatie vastgestelde limieten bij beleggingen of het aangaan van leningen. Onderafdeling III Administratieve procedures en controlemechanismen

Art. 14.De bepalingen van deze onderafdeling gelden enkel voor beleggingsvennootschappen die geen beheervennootschap van AICB's hebben aangesteld overeenkomstig artikel 10, § 2 van de wet.

Art. 15.§ 1. De permanente risicobeheerfunctie moet, naast de taken vermeld in artikel 39 van Verordening 231/2013 : 1° erop toezien dat wordt voldaan aan de wettelijke limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico als bedoeld in de artikelen 41, §§ 2 tot 5, 42 en 45, § 6;2° in voorkomend geval, de in artikel 44 bedoelde regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten onderzoeken en ondersteunen. § 2. De permanente risicobeheerfunctie beschikt over de nodige autoriteit en heeft toegang tot alle dienstige informatie om de in § 1 beschreven taken te kunnen vervullen.

Art. 16.De beleggingsvennootschappen behandelen in hun risicobeheerbeleid, naast de elementen vermeld in artikel 40 van Verordening 231/2013, de technieken, instrumenten en regelingen die hen in staat stellen om te voldoen aan de verplichtingen vermeld in de artikelen 18 en 41.

Art. 17.De beleggingsvennootschappen toetsen, monitoren en evalueren op periodieke wijze : 1° de deugdelijkheid en doeltreffendheid van de procedures en technieken als bedoeld in de artikelen 18 en 41, §§ 2 tot 5;2° de mate waarin zij de procedures en technieken als bedoeld in de artikelen 18 en 41, §§ 2 tot 5 naleven;

Art. 18.Onverminderd de toepassing van artikel 45, § 1 van Verordening 231/2013 stellen de beleggingsvennootschappen passende en doeltreffende regelingen, procedures en technieken vast om de naleving te waarborgen van de limieten voor het totale risico en het tegenpartijrisico, overeenkomstig de artikelen 41, §§ 2 tot 5 en 45, § 6.

Deze regelingen, procedures en technieken zijn evenredig met de aard, de omvang en de complexiteit van het bedrijf van de beleggingsvennootschap, en zijn afgestemd op haar risicoprofiel.

Onderafdeling IV. - De commissaris

Art. 19.§ 1. De in artikel 356, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen de commissaris van de master en de commissaris van de feeder voorziet in het volgende : 1° de vaststelling van de documenten en categorieën van informatie die tussen beide commissarissen systematisch moeten worden uitgewisseld;2° of de onder 1° bedoelde informatie of documenten door de ene commissaris aan de andere commissaris moeten worden verstrekt dan wel op verzoek beschikbaar moeten worden gesteld;3° de wijze van en het tijdschema - waaronder alle geldende uiterste termijnen - voor de doorgifte van informatie door de commissaris van de master aan de commissaris van de feeder;4° de coördinatie van de rol van elke commissaris bij de boekhoudkundige werkzaamheden bij het afsluiten van het boekjaar voor de respectieve instelling voor collectieve belegging;5° vaststelling van aangelegenheden die voor de toepassing van artikel 356, § 2, tweede lid van de wet als in het verslag van de commissaris van de master bekendgemaakte onregelmatigheden zullen worden behandeld;6° de wijze van en het tijdschema voor behandeling van ad-hocverzoeken om bijstand van de ene commissaris aan de andere commissaris, waaronder verzoeken om nadere informatie over in het verslag van de commissaris van de master openbaar gemaakte onregelmatigheden. § 2. De in § 1 bedoelde overeenkomst omvat bepalingen betreffende de opstelling van verslagen als bedoeld in artikel 143 van het Wetboek van vennootschappen en de wijze van en het tijdschema voor het verstrekken van het verslag van de commissaris voor de master en ontwerpen van dat verslag aan de commissaris van de feeder. § 3. Voor zover de feeder en de master het boekjaar op een andere datum afsluiten, voorziet de in § 1 bedoelde overeenkomst in de wijze van en het tijdschema voor de opstelling door de commissaris van de master van het ad-hocverslag als vereist in artikel 356, § 2, eerste lid van de wet en voor het verstrekken van dit verslag aan de commissaris van de feeder.

Art. 20.De in artikel 356, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de commissaris van de master en de commissaris van de feeder voorziet erin dat het Belgisch recht van toepassing is op deze overeenkomst en dat beide commissarissen instemmen met de exclusieve jurisdictie van de Belgische rechtbanken. Afdeling II. - Prospectus en essentiële beleggersinformatie over het

openbaar aanbod van rechten van deelneming en stukken met betrekking tot het openbaar aanbod van rechten van deelneming Onderafdeling I. - Prospectus en essentiële beleggersinformatie

Art. 21.De vertaling van het prospectus, de essentiële beleggersinformatie, het beheerreglement of de statuten, de jaarverslagen en de halfjaarverslagen evenals alle berichten en kennisgevingen aan de deelnemers wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de AICB of de onderneming die instaat voor de verspreiding van de informatie die de AICB dient te verstrekken.

Art. 22.Het prospectus van een AICB bevat ten minste de gegevens die in de bij dit besluit gevoegde bijlage A zijn opgenomen, voor zover deze informatie niet voorkomt in de stukken die overeenkomstig het derde lid bij het prospectus worden gevoegd.

De AICB stelt één prospectus op, zelfs indien zij compartimenten heeft. In dat laatste geval worden de bepalingen inzake de informatieverstrekking over de AICB, voor zover mogelijk, toegepast op ieder compartiment.

Het beheerreglement of de statuten en het laatst gepubliceerde jaarverslag worden bij het prospectus gevoegd.

Art. 23.§ 1. De essentiële beleggersinformatie verschaft informatie over de volgende essentiële elementen van de AICB in kwestie : 1° de identificatie van de AICB en van haar bevoegde autoriteit;2° een korte beschrijving van haar beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid;3° een presentatie van de in het verleden behaalde resultaten of, indien relevant, toekomstscenario's;4° kosten en bijhorende lasten;5° het risico- en opbrengstprofiel van de belegging, waaronder voldoende toelichting en waarschuwingen met betrekking tot de risico's die aan beleggingen in de relevante AICB verbonden zijn. De belegger moet deze essentiële informatie kunnen begrijpen zonder dat naar andere documenten wordt verwezen. § 2. De essentiële beleggersinformatie vermeldt duidelijk waar en hoe aanvullende informatie over de aangeboden belegging kan worden verkregen, en vermeldt in elk geval waar en hoe het prospectus en de jaar- en halfjaarlijkse verslagen te allen tijde op verzoek en kosteloos kunnen worden verkregen en in welke taal dergelijke informatie voor de beleggers beschikbaar is.

De essentiële beleggersinformatie bevat daarnaast een mededeling dat de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld, beschikbaar zijn op een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.

De woorden "essentiële beleggersinformatie" moeten duidelijk in de essentiële beleggersinformatie worden vermeld. § 3. Het document met de essentiële beleggersinformatie en zijn bijwerkingen worden opgesteld volgens de modaliteiten bepaald in Verordening 583/2010.

Art. 24.§ 1. De beleggingsvennootschap, en de beheervennootschap voor elk door haar beheerd gemeenschappelijk beleggingsfonds, die rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die voor haar rekening en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid AICB's verkoopt, moet de beleggers geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze AICB's de essentiële beleggersinformatie over deze AICB's verstrekken.

De beleggingsvennootschap, en de beheervennootschap voor elk door haar beheerd gemeenschappelijk beleggingsfonds, die niet rechtstreeks of via een andere natuurlijke of rechtspersoon die voor haar rekening en onder haar volledige en onvoorwaardelijke aansprakelijkheid rechten van deelneming in AICB's verkoopt aan beleggers, moet op verzoek de essentiële beleggersinformatie verstrekken aan fabricanten en tussenpersonen die beleggers AICB's verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin of in producten die een risico op dergelijke AICB's inhouden. De tussenpersonen die beleggers AICB's verkopen of advies verlenen over mogelijke beleggingen daarin, moeten aan hun cliënten of potentiële cliënten geruime tijd voor hun voorgenomen inschrijving op de rechten van deelneming in deze AICB's de essentiële beleggersinformatie over deze AICB's verstrekken.

Essentiële beleggersinformatie wordt kosteloos verstrekt. § 2. Op verzoek moet de inschrijver het prospectus, het beheerreglement of de statuten alsmede het laatst gepubliceerde jaar- en halfjaarlijks verslag vóór de sluiting van de overeenkomst kosteloos kunnen verkrijgen.

Art. 25.§ 1. Het prospectus en de essentiële beleggersinformatie kunnen op een duurzame drager of via een website worden verstrekt.

Wanneer deze documenten worden verstrekt op een andere duurzame drager dan papier of via een website, moet worden voldaan aan de voorwaarden van Verordening 583/2010. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden.

Daarnaast is een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie beschikbaar op de website van de beleggingsvennootschap of de beheervennootschap. § 2. De jaar- en halfjaarlijkse verslagen zijn voor de beleggers beschikbaar op de wijze die in het prospectus en in de essentiële beleggersinformatie wordt vermeld. Een papieren afschrift wordt de beleggers op verzoek kosteloos toegezonden. § 3. Indien een belegger enkel belangstelling vertoont voor een bepaald compartiment van een AICB met verschillende compartimenten, kunnen desgevallend aan deze belegger enkel de elementen van het prospectus worden verstrekt die relevant zijn voor de AICB in het algemeen en dit compartiment.

Art. 26.§ 1. Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de wet en van dit besluit, kunnen de volgende bijwerkingen aan het prospectus worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA : 1° wijziging van de statutaire zetel en/of hoofdkantoor van de beheervennootschap of de beleggingsvennootschap binnen België;2° wijziging van de naam en/of het adres van de tussenpersonen en dienstverleners die bij de werking van de AICB zijn betrokken;3° functiewijzigingen van de niet-uitvoerende bestuurders van de beleggingsvennootschap;4° functiewijzigingen van de uitvoerende bestuurders van de beleggingsvennootschap.Dergelijke wijzigingen kunnen evenwel slechts in het prospectus worden doorgevoerd mits naleving van de wettelijke bepalingen van toepassing op de benoeming van personen die deelnemen aan de effectieve leiding van de beleggingsvennootschap; 5° voor de in het tweede lid van dit punt gedefinieerde AICB's, wijziging, overeenkomstig de vooraf in het prospectus beschreven modaliteiten, van de samenstelling van de korf van waarden, onderliggend aan het instrument dat de AICB hanteert om een bepaald rendement te verkrijgen op vervaldag; Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de AICB's die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel AICB's met vergelijkbare kenmerken; 6° vermindering van de aan de deelnemers of aan de AICB aangerekende provisies en kosten;7° wijziging van de frequentie waarmee provisies en kosten worden berekend en ingehouden;8° verhoging van de frequentie van uitvoering van aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging en van de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming;9° aanpassing van de gegevens die voortvloeien uit de schrapping van de rechten van deelneming, die waren toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt;10° aanpassing van verwijzingen naar de toepasselijke wetgeving;11° wijziging van het fiscaal regime toepasselijk op de deelnemers en/of de AICB;12° niet wezenlijke wijzigingen van het beleggingsbeleid die voortvloeien uit de evolutie van de financiële markten, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming voor zover deze wijzigingen worden doorgevoerd vóór de aanvang van de initiële inschrijvingsperiode; 13° wijziging van de gegevens opgenomen in het prospectus overeenkomstig de punten I.1.3., I.2.3. tot I.2.6 en I.3.3. van de bij dit besluit gevoegde bijlage A. 14° inkorting of verlenging van een reeds lopende initiële inschrijvingsperiode van een gecommercialiseerd compartiment.In dergelijk geval dient ook een persbericht te worden gepubliceerd, teneinde deze bijwerking van het prospectus kenbaar te maken aan de beleggers; 15° wijziging van de datum van de eerste netto-inventariswaarde na de initiële inschrijvingsperiode en/of van de datum van berekening hiervan;16° wijziging van de vergoeding van de erkende commissaris en wijziging van de vergoeding voor een bestuursmandaat in de AICB op voorwaarde dat deze wijzigingen door de algemene vergadering van de AICB werden goedgekeurd;17° wijziging van de personen verantwoordelijk voor de inhoud van het prospectus en de essentiële beleggersinformatie;18° wijziging van het adres van de internetsite waar het prospectus, de essentiële beleggersinformatie naast eventuele andere documenten, zoals de statuten, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag, te consulteren zijn;19° hernieuwing van het mandaat van een bestuurder en/of van een persoon die deelneemt aan de effectieve leiding van de AICB;20° hernieuwing van het mandaat van de erkende commissaris van de AICB;21° niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de AICB en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;22° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de AICB en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de FSMA aanvaardt dat zij overeenkomstig deze paragraaf worden gewijzigd. § 2. Onverminderd de toepassing van andere bepalingen van de wet en van dit besluit, kunnen de volgende bijwerkingen aan de essentiële beleggersinformatie worden gepubliceerd zonder voorafgaande goedkeuring door de FSMA : 1° wijziging van de naam en/of desgevallend het adres van de tussenpersonen en dienstverleners die bij de werking van de AICB zijn betrokken;2° voor de AICB's bedoeld in het tweede lid van dit punt, wijziging, overeenkomstig de vooraf in het prospectus beschreven modaliteiten, van de samenstelling van de korf van waarden, onderliggend aan het instrument dat de AICB hanteert om een bepaald rendement te verkrijgen op vervaldag; Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de AICB's die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel AICB's met vergelijkbare kenmerken; 3° vermindering van de aan de deelnemers aangerekende provisies en kosten;4° aanpassing van de lopende kosten die niet het gevolg is van de beslissing van de beleggingsvennootschap of van de beheervennootschap van het gemeenschappelijk beleggingsfonds om de aan de AICB aangerekende provisies en kosten te verhogen;5° verhoging van de frequentie van uitvoering van aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging en van de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming;6° aanpassing van de gegevens die voortvloeien uit de schrapping van de rechten van deelneming, die waren toegelaten tot de verhandeling op een georganiseerde markt;7° wijziging van de synthetische risico- en opbrengstindicator;8° jaarlijkse actualisatie van in het verleden behaalde resultaten;9° aanpassing van verwijzingen naar de toepasselijke wetgeving of naar het prospectus;10° niet wezenlijke wijzigingen van het beleggingsbeleid die voortvloeien uit de evolutie van de financiële markten, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming, voor zover deze wijzigingen worden doorgevoerd vóór de aanvang van de initiële inschrijvingsperiode;11° wijziging van het adres van de internetsite waar het prospectus, de essentiële beleggersinformatie naast eventuele andere documenten, zoals de statuten, het jaarverslag en het halfjaarlijks verslag, te consulteren zijn;12° voor de AICB's bedoeld in het tweede lid van dit punt, bijwerking van de scenario's die de potentiële resultaten van de AICB's illustreren. Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de AICB's die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel AICB's met vergelijkbare kenmerken; 13° niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de AICB en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;14° wijziging van een niet wezenlijk gegeven, dat geen betrekking heeft op de aard van de AICB en, in voorkomend geval, van haar compartimenten of hun beleggingsbeleid en dat behoort tot de categorie van gegevens waarvoor de FSMA aanvaardt dat zij overeenkomstig deze paragraaf worden gewijzigd. Onderafdeling II. - Berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB

Art. 27.De bepalingen van onderhavige onderafdeling betreffen berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB, ongeacht het medium volgens het welke ze worden verspreid.

Art. 28.§ 1. Als een compliancefunctie werd opgericht bij een instelling die een ontwerp van bericht, van reclame of van een ander stuk dat betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB opstelt, dan wel ter goedkeuring voorlegt aan de FSMA, neemt deze de nodige maatregelen om te verzekeren dat het ontwerp voldoet aan de bepalingen van de wet, van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten en van dit besluit. § 2. De vertaling van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB, wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de personen op wier initiatief deze berichten, reclame en andere stukken worden gepubliceerd.

Art. 29.§ 1. Een AICB vermeldt in de berichten, reclame of andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming het bestaan van een klasse van rechten van deelneming met dekking van het wisselkoersrisico, enkel indien de dekking betrekking heeft op 100 % van de waarde van de activa in portefeuille. § 2. Indien berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB de lopende kosten of een risico- en opbrengstindicator hernemen, worden deze gegevens vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van Verordening 583/2010.

In afwijking van het vorige lid kan in berichten, reclame en andere stukken bovendien melding worden gemaakt van een risico-indicator die niet wordt vastgesteld overeenkomstig het vorige lid, voor zover deze risico-indicator wordt vermeld na de in het vorige lid bedoelde risico- en opbrengstindicator. § 3. In de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een AICB bedoeld bij artikel 92, moet het bedrag per recht van deelneming waarop de garantie of kapitaalbescherming betrekking heeft, worden vermeld.

Bovendien moet er worden verduidelijkt dat dit bedrag de provisies en kosten niet dekt die bij de inschrijving en de inkoop betaald worden of verschuldigd zijn.

In geval van een kapitaalgarantie op vervaldag wordt de identiteit en kredietwaardigheid van diegene die de waarborg verleent, vermeld.

In geval van een kapitaalbescherming op vervaldag wordt melding gemaakt van het feit dat er geen formele waarborg is verleend aan de deelnemers of aan de AICB. § 4. De berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in AICB's gedefinieerd in het tweede lid van deze paragraaf, verwijzen naar de essentiële beleggersinformatie waarin, op basis van ten minste drie passende hypotheses, een indicatie wordt gegeven van de impact van de evolutie van de waarde van de onderliggende activa van het instrument waarmee de AICB een bepaald rendement beoogt te verwezenlijken op de vervaldag.

Het eerste lid is van toepassing op de AICB's die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel AICB's met vergelijkbare kenmerken. HOOFDSTUK II. - Bedrijfsuitoefening Afdeling I. - Beleggingsbeleid

Onderafdeling I. - Algemeen

Art. 30.Wanneer een AICB verschillende compartimenten heeft, gelden de bepalingen van deze afdeling alsmede de artikelen 92 en 93 voor ieder van deze compartimenten behoudens andersluidende precisering.

Art. 31.De beleggingen van een AICB dienen te stroken met haar doel en haar beleggingsbeleid, zoals uiteengezet in het prospectus en de essentiële beleggersinformatie.

Art. 32.§ 1. Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, dient dit derivaat te voldoen aan de bepalingen van artikel 35, § 1, 8°. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt de verwijzing naar een effect dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een financieel instrument dat voldoet aan de criteria van artikel 36, § 1, en dat een component omvat, die voldoet aan de volgende criteria : 1° op grond van de betrokken component kunnen sommige of alle kasstromen die anders uit hoofde van het als basiscontract fungerende effect vereist zouden zijn, worden gewijzigd volgens een gespecificeerde rentevoet, prijs van een financieel instrument, wisselkoers, koers- of prijsindex, kredietrating, kredietindex of andere variabele, en bijgevolg op eenzelfde wijze variëren als een losstaand derivaat;2° de economische kenmerken en risico's van de component houden geen nauw verband met de economische kenmerken en risico's van het basiscontract;3° de component heeft een significant effect op het risicoprofiel en de prijsvorming van het effect. § 3. Voor de toepassing van § 1, wordt de verwijzing naar een geldmarktinstrument dat een derivaat omvat verstaan als een verwijzing naar een geldmarktinstrument dat voldoet aan één van de criteria van artikel 37, § 1, en aan alle criteria van artikel 37, §§ 2 en 3, en dat een component bevat die voldoet aan de criteria van § 2. § 4. Een effect of een geldmarktinstrument wordt niet geacht een derivaat te omvatten wanneer het een component bevat die onafhankelijk van het effect of het geldmarktinstrument contractueel overdraagbaar is. Een dergelijke component wordt als een afzonderlijk financieel instrument beschouwd.

Art. 33.Een AICB mag geen edele metalen of grondstoffen, noch financiële instrumenten die dergelijke metalen of grondstoffen vertegenwoordigen, verwerven.

Onderafdeling II. - AICB's met een veranderlijk aantal rechten van deelneming die beleggen in financiële instrumenten en liquide middelen

Art. 34.De in artikel 3, 45° van de wet bedoelde feeders zijn enkel onderworpen aan de bepalingen van deze onderafdeling voor zover de bepalingen van Afdeling II hierin voorzien.

Art. 35.§ 1. De beleggingen van een AICB bestaan uitsluitend uit de volgende effecten en liquide financiële activa : 1° effecten en geldmarktinstrumenten die zijn toegelaten tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002;2° effecten en geldmarktinstrumenten die worden verhandeld op een andere secundaire markt van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, mits deze markt gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de AICB;3° effecten en geldmarktinstrumenten die worden verhandeld : a) hetzij op een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de AICB;b) hetzij op een andere secundaire markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, mits deze markt gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is en mits de keuze van deze markt voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de AICB;4° nieuw uitgegeven effecten, onder voorbehoud dat : a) de emissievoorwaarden de verplichting inhouden dat toelating wordt aangevraagd tot de verhandeling op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002, een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG of een andere secundaire markt, die gereglementeerd, regelmatig functionerend, erkend en open is, mits de keuze van deze markten voorkomt in het beheerreglement of de statuten van de AICB;b) de toelating uiterlijk binnen een jaar na de uitgifte wordt verkregen;5° rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging die beantwoorden aan Richtlijn 2009/65/EG, mits deze instellingen voor collectieve belegging, volgens hun beheerreglement of statuten, maximaal 10 % van hun activa mogen beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging;6° rechten van deelneming in AICB's, ongeacht of die al dan niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, mits : a) deze AICB's uitsluitend de collectieve belegging van uit het publiek aangetrokken financieringsmiddelen in effecten of in andere in dit artikel bedoelde liquide financiële activa, met toepassing van het beginsel van risicospreiding, als doel hebben;b) de rechten van deelneming in deze AICB's op verzoek van de houders ten laste van de activa van deze AICB's direct of indirect worden ingekocht of terugbetaald.Met dergelijke inkopen of terugbetalingen wordt ieder handelen van de AICB om te voorkomen dat de waarde van haar rechten van deelneming ter beurze aanzienlijk afwijkt van de intrinsieke waarde, gelijkgesteld; c) deze AICB's zijn toegelaten overeenkomstig wetten waardoor zij worden onderworpen aan toezicht dat, naar het oordeel van de FSMA, gelijkwaardig is aan het toezicht waarin het Gemeenschapsrecht voorziet, en mits de samenwerking tussen de autoriteiten genoegzaam is gewaarborgd;d) het niveau van bescherming van de deelnemers in deze AICB's gelijkwaardig is aan dat van deelnemers in een instelling voor collectieve belegging die beantwoordt aan Richtlijn 2009/65/EG.In het bijzonder zijn de regels inzake scheiding van de activa, opnemen en verstrekken van leningen en verkopen van effecten en geldmarktinstrumenten vanuit een ongedekte positie gelijkwaardig aan de voorschriften van Richtlijn 2009/65/EG; e) over de activiteiten van deze AICB's halfjaarlijks en jaarlijks wordt gerapporteerd, zodat een evaluatie kan worden gemaakt van activa en passiva, inkomsten en bedrijfsvoering tijdens de verslagperiode;f) deze AICB's volgens hun beheerreglement of statuten in totaal maximaal 10 % van hun eigen activa mogen beleggen in rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging;7° deposito's bij kredietinstellingen mits : a) de statutaire zetel van de kredietinstelling in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is;of, b) indien de statutaire zetel van de kredietinstelling niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, deze instelling onderworpen is aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld;8° financiële derivaten, met inbegrip van gelijkwaardige instrumenten die aanleiding geven tot afwikkeling in contanten, die op een onder 1°, 2°, of 3°, bedoelde markt worden verhandeld of OTC-derivaten, mits : a) de onderliggende waarden ervan bestaan uit een of meer van de volgende elementen : (i) de in deze paragraaf opgesomde activa, met inbegrip van de financiële instrumenten die een of meer kenmerken van deze activa bezitten; (ii) rentetarieven; (iii) wisselkoersen of valuta's; (iv) financiële indexen; b) de wederpartijen bij transacties in OTC-derivaten instellingen zijn die aan prudentieel toezicht zijn onderworpen en behoren tot één van de volgende categorieën : (i) kredietinstellingen waarvan de statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is;of, (ii) beursvennootschappen bedoeld in boek II, titel II, van de wet van 6 april 1995; of, (iii) beleggingsondernemingen waarvan de statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is; of, (iv) kredietinstellingen waarvan de statutaire zetel niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, voor zover deze instellingen onderworpen zijn aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld; of, (v) ondernemingen waarvan de statutaire zetel niet in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gelegen is, voor zover deze ondernemingen onderworpen zijn aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA gelijkwaardig zijn aan die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld voor beleggingsondernemingen;c) de OTC-derivaten onderworpen zijn aan een betrouwbare en verifieerbare dagelijkse waardering en te allen tijde tegen hun reële waarde op initiatief van de AICB kunnen worden verkocht, te gelde gemaakt of afgesloten door een compenserende transactie;9° geldmarktinstrumenten, die niet op een markt bedoeld in 1°, 2° of 3°, worden verhandeld, op voorwaarde dat : a) de emissie of de emittent van deze instrumenten zelf aan regelgeving is onderworpen met het oog op de bescherming van beleggers en spaargelden;en b) deze instrumenten (i) worden uitgegeven of gegarandeerd door een centrale, regionale of plaatselijke overheid, de centrale bank van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, de Europese Centrale Bank, de Europese Unie of de Europese Investeringsbank, een staat die geen lidstaat van de Europese Economische Ruimte is of, bij een federale staat, door een van de deelstaten van de federatie, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen;of (ii) worden uitgegeven door ondernemingen waarvan effecten worden verhandeld op een gereglementeerde markt in de zin van artikel 2, 3°, 5° of 6°, van de wet van 2 augustus 2002 of een markt van een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte en die met betrekking tot deze markt gelijkwaardige bepalingen toepast als deze die zijn vastgesteld in Richtlijn 2001/34/EG;of (iii) worden uitgegeven of gegarandeerd door een instelling die aan prudentieel toezicht is onderworpen volgens criteria die door het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld, of door een instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de FSMA ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld; (iv) worden uitgegeven door andere instellingen die behoren tot de categorieën die door de FSMA zijn goedgekeurd, mits voor de beleggingen in die instrumenten een gelijkwaardige bescherming van de belegger geldt als is vastgelegd in (i), (ii) en (iii) en mits de uitgevende instelling een onderneming is waarvan het kapitaal en de reserves ten minste 10 miljoen EUR bedragen en die haar jaarrekeningen presenteert en publiceert overeenkomstig Richtlijn 78/660/EEG, een lichaam is dat binnen een groep ondernemingen waartoe een of meer ter beurze genoteerde ondernemingen behoren, specifiek gericht is op de financiering van de groep, of een lichaam is specifiek gericht op de financiering van effectiseringsinstrumenten waarvoor een bankliquiditeitenlijn bestaat. § 2. Niettemin mag een AICB ten hoogste 10 % van haar activa beleggen in andere effecten en geldmarktinstrumenten dan de in § 1 bedoelde effecten of geldmarktinstrumenten. § 3. Een AICB mag accessoir liquide middelen houden. § 4. Een beleggingsvennootschap mag steeds alle roerende en onroerende goederen verwerven die rechtsreeks noodzakelijk zijn voor haar bedrijfsuitoefening.

Wanneer de beleggingsvennootschap een vastgoed bezit of verwerft, moet het overeenstemmende gedeelte van het kapitaal steeds worden gehouden door haar oprichters of de door hen aangewezen personen.

Art. 36.§ 1. De effecten bedoeld in artikel 35 voldoen aan de volgende criteria : 1° het potentiële verlies dat de AICB als gevolg van het aanhouden van deze effecten kan lijden, is beperkt tot het bedrag dat ervoor is betaald;2° de liquiditeit van de effecten doet geen afbreuk aan het vermogen van de AICB om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling IV in te kopen;3° betrouwbare waarderingen zijn voor deze effecten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 35, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, in de vorm van accurate, betrouwbare en regelmatig bekendgemaakte prijzen die ofwel marktprijzen zijn, ofwel prijzen die beschikbaar worden gesteld door waarderingssystemen die onafhankelijk van de uitgevende instelling zijn;b) in het geval van de in artikel 35, § 2, bedoelde andere effecten, in de vorm van een periodieke waardering die wordt afgeleid uit de gegevens van de uitgevende instelling van het effect of uit vakkundig onderzoek op beleggingsgebied;4° adequate informatie is voor deze instrumenten op de volgende wijze beschikbaar : a) in het geval van de in artikel 35, § 1, 1° tot 4°, bedoelde effecten die zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, door middel van een regelmatige, accurate en uitgebreide informatieverstrekking aan de markt over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;b) in het geval van de in artikel 35, § 2, bedoelde andere effecten, door middel van een regelmatige en accurate informatieverstrekking aan de AICB over het effect of, in voorkomend geval, over de portefeuille van het effect;5° zij zijn verhandelbaar;6° de verwerving ervan strookt met de beleggingsdoelstellingen of het beleggingsbeleid, of met beide, van de AICB;7° met de eraan verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de AICB. Voor de toepassing van de punten 2° en 5° van het eerste lid en tenzij de AICB over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt, worden financiële instrumenten die overeenkomstig artikel 35, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, geacht geen afbreuk te doen aan het vermogen van de AICB om haar rechten van deelneming overeenkomstig Afdeling IV in te kopen en worden zij geacht verhandelbaar te zijn. § 2. De in artikel 35 bedoelde effecten omvatten : 1° rechten van deelneming in AICB's met vast aantal rechten van deelneming, die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan paragraaf 1;b) de uitgevende AICB is onderworpen aan op vennootschappen toepasselijke mechanismen van corporate governance of aan gelijkwaardige mechanismen;c) ingeval een andere entiteit namens de beleggingsvennootschap of trust met vast aantal rechten van deelneming het vermogensbeheer uitoefent, is deze entiteit aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger onderworpen;d) in geval van een beleggingsfonds, wordt dit fonds beheerd door een entiteit die aan nationale regelgeving ter bescherming van de belegger is onderworpen;2° financiële instrumenten die voldoen aan de volgende criteria : a) zij voldoen aan § 1;b) zij worden gedekt door of zijn gekoppeld aan het rendement van andere activa die kunnen verschillen van die welke in artikel 35, § 1, worden bedoeld.

Art. 37.§ 1. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 35 voldoen aan één van de volgende criteria : 1° zij hebben een looptijd bij uitgifte van ten hoogste 397 dagen;2° zij hebben een resterende looptijd van ten hoogste 397 dagen;3° de opbrengst ervan ondergaat regelmatig en ten minste om de 397 dagen een aanpassing die overeenkomt met de geldmarktontwikkelingen;4° het risicoprofiel ervan, met inbegrip van het krediet- en renterisico, stemt overeen met dat van financiële instrumenten die een in onder 1° of 2° bedoelde looptijd hebben of waarvan de opbrengst een onder 3° bedoelde aanpassing ondergaat. § 2. De geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 35 moeten tegen beperkte kosten binnen een voldoende kort tijdsbestek kunnen worden vervreemd, rekening gehouden met de op de AICB rustende verplichting om haar rechten van deelneming op verzoek van een houder in te kopen of terug te betalen. § 3. Voor de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 35 zijn accurate en betrouwbare waarderingssystemen beschikbaar die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij stellen de AICB in staat een intrinsieke waarde te berekenen die overeenstemt met de waarde waartegen het in portefeuille gehouden financiële instrument zou kunnen worden verhandeld tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden;2° zij zijn gebaseerd op marktgegevens of op waarderingsmodellen, met inbegrip van systemen die op de kostprijs, rekening houdend met de verrichte afschrijvingen, zijn gebaseerd. § 4. Aan de in de §§ 2 en 3 vermelde criteria wordt geacht te zijn voldaan in het geval van geldmarktinstrumenten die overeenkomstig artikel 35, § 1, 1° tot 3°, zijn toegelaten tot of worden verhandeld op een gereglementeerde markt, tenzij de AICB over informatie beschikt die tot een andere kwalificatie leidt.

Art. 38.§ 1. De financiële derivaten bedoeld in artikel 35, § 1, 8°, omvatten kredietderivaten die aan de volgende criteria voldoen : 1° zij maken de overdracht mogelijk van het kredietrisico van een onderliggend actief, in de zin van artikel 35, § 1, 8°, a), onafhankelijk van de andere risico's die aan dit actief zijn verbonden;2° zij resulteren niet in de levering of overdracht, met inbegrip in de vorm van contanten, van andere activa dan die welke zijn bedoeld in artikel 35, §§ 1 en 2;3° zij voldoen aan de criteria voor OTC-derivaten vastgesteld in artikel 35, § 1, 8°, b) en c), en in de §§ 2 en 3;4° met de risico's ervan wordt afdoende rekening gehouden bij het risicobeheerproces van de AICB en bij haar interne controlemechanismen ingeval zich de kans voordoet op informatieasymmetrie tussen de AICB en de wederpartij bij het kredietderivaat, als gevolg van de mogelijke toegang van de wederpartij tot niet-openbare informatie over ondernemingen waarvan de activa worden gebruikt als onderliggende waarden door kredietderivaten. § 2. Voor de toepassing van artikel 35, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar een betrouwbare en verifieerbare waardering opgevat als een verwijzing naar een door de AICB verrichte waardering die overeenstemt met de in § 3 bedoelde reële waarde, die niet slechts op de marktnoteringen van de wederpartij is gebaseerd en die voldoet aan de volgende criteria : 1° de grondslag voor de waardering is ofwel een betrouwbare actuele marktwaarde van het instrument ofwel, indien een dergelijke waarde niet beschikbaar is, een prijsbepalingsmodel waarbij van een passende en erkende methode gebruik wordt gemaakt;2° de waardering wordt door een van de volgende parijen geverifieerd : a) een passende derde die onafhankelijk is van de wederpartij van het OTC-derivaat;de verificatie geschiedt met een passende frequentie en op een zodanige wijze dat de AICB deze kan controleren; b) een eenheid binnen de AICB die onafhankelijk is van de met het vermogensbeheer belaste afdeling en die daartoe voldoende is toegerust. § 3. Voor de toepassing van artikel 35, § 1, 8°, c), wordt de verwijzing naar de reële waarde opgevat als een verwijzing naar het bedrag waarvoor een activum kan worden verhandeld, of een verplichting kan worden afgewikkeld, tussen ter zake goed ingelichte, tot een transactie bereid zijnde, onafhankelijke partijen in een transactie onder normale mededingingsvoorwaarden. § 4. De verwijzing in artikel 35, § 1, 8°, naar financiële derivaten wordt opgevat als een uitsluiting van 'van grondstoffen afgeleide instrumenten'.

Art. 39.§ 1. De financiële indexen bedoeld in artikel 35, § 1, 8°, a), voldoen aan de volgende criteria : 1° zij zijn voldoende gediversifieerd, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index is op een zodanige wijze samengesteld, dat prijsbewegingen of handelsactiviteiten die op een component ervan betrekking hebben, geen onevenredige invloed op de ontwikkeling van de gehele index hebben;b) ingeval de index is samengesteld uit in artikel 35, § 1, bedoelde activa, is de samenstelling ervan ten minste gediversifieerd overeenkomstig artikel 46;c) ingeval de index is samengesteld uit andere dan de in artikel 35, § 1, bedoelde activa, is deze gediversifieerd op een wijze die gelijkwaardig is aan die welke bij artikel 46 is bepaald;2° zij zijn voldoende representatief voor de markt waarop zij betrekking hebben, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) de index geeft op relevante en passende wijze de ontwikkeling weer van een representatieve groep onderliggende waarden;b) de index wordt periodiek herzien of herijkt op basis van voor het publiek beschikbare criteria om ervoor te zorgen dat hij een afspiegeling blijft vormen van de markten waarop hij betrekking heeft;c) de onderliggende waarden zijn zodanig liquide, dat de gebruikers indien nodig de index kunnen reconstrueren;3° zij worden op passende wijze bekendgemaakt, in die zin dat aan de volgende criteria is voldaan : a) het proces voor de bekendmaking ervan berust op gedegen procedures voor de verzameling van de prijzen en voor de berekening en vervolgens de publicatie van de indexwaarde en omvat tevens prijsbepalingsprocedures voor componenten waarvoor geen marktprijs beschikbaar is;b) wezenlijke gegevens over aangelegenheden, zoals de methode voor de berekening en herijking van de index, indexwijzigingen en operationele moeilijkheden bij het verstrekken van actuele of nauwkeurige informatie worden tijdig en op ruime schaal verstrekt. § 2. Wanneer de activa die als onderliggende waarden worden gebruikt van de financiële derivaten bedoeld in artikel 35, § 1, 8°, niet als een financiële index kunnen worden gekwalificeerd overeenkomstig § 1, worden deze financiële derivaten beschouwd als zijnde gebaseerd op een combinatie van activa bedoeld in artikel 35, § 1, 8°, a), (i), (ii), of (iii).

Art. 40.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 37, §§ 1 tot 3, voldoen de geldmarktinstrumenten bedoeld in artikel 35, § 1, 9°, aan de volgende criteria : 1° er is passende informatie voor deze instrumenten beschikbaar, met inbegrip van informatie die een passende beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt, rekening gehouden met de §§ 2 tot 4;2° zij zijn vrij overdraagbaar. § 2. Voor de in artikel 35, § 1, 9°, b), (i), bedoelde geldmarktinstrumenten, met uitzondering van die bedoeld in § 3 en die welke door de Europese Centrale Bank of door een centrale bank van een lidstaat worden uitgegeven, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie in : inlichtingen over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de uitgifte van het geldmarktinstrument. § 3. Voor de in artikel 35, § 1, 9°, b), (ii) en (iv), bedoelde geldmarktinstrumenten of voor de geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven door een regionale of plaatselijke overheid van een lidstaat, dan wel door een internationale publiekrechtelijke instelling, maar die niet worden gegarandeerd door een lidstaat of, in geval van een federale staat die een lidstaat is, door een van de deelstaten van de federatie, houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over zowel de uitgifte of het uitgifteprogramma als over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° controle van de onder 1° bedoelde informatie door ter zake gekwalificeerde derden die geen instructies aannemen van de uitgevende instelling;4° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma. § 4. Voor de in artikel 35, § 1, 9°, b), (iii), bedoelde geldmarktinstrumenten houdt de in § 1, 1°, bedoelde passende informatie het volgende in : 1° informatie over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel over de juridische en financiële situatie van de uitgevende instelling vóór de emissie van het geldmarktinstrument;2° actualisering van de onder 1° bedoelde informatie op regelmatige basis en telkens als er zich een significante gebeurtenis voordoet;3° beschikbare en betrouwbare statistieken over de uitgifte of het uitgifteprogramma dan wel van andere gegevens die een adequate beoordeling van de aan een belegging in dergelijke instrumenten verbonden kredietrisico's mogelijk maakt. § 5. Voor de toepassing van artikel 35, § 1, 9°, b), (iii), wordt de verwijzing naar een instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften die naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld opgevat als de verwijzing naar een uitgevende instelling die onderworpen is en voldoet aan prudentiële voorschriften en die tevens voldoet aan één van de volgende criteria : 1° zij is gevestigd in de Europese Economische Ruimte;2° zij is gevestigd in de tot de Groep van Tien behorende OESO-landen;3° zij heeft ten minste een zodanige rating dat zij als investeringswaardig wordt aangemerkt;4° op basis van een diepgaande analyse van de uitgevende instelling kan worden aangetoond, dat de op deze uitgevende instelling toepasselijke prudentiële voorschriften ten minste even stringent zijn als die welke in het Gemeenschapsrecht zijn vastgesteld. § 6. Voor de toepassing van artikel 35, § 1, 9°, b), (iv), wordt de verwijzing naar effectiseringsinstrumenten opgevat als de verwijzing naar voor effectiseringsdoeleinden opgezette constructies in de vorm van een vennootschap of een trust of in een contractuele vorm.

Voor de toepassing van dezelfde bepaling wordt de verwijzing naar bankliquiditeitenlijnen opgevat als een verwijzing naar bankfaciliteiten die worden gewaarborgd door een financiële instelling die zelf aan artikel 35, § 1, 9°, b), (iii), voldoet.

Art. 41.§ 1. Het totale risico (maximum exposure) van een AICB dat betrekking heeft op derivaten is beperkt tot 100 % van de nettowaarde van de activa. Voor de berekening van het totale risico worden de dagwaarde van de onderliggende activa, het tegenpartijrisico, toekomstige marktbewegingen en de voor de liquidatie van de posities beschikbare tijd in aanmerking genomen. § 2. De AICB's berekenen het totale risico op één van de volgende wijzen : 1° het incrementele risico en hefboomeffect die door de AICB worden gegenereerd door van financiële derivaten, met inbegrip van in andere instrumenten besloten derivaten, in overeenstemming met artikel 43, § 2, eerste lid gebruik te maken, waarbij de totale netto-inventariswaarde van de AICB niet mag worden overschreden;2° het marktrisico van hun portefeuille. § 3. De AICB's berekenen het totale risico ten minste dagelijks. § 4. De AICB's berekenen het totale risico door gebruik te maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen (commitment approach), de VaR-benadering (value-at-risk - risicowaarde) of andere geavanceerde methoden voor risicometing, al naargelang het geval. Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder "value-at-risk" het volgende verstaan : een raming van het maximale potentiële verlies dat binnen een bepaalde tijdshorizon met een bepaalde zekerheidsgraad zal worden geleden.

De AICB's zorgen ervoor dat de geselecteerde methode om het totale risico te meten passend is, rekening houdend met hun beleggingsstrategie en de types en complexiteit van de gebruikte financiële derivaten, alsook het gedeelte van hun portefeuille dat financiële derivaten bevat. § 5. Wanneer een AICB, overeenkomstig de artikelen 97, 2°, 98 en 99, technieken en instrumenten, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten (repurchase agreements) of effectenleningstransacties, gebruikt om voor een extra hefboomeffect of een extra blootstelling aan marktrisico te zorgen, moet zij deze transacties in aanmerking nemen wanneer zij het totale risico berekent.

Art. 42.§ 1. Indien de AICB's voor de berekening van het totale risico gebruik maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, passen zij die benadering ook toe op alle posities in financiële derivaten, met inbegrip van de in artikel 43, § 2, eerste lid bedoelde in andere instrumenten besloten derivaten, ongeacht of deze worden gebruikt als onderdeel van het algemene beleggingsbeleid, ter vermindering van het risico, dan wel met het oog op een goed portefeuillebeheer, als bedoeld in de artikelen 97, 2°, 98 en 99. § 2. Indien de AICB's voor de berekening van het totale risico gebruik maken van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, zetten zij elke financiële derivatenpositie om in de marktwaarde van een gelijkwaardige positie in het onderliggende actief van dat derivaat (standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen).

De AICB's kunnen andere berekeningsmethoden toepassen die gelijkwaardig zijn aan de standaardbenadering op basis van de aangegane verplichtingen. § 3. De AICB's kunnen verrekenings- en risicodekkingsregelingen in aanmerking nemen wanneer zij het totale risico berekenen, indien deze regelingen voor de hand liggende en wezenlijke risico's niet negeren en in een duidelijke vermindering van het totale risico resulteren. § 4. Indien het gebruik van financiële derivaten voor de AICB niet in een incrementeel risico resulteert, hoeft het onderliggende risico niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van de verplichtingen. § 5. Indien gebruik wordt gemaakt van de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, hoeven de kortlopende leningen die de AICB is aangegaan voor zover toegestaan bij artikel 93, niet in aanmerking te worden genomen bij de berekening van het totale risico.

Art. 43.§ 1. Een AICB mag, in het kader van haar beleggingsbeleid en binnen de in artikel 45 gestelde begrenzingen, beleggen in financiële derivaten mits het risico met betrekking tot de onderliggende activa in totaal de beleggingsbegrenzingen, gesteld in de artikelen 45, 47 en 48, niet overschrijdt.

Voor een AICB waarvan het beleggingsbeleid is gericht op de verwezenlijking bij vervaldag van een bepaald rendement middels het gebruik van bepaalde technieken of derivaten en waarvan de deelnemers, overeenkomstig artikel 92, genieten van een kapitaalgarantie of kapitaalbescherming, wordt de naleving van de limieten gesteld in het eerste lid en in artikel 92, § 2, enkel nagegaan op het ogenblik van inschrijving, bedoeld bij artikel 197 van de wet.

Indien een AICB belegt in derivaten die gebaseerd zijn op een index die erkend is door de FSMA overeenkomstig artikel 46, moeten die beleggingen niet worden samengeteld voor de toepassing van de bovengrenzen, bepaald in artikel 45. § 2. Wanneer een effect of een geldmarktinstrument een derivaat omvat, wordt dat derivaat in aanmerking genomen voor de naleving van de in dit artikel en de artikelen 41 en 42 gestelde eisen.

Ingeval een financieel instrument, bedoeld in artikel 36, § 2, 2°, een component bevat in de vorm van een derivaat, bedoeld in artikel 32, § 2 of § 3, zijn de voorschriften van de artikelen 208, §§ 2 tot 4 en 319, §§ 2 en 3 van de wet, van dit artikel en van de artikelen 41 en 42 op deze component van toepassing.

Art. 44.§ 1. De posities in OTC-derivaten van de AICB's worden tegen reële waarde gewaardeerd, waarbij die waarderingen niet alleen op marktnoteringen van de tegenpartijen bij de OTC-transacties zijn gebaseerd en voldoen aan de in artikel 38, § 2 vermelde criteria. § 2. Voor de toepassing van § 1 worden door de AICB's regelingen en procedures vastgesteld, geïmplementeerd en in stand gehouden die waarborgen dat hun posities in OTC-derivaten op passende en transparante wijze en tegen reële waarde worden gewaardeerd.

De AICB's zorgen ervoor dat de reële waarde van de OTC-derivaten aan een passende, accurate en onafhankelijke toetsing wordt onderworpen.

De waarderingsregelingen en -procedures zijn passend en evenredig gelet op de aard en complexiteit van de betrokken OTC-derivaten.

De AICB's nemen de in artikel 29 van de wet, vervatte vereisten in acht wanneer de regelingen en procedures voor de waardering van OTC-derivaten gepaard gaan met de uitvoering van bepaalde activiteiten door derden. § 3. Voor de toepassing van §§ 1 en 2 wordt de risicobeheerfunctie met specifieke taken en verantwoordelijkheden belast. § 4. De in § 2 bedoelde waarderingsregelingen en -procedures worden op passende wijze gedocumenteerd.

Art. 45.§ 1. Een AICB belegt maximaal 10 % van haar activa in effecten of geldmarktinstrumenten, die door eenzelfde emittent worden uitgegeven.

Een AICB belegt maximaal 20 % van haar activa in deposito's bij één en dezelfde instelling.

Het tegenpartijrisico van de AICB bij een transactie met derivaten bedraagt maximaal : 1° wanneer de tegenpartij een kredietinstelling is zoals bedoeld in artikel 35, § 1, 7° : 10 % van haar activa;of 2° in de overige gevallen : 5 % van haar activa. De beleggingslimieten omschreven in het derde lid zijn niet toepasselijk indien de derivaten worden genoteerd op een markt, bedoeld bij artikel 35, § 1, 1°, 2°, en 3°, voor zover een verrekeningsinstelling, die kan bogen op een passende honoreringsgarantie, tussenkomt en een dagelijkse marktwaardering van de derivatenposities evenals een dagelijkse vaststelling van de marginverplichtingen plaats vindt. § 2. De totale waarde van de effecten en geldmarktinstrumenten van emittenten waarin de AICB voor meer dan 5 % van haar activa belegt, bedraagt maximaal 40 % van haar activa. Deze begrenzing is niet van toepassing op deposito's en transacties met OTC-derivaten met financiële instellingen die aan prudentieel toezicht onderworpen zijn.

Onverminderd de in § 1 bepaalde individuele begrenzingen, belegt een AICB met betrekking tot één en dezelfde instelling maximaal 20 % van haar activa in een combinatie van : 1° effecten of geldmarktinstrumenten die zijn uitgegeven door die instelling;2° deposito's bij die instelling;3° risico's uit transacties in OTC-derivaten met betrekking tot die instelling. § 3. De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 35 % indien de AICB belegt in effecten of geldmarktinstrumenten, die worden uitgegeven of gegarandeerd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zijn territoriale publiekrechtelijke lichamen, door een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte of een internationale publiekrechtelijke instelling waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen. § 4. De begrenzing, gesteld in § 1, eerste lid, wordt verhoogd tot 25 % indien de AICB belegt in bepaalde obligaties, die worden uitgegeven door een kredietinstelling waarvan de statutaire zetel in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte gevestigd is en die wettelijk is onderworpen aan speciaal overheidstoezicht ter bescherming van obligatiehouders. De uit de uitgifte van die obligaties verkregen bedragen moeten overeenkomstig de wet worden belegd in activa die, gedurende de gehele looptijd van de obligaties, de aan de obligaties verbonden vorderingen kunnen dekken en die, in geval de uitgevende instelling in gebreke blijft, bij voorrang zullen worden gebruikt voor de aflossing van de hoofdsom en de betaling van de lopende rente.

Wanneer een AICB meer dan 5 % van haar activa belegt in de in het eerste lid bedoelde obligaties en die obligaties door één en dezelfde uitgevende instelling zijn uitgegeven, bedraagt de totale waarde van die beleggingen maximaal 80 % van de activa van de AICB. § 5. De effecten en geldmarktinstrumenten, bedoeld in de paragrafen 3 en 4, worden niet in aanmerking genomen voor de toepassing van de begrenzing van 40 %, gesteld in § 2.

De begrenzingen, gesteld in de paragrafen 1, 2, 3 en 4, mogen niet worden gecumuleerd. Bijgevolg bedragen de beleggingen, verricht overeenkomstig de paragrafen 1, 2, 3 en 4, in door één en dezelfde instelling uitgegeven effecten of geldmarktinstrumenten, dan wel in deposito's bij of derivaten van die instelling, in geen geval samen meer dan 35 % van de activa van de AICB. Voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzingen worden ondernemingen die tot één groep worden gerekend voor de opstelling van geconsolideerde jaarrekeningen, overeenkomstig Richtlijn 83/349/EEG of andere erkende internationale financiële verslagleggingsregels, voor de berekening van de in dit artikel gestelde begrenzing als één en dezelfde instelling beschouwd. Niettemin mogen beleggingen in effecten en geldmarktinstrumenten bij één en dezelfde groep worden gecumuleerd tot ten hoogste 20 %. § 6. Wanneer de AICB's het door hen gelopen risico op een tegenpartij bij een OTC-derivaat berekenen met naleving van de in § 1 beschreven begrenzingen, gebruiken zij de positieve marktwaarde (mark-to-market) (in hun voordeel) van de met de betrokken tegenpartij afgesloten overeenkomst betreffende een OTC-derivaat.

De AICB's mogen hun derivatenposities met eenzelfde tegenpartij verrekenen, op voorwaarde dat zij de met die tegenpartij gesloten verrekeningsovereenkomsten (netting) juridisch kunnen afdwingen.

Verrekening is enkel toegestaan met betrekking tot de OTC-derivaten met dezelfde tegenpartij en niet met betrekking tot andere risicoposities die de AICB ten aanzien van deze zelfde tegenpartij kan hebben.

De AICB's kunnen hun tegenpartijrisico beperken door middel van de ontvangst van zekerheden, voor zover voor deze zekerheden de in dit artikel gestelde begrenzingen in acht worden genomen. De ontvangen zekerheden zijn voldoende liquide zodat zij snel kunnen worden verkocht tegen een prijs die hun waardering van vóór de verkoop sterk benadert.

De AICB's nemen de zekerheden in aanmerking bij de berekening van het in § 1 bedoelde tegenpartijrisico wanneer zij zekerheden aan een OTC-tegenpartij doorgeven. Doorgegeven zekerheden mogen enkel op nettobasis in aanmerking worden genomen als de AICB's de met die tegenpartij gesloten verrekeningsovereenkomsten juridisch kunnen afdwingen.

Voor de berekening van de in de paragrafen 1 tot 5 bedoelde begrenzingen voor concentraties van beleggingen in één type uitgevende instelling, gaan de AICB's, overeenkomstig de benadering op basis van de aangegane verplichtingen, uit van het onderliggende risico dat voortvloeit uit het gebruik van financiële derivaten.

Met betrekking tot het risico dat voortvloeit uit transacties in OTC-derivaten, zoals bedoeld in § 2, nemen de AICB's elk aan OTC-derivaten verbonden tegenpartijrisico in aanmerking bij de berekening.

Art. 46.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 50, kan een AICB maximaal 20 % van haar activa beleggen in aandelen en/of obligaties van eenzelfde emittent, wanneer in haar beheerreglement of statuten is bepaald dat haar beleggingsbeleid gericht is op het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie- index, op voorwaarde dat de FSMA deze index heeft goedgekeurd op de volgende gronden : 1° de samenstelling van de index is voldoende gediversifieerd;2° de index is voldoende representatief voor de markt waarop hij betrekking heeft;3° de waarde en de samenstelling van de index wordt op passende wijze bekendgemaakt. § 2. De begrenzing, gesteld in § 1, wordt verhoogd tot maximaal 35 % indien dat door uitzonderlijke marktomstandigheden gerechtvaardigd blijkt, met name op gereglementeerde markten waar bepaalde effecten of geldmarktinstrumenten een sterk overheersende positie innemen. Tot die bovengrens mag slechts worden belegd in de effecten van één uitgevende instelling. § 3. De verwijzing in § 1 naar het volgen van de samenstelling van een bepaalde aandelen- of obligatie-index wordt opgevat als een verwijzing naar het volgen van de samenstelling van de onderliggende activa van de index, onder meer ook met gebruikmaking van derivaten of andere technieken en instrumenten zoals bedoeld in de artikelen 45, § 6, derde lid, 97, 2°, 98 en 99. § 4. De verwijzing in § 1, 1°, naar een index waarvan de samenstelling voldoende gediversifieerd is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die voldoet aan de in § 1, vastgelegde risicospreidingsregels. § 5. De verwijzing in § 1, 2°, naar een index die voldoende representatief is, wordt opgevat als een verwijzing naar een index waarvan de opsteller gebruikmaakt van een erkende methode die in het algemeen niet resulteert in de uitsluiting van een belangrijke uitgevende instelling op de markt waarop de index betrekking heeft. § 6. De verwijzing in § 1, 3°, naar een index die op passende wijze wordt bekendgemaakt, wordt opgevat als een verwijzing naar een index die aan de volgende criteria voldoet : 1° hij is toegankelijk voor het publiek;2° de opsteller van de index is onafhankelijk van de AICB die de index volgt. Het vorige lid, 2°, belet niet, dat opstellers van indexen en de AICB deel uitmaken van dezelfde economische groep, op voorwaarde dat effectieve regelingen zijn getroffen voor het beheer van belangenconflicten.

Art. 47.In afwijking van artikel 45 kan de FSMA aan de AICB's toestaan om, volgens het beginsel van de risicospreiding, tot 100 % van hun activa te beleggen in verschillende uitgiften van effecten en geldmarktinstrumenten die worden uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, haar plaatselijke besturen, een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte of internationale publiekrechtelijke instellingen waarin één of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen.

De FSMA verleent deze toelating slechts wanneer zij van oordeel is dat de deelnemers in deze AICB's ten opzichte van de deelnemers in de AICB's die de begrenzingen van artikel 45 wel naleven, een gelijkwaardige bescherming krijgen.

Deze AICB's houden effecten en geldmarktinstrumenten uit ten minste zes verschillende uitgiften, desgevallend uitgegeven door dezelfde entiteit, zonder dat de effecten en geldmarktinstrumenten die tot een zelfde uitgifte behoren, meer dan 30 % mogen bedragen van het totaalbedrag van de activa.

Art. 48.§ 1. Een AICB mag rechten van deelneming, bedoeld in artikel 35, § 1, 5° en 6°, verwerven, mits maximaal 20 % van haar activa in rechten van deelneming in één en dezelfde instelling voor collectieve belegging wordt belegd. Indien wordt belegd in rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging met verschillende compartimenten, wordt, voor de toepassing van deze paragraaf, elk compartiment beschouwd als een afzonderlijke instelling voor collectieve belegging. § 2. De beleggingen in rechten van deelneming, bedoeld in artikel 35, § 1, 6°, mogen in totaal niet meer bedragen dan 30 % van de activa van de AICB. Indien een AICB rechten van deelneming, bedoeld in artikel 35, § 1, 5° en 6°, heeft verworven, dienen de activa van de desbetreffende instellingen voor collectieve belegging niet te worden gecombineerd met de in artikel 45 vastgestelde bovengrenzen.

Art. 49.§ 1. Voor een AICB waarvan het beleggingsbeleid is gericht op de verwezenlijking bij vervaldag van een bepaald rendement middels het gebruik van bepaalde technieken of derivaten en waarvan de deelnemers, overeenkomstig artikel 92, een kapitaalgarantie of kapitaalbescherming genieten, kunnen de volgende activa onderliggend zijn aan het instrument dat de AICB hanteert om op vervaldag de meerwaarde te verkrijgen : 1° een instelling voor collectieve belegging die in hedge funds belegt en die is toegelaten en onder permanent toezicht staat in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;2° een gediversifieerde korf van rechten van deelneming uitgegeven door hedge funds die zijn toegelaten en onder permanent toezicht staan in een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte; § 2. De in § 1, 2°, bedoelde korf van hedge funds is zodanig samengesteld dat geen enkele hedge fund meer dan 20 % van de totale korf vertegenwoordigt. De naleving van deze limiet wordt nagegaan op het ogenblik van de inschrijving, bedoeld bij artikel 197 van de wet.

Art. 50.§ 1. Een beleggingsvennootschap of een beheervennootschap, voor het geheel van de door haar beheerde en onder het toepassingsgebied van deze afdeling vallende gemeenschappelijke beleggingsfondsen, mag niet zoveel stemrechtverlenende effecten verwerven dat zij daardoor invloed van betekenis kan uitoefenen op het bestuur van een emittent. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van § 1, verwerft een AICB maximaal : 1° 10 % aandelen zonder stemrecht van een zelfde emittent;2° 10 % obligaties van een zelfde emittent;3° 25 % van de rechten van deelneming in één zelfde instelling voor collectieve belegging bedoeld in artikel 35, § 1, 5° of 6° ;4° 10 % van geldmarktinstrumenten van één zelfde uitgevende instelling. De begrenzingen, bedoeld in het eerste lid, 2°, 3° en 4°, behoeven niet in acht te worden genomen, indien het brutobedrag van de obligaties of de geldmarktinstrumenten of het nettobedrag van de uitgegeven effecten op het tijdstip van verwerving niet kan worden berekend. § 3. De bepalingen van § 2 zijn niet van toepassing met betrekking tot : 1° door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte of zijn plaatselijke besturen uitgegeven of gewaarborgde effecten en geldmarktinstrumenten;2° door een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, uitgegeven of gewaarborgde effecten en geldmarktinstrumenten;3° effecten en geldmarktinstrumenten uitgegeven door internationale publiekrechtelijke instellingen waarin een of meer lidstaten van de Europese Economische Ruimte deelnemen; § 4. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing met betrekking tot : 1° aandelen die een AICB houdt in het kapitaal van een vennootschap uit een staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, voor zover deze vennootschap haar activa in hoofdzaak belegt in effecten van emittenten uit die staat, wanneer een dergelijke deelneming, krachtens de wetgeving van die staat, voor de AICB de enige mogelijkheid is om in effecten van emittenten van die staat te beleggen.Deze afwijking is echter slechts van toepassing indien de vennootschap van de staat die geen lidstaat is van de Europese Economische Ruimte, voor haar beleggingsbeleid de begrenzingen, gesteld in de artikelen 45 en 48 en de paragrafen 1 en 2 van dit artikel, in acht neemt. Bij overschrijding van de begrenzingen, gesteld in de artikelen 45 en 48, zijn de artikelen 51 en 52 mutatis mutandis van toepassing; 2° aandelen die één of meerdere beleggingsvennootschappen houden in het kapitaal van dochterondernemingen, die uitsluitend te haren of te hunnen behoeve enkel bepaalde beheers-, advies- of verhandelingswerkzaamheden verrichten in het land waar de dochteronderneming is gevestigd, met het oog op de inkoop van rechten van deelneming op verzoek van houders.

Art. 51.§ 1. Ongeacht de voorschriften van deze afdeling mag de AICB steeds de inschrijvingsrechten uitoefenen die verbonden zijn aan de effecten en geldmarktinstrumenten die zij houdt.

De uitoefening van deze rechten mag evenwel niet tot gevolg hebben dat de in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen langer dan twaalf maanden worden overschreden. § 2. De in voorgaande artikelen bedoelde begrenzingen worden berekend volgens dezelfde methode als gebruikt voor de berekening van de inventariswaarde. § 3. De FSMA kan aan een nieuw opgerichte AICB toestaan van de artikelen 45, 46, 47 en 48 af te wijken gedurende een periode van zes maanden na de datum waarop zij is ingeschreven, voor zover de AICB de beginselen inzake risicospreiding naleeft.

Art. 52.Indien de in de artikelen 45, 46, 47 en 48 bedoelde begrenzingen buiten de wil van de AICB of ten gevolge van de uitoefening van inschrijvingsrechten worden overschreden, moet de AICB bij voorrang de toestand regulariseren in het belang van de deelnemers. Afdeling II. - Master-feederconstructies

Onderafdeling I. - Beleggingsbeleid en goedkeuring

Art. 53.Een feeder belegt ten minste 85 % van haar activa in rechten van deelneming in een master naar Belgisch recht die heeft geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen, bedoeld bij artikel 183, eerste lid, 1°, van de wet of die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG.

Art. 54.§ 1. Een feeder mag maximaal 15 % van haar activa aanhouden in een of meer van de volgende bestanddelen : 1° accessoire liquide middelen overeenkomstig artikel 35, § 3;2° financiële derivaten die alleen voor hedgingdoeleinden mogen worden gebruikt, overeenkomstig de artikelen 35, § 1, 8°, 41 tot 44, 97, 2°, 98 en 99;of 3° roerende en onroerende goederen die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de uitoefening van haar werkzaamheid, indien de feeder een beleggingsvennootschap is.Wanneer de feeder een vastgoed bezit of verwerft, moet het overeenstemmende gedeelte van het kapitaal steeds worden gehouden door haar oprichters of de door hen aangewezen personen.

Met het oog op de naleving van de artikelen 41 tot 44, berekent de feeder haar totale risico in financiële derivaten alleen door haar eigen directe risico als bedoeld in het eerste lid, 2°, te combineren met hetzij : 1° het reële risico in financiële derivaten van de master naar rata van de belegging van de feeder in de master;of 2° het potentiële totale maximumrisico in financiële derivaten dat de master volgens haar beheerreglement of statuten naar rata van de belegging van de feeder in de master mag aangaan. De artikelen 38, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 50, 51 en 52 zijn van toepassing op de beleggingen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 50, § 1, is van toepassing op de beleggingen van de feeder in haar master. § 2. De feeder belegt niet in rechten van deelneming in de master totdat de overeenkomsten als bedoeld in de artikelen 220, § 1 en 356, § 1, van de wet van kracht zijn geworden.

Art. 55.§ 1. De belegging van een feeder in een bepaalde master, die de grens overschrijdt die in artikel 48, § 1 is vastgesteld voor investeringen in andere instellingen voor collectieve belegging, moet vooraf door de FSMA worden goedgekeurd. § 2. De feeder wordt binnen vijftien werkdagen na de indiening van een volledig dossier ervan in kennis gesteld of de FSMA de belegging van de feeder in de master al dan niet heeft goedgekeurd. § 3. De FSMA verleent goedkeuring indien de feeder, haar bewaarder en haar commissaris en de master aan de wet en dit besluit voldoen.

Daartoe dient de feeder bij de FSMA de volgende documenten in : 1° het beheerreglement of de statuten van de feeder en de master;2° het prospectus en de essentiële beleggersinformatie van de feeder en de master;3° de in artikel 56, § 1 bedoelde overeenkomst tussen de feeder en de master of de interne bedrijfsvoeringsregels;4° indien van toepassing, de aan de deelnemers te verstrekken informatie als bedoeld in artikel 76, § 1;5° indien de master en de feeder verschillende bewaarders hebben : de in artikel 220, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen hun bewaarders;6° indien de master en de feeder verschillende commissarissen hebben : de in artikel 356, § 1 van de wet bedoelde overeenkomst tot uitwisseling van informatie tussen hun commissarissen. Onderafdeling II. - Overeenkomst tussen feeder en master en interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap van AICB's

Art. 56.§ 1. De feeder belegt niet in rechten van deelneming in de master boven de krachtens artikel 48, § 1 geldende limieten, totdat de in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels in werking zijn getreden.

Deze overeenkomst of interne bedrijfsvoeringsregels zijn op verzoek kosteloos beschikbaar voor alle deelnemers. § 2. De master en de feeder nemen passende maatregelen om het tijdstip van de berekening en de publicatie van hun netto-inventariswaarde te coördineren om market timing in hun fondsen te vermijden, wat arbitrage-opportuniteiten belemmert.

A. Overeenkomst tussen master en feeder

Art. 57.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van toegang tot de informatie in het volgende : 1° de wijze en het tijdstip waarop de master de feeder een exemplaar van haar beheerreglement of statuten, het prospectus en essentiële beleggersinformatie of alle wijzigingen ervan verstrekt;2° de wijze en het tijdstip waarop de master de feeder informeert over een delegatie van beleggingsbeheer- en risicobeheertaken aan derden in overeenstemming met de artikelen 29, 32, 209 en 320 van de wet of met de artikelen 42 en 202 van de wet van 3 augustus 2012;3° in voorkomend geval, de wijze en het tijdstip waarop de master aan de feeder interne operationele documenten, zoals documenten betreffende het risicobeheerproces en nalevingsverslagen, verstrekt;4° van welke details over inbreuken door de master op het recht, het beheerreglement of de statuten en de overeenkomst tussen de master en de feeder de master de feeder in kennis zal stellen en de wijze van en het tijdschema voor de kennisgeving;5° als de feeder financiële derivaten voor hedgingdoeleinden gebruikt, de wijze en het tijdstip waarop de master aan de feeder informatie zal verstrekken over haar werkelijke risico in financiële derivaten teneinde de feeder in staat te stellen haar eigen totale risico te berekenen als bedoeld in artikel 54 § 1, tweede lid, 1° ;6° een verklaring dat de master de feeder informeert over alle andere met derden gesloten regelingen inzake informatie-uitwisseling en, in voorkomend geval, op welke wijze en op welk tijdstip de master deze andere regelingen inzake informatie-uitwisseling voor de feeder beschikbaar stelt.

Art. 58.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder in het volgende : 1° welke categorieën van rechten van deelneming in de master voor belegging door de feeder beschikbaar zijn;2° de door de feeder te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master;3° in voorkomend geval, de voorwaarden waarop een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder aan de master mag plaatsvinden.

Art. 59.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor verhandeling ten minste in het volgende : 1° coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de netto-inventariswaarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;2° coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder waaronder, in voorkomend geval, de rol van transferagenten of alle andere derden;3° in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging op een secundaire markt noteren of verhandeld worden;4° voor zover nodig, andere passende maatregelen om de naleving van de eisen van artikel 56, § 2 te verzekeren;5° voor zover de rechten van deelneming in de feeder en de master in een andere valuta luiden, de grondslag voor omrekening van handelsorders;6° afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop van of inschrijving op en inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder de master een inkoop- of terugbetalingsverzoek door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder mag afwikkelen, met name in de gevallen als bedoeld in artikel 242, § 1 en § 2 van de wet;7° procedures om te waarborgen dat verzoeken om inlichtingen en klachten van deelnemers op passende wijze worden afgehandeld;8° voor zover de master aan haar beheerreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring inzake de desbetreffende voorwaarden.

Art. 60.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen ten minste in het volgende : 1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van de tijdelijke schorsing en de hervatting van de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging van die instelling voor collectieve belegging;2° regelingen voor kennisgeving en oplossing van fouten bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming in de master.

Art. 61.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van standaardregelingen voor het verslag van de commissaris ten minste in het volgende : 1° voor zover de feeder en de master hetzelfde boekjaar aanhouden, de coördinatie van de opstelling van hun periodieke verslagen;2° als de feeder en de master een ander boekjaar aanhouden, regelingen op grond waarvan de feeder van de master alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de commissaris van de master bij machte is op de afsluitingsdatum van de feeder een ad-hocverslag op te stellen in overeenstemming met artikel 356, § 2 van de wet.

Art. 62.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet ten aanzien van wijzigingen van doorlopende regelingen in het volgende : 1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master van voorgestelde en van kracht zijnde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten, prospectus en essentiële beleggersinformatie, indien deze details verschillen van de standaardregelingen voor kennisgeving aan deelnemers in het beheerreglement, de statuten of het prospectus van de master;2° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door de master van een geplande of voorgestelde vereffening, fusie of splitsing;3° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging dat zij ophoudt of zal ophouden aan de voorwaarden te voldoen om als feeder respectievelijk master te kwalificeren;4° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van haar voornemen om haar beheervennootschap, haar bewaarder, haar commissaris of enige derde die gemandateerd is om taken in verband met beleggingsbeheer of risicobeheer uit te voeren te vervangen;5° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving van andere wijzigingen van doorlopende regelingen waartoe de master zich verbindt.

Art. 63.De in artikel 241 van de wet bedoelde overeenkomst tussen de master en de feeder voorziet erin dat het Belgisch recht op de overeenkomst van toepassing is en dat beide partijen met de exclusieve jurisdictie van de Belgische rechtbanken instemmen.

B. Interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap van AICB's

Art. 64.De in artikel 241 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap omvatten passende maatregelen om eventuele belangenconflicten tussen de feeder en de master, of tussen de feeder en andere deelnemers van de master te beperken in zoverre daarin niet voldoende is voorzien door de maatregelen die door de beheervennootschap worden toegepast om te voldoen aan de eisen van de artikelen 37, § 1, d) en 44 van de wet en van de artikelen 30 tot 37 van Verordening 231/2010.

Art. 65.De in artikel 241 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van de grondslag voor de belegging in en vervreemding van rechten van deelneming door de feeder ten minste in het volgende : 1° welke categorieën van rechten van deelneming in de master voor belegging door de feeder beschikbaar zijn;2° de door de feeder te dragen lasten en uitgaven, en details over alle kortingen op of teruggaven van lasten of uitgaven door de master;3° in voorkomend geval, de voorwaarden waarop een eerste of volgende overdracht van activa in natura van de feeder aan de master mag plaatsvinden.

Art. 66.De in artikel 241 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van standaardregelingen voor verhandeling ten minste in het volgende : 1° coördinatie van de frequentie van en het tijdschema voor de berekening van de netto-inventariswaarde en de publicatie van de prijzen van de rechten van deelneming;2° coördinatie van de doorgifte van handelsorders door de feeder waaronder, in voorkomend geval, de rol van transferagenten of alle andere derden;3° in voorkomend geval, alle regelingen die nodig zijn om rekening te houden met het feit dat een van beide of beide instellingen voor collectieve belegging op een secundaire markt noteren of verhandeld worden;4° voor zover nodig, passende maatregelen om de naleving van de eisen van artikel 56, § 2 te verzekeren;5° voor zover de rechten van deelneming in de feeder en de master in een andere valuta luiden, de grondslag voor omrekening van handelsorders;6° afwikkelingscycli en betalingsdetails voor aankoop van of inschrijving op en inkoop of terugbetaling van rechten van deelneming in de master waaronder, voor zover tussen de partijen overeengekomen, de voorwaarden waaronder de master een inkoop- of terugbetalingsverzoek door middel van een overdracht van activa in natura aan de feeder mag afwikkelen, met name in de gevallen bedoeld in artikel 242, §§ 1 en 2 van de wet;7° voor zover de master aan haar beheerreglement of statuten en prospectus bepaalde rechten of bevoegdheden met betrekking tot deelnemers ontleent en besluit de uitoefening van die rechten en bevoegdheden met betrekking tot de feeder geheel of gedeeltelijk te beperken of op te geven, een verklaring inzake de desbetreffende voorwaarden.

Art. 67.De in artikel 241 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van op regelingen voor verhandeling van invloed zijnde gebeurtenissen ten minste in het volgende : 1° de wijze van en het tijdschema voor kennisgeving door een van beide instellingen voor collectieve belegging van de tijdelijke schorsing en de hervatting van de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging van de instelling voor collectieve belegging;2° regelingen voor kennisgeving en oplossing van fouten bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming in de master.

Art. 68.De in artikel 241 van de wet bedoelde interne bedrijfsvoeringsregels van de beheervennootschap voorzien ten aanzien van standaardregelingen voor het verslag van de commissaris ten minste in het volgende : 1° voor zover de feeder en de master hetzelfde boekjaar aanhouden, de coördinatie van de opstelling van hun periodieke verslagen;2° voor zover de feeder en de master een ander boekjaar aanhouden, regelingen op grond waarvan de feeder van de master alle informatie verkrijgt die nodig is om haar periodieke verslagen tijdig te kunnen opstellen en wordt gewaarborgd dat de commissaris van de master bij machte is op de afsluitingsdatum van de feeder een ad-hocverslag op te stellen in overeenstemming met artikel 356, § 2 van de wet. Onderafdeling III. - Procedure bij vereffening, fusie of splitsing van de master of bij uittreding van de laatste feeder

Art. 69.§ 1. De feeder verstrekt uiterlijk twee maanden na de datum waarop de master deze over het bindende besluit tot vereffening heeft geïnformeerd de volgende gegevens aan de FSMA : 1° voor zover de feeder voornemens is in overeenstemming met artikel 242, § 1, 1° van de wet ten minste 85 % van haar activa in rechten van deelneming in een andere master te beleggen : a) haar aanvraag tot goedkeuring van die belegging;b) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;c) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 225 van de wet;d) de andere volgens artikel 55, § 3 vereiste documenten;2° voor zover de feeder voornemens is zich tot een niet-feeder om te vormen in overeenstemming met artikel 242, § 1, 2° van de wet : a) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;b) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 225 van de wet;3° voor zover de feeder voornemens is tot vereffening over te gaan, een kennisgeving van dat voornemen. § 2. In afwijking van § 1 moet de feeder, als de master de feeder meer dan vijf maanden voor de datum waarop de vereffening zal aanvangen over haar bindend besluit om tot vereffening over te gaan, heeft geïnformeerd, bij haar bevoegde autoriteiten uiterlijk drie maanden voor die datum haar aanvraag of kennisgeving indienen in overeenstemming met § 1, 1°, 2° of 3°. § 3. De feeder informeert haar deelnemers zonder onbehoorlijk uitstel over haar voornemen tot vereffening over te gaan.

Art. 70.§ 1. De feeder wordt binnen 15 werkdagen na de indiening van alle onder artikel 69, § 1, 1° of 2° bedoelde documenten geïnformeerd of de FSMA de vereiste goedkeuringen heeft verleend. § 2. Bij ontvangst van de goedkeuring van de FSMA ingevolge § 1 informeert de feeder de master daarover. § 3. De feeder neemt zo spoedig mogelijk nadat de FSMA de nodige goedkeuringen overeenkomstig artikel 69, § 1, 1° heeft verleend de nodige maatregelen om aan de eisen van artikel 76 te voldoen. § 4. Voor zover de betaling van de vereffeningsopbrengsten van de master zal plaatsvinden vóór de datum waarop de feeder in een andere master zal gaan beleggen ingevolge artikel 69, § 1, 1°, of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen ingevolge artikel 69, § 1, 2°, verleent de FSMA goedkeuring op de volgende voorwaarden : 1° de feeder : a) ontvangt de opbrengsten van de vereffening in contanten, of b) ontvangt sommige of alle opbrengsten in de vorm van een overdracht van activa in natura voor zover de feeder dit wenst en voor zover de overeenkomst tussen de feeder en de master of de interne bedrijfsvoeringsregels en het bindende vereffeningsbesluit daarin voorzien;2° vóór de datum waarop de feeder in een andere master zal gaan beleggen of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen, mogen contanten die in overeenstemming met deze paragraaf worden aangehouden of ontvangen alleen met het oog op een efficiënt contantenbeheer worden herbelegd. Voor zover het eerste lid, 1°, b) van toepassing is, mag de feeder te allen tijde een deel van de in natura overgedragen activa verzilveren.

Art. 71.§ 1. De feeder dient uiterlijk één maand na de datum waarop de feeder de informatie over de geplande fusie of splitsing heeft ontvangen in overeenstemming met artikel 242, § 2 van de wet de volgende gegevens in bij de FSMA : 1° voor zover de feeder voornemens is een feeder van dezelfde master te blijven : a) haar aanvraag tot goedkeuring daarvan;b) in voorkomend geval, haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;c) in voorkomend geval, de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 225 van de wet;2° voor zover de feeder voornemens is een feeder te worden van een andere master die uit de voorgestelde fusie of splitsing van de master voortkomt of voor zover de feeder voornemens is ten minste 85 % van haar activa te beleggen in rechten van deelneming in een andere master die niet uit de fusie of splitsing voortkomt : a) haar aanvraag tot goedkeuring van die belegging;b) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;c) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 225 van de wet;d) de andere volgens artikel 55, § 3 vereiste documenten;3° voor zover de feeder voornemens is zich tot een niet-feeder om te vormen in overeenstemming met artikel 242, § 2, 3° van de wet : a) haar aanvraag tot goedkeuring van de voorgestelde wijzigingen van haar beheerreglement of statuten;b) de wijzigingen van haar prospectus en haar essentiële beleggersinformatie in overeenstemming met artikel 225 van de wet;4° voor zover de feeder voornemens is tot vereffening over te gaan, een kennisgeving van dat voornemen. § 2. Voor de toepassing van § 1, 1° en 2° moet met het volgende rekening worden gehouden : 1° de uitdrukking "een feeder van dezelfde master te blijven" verwijst naar de gevallen waarin : a) de master de verkrijgende instelling voor collectieve belegging is bij een voorgestelde fusie;b) de master bij een voorgestelde splitsing als een van de resulterende instellingen voor collectieve belegging materieel ongewijzigd zal blijven bestaan;2° de uitdrukking "een feeder te worden van een andere master die uit de voorgestelde fusie of splitsing van de master voortkomt" verwijst naar de gevallen waarin : a) de master de op te slorpen instelling voor collectieve belegging is en de feeder door de fusie een deelnemer van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging wordt;b) de feeder een deelnemer wordt van een uit een splitsing voortkomende instelling voor collectieve belegging die materieel van de master verschilt. § 3. In afwijking van § 1 moet de feeder, in gevallen waarin de master de in artikel 126 bedoelde informatie of vergelijkbare informatie meer dan vier maanden vóór de voorgestelde ingangsdatum aan de feeder heeft verstrekt, uiterlijk drie maanden vóór de voor de fusie of splitsing van de master voorgestelde ingangsdatum bij de FSMA haar aanvraag of kennisgeving indienen in overeenstemming met § 1, 1°, 2°, 3° of 4°. § 4. De feeder informeert haar deelnemers en de master zonder onbehoorlijk uitstel over haar voornemen om tot vereffening over te gaan.

Art. 72.§ 1. De feeder wordt binnen 15 werkdagen na de indiening van alle onder artikel 71, § 1, 1°, 2° of 3° bedoelde documenten geïnformeerd of de FSMA de vereiste goedkeuringen heeft verleend. § 2. Bij ontvangst van de informatie dat de FSMA goedkeuring heeft verleend overeenkomstig § 1 informeert de feeder de master daarover. § 3. Nadat de feeder is geïnformeerd dat de FSMA de nodige goedkeuringen ingevolge artikel 71, § 1, 2° heeft verleend, neemt de feeder de nodige maatregelen om zonder onbehoorlijk uitstel aan de eisen van artikel 76 te voldoen. § 4. In de gevallen als bedoeld onder artikel 71, § 1, 2° en 3° oefent de feeder, als de FSMA op de werkdag voorafgaand aan de laatste dag waarop de feeder de inkoop en terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master vóór ingang van de fusie of splitsing kan vragen de volgens artikel 71, § 1 vereiste goedkeuring niet heeft verleend, het recht uit in overeenstemming met artikel 131 om de inkoop en terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master te vragen.

De feeder oefent dit recht eveneens uit om ervoor te zorgen dat geen afbreuk wordt gedaan aan het recht van haar eigen deelnemers om overeenkomstig artikel 76, § 1, eerste lid, 4° de inkoop of terugbetaling van hun rechten van deelneming in de feeder te vragen.

Alvorens het in het eerste lid bedoelde recht uit te oefenen, onderzoekt de feeder de beschikbare alternatieve oplossingen die kunnen helpen de transactiekosten of andere negatieve effecten voor haar eigen deelnemers te vermijden of te verminderen. § 5. Als de feeder inkoop of terugbetaling van haar rechten van deelneming in de master vraagt, ontvangt zij : 1° de inkoop- of terugbetalingsopbrengsten in contanten, of 2° een deel van of alle inkoop- of terugbetalingsopbrengsten als een overdracht in natura voor zover de feeder dit wenst en voor zover de overeenkomst tussen de feeder en de master daarin voorziet. In omstandigheden waar het eerste lid, 2° van toepassing is, mag de feeder te allen tijde een deel van de in natura overgedragen activa verzilveren. § 6. De FSMA verleent goedkeuring mits alle contanten die in overeenstemming met § 5 worden aangehouden of ontvangen vóór de datum waarop de feeder in de nieuwe master of in overeenstemming met haar nieuwe beleggingsdoelstellingen en beleggingsbeleid zal gaan beleggen slechts met het oog op een efficiënt contantenbeheer mogen worden herbelegd.

Onderafdeling IV. - Verplichtingen en bevoegde autoriteiten

Art. 73.De feeder of, indien van toepassing, de beheervennootschap van de feeder, is verantwoordelijk voor het aan haar bewaarder doorgeven van alle informatie over de master die nodig is voor het volledig uitvoeren van de taken van de bewaarder van de feeder.

Art. 74.Naast het bepaalde in de artikelen 225 en 252, § 2 van de wet, zendt de feeder het prospectus, de essentiële beleggersinformatie en alle wijzigingen daarin, alsmede de jaar- en halfjaarlijkse verslagen van de master toe aan de FSMA.

Art. 75.De feeder verstrekt beleggers, op verzoek en kosteloos, een papieren afschrift van het prospectus en de jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen van de master.

Art. 76.§ 1. Een feeder die reeds werkzaamheden als AICB uitoefent, met inbegrip van werkzaamheden als feeder van een andere master, verstrekt aan haar deelnemers de volgende informatie : 1° een verklaring dat de FSMA de belegging van de feeder in rechten van deelneming in de master heeft goedgekeurd;2° de essentiële beleggersinformatie over de feeder en de master;3° vanaf welke datum de feeder belegt in de master, of wanneer de feeder al heeft belegd in de master, de datum waarop de belegging de in artikel 48, § 1 genoemde limiet zal overschrijden, en 4° een verklaring dat de deelnemers het recht hebben om binnen dertig dagen te eisen dat hun rechten van deelneming zonder andere kosten dan die bedoeld in artikel 82, § 3, 1° worden ingekocht of terugbetaald; dit recht gaat in zodra de feeder de in deze paragraaf bedoelde informatie heeft verstrekt.

Deze informatie wordt ten minste dertig dagen vóór de datum, die bedoeld wordt in het eerste lid, 3°, verstrekt op dezelfde wijze als voorgeschreven in artikel 129. § 2. De feeder belegt niet vóór het verstrijken van de in § 1, tweede lid, genoemde periode van dertig dagen, boven de krachtens artikel 48, § 1 toepasselijke limiet in de rechten van deelneming in de desbetreffende master.

Art. 77.§ 1. De feeder controleert de werkzaamheden van de master op doeltreffende wijze. Bij de nakoming van deze verplichting kan de feeder vertrouwen op de informatie en documenten die van de master of, indien van toepassing, van haar beheervennootschap, bewaarder en commissaris worden ontvangen, tenzij er reden is om te twijfelen aan de juistheid ervan. § 2. Wanneer de feeder, haar beheervennootschap of een persoon die namens ofwel de feeder ofwel de beheervennootschap van de feeder optreedt, in verband met een belegging in de rechten van deelneming in de master een distributieprovisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming ontvangt, wordt de provisie, commissie of geldelijke tegemoetkoming in de activa van de feeder gestort.

Art. 78.§ 1. De master stelt de FSMA onmiddellijk in kennis van de identiteit van elke feeder die in haar rechten van deelneming belegt. § 2. De master zorgt ervoor dat alle uit hoofde van de toepasselijke wettelijke bepalingen, het beheerreglement of de statuten vereiste informatie tijdig beschikbaar is voor de feeder of, indien van toepassing, haar beheervennootschap en voor de bevoegde autoriteiten, de bewaarder en de commissaris van de feeder.

Art. 79.De FSMA stelt de feeder onmiddellijk in kennis van besluiten, maatregelen, geconstateerde schendingen van de bepalingen van toepassing op master-feederconstructies en alle ingevolge artikel 357, § 1, 5°, van de wet gemelde informatie die betrekking heeft op de master of, indien van toepassing, haar beheervennootschap, bewaarder of commissaris. Afdeling III. - Verplichtingen en verbodsbepalingen

Onderafdeling I. - Provisies en kosten

Art. 80.§ 1. Onverminderd de toepassing van artikel 24 van Verordening 231/2013 en van artikel 83, vermeldt en raamt het prospectus alle provisies en kosten die aan de AICB worden aangerekend. In het prospectus wordt inzonderheid gepreciseerd volgens welk tarief en op welke wijze het beheer van de beleggingsportefeuille en de administratie van de AICB, de verhandeling van haar rechten van deelneming en de bewaarneming van haar activa worden vergoed.

Het prospectus vermeldt eveneens alle provisies en kosten die aan de deelnemers worden aangerekend, inzonderheid bij uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging. In het prospectus wordt het tarief gepreciseerd van die kosten en provisies en in welke mate hierover, eventueel, door de belegger onderhandeld kan worden. § 2. De pensioenspaarfondsen mogen de tarieven, bedoeld in het eerste lid van de eerste paragraaf niet als een maximum uitdrukken. § 3. Elke wijziging van de provisies en kosten bedoeld in § 1 en in artikel 82 in het nadeel van de AICB of van de deelnemers moet vooraf worden aangekondigd, hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is goedgekeurd door de FSMA. De wijziging bedoeld in voorgaand lid mag pas ingaan na afloop van een termijn van minstens één maand die aanvangt bij de bovenvermelde aankondiging. Deze termijn wordt verlengd tot minstens twee maanden indien bij uittreding een bedrag, waarvan sprake in artikel 82, § 3, 1° of 2°, ten laste van de deelnemer wordt gelegd. Indien de wijziging leidt tot een verhoging van de provisies en kosten waarvan sprake in § 1, eerste lid, wordt aan de deelnemers de mogelijkheid geboden om zonder kosten, behoudens eventuele taksen, uit te treden tijdens de in het tweede lid bedoelde termijn. De bedragen tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa worden tijdens deze termijn noch gedragen door de AICB, noch door de deelnemers. Het prospectus vermeldt wie deze bedragen ten laste neemt. § 4. Een AICB kan een prestatievergoeding toekennen aan de persoon, aan wie zij de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, a), van de wet, toevertrouwt, voor zover deze vergoeding bijkomstig is aan de basisvergoeding voor het beheer van de beleggingsportefeuille van de AICB.

Art. 81.§ 1. Indien een AICB belegt in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 35, § 1, 5° of 6°, en indien de onderliggende instellingen voor collectieve belegging hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door dezelfde vennootschap, brengt deze vennootschap geen provisies of kosten in rekening voor inschrijving, compartimentswijziging of uittreding met betrekking tot beleggingen in deze rechten van deelneming. Hetzelfde verbod geldt in hoofde van een andere onderneming die de onderliggende instellingen voor collectieve belegging beheert, indien deze onderneming, via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming, verbonden is met de vennootschap, bedoeld in het eerste lid.

Hetzelfde verbod geldt in hoofde van een master met betrekking tot beleggingen in haar rechten van deelneming door een feeder. § 2. Indien een AICB belegt in rechten van deelneming in instellingen voor collectieve belegging, bedoeld bij artikel 35, § 1, 5° of 6°, en indien de onderliggende instellingen voor collectieve belegging hetzij rechtstreeks hetzij op grond van een lastgevingsovereenkomst of aannemingsovereenkomst worden beheerd door dezelfde vennootschap, mag deze vennootschap enkel provisies en kosten in rekening brengen voor het beheer van het overeenkomstige deel van de portefeuille voor het hoogste van de hierna volgende bedragen : 1° het verschil tussen de provisies en kosten van de onderliggende instelling voor collectieve belegging enerzijds en de provisies en kosten van de AICB anderzijds;2° het gedeelte van de provisies en kosten van de AICB dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa. Dezelfde beperking geldt in hoofde van een andere onderneming die de onderliggende instellingen voor collectieve belegging beheert, indien deze onderneming, via gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke zeggenschapsuitoefening of door een aanmerkelijke rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming, verbonden is met de vennootschap, bedoeld in het eerste lid.

Het prospectus preciseert het gedeelte van de provisies en kosten van de AICB dat strekt tot vergoeding van de toewijzing van de activa.

Art. 82.§ 1. De inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming, die overeenstemt met hun netto-inventariswaarde, mag slechts worden verhoogd met : 1° een bedrag, ten gunste van de AICB, tot dekking van de kosten voor de verwerving van de activa;2° een verhandelingprovisie voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;3° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen. § 2. Een compartimentswijziging geschiedt op basis van de netto-inventariswaarde van de betrokken rechten van deelneming.

Hierbij mag slechts in rekening worden gebracht : 1° een bedrag ten gunste van de AICB, tot dekking van de kosten voor de verwerving en realisatie van de activa;2° een verhandelingprovisie voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;3° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;4° een bedrag tot ontmoediging van een compartimentswijziging die volgt binnen de periode van een maand na intreding, ingehouden ten voordele van de AICB.Indien het beheerreglement of de statuten een toelating in deze zin bevatten, mag het bestuursorgaan van de AICB beslissen dit bedrag niet in te houden of de bedoelde periode van een maand te wijzigen, mits het bestuursorgaan in het eerst volgende jaarverslag zijn beslissing motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten. § 3. Van de uittredingsprijs die overeenstemt met de netto-inventariswaarde van het recht van deelneming, mag enkel worden afgetrokken : 1° een bedrag tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa ten gunste van de AICB;2° een bedrag tot dekking van de administratieve kosten voor de ondernemingen die voor de verhandeling van de rechten van deelneming zorgen;3° een bedrag tot ontmoediging van een uittreding die volgt binnen de periode van een maand na intreding, ingehouden ten voordele van de AICB.Indien het beheerreglement of de statuten een toelating in deze zin bevatten, mag het bestuursorgaan van de AICB beslissen dit bedrag niet in te houden of de bedoelde periode van een maand te wijzigen, mits het bestuursorgaan in het eerst volgende jaarverslag zijn beslissing motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten.

Art. 83.§ 1. Het prospectus vermeldt het bestaan van de in artikel 24 van Verordening 231/2013 bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen, verduidelijkt wie de begunstigde is van deze en op welke wijze mogelijke belangenconflicten naar aanleiding van de ontvangst van dergelijke vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen worden vermeden of beheerst. § 2. De beheerder houdt voor de door hem beheerde AICB's de gegevens over de ontvangst van de in artikel 24, § 1, b) van Verordening 231/2013 bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen ter beschikking van de FSMA. § 3. Het jaarverslag van de AICB vermeldt : 1° de begunstigden van de in artikel 24, § 1, b) van Verordening 231/2013 bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen;2° welke in artikel 24, § 1, b) van Verordening 231/2013 bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen de begunstigden hebben ontvangen, in voorkomend geval ingedeeld volgens hun aard;3° voor zover de in artikel 24, § 1, b) van Verordening 231/2013 bedoelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen materieel zijn, rekening houdend met het globaal vermogen dat door de begunstigde wordt beheerd, de waarde van voormelde vergoedingen, provisies of niet-geldelijke voordelen die werden ontvangen en de verhouding tussen deze waarde en het globale vermogen beheerd door de begunstigde, en/of het totaal van de betaalde provisies en kosten voor portefeuilletransacties voor het globale vermogen beheerd door de begunstigde.

Art. 84.Het prospectus vermeldt of de personen aan wie de AICB beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, a), b) en c), van de wet, heeft toevertrouwd, hun vergoeding betaald door de AICB, kunnen delen met deelnemers van de AICB, inzonderheid in functie van de omvang van hun belegging.

Onderafdeling II. - Gedragsregels

Art. 85.De bepalingen van deze onderafdeling gelden enkel voor beleggingsvennootschappen die geen gebruik maken van de mogelijkheid voorzien in artikel 10, § 2 van de wet.

Art. 86.De beleggingsvennootschappen zorgen ervoor dat de deelnemers overeenkomstig het beginsel van gelijkheid tussen de deelnemers worden behandeld.

De beleggingsvennootschappen plaatsen de belangen van een groep van deelnemers niet boven de belangen van een andere groep van deelnemers.

Art. 87.§ 1. De in artikel 26 van Verordening 231/2013 bedoelde kennisgeving bevat, naargelang het geval en naast de in § 3 van dat artikel bedoelde informatie, de volgende informatie : 1° de aard van het order (inschrijving of inkoop);2° het betrokken aantal rechten van deelneming;3° de eenheidsprijs waartegen op de rechten van deelneming werd ingeschreven of waartegen deze werden terugbetaald;4° de referentievalutadatum;5° het totaalbedrag van de gefactureerde provisies en kosten en, indien de belegger daarom verzoekt, een uitsplitsing daarvan per post. § 2. Bij orders die periodiek voor een deelnemer worden uitgevoerd, nemen de beleggingsvennootschappen de in artikel 26 van Verordening 231/2013 vermelde maatregelen, of verstrekken zij deze deelnemer ten minste om de zes maanden de in § 1 vermelde informatie over de betrokken transacties.

Onderafdeling III. - Voorkoming van belangenconflicten

Art. 88.Ingeval de uitoefening van de stemrechten verbonden aan de effecten in de portefeuille van de AICB, rechtstreeks of onrechtstreeks een belangenconflict kan doen ontstaan of heeft doen ontstaan in hoofde van de beheervennootschap of de personen die de beheertaken voor AICB's bedoeld bij artikel 3, 41°, a), van de wet waarnemen, wordt in het jaarverslag verantwoord hoe de AICB het stemrecht heeft uitgeoefend of waarom zij het stemrecht niet heeft uitgeoefend.

Art. 89.§ 1. Volgende personen mogen niet rechtstreeks noch onrechtstreeks optreden als tegenpartij in buiten-beursverrichtingen met betrekking tot effecten voor rekening van de AICB : 1° de beheervennootschap of de personen die de beheertaken voor AICB's bedoeld bij artikel 3, 41°, a) b) en c), van de wet waarnemen;2° de bewaarder;3° de bestuurders, de personen die zijn belast met het dagelijkse bestuur en de zaakvoerders, directeuren of lasthebbers van de beleggingsvennootschap, van de beheervennootschap, van de personen die de beheertaken voor AICB's bedoeld bij artikel 3, 41°, a) en b), van de wet waarnemen of van de bewaarder. Voor de toepassing van deze bepaling worden verrichtingen die plaatsvinden buiten een markt, zoals bedoeld in artikel 35, § 1, 1°, 2° of 3°, als buiten-beursverrichtingen beschouwd. § 2. De AICB mag niettemin inschrijven op effecten waarvan het openbaar aanbod wordt verwezenlijkt door de in § 1, eerste lid, bedoelde personen.

Art. 90.De toegelaten verrichtingen, waarbij de in artikel 89, § 1, eerste lid, bedoelde personen als tegenpartij optreden, evenals de verrichtingen bedoeld bij artikel 89, § 2, worden in het jaarverslag besproken.

Art. 91.Wanneer de in artikel 89, § 1, eerste lid, bedoelde personen optreden als tegenpartij bij toegelaten verrichtingen voor rekening van de AICB, dan mogen de voorwaarden van deze verrichtingen niet afwijken van de marktvoorwaarden.

Onderafdeling IV. - Andere verbodsbepalingen en verplichtingen

Art. 92.§ 1. Een AICB mag de term "gewaarborgd kapitaal" of een gelijkaardige term enkel gebruiken mits aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming in de AICB gedurende de initiële inschrijvingsperiode is integraal, onherroepelijk en onvoorwaardelijk gewaarborgd op vervaldag;2° de waarborg wordt verleend door een derde die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en wordt geformaliseerd in een juridische bindend contract tussen de AICB en deze derde;3° de waarborg geldt voor alle deelnemers. De identiteit en kredietwaardigheid van diegene die de waarborg verleent, evenals de nadere regels en de uitoefeningsvoorwaarden van de waarborg worden in het prospectus van de AICB beschreven. § 2. Een AICB mag de term "kapitaalbescherming" of "beschermd kapitaal" of een gelijkaardige term enkel gebruiken mits aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° voor de inschrijvingsprijs van de rechten van deelneming in de AICB gedurende de initiële inschrijvingsperiode geldt een volledige bescherming op vervaldag;2° om de bescherming te verlenen is een beleggingsstrategie vastgelegd waarbij belegd wordt in a) deposito's, en/of b) schuldinstrumenten die zijn uitgegeven door een onderneming die onder prudentieel toezicht staat en gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, en/of c) schuldinstrumenten die zijn uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zonder dat de schuldinstrumenten uitgegeven door eenzelfde lidstaat meer dan 20% van de activa van de AICB vertegenwoordigen, of waarbij een analoge structuur geldt met een identiek tegenpartijrisico;3° de bescherming geldt voor alle deelnemers. In afwijking van het eerste lid, 2° mag de AICB meer dan 20 % van haar activa beleggen in schuldinstrumenten bedoeld in het eerste lid, 2°, c), voor zover zij kan aantonen dat haar beleggingsstrategie een bescherming biedt aan haar deelnemers die gelijkwaardig is aan de bescherming waarvan de deelnemers in de AICB's die deze begrenzing wel naleven, genieten, waarbij bijvoorbeeld in de mogelijkheid wordt voorzien om haar portefeuille na de lancering aan te passen.

In het prospectus wordt melding gemaakt van het bestaan en de modaliteiten van het financiële mechanisme dat erop gericht is de kapitaalbescherming te verlenen, alsook van het feit dat er geen formele waarborg is verleend aan de deelnemers of aan de AICB.

Art. 93.§ 1. Een AICB mag geen ontleningen aangaan. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag een AICB : 1° ontleningen in deviezen aangaan, waaraan leningen voor een zelfde waarde en met een zelfde looptijd zijn gekoppeld met als enig doel deviezen te kopen, mits ingevolge deze verrichtingen haar netto-schuldpositie ongewijzigd blijft of zal blijven;2° ontleningen aangaan tot 10 % van haar nettoactiva, voor zover het gaat om kortlopende ontleningen.

Art. 94.Alvorens te beleggen in OTC-derivaten, deelt de AICB een specifiek activiteitenprogramma mee aan de FSMA. Uit dit programma moet blijken dat de AICB over de vereiste bevoegdheden en over een passende organisatie beschikt, afgestemd op de specifieke aard van dergelijke financiële instrumenten, in het bijzonder op hun waardering en op de opvolging van hun inherente risico's.

Art. 95.§ 1. Een AICB mag niet verkopen vanuit een ongedekte positie met betrekking tot effecten, geldmarktinstrumenten of andere in artikel 35, § 1, bedoelde instrumenten. § 2. Voor de toepassing van voorgaande paragraaf verstaat men onder ongedekte verkopen : het rechtstreeks of onrechtstreeks verkopen van instrumenten zonder deze instrumenten in de portefeuille van de AICB te houden, waardoor de AICB het risico loopt om instrumenten te moeten verwerven aan een hogere prijs dan de leveringsprijs of om niet in staat te zijn de onderliggende instrumenten te kunnen leveren voor vereffening op vervaldag. § 3. Wanneer een financieel derivaat, automatisch of naar keuze van de tegenpartij, voorziet in de materiële levering van de onderliggende activa bij vervaldag of uitoefeningsdatum, en voor zover de materiële levering gewone praktijk voor de betrokken activa vormt, dient de AICB de onderliggende activa in portefeuille te houden.

In geval de risico's inherent aan de onderliggende activa van het betrokken financieel derivaat passend worden weergegeven door andere liquide activa en voor zover de onderliggende activa van het betrokken financieel derivaat zeer liquide zijn, kan de AICB deze andere liquide activa houden als dekking, voor zover deze laatste activa op elk ogenblik kunnen worden gebruikt voor de verwerving van de te leveren onderliggende activa en voor zover het bijkomend marktrisico inherent aan dit type van verrichting passend wordt gemeten.

Wanneer een financieel derivaat, automatisch of naar keuze van de AICB, in contanten wordt afgewikkeld, moet de AICB de onderliggende activa niet als dekking houden. In voorkomend geval houdt de AICB als dekking : contanten, liquide schuldinstrumenten met passende waarborgen en andere zeer liquide activa onder passende waarborgen, voor zover deze laatste activa door de FSMA zijn aanvaard rekening houdend met hun correlatie met de onderliggende activa.

Voor de toepassing van deze paragraaf worden dekkingsinstrumenten als liquide beschouwd indien ze in een tijdspanne van minder dan 7 bankwerkdagen in contanten kunnen worden omgezet tegen een prijs die de actuele waardering van het instrument nauw benadert. Het bedrag in contanten moet ter beschikking zijn van de AICB op de vervaldag of de uitoefeningdatum van het financieel derivaat. § 4. De noodzakelijke dekking wordt berekend volgens de benadering op basis van de aangegane verplichtingen (commitment approach), bedoeld bij artikel 41, § 4.

Art. 96.Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van de artikelen 35 en 45 mag een AICB geen kredieten verstrekken noch zich garant stellen ten voordele van derden.

Niettemin kan een AICB steeds niet volgestorte effecten, geldmarktinstrumenten of andere instrumenten, bedoeld in artikel 35, § 1, 5°, 6°, 8° en 9°, verwerven.

Art. 97.Het is elke AICB verboden : 1° deel te nemen aan een vereniging voor vaste opneming of waarborg of aan enig andere financiële vereniging;2° financiële instrumenten uit te lenen, tenzij onder de voorwaarden vastgesteld bij koninklijk besluit.De mogelijkheid tot uitlening van financiële instrumenten moet desgevallend worden vermeld in het beheerreglement of de statuten en in het prospectus; 3° financiële instrumenten te verwerven van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging die failliet werd verklaard, een gerechtelijke reorganisatie of uitstel van betaling heeft verkregen of ten aanzien waarvan in het buitenland een gelijkaardige maatregel is getroffen;4° financiële instrumenten te verwerven van privaatrechtelijke vennootschappen of verenigingen die niet ten minste twee jaarrekeningen hebben openbaar gemaakt.Dit verbod geldt echter niet : a) voor de financiële instrumenten als bedoeld in artikel 35, § 1, 1° ;b) voor financiële instrumenten die de inbreng vertegenwoordigen van het totaal actief en passief van een privaatrechtelijke vennootschap of vereniging in vereffening die ten minste twee jaarrekeningen heeft openbaar gemaakt;c) voor financiële instrumenten die werden verworven na uitoefening van de inschrijvings- of conversierechten die verbonden zijn aan effecten in de AICB.

Art. 98.Een AICB kan cessie-retrocessieovereenkomsten (repurchase agreements) sluiten met de bedoeling tijdelijk liquide middelen op te nemen of tijdelijk liquide middelen te beleggen.

Art. 99.Onverminderd de toepassing van de artikelen 45, § 6, derde lid, 94, 97, 2°, en 98, mag een AICB technieken en instrumenten gebruiken die betrekking hebben op effecten of geldmarktinstrumenten met het oog op een goed portefeuillebeheer, wanneer deze technieken en instrumenten aan de volgende criteria voldoen : 1° zij zijn economisch gepast in die zin dat zij kostendoelmatig zijn;2° zij worden gehanteerd met het oog op de verwezenlijking van een of meer van de volgende specifieke doelstellingen : a) de vermindering van de risico's;b) de terugbrenging van de kosten;c) het genereren van extra kapitaal of inkomsten voor de AICB, waarbij het daaraan verbonden risico samenhangt met het risicoprofiel van de AICB en de in artikelen 45, 46, 47 en 48 neergelegde risicospreidingsregels;3° met de aan deze technieken en instrumenten verbonden risico's wordt afdoende rekening gehouden in het kader van het risicobeheerproces van de AICB.

Art. 100.§ 1. Een AICB mag niet inschrijven op het kapitaal van een beheervennootschap.

Een AICB mag niet optreden als oprichter van een vennootschap. § 2. Op verzoek van een belegger verstrekt de beheer- of beleggingsvennootschap aanvullende gegevens betreffende de kwantitatieve begrenzingen die van toepassing zijn in het risicobeheer van de AICB, de daartoe gekozen methodes en de recente ontwikkeling van de risico's en rendementen van de voornaamste categorieën instrumenten.

Onderafdeling V. - Ontbinding, vereffening en fusie en andere herstructureringen van AICB's en van compartimenten

Art. 101.De verwijzingen in de artikelen 148 tot 188 naar het Wetboek van Vennootschappen hebben naar analogie betrekking op gemeenschappelijke beleggingsfondsen en op compartimenten van AICB's.

A. Ontbinding en vereffening van AICB's en van hun compartimenten

Art. 102.§ 1. Het beheerreglement of de statuten van een AICB bepalen dat de beslissingen tot ontbinding van de AICB of van een van hun compartimenten worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.

In geval de beslissing tot ontbinding een compartiment van een AICB betreft, bepalen haar statuten of het beheerreglement dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is om tot ontbinding van het compartiment te beslissen.

Het beheerreglement of de statuten van een AICB kunnen, desgevallend per compartiment, de modaliteiten van vereffening bepalen evenals één of meerdere vereffenaars aanduiden. § 2. In afwijking van paragraaf 1 kunnen het beheerreglement of de statuten van een AICB voorzien in de ontbinding van rechtswege van de AICB of een compartiment op de in het beheerreglement of de statuten bepaalde vervaldag.

In dit geval vermelden het beheerreglement of de statuten de vereffeningswijze, de benoeming van één of meerdere vereffenaars en de wijze van afsluiting van de vereffening van de AICB of van het compartiment. Indien de vereffening en de afsluiting van de vereffening betrekking hebben op een compartiment, bepalen de statuten of het beheerreglement van de betrokken AICB op welke wijze de statutenwijziging of de wijziging van het beheerreglement die hier desgevallend uit voortvloeit, zal worden doorgevoerd.

Art. 103.Het prospectus herneemt op wie de verbintenis rust tot tussenkomst ten voordele van de deelnemers in de gevallen bedoeld in de artikelen 106, 110 en 111.

Art. 104.§ 1. Wanneer het bestuursorgaan zich voorneemt om, overeenkomstig artikel 102, § 1, eerste lid, het besluit tot ontbinding van de AICB of een compartiment aan de bevoegde algemene vergadering van deelnemers voor te leggen, dient het bestuursorgaan hiervan voorafgaandelijk kennis te geven aan de FSMA. Bij deze kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat alle nodige elementen bevat teneinde de voorgenomen ontbinding en, in voorkomend geval, de voorgenomen vereffening te kunnen beoordelen.

Dit dossier omvat inzonderheid, van zodra de betrokken stukken beschikbaar zijn, het verslag van het bestuursorgaan waarin het voorstel tot ontbinding wordt toegelicht, de staat van activa en passiva van de betrokken AICB of van het betrokken compartiment, het controleverslag van de commissaris over deze staat van activa en passiva, het ontwerp van de oproeping bedoeld in artikel 105, het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 107, en, in voorkomend geval, het ontwerp van statutenwijziging.

Te gepasten tijde wordt het dossier aangevuld met alle andere verslagen en stukken die ten behoeve van de deelnemers door het bestuursorgaan of de commissaris in de loop van de ontbinding- en vereffeningprocedure worden opgesteld. § 2. In geval het beheerreglement of de statuten van een AICB overeenkomstig artikel 102, § 2, voorzien in de ontbinding van rechtswege van de AICB of van een compartiment, maakt het bestuursorgaan aan de FSMA een dossier over dat alle nodige elementen bevat teneinde de voorgenomen vereffening te kunnen beoordelen.

Dit dossier omvat inzonderheid, van zodra de betrokken stukken beschikbaar zijn, het verslag van het bestuursorgaan inzake de vereffening, de staat van activa en passiva van de betrokken AICB of van het betrokken compartiment, het controleverslag van de commissaris over de staat van activa en passiva en de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming, en het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 107.

Te gepasten tijde wordt het dossier aangevuld met alle andere verslagen en stukken die ten behoeve van de deelnemers door het bestuursorgaan of de commissaris in de loop van de ontbinding- en vereffeningprocedure worden opgesteld.

Art. 105.In het in artikel 104, § 1, bedoelde geval bevat de oproeping tot de algemene vergadering van de AICB of van een compartiment, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen en de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, volgende gegevens : 1° een bondige rechtvaardiging van het voorstel tot ontbinding, eventueel met verwijzing naar het verslag van het bestuursorgaan opgesteld overeenkomstig artikel 181, § 1, eerste lid, van het Wetboek van Vennootschappen;2° een vermelding van de verplichting tot schorsing van de bepaling van de netto-inventariswaarde evenals van de uitvoering van aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging;3° vermelding van de in artikel 111, § 1, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze inschrijving op rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten en de modaliteiten ervan of van de in artikel 111, § 2, bedoelde begeleidingsmaatregelen. De FSMA kan, gelet op de omstandigheden, bijkomende publicatiemodaliteiten voor het oproepingsbericht opleggen.

Art. 106.Onverminderd specifieke voorschriften ten aanzien van gedwongen vereffening, mag het besluit tot ontbinding van een master pas in werking treden ten vroegste drie maanden nadat de master al haar deelnemers en de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de feeder in kennis heeft gesteld van het bindende besluit tot ontbinding.

Een master moet, in het in het eerste lid bedoelde geval en vóór de publicatie van de oproeping tot de bevoegde algemene vergadering die wordt samengeroepen om te beslissen over haar ontbinding, de kosten provisioneren van de ontbinding, evenals de kosten die niet worden uitgedrukt als een percentage van de netto-inventariswaarde en die zij moet dragen tot de voorziene datum van de afsluiting van de vereffening. De kosten die deze provisionering te boven gaan, worden gedragen door de in het prospectus aangeduide personen.

Art. 107.Van zodra de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming is vastgesteld, wordt een persbericht gepubliceerd, dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° naar gelang het geval, hetzij vermelding van de beslissing van de bevoegde algemene vergadering tot ontbinding van de AICB of van het compartiment hetzij vermelding van de vervaldag en de ontbinding van rechtswege van de AICB of van het compartiment;2° de vereffeningwaarde van de betrokken rechten van deelneming met aanduiding van de berekeningsdatum;3° in geval het beleggingsbeleid van de betrokken AICB of van het betrokken compartiment gericht was op de verwezenlijking bij vervaldag van een bepaald rendement middels het gebruik van bepaalde technieken of derivaten, het actuariële rendement, uitgedrukt op jaarbasis, met verwijzingen naar het beleggingsdoel van de AICB of het compartiment;4° de instellingen die instaan voor de uitbetaling van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming;5° de periode waarin de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming wordt uitbetaald;6° in voorkomend geval, vermelding van de in artikel 111, § 1, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze inschrijving op rechten van deelneming in andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten en de modaliteiten ervan of van de in artikel 111, § 2, bedoelde begeleidingsmaatregelen;7° vermelding dat de staat van activa en passiva, evenals de verslagen van het bestuursorgaan en het controleverslag van de commissaris zoals bedoeld bij artikel 104, beschikbaar zijn bij de onderneming bedoeld in artikel 248, § 2, van de wet;8° de aankondiging van de procedure die zal worden gevolgd voor de sluiting van de vereffening en dat, indien de definitief vastgestelde vereffeningwaarde zou verschillen van het bedrag bedoeld sub 2°, de modaliteiten van de uitbetaling van het verschil in een bijkomend persbericht zullen worden bekend gemaakt. Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel, dat door de FSMA is aanvaard.

Art. 108.Onverminderd de bepalingen van Boek IV, Titel IX van het Wetboek van Vennootschappen stelt de commissaris voorafgaandelijk een controleverslag op inzake elke uitbetaling aan de deelnemers die plaats vindt in het kader van de vereffening van een AICB of van een compartiment.

Art. 109.De onderneming bedoeld in artikel 248, § 2 van de wet staat gedurende minstens 6 maanden in voor de uitbetaling aan de deelnemers van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming in een AICB of een compartiment.

Art. 110.§ 1. Indien in de loop van de 12 maanden hetzij vóór de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de AICB of van een compartiment, bedoeld in artikel 105, hetzij, voor een AICB of een compartiment met een vaste vervaldag, vóór de vervaldag, inkopen van rechten van deelneming hebben plaatsgevonden die gezamenlijk meer dan 30 % van het totaal van de uitstaande rechten van deelneming in de betrokken AICB of het betrokken compartiment vertegenwoordigen, dragen de hiertoe in het prospectus aangeduide personen voor eenzelfde percentage als waarvoor inkopen hebben plaatsgevonden bij tot de juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de ontbinding, de vereffening en de afsluiting van de vereffening van de betrokken AICB of het betrokken compartiment. Deze kosten worden verminderd met de kosten waartoe desgevallend wordt bijgedragen op basis van het tweede lid.

Indien de in het eerste lid bedoelde drempel van 30 % wordt overschreden, dragen bovendien de personen die globaal meer dan 5 % van het totaal van de uitstaande rechten van deelneming hebben laten inkopen tijdens de periode van 12 maanden zoals bedoeld in het eerste lid, bij aan de in het eerste lid bedoelde kosten indien de AICB een procedure heeft ingesteld om gedurende 12 maanden de identiteit bij te houden van deze deelnemers. Deze personen dragen bij alsof zij nog deelnemers waren. § 2. Voor de vaststelling of inkopen de drempel van 30 % bedoeld in § 1, eerste lid overschrijden, wordt het totaal aantal rechten van deelneming waarvoor inkopen hebben plaatsgevonden, vergeleken met het totaal aantal uitstaande rechten van deelneming op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de AICB of van een compartiment, bedoeld in artikel 105, hetzij, voor een AICB of een compartiment met een vaste vervaldag, op de vervaldag.

Voor de vaststelling of inkopen de drempel van 5 % bedoeld in § 1, tweede lid overschrijden, wordt het aantal rechten van deelneming die een persoon heeft laten inkopen verminderd met het aantal rechten van deelneming waarvoor deze persoon heeft ingetekend gedurende dezelfde periode. Dit aantal wordt vergeleken met het totaal aantal uitstaande rechten van deelneming op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de algemene vergadering van de AICB of van een compartiment, bedoeld in artikel 105, hetzij, voor een AICB of een compartiment met een vaste vervaldag, op de vervaldag.

Indien binnen de betrokken AICB of het betrokken compartiment verschillende types of klassen van rechten van deelneming bestaan, wordt voor de toepassing van deze paragraaf het percentage van inkopen berekend binnen elk type of elke klasse van rechten van deelneming.

Vervolgens worden deze percentages gewogen op basis van het nettovermogen van het type of de klasse van rechten van deelneming ten opzichte van het nettovermogen van de AICB of het compartiment. § 3. De regeling bepaald in de voorgaande paragrafen moet niet worden nageleefd indien wordt aangetoond dat, sinds de start van de verhandeling van de rechten van deelneming in een AICB of van een compartiment met een vaste vervaldag, een jaarlijkse voorziening werd aangelegd tot volledige dekking van de vereffeningskosten van deze AICB of dit compartiment.

Art. 111.§ 1. In het in artikel 104, § 1, bedoelde geval moet aan de betrokken deelnemers gedurende minimaal een maand, te rekenen vanaf de inbetalingstelling van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming, de mogelijkheid worden geboden om zonder kosten, behoudens eventuele taksen, in te schrijven op rechten van deelneming in één of meerdere andere instellingen voor collectieve belegging of compartimenten die, bij voorkeur, een gelijkaardige beleggingspolitiek hebben als de ontbonden AICB of het ontbonden compartiment. De instellingen voor collectieve belegging of compartimenten waarop deze inschrijvingsmogelijkheid betrekking heeft, zijn ingeschreven op de lijst bedoeld in artikel 200 of 260 van de wet of op de lijst bedoeld in artikel 33 of 149 van de wet van 3 augustus 2012.

Deze inschrijvingsmogelijkheid moet aan elke deelnemer worden geboden ten bedrage van de globale vereffeningwaarde van zijn rechten van deelneming, desgevallend verhoogd met een bedrag opdat geen onderaandelen van rechten van deelneming aan de deelnemers zouden toekomen.

De in het prospectus vermelde personen dragen de eventueel verschuldigde provisies en kosten, bedoeld in artikel 82, § 1, naar aanleiding van dergelijke inschrijving. § 2. De FSMA kan, ter vervanging van de in de eerste paragraaf vermelde mogelijkheid, gelijkwaardige begeleidingsmaatregelen aanvaarden.

Art. 112.De invereffeningstelling van een AICB of een compartiment leidt, naar gelang het geval, tot de schrapping van de inschrijving van de betrokken AICB of van het betrokken compartiment.

B. Fusie en andere herstructureringen van instellingen voor collectieve belegging en van compartimenten

Art. 113.Voor de toepassing van dit onderdeel B van deze onderafdeling worden compartimenten beschouwd als instellingen voor collectieve belegging.

Art. 114.De artikelen 113 tot 137 hebben betrekking op de betrokkenheid van de AICB's bedoeld in artikel 3 bij fusies of andere herstructureringen waarbij enkel openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming naar Belgisch recht betrokken zijn.

Art. 115.De fusie of andere herstructurering wordt niet toegelaten indien deze tot gevolg zou hebben dat een deelnemer van een instelling voor collectieve belegging die voldoet aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, deelnemer zou worden van een AICB.

Art. 116.In afwijking van artikel 672 van het Wetboek van vennootschappen kan, onder de in het tweede lid vermelde voorwaarden, worden overgegaan tot de fusie van één enkel compartiment van een Belgische instelling voor collectieve belegging of één enkel Belgisch gemeenschappelijk beleggingsfonds met een nieuw compartiment van een Belgische instelling voor collectieve belegging.

Onverminderd de toepassing van artikel 115, is de in het eerste lid bedoelde verrichting slechts mogelijk onder de volgende voorwaarden : 1° het gehele vermogen van het op te slorpen compartiment of gemeenschappelijk beleggingsfonds gaat als gevolg van de verrichting over op een nieuw compartiment van een andere instelling voor collectieve belegging;2° elke deelnemer van het op te slorpen compartiment of gemeenschappelijk beleggingsfonds heeft, voor elk recht van deelneming ingevolge de verrichting recht op één recht van deelneming van hetzelfde type en van een gelijkaardige klasse van rechten van deelneming in het verkrijgende compartiment.

Art. 117.Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging bepalen dat de beslissingen tot fusie, splitsing, met fusie of splitsing gelijkgestelde verrichtingen en tot inbreng of overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak worden genomen door de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.

In geval de beslissingen bedoeld in het voorgaande lid een compartiment betreffen, bepalen het beheerreglement of de statuten dat de algemene vergadering van deelnemers van het betrokken compartiment bevoegd is voor deze beslissingen.

Het beheerreglement of de statuten van een instelling voor collectieve belegging kunnen geen strengere bepalingen voorzien voor de meerderheid vereist in de artikelen 699, § 1, 2°, (a), 712, § 1, 2°, (a), 722, § 1, 2°, (a), 736, § 1, 2°, (a), 751, § 1, 2°, (a) en 761, § 3, van het Wetboek van vennootschappen.

Art. 118.Het prospectus herneemt op wie de verbintenis rust tot tussenkomst ten voordele van de deelnemers in de gevallen bedoeld in de artikelen 131 en 132.

Art. 119.§ 1. Wanneer het bestuursorgaan van een op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging zich voorneemt om, overeenkomstig artikel 117, het besluit tot herstructurering aan de bevoegde algemene vergadering van deelnemers voor te leggen, dient het bestuursorgaan hiervan kennis te geven aan de FSMA met het oog op haar voorafgaandelijke goedkeuring.

Bij deze kennisgeving wordt een dossier gevoegd dat de volgende informatie bevat : 1° het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht, naar behoren goedgekeurd door de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging;2° een verklaring van elk van de bewaarders van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging waarin wordt bevestigd dat zij hebben nagegaan of de gegevens bedoeld in artikel 120, § 1, tweede lid, 1°, 6° en 7° in overeenstemming zijn met de wet en dit besluit en met het beheerreglement of de statuten van hun instelling voor collectieve belegging;3° de informatie over de voorgestelde herstructurering die de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging aan hun respectieve deelnemers willen verstrekken. § 2. Samen met het dossier bedoeld in § 1, worden de volgende stukken betreffende de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging voorgelegd aan de FSMA : 1° het ontwerp van de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken;2° in voorkomend geval, het ontwerp van persbericht bedoeld in artikel 135 § 1;3° in voorkomend geval, een bijgewerkte versie van het beheerreglement of de statuten, het prospectus en de essentiële beleggersinformatie. Bovendien worden te gepasten tijde alle andere verslagen en stukken die in de loop van de herstructureringsprocedure worden opgesteld ten behoeve van de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging overgemaakt aan de FSMA.

Art. 120.§ 1. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging stellen een gemeenschappelijk fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht op.

In afwijking van de artikelen 693, tweede lid, 706, tweede lid, 719, tweede lid, 728, tweede lid, 743, tweede lid, en 760, § 2, van het Wetboek van vennootschappen bevat het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht de volgende informatie, indien van toepassing : 1° het soort herstructurering en de betrokken instellingen voor collectieve belegging;2° de achtergrond en redenen van de voorgenomen herstructurering;3° de verwachte gevolgen van de voorgenomen herstructurering voor de deelnemers van al de bij deze herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging;hieronder kan de informatie worden opgenomen over de datum vanaf wanneer de uitgereikte rechten van deelneming in de verkrijgende instelling voor collectieve belegging recht geven te delen in de winst, alsmede elke bijzondere regeling betreffende dit recht; 4° de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en de passiva of van de algemeenheid of bedrijfstak op de in artikel 133 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of de vergoeding;5° de berekeningsmethode voor de ruilverhouding of de vergoeding;6° de beoogde ingangsdatum van de herstructurering;hieronder kan de informatie worden opgenomen over de datum vanaf welke de handelingen van de op te slorpen, te splitsen of inbrengende instelling(en) voor collectieve belegging boekhoudkundig geacht worden te zijn verricht voor rekening van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging; 7° de regels die van toepassing zijn bij overdracht van activa, respectievelijk omruiling van rechten van deelneming;8° het beheerreglement of de statuten van de nieuw op te richten verkrijgende instelling voor collectieve belegging;9° in geval van een splitsing, de nauwkeurige beschrijving en verdeling van de aan elke verkrijgende of nieuwe instelling voor collectieve belegging over te dragen delen van de activa en passiva van het vermogen;10° in geval van een splitsing, de verdeling onder de deelnemers van de te splitsen instelling voor collectieve belegging van de rechten van deelneming in de verkrijgende of nieuwe instellingen voor collectieve belegging alsmede het criterium waarop deze verdeling is gebaseerd. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging kunnen besluiten om verdere informatie op te nemen in het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht.

Op basis van de gegevens, gekend op het ogenblik van het neerleggen van het fusievoorstel of splitsingsvoorstel, moet de toepassing van de in het tweede lid, 5°, vermelde berekeningsmethode voor de ruilverhouding ertoe leiden dat elke deelnemer van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging minstens één recht van deelneming ontvangt van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging. De FSMA kan gelijkwaardige maatregelen aanvaarden. § 2. Bij herstructurering zijn de artikelen 444, 602, 694, 707, 730, 745 en 761, § 2, van het Wetboek van vennootschappen niet van toepassing.

Art. 121.Bij herstructurering bevat de oproeping tot de algemene vergadering van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, onverminderd de toepassing van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen en de bepalingen van het beheerreglement of de statuten, een aanduiding van de plaats waar de in artikel 126 bedoelde informatie kosteloos verkrijgbaar wordt gesteld voor het publiek.

De FSMA kan, gelet op de omstandigheden, bijkomende publicatiemodaliteiten voor het oproepingsbericht opleggen.

Art. 122.Indien de FSMA oordeelt dat het dossier bedoeld in artikel 119, § 1, onvolledig is, verzoekt zij uiterlijk 10 werkdagen na ontvangst van dit dossier om bijkomende informatie.

Indien de FSMA oordeelt dat het dossier bedoeld in artikel 119, § 1, niet voldoet aan de vereisten van dit onderdeel B van deze onderafdeling of indien de aan de deelnemers te verstrekken informatie geacht wordt niet gepast of ontoereikend te zijn in functie van de mogelijke gevolgen van de voorgenomen herstructurering voor de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, kan zij schriftelijk verzoeken om de nodige aanpassingen door te voeren.

Art. 123.De FSMA keurt de voorgenomen herstructurering bedoeld in artikel 119, § 1, goed indien deze voldoet aan alle vereisten van de artikelen 115, 119, § 1, 120, 124 en 125 en indien de aan de deelnemers te verstrekken informatie geacht wordt toereikend te zijn.

De beslissing van de FSMA om de herstructureringen al dan niet goed te keuren, wordt binnen 20 werkdagen na indiening van de volledige informatie bedoeld in artikel 119, § 1, desgevallend aangepast overeenkomstig artikel 122, tweede lid, schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvragers. Enkel de aanvragers van de goedkeuring mogen, overeenkomstig artikel 121 van de wet van 2 augustus 2002, beroep instellen tegen de beslissing tot weigering van de goedkeuring van de herstructurering. Tegen de beslissing om de herstructurering goed te keuren kan geen beroep worden ingesteld.

Art. 124.De bewaarders van elk van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging controleren of de in artikel 120, § 1, tweede lid, 1°, 6° en 7°, bedoelde gegevens in overeenstemming zijn met de wet en dit besluit en met het beheerreglement of de statuten van hun instelling voor collectieve belegging.

Art. 125.§ 1. Hetzij een bewaarder, hetzij een onafhankelijke, overeenkomstig Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, toegelaten auditor valideert in een schriftelijk verslag inzonderheid de volgende elementen, indien van toepassing : 1° de criteria die zijn vastgesteld voor de waardering van de activa en, indien van toepassing, de passiva of van de algemeenheid of bedrijfstak op de in artikel 133 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of vergoeding;2° de contante geldwaarde per recht van deelneming;3° de berekeningsmethode voor de ruilverhouding of vergoeding, alsmede de ruilverhouding of vergoeding zoals bepaald op de in artikel 133 vastgestelde datum voor de berekening van die ruilverhouding of vergoeding. De validatie van de ruilverhouding of vergoeding wordt opgenomen in een addendum bij het schriftelijk verslag van de in het eerste lid bedoelde persoon.

Voor de toepassing van het eerste lid worden de commissarissen van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging geacht onafhankelijk te zijn.

Een afschrift van het verslag bedoeld in § 1 wordt aan de FSMA bezorgd en op aanvraag kosteloos ter beschikking gesteld van de deelnemers van al de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging. § 2. Bij een herstructurering bedoeld in artikel 114 zijn de artikelen 695, 708, 731 en 746 van het Wetboek van vennootschappen niet van toepassing.

Iedere verwijzing naar een verslag bedoeld in één van deze artikelen, moet worden begrepen als een verwijzing naar het verslag bedoeld in § 1. § 3. De in § 1 bedoelde personen kunnen ter plaatse inzage nemen van alle documenten die dienstig zijn voor de vervulling van hun taak. Zij zijn gerechtigd van de instellingen voor collectieve belegging die bij de herstructurering betrokken zijn, te verlangen dat hen alle ophelderingen en inlichtingen worden verstrekt. Zij zijn tevens gerechtigd alle controles te verrichten die zij nodig achten.

Art. 126.§ 1. De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekken hun respectieve deelnemers passende en nauwkeurige informatie over de voorgestelde herstructurering. Deze informatie wordt beknopt en in niet-technische bewoordingen vastgesteld zodat de deelnemers met kennis van zaken het effect van de voorgestelde herstructurering op hun belegging kunnen beoordelen en zij hun rechten kunnen uitoefenen, inzonderheid deze uit hoofde van artikel 131.

Indien de voorgestelde herstructurering een inbreng of overdracht van een algemeenheid of een bedrijfstak betreft, houdt deze informatie desgevallend rekening met de gevolgen van de eventueel voorgenomen vereffening van de inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging.

Indien de deelnemers van een instelling voor collectieve belegging ingevolge de voorgestelde herstructurering deelnemers zouden worden van een instelling voor collectieve belegging die tevens betrokken is in een andere voorgenomen herstructurering, houdt de informatie voor de deelnemers van de eerste instelling voor collectieve belegging eveneens rekening met de gevolgen van deze andere voorgenomen herstructurering. § 2. De aan de deelnemers van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging te verstrekken informatie voldoet aan de behoeften van beleggers die geen voorafgaande kennis hebben over de kenmerken van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of over de wijze van bedrijfsvoering ervan. In deze informatie wordt hun aandacht gevestigd op de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging en wordt de wenselijkheid benadrukt om die te lezen.

In de aan deze deelnemers te verstrekken informatie wordt het volgende vermeld, indien van toepassing : 1° de achtergrond en redenen van de voorgestelde herstructurering;2° de mogelijke gevolgen van de voorgestelde herstructurering voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingspolitiek en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke verslaggeving en mogelijke verwatering van de resultaten, en - in voorkomend geval - een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de herstructurering eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens : a) details betreffende alle verschillen in de rechten van de deelnemers van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging voordat en nadat de voorgestelde herstructurering ingaat;b) indien in de essentiële beleggersinformatie van de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging en van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging synthetische risico- en opbrengstindicatoren in verschillende categorieën worden vermeld of in de begeleidende beschrijving op verschillende materiële risico's wordt gewezen, een vergelijking van die verschillen;c) een vergelijking van alle lasten, vergoedingen en kosten voor de betrokken instellingen voor collectieve belegging op basis van de in hun respectieve essentiële beleggersinformatie bekendgemaakte bedragen;d) indien de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging een prestatievergoeding toepast, een toelichting op welke wijze deze zal worden toegepast totdat de herstructurering ingaat;e) indien de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een prestatievergoeding toepast, een toelichting op welke wijze deze verder zal worden toegepast om de eerlijke behandeling te waarborgen van de deelnemers die voorheen rechten van deelneming in de op te slorpen, te splitsen of desgevallend inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging bezaten;f) in gevallen waarin kosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de herstructurering op grond van artikel 132 bij de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging of de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of bij deelnemers ervan in rekening kunnen worden gebracht, details over de wijze van toewijzing van deze kosten;g) een toelichting of de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging of haar beheervennootschap voornemens is een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat de herstructurering ingaat;3° eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgestelde herstructurering hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht om op aanvraag een afschrift te verkrijgen van het verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming overeenkomstig artikel 131 zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing worden omgezet, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens : a) details over op welke wijze alle nog te ontvangen inkomsten in de respectieve instellingen voor collectieve belegging moeten worden behandeld;b) een aanwijzing op welke wijze het in artikel 125 bedoelde verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder kan worden verkregen;4° de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de herstructurering.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat inzonderheid : a) de procedure op grond waarvan de deelnemers zal worden gevraagd het voorstel tot fusie, splitsing, inbreng of overdracht goed te keuren en de regelingen die zullen worden getroffen om hen over het resultaat te informeren;b) de details over een voorgenomen opschorting van de verhandeling van rechten van deelneming om een efficiënte uitvoering van de herstructurering mogelijk te maken;c) wanneer de herstructurering van kracht zal worden in overeenstemming met artikel 133;5° een bijgewerkte versie van de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging;6° indien de voorwaarden van de voorgestelde herstructurering bepalingen omvatten betreffende een bijbetaling in geld, details over die voorgestelde bijbetaling, onder meer wanneer en op welke wijze de deelnemers de bijbetaling in geld zullen ontvangen;7° de termijn waarbinnen het voor de deelnemers mogelijk blijft om in te schrijven op, of de terugbetaling te vragen van, rechten van deelneming in de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende instelling voor collectieve belegging;8° de termijn waarbinnen de deelnemers van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging die binnen de toepasselijke tijdslimiet geen gebruik maken van hun rechten op grond van artikel 131, hun rechten als deelnemer van de verkrijgende instelling of instellingen voor collectieve belegging kunnen uitoefenen;9° een toelichting dat in gevallen waarin het voorstel tot fusie of splitsing met de nodige meerderheid wordt goedgekeurd, die deelnemers die tegen het voorstel stemmen of in het geheel niet stemmen en binnen de toepasselijke termijn geen gebruik maken van hun rechten op grond van artikel 131, deelnemers worden van de verkrijgende instelling of instellingen voor collectieve belegging. § 3. De aan de deelnemers van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging te verstrekken informatie spitst zich toe op de herstructureringsoperatie en het potentiële effect ervan op de verkrijgende instelling voor collectieve belegging.

In de aan deze deelnemers te verstrekken informatie wordt in elk geval het volgende vermeld : 1° de achtergrond en redenen van de voorgestelde herstructurering;2° de mogelijke gevolgen van de voorgestelde herstructurering voor de deelnemers, waaronder in elk geval de wezenlijke verschillen in beleggingspolitiek en -strategie, de kosten, de verwachte resultaten, periodieke verslaggeving en mogelijke verwatering van de resultaten, en - in voorkomend geval - een duidelijke waarschuwing aan de beleggers dat de herstructurering eventueel een verandering qua fiscale behandeling tot gevolg kan hebben.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens een toelichting of de verkrijgende instelling voor collectieve belegging of haar beheervennootschap verwacht dat de herstructurering enig materieel effect op de portefeuille van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zal hebben en of deze voornemens is een herschikking van de portefeuille door te voeren voordat of nadat de herstructurering ingaat; 3° eventuele specifieke rechten die deelnemers bij de voorgestelde herstructurering hebben, waaronder in elk geval het recht op aanvullende informatie, het recht om op aanvraag een afschrift te verkrijgen van het verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder, het recht om te eisen dat hun rechten van deelneming overeenkomstig artikel 131 zonder kosten worden ingekocht of terugbetaald, of indien van toepassing worden omgezet, en de uiterste datum voor de uitoefening van dat recht.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat tevens : a) details over op welke wijze alle nog te ontvangen inkomsten in de respectieve instellingen voor collectieve belegging moeten worden behandeld;b) een aanwijzing op welke wijze het in artikel 125 bedoelde verslag van de onafhankelijke auditor of bewaarder kan worden verkregen;4° de relevante procedurele aspecten en de beoogde ingangsdatum van de herstructurering.De in dit opzicht te verstrekken informatie bevat inzonderheid : a) de procedure op grond waarvan de deelnemers zal worden gevraagd het voorstel tot fusie, splitsing, inbreng of overdracht goed te keuren en de regelingen die zullen worden getroffen om hen over het resultaat te informeren;b) de details over een voorgenomen opschorting van de verhandeling van rechten van deelneming om een efficiënte uitvoering van de herstructurering mogelijk te maken;c) wanneer de herstructurering van kracht zal worden in overeenstemming met artikel 133;5° de meest recente versie van de essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging, als deze is gewijzigd met het oog op de herstructureringsoperatie; § 4. De aan de deelnemers te verstrekken informatie mag een aanbeveling bevatten door de desbetreffende beheervennootschap of de raad van bestuur van de betrokken beleggingsvennootschap ten aanzien van de te maken keuze.

Indien aan het begin van het informatiedocument een samenvatting van de hoofdpunten van het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht wordt verstrekt, moet daarin naar de delen van het informatiedocument worden verwezen waarin nadere informatie wordt verstrekt.

Art. 127.De in artikel 126 bedoelde informatie wordt pas aan de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekt nadat de FSMA de voorgenomen herstructurering heeft goedgekeurd.

Deze informatie wordt verstrekt ten minste dertig dagen voor de uiterste datum voor het aanvragen van een inkoop of terugbetaling, of indien van toepassing een omzetting, uit hoofde van artikel 131.

Een fusie van een master met een andere instelling voor collectieve belegging of de splitsing van een master in twee of meer instellingen voor collectieve beleggingen kan alleen ingaan als de master al haar deelnemers ten minste zestig dagen voor de beoogde ingangsdatum deze informatie heeft verstrekt.

Art. 128.Tussen de datum waarop de in artikel 126 bedoelde informatie aan de deelnemers wordt verstrekt en de datum waarop de herstructurering ingaat, worden deze informatie en de actuele essentiële beleggersinformatie van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging verstrekt aan elke persoon die rechten van deelneming in één van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging aankoopt of daarop inschrijft of om een exemplaar vraagt van het beheerreglement of de statuten, het prospectus of de essentiële beleggersinformatie van een van deze instellingen voor collectieve belegging.

Art. 129.De bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging verstrekken de in artikel 126 bedoelde informatie aan hun deelnemers op papier of op een andere duurzame drager.

Als de informatie op een andere duurzame drager dan papier aan alle of bepaalde deelnemers wordt verstrekt, dienen de volgende voorwaarden te worden vervuld : a) de informatieverstrekking past in de context waarin de deelnemer en de bij de herstructurering betrokken instelling voor collectieve belegging of, in voorkomend geval, de respectieve beheervennootschap, zaken met elkaar doen of gaan doen;b) de deelnemer aan wie de informatie moet worden verstrekt, kiest, wanneer deze voor de keuze wordt gesteld tussen informatie op papier of op een andere duurzame drager, uitdrukkelijk voor deze andere drager. Voor de toepassing van het tweede lid wordt de verstrekking van informatie via elektronische mededelingen geacht te passen in de context waarin de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging of hun respectieve beheervennootschap en de deelnemer zaken doen of gaan doen indien bewezen is dat de cliënt regelmatig toegang tot het internet heeft. Dit wordt als bewezen aangemerkt als de deelnemer een e-mailadres opgeeft om zaken te doen.

Art. 130.De bij de herstructurering betrokken beleggingsvennootschappen of hun compartimenten zijn, in afwijking van artikel 533 van het Wetboek van vennootschappen, niet verplicht om de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering zal uitspreken te publiceren in het Belgisch Staatsblad en een nationaal verspreid dagblad, voor zover de informatie bedoeld in artikel 126 aan de beleggers wordt verstrekt overeenkomstig artikel 129, eerste lid en voor zover de volgende elementen worden toegevoegd aan de informatie bedoeld in artikel 126 : a) de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken;b) een schematisch en chronologisch overzicht met de datum waarop de in dit artikel bedoelde informatie wordt verstrekt, de datum van de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken, de relevante data vermeld in artikel 126, § 2, 4°, of § 3, 4°, en de periodes waarin de in het tweede lid bedoelde documenten worden gepubliceerd op de website;c) de pagina van de website waarop de in het tweede lid bedoelde documenten rechtstreeks kunnen worden geconsulteerd. De instelling voor collectieve belegging die gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde mogelijkheid stelt de volgende documenten kosteloos ter beschikking op een website die voor iedereen toegankelijk is : a) de oproeping tot de algemene vergadering die zich over de herstructurering dient uit te spreken, vanaf de dag van het versturen van de in dit artikel bedoelde informatie tot ten minste de dag van de algemene vergadering;b) het persbericht bedoeld in artikel 135, zo snel mogelijk na de algemene vergadering die zich over de herstructurering heeft uitgesproken en gedurende ten minste een maand.

Art. 131.De deelnemers van elk van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging mogen eisen dat hun rechten van deelneming zonder enigerlei andere kosten dan die tot dekking van de kosten voor de realisatie van de activa, ingehouden ten gunste van de instelling voor collectieve belegging, worden ingekocht of terugbetaald of, zo mogelijk, worden omgezet in rechten van deelneming in een andere instelling voor collectieve belegging met een soortgelijk beleggingsbeleid en die wordt beheerd door dezelfde beheervennootschap of door een andere maatschappij waarmee de beheervennootschap is verbonden door gemeenschappelijke bedrijfsvoering of gemeenschappelijke controle of door een substantiële rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming.

De in het eerste lid bedoelde mogelijkheid gaat in zodra de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging overeenkomstig artikel 127 in kennis zijn gesteld van de voorgestelde herstructurering. Het recht vervalt 5 werkdagen voor de in artikel 133 bedoelde datum voor de berekening van de ruilverhouding of de vergoeding.

De in het prospectus vermelde personen dragen de eventuele verschuldigde provisies en kosten die met toepassing van het eerste lid niet ten laste van de deelnemers mogen vallen.

Art. 132.Behalve in gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging geen beheervennootschap heeft aangesteld, worden juridische, administratieve of advieskosten in verband met de voorbereiding en de afronding van de herstructurering niet in rekening gebracht bij de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging of hun deelnemers.

In gevallen waarin een instelling voor collectieve belegging geen beheervennootschap heeft aangesteld, is artikel 110 naar analogie van toepassing bij herstructurering.

De in het prospectus vermelde personen dragen de eventuele verschuldigde kosten, bedoeld in de voorgaande leden.

Art. 133.§ 1. De ruilverhouding van de rechten van deelneming en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht worden berekend op de datum waarop het bevoegde orgaan van een van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging als laatste van die instellingen de herstructurering goedkeurt.

Met toepassing van artikel 125 valideert de daarin bedoelde persoon uiterlijk de vijfde bankwerkdag volgend op de in het eerste lid bedoelde datum de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht.

Op voorwaarde dat de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht worden gevalideerd overeenkomstig het tweede lid, is de herstructurering in afwijking van de artikelen 701, tweede lid, 715, 724, tweede lid, 738, tweede lid, en 754 van het Wetboek van vennootschappen, voltrokken en gaat deze in op de zesde bankwerkdag volgend op de in het eerste lid bedoelde datum, hetzij, voor een herstructurering door oprichting van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging en indien deze datum later valt, op de datum waarop de nieuwe instelling voor collectieve belegging is opgericht. § 2. Indien de toepassing van de ruilverhouding er toe leidt dat aan de deelnemers van de bij de herstructurering betrokken instellingen voor collectieve belegging, in ruil voor een volledig recht van deelneming, tevens fracties van rechten van deelneming in de verkrijgende instelling voor collectieve belegging toekomen, moet aan deze deelnemers de mogelijkheid worden geboden om deze fracties van rechten van deelneming zonder kosten, behoudens eventuele taksen, in geld terugbetaald te krijgen, zonder benadeling van de verkrijgende instelling voor collectieve belegging. De FSMA kan gelijkwaardige maatregelen aanvaarden.

Art. 134.Van zodra de overdracht van de activa en, in voorkomend geval, van de passiva voltooid is, bevestigt de beheervennootschap van de verkijgende instelling voor collectieve belegging schriftelijk de overdracht aan de bewaarder van deze instelling voor collectieve belegging. Indien geen beheervennootschap werd aangesteld, bevestigt de verkrijgende instelling voor collectieve belegging zelf schriftelijk de overdracht aan haar bewaarder.

Art. 135.§ 1. Van zodra de herstructurering is voltrokken, publiceert de verkrijgende instelling voor collectieve belegging een persbericht dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° een vermelding van de beslissingen van de bevoegde organen tot herstructurering en van het ingaan van de herstructurering;2° de ruilverhouding van de betrokken rechten van deelneming en, in voorkomend geval, het bedrag van de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht, met aanduiding van de berekeningsdatum;3° de ondernemingen die desgevallend instaan voor het ruilen van de rechten van deelneming;4° in voorkomend geval, vermelding van de in artikel 133, § 2, bedoelde mogelijkheid tot kosteloze terugbetaling van fracties van rechten van deelneming en de modaliteiten ervan;5° vermelding dat de in artikel 126 bedoelde informatie, het fusievoorstel, splitsingsvoorstel of voorstel van inbreng of overdracht en de in het kader van de herstructureringen opgestelde verslagen van een onafhankelijke auditor of bewaarder beschikbaar zijn bij de onderneming bedoeld in artikel 248, § 2, van de wet. Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij op de website bedoeld in artikel 130, voor zover de instelling voor collectieve belegging gebruikt heeft gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in dat artikel, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is aanvaard door de FSMA. Dit persbericht wordt ter kennis gebracht aan de FSMA. § 2. Indien na de verstrekking van de in artikel 126 bedoelde informatie, vast komt te staan dat de daarin beschreven herstructurering geen doorgang zal vinden, publiceren de instellingen voor collectieve belegging die bij de herstructurering zijn betrokken een gezamenlijk persbericht waarin dit wordt bekendgemaakt.

Dit persbericht wordt gepubliceerd hetzij in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij op de website bedoeld in artikel 130, voor zover de instellingen voor collectieve belegging gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid bedoeld in dat artikel, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is aanvaard door de FSMA. Dit persbericht wordt op voorhand ter kennis gebracht van de FSMA.

Art. 136.De voltrekking van de herstructurering leidt tot de schrapping van de inschrijving van de op te slorpen of te splitsen instelling voor collectieve belegging, tenzij deze niet ophoudt te bestaan.

Art. 137.In afwijking van Boek XI, Titel II, Hoofdstuk I, Afdeling VI van het Wetboek van vennootschappen, kan een in artikel 114 bedoelde herstructurering niet nietig worden verklaard zodra deze overeenkomstig artikel 133 is ingegaan. Afdeling IV. - Uitgifte en openbaar aanbod van rechten van deelneming

van een AICB Onderafdeling I. - Behandeling van aanvragen tot uitgifte, inkoop dan wel compartimentswijziging

Art. 138.§ 1. Vanaf de eerste bankwerkdag na de afsluiting van de initiële inschrijvingsperiode voert de AICB de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging ten minste tweemaal per maand uit.

Indien de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging betrekking hebben op rechten van deelneming uitgegeven door een AICB bedoeld bij artikel 49, § 1, mag de uitvoering van deze aanvragen, in afwijking van het voorgaande lid, worden beperkt tot één maal per maand. § 2. In afwijking van § 1 kan de uitgifte van rechten van deelneming in AICB's enkel in uitzonderlijke gevallen, inzonderheid in de in artikel 145 bedoelde gevallen, en wanneer dat verantwoord is rekening houdend met de belangen van de deelnemers, tijdelijk worden geschorst.

In afwijking van § 1 kan de uitgifte van rechten van deelneming worden stopgezet voor de AICB's bedoeld bij artikel 92.

De schorsing of stopzetting van de uitgifte van rechten van deelneming overeenkomstig de voorgaande leden wordt bekendgemaakt in een bericht, dat wordt gepubliceerd in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze. Deze schorsing of stopzetting wordt vermeld in het prospectus. § 3. De prijs van de rechten van deelneming bij uitgifte en inkoop dient binnen de gebruikelijke termijnen te worden gestort.

Art. 139.Tenzij gedurende de initiële inschrijvingsperiode, worden de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging uitgevoerd op basis van de netto-inventariswaarde, zoals berekend overeenkomstig artikel 142.

Art. 140.§ 1. Aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging die worden overgemaakt via de financiële tussenpersonen die de AICB zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, moeten ten laatste op het ogenblik van de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, door voormelde financiële tussenpersonen worden ontvangen.

De persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt, en de in het eerste lid bedoelde financiële tussenpersonen moeten derwijze georganiseerd zijn dat voormelde aanvragen binnen een redelijke termijn na de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, worden overgemaakt aan de persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt, zonder dat deze aanvragen mogen worden gewijzigd of geannuleerd. § 2. Aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging die worden overgemaakt via andere financiële bemiddelaars dan deze die de AICB zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, moeten voor de afsluiting van de ontvangstperiode, bepaald in het prospectus, zijn overgemaakt aan de persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt.

Art. 141.De contracten met de financiële tussenpersonen die de AICB zelf heeft aangeduid voor de verhandeling van haar rechten van deelneming, bepalen dat : 1° de betrokken financiële bemiddelaars geen aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging meer ontvangen na de afsluiting van de ontvangstperiode die erop toepasselijk is;2° de betrokken financiële bemiddelaars geen aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging ontvangen waarvan zij weten of vermoeden dat ze zijn ingegeven door een praktijk van market timing;3° de betrokken financiële bemiddelaars, op eenvoudig verzoek van de AICB, alle gegevens overmaken waaruit blijkt dat één of meerdere aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel tot compartimentswijziging vóór de afsluiting van de ontvangstperiode, die erop toepasselijk is, werd ontvangen. Onderafdeling II. - Berekening van de netto-inventariswaarde van rechten van deelneming en schorsing ervan; maatregelen bij foutieve berekening van de netto-inventariswaarde van rechten van deelneming

Art. 142.De netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming wordt vastgesteld op basis van de reële waarde van de activa en de passiva, tenzij anders bepaald in het koninklijk besluit van 10 november 2006.

Voor ten minste 80 % van de activa wordt een waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, in aanmerking genomen die nog niet gekend was bij de afsluiting van de ontvangstperiode van de aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging.

Voor effecten, geldmarktinstrumenten en financiële derivaten die worden verhandeld op een markt geviseerd in artikel 35, § 1, 1°, 2° en 3°, is de waarde, zoals bedoeld in het eerste lid, gelijk aan de slotkoers van het betrokken instrument, tenzij anders bepaald door het koninklijk besluit van 10 november 2006.

Art. 143.De AICB maakt de netto-inventariswaarde, zoals berekend overeenkomstig artikel 142, minstens bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze.

Indien categorieën van rechten van deelneming zijn gecreëerd en de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming per categorie kan verschillen, wordt de netto-inventariswaarde van deze rechten van deelneming, uitgedrukt in de betrokken munteenheid, per categorie gepubliceerd volgens de modaliteiten bepaald in het voorgaande lid.

Art. 144.Onverminderd de toepassing van artikel 145, kunnen de bepaling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging slechts worden geschorst bij uitzonderlijke omstandigheden en voor zover de schorsing verantwoord is, rekening houdend met de belangen van de deelnemers.

In het in het eerste lid bedoelde geval moet de AICB haar voornemen onverwijld meedelen aan de FSMA. De schorsing bedoeld in het eerste lid kan, in voorkomend geval, beperkt worden tot één of meerdere categorieën van rechten van deelneming.

Art. 145.De bepaling van de netto-inventariswaarde, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van de rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging worden geschorst : 1° wanneer één of meerdere markten, waarop meer dan 20 % van de activa van de AICB worden verhandeld, of één of meerdere belangrijke wisselmarkten, waar de deviezen worden verhandeld waarin de waarde van de activa is uitgedrukt, gesloten zijn om een andere reden dan wettelijke vakantie of wanneer de transacties er zijn geschorst of beperkt;2° wanneer de toestand zo ernstig is dat de tegoeden en/of verplichtingen van de AICB niet correct kunnen worden gewaardeerd of dat de AICB er niet normaal kan over beschikken of dit niet kan doen zonder de belangen van de deelnemers in de AICB ernstig te schaden;3° wanneer de AICB niet in staat is gelden te transfereren of transacties te verwezenlijken tegen een normale prijs of wisselkoers of wanneer beperkingen zijn opgelegd aan de wisselmarkten of aan de financiële markten;4° vanaf de publicatie van de oproeping tot de bevoegde algemene vergadering die wordt samengeroepen om te beslissen over de ontbinding van een AICB of een compartiment, wanneer deze ontbinding niet uitsluitend bedoeld is om haar rechtsvorm te wijzigen.Deze schorsing is niet van toepassing op een master in het geval bedoeld in artikel 106; 5° bij een fusie of andere herstructurering, ten laatste de dag voor de datum waarop de ruilverhouding en in voorkomend geval de opleg dan wel de vergoeding voor de inbreng of overdracht worden berekend. In het geval bedoeld in het 4° van het eerste lid en indien een bevoegde algemene vergadering die eerst wordt bijeengeroepen niet kan beslissen omdat het desgevallend door de statuten of beheerreglement vereiste aanwezigheidsquorum niet is bereikt, wordt de schorsing opgeheven tot op het ogenblik van de publicatie van de oproeping tot de tweede bevoegde algemene vergadering, voor zover de kosten van de ontbinding werden geprovisioneerd.

De in het eerste lid, 5°, bedoelde schorsing neemt een einde : - voor de op te slorpen, te splitsen, inbrengende of overdragende AICB, zodra de herstructurering is ingegaan of, indien de herstructurering niet wordt goedgekeurd, de dag na de in het eerste lid, 5°, bedoelde datum; - voor de verkrijgende AICB, de dag na de in het eerste lid, 5°, bedoelde datum.

Art. 146.Onverminderd de toepassing van artikel 145, als een master de bepaling van de netto-inventariswaarde van haar rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van haar rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging, hetzij op eigen initiatief hetzij op verzoek van haar bevoegde autoriteiten tijdelijk schorst, mag elk van haar feeders de bepaling van de netto-inventariswaarde van haar rechten van deelneming, evenals de uitvoering van de aanvragen tot uitgifte en inkoop van haar rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging schorsen in dezelfde periode als die van de master, niettegenstaande de voorwaarden van artikel 144, eerste lid.

Art. 147.De AICB publiceert elke schorsing van de netto-inventariswaarde.

In het in artikel 145, eerste lid, 4° en 5°, en tweede lid, bedoelde geval, volstaat publicatie middels opname in een oproepingsbericht tot de bevoegde algemene vergadering van deelnemers.

Art. 148.De persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt, brengt de FSMA en de bewaarder onmiddellijk op de hoogte bij de vaststelling van een significante fout bij de berekening van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming.

Onder significante fout verstaat men, voor de toepassing van dit artikel, een eenmalige fout of gelijktijdige of opeenvolgende fouten die : 1° voor AICB's waarvan het merendeel van de activa is belegd in geldmarktinstrumenten en andere kortlopende activa minstens 0,25 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen;2° voor AICB's waarvan het merendeel van de activa is belegd in aandelen minstens 1 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen;3° voor de andere AICB's minstens 0,5 % van de netto-inventariswaarde vertegenwoordigt of vertegenwoordigen.

Art. 149.Indien de commissaris een fout in de zin van artikel 148 vaststelt, brengt hij de persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt en de FSMA hiervan op de hoogte. De artikelen 150 tot 153 zijn in een dergelijk geval toepasselijk.

Art. 150.In het in artikel 148 bedoelde geval stelt de persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt, een herstelplan op waarin de reeds genomen of de te nemen maatregelen worden beschreven teneinde aan de oorzaak van de fout te verhelpen.

De AICB brengt de noodzakelijke verbeteringen aan aan de beheerstructuur en de procedures van interne controle.

Art. 151.De persoon die de beheertaken voor AICB's, bedoeld bij artikel 3, 41°, c), van de wet waarneemt, herberekent de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming op basis van correcte gegevens voor de periode waarop de fout betrekking had. Hij bepaalt de schade die de AICB en de beleggers hebben geleden.

Art. 152.In een speciaal rapport bevestigt de commissaris de juistheid van de overeenkomstig artikel 151 aangebrachte correctie en beoordeelt hij of de maatregelen van het herstelplan, bedoeld bij artikel 150, afdoende zijn.

Art. 153.Nadat de commissaris het speciaal rapport, bedoeld bij artikel 152 heeft opgesteld, publiceert de AICB in twee dagbladen die landelijk of in grote oplage worden verspreid, hetzij via enig ander gelijkwaardig publicatiemiddel dat is goedgekeurd door de FSMA, dat een fout werd gemaakt bij de vaststelling van de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming. Zij vermeldt waar de gecorrigeerde netto-inventariswaarde, in vergelijking met de foutieve netto-inventariswaarde, gratis door het publiek kan worden geconsulteerd. Zij vermeldt, in voorkomend geval, welke maatregelen worden voorgesteld teneinde de schade te vergoeden die de AICB of de beleggers hebben geleden.

Het vorige lid is niet van toepassing indien de AICB en/of de benadeelde deelnemers werden geïdentificeerd, persoonlijk werden verwittigd en, zo nodig, werden vergoed.

Onderafdeling III. - Nadere regels inzake de uitgifte en openbaar aanbod van rechten van deelneming in AICB's

Art. 154.De opdracht van de in artikel 248, § 2, van de wet bedoelde onderneming kan slechts worden beëindigd wanneer deze onderneming werd vervangen of wanneer de inschrijving van de AICB werd geschrapt of ingetrokken overeenkomstig artikel 359 of 360 van de wet.

Art. 155.§ 1. In alle publicaties waarin de netto-inventariswaarde van rechten van deelneming in een AICB wordt vermeld, wordt de netto-inventariswaarde gedateerd op de dag van de afsluiting van de ontvangstperiode die betrekking heeft op aanvragen tot uitgifte of inkoop dan wel compartimentswijziging voor rechten van deelneming aan deze netto-inventariswaarde. § 2. De maximaal toegestane afwijking, bedoeld in artikel 248, § 3, tweede lid, van de wet, stemt overeen met de maximaal toegestane afwijking die is vastgelegd in de marktregels van de betrokken MTF of gereglementeerde markt, met een maximum van 3 %. Indien geen maximaal toegestane afwijking is bepaald in de marktregels, bedraagt deze 3 %. Afdeling V. - Periodieke informatie en boekhouding

Art. 156.Het in artikel 252, § 1, eerste lid, van de wet bedoelde jaarverslag moet worden openbaar gemaakt binnen drie maanden na het einde van de periode waarop het betrekking heeft.

Het in artikel 252, § 1, eerste lid, van de wet bedoelde halfjaarlijks verslag moet worden openbaar gemaakt binnen twee maanden na het einde van het halfjaar waarop het betrekking heeft.

Art. 157.Op het ogenblik van publicatie leggen de AICB's hun jaarverslagen en halfjaarlijkse verslagen over aan de FSMA.

Art. 158.§ 1. Er wordt een inventaris bijgehouden van de bestanddelen van het vermogen van de AICB of, in voorkomend geval, van elk van de compartimenten.

Tenzij anders bepaald, worden de elementen van de inventaris voor de eerste maal bij de afsluiting van de initiële inschrijvingsperiode en, nadien, elke dag waarop aanvragen tot uitgifte of inkoop van rechten van deelneming dan wel compartimentswijziging kunnen worden uitgevoerd, gewaardeerd. § 2. De netto-inventariswaarde van een recht van deelneming in een AICB of een compartiment op een welbepaalde datum is de waarde die wordt verkregen door de netto-inventariswaarde van de AICB of van het compartiment op die datum te delen door het aantal op dezelfde datum bestaande rechten van deelneming, zo nodig rekening houdend met de pariteit tussen de verschillende categorieën van rechten van deelneming.

TITEL III. - AICB's naar buitenlands recht HOOFDSTUK I. - Bepalingen van toepassing op alle openbare AICB's naar buitenlands recht

Art. 159.De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de AICB's naar buitenlands recht die hun effecten openbaar aanbieden in België.

Voor de toepassing van deze titel gelden de regels die toepasselijk zijn op een gemeenschappelijk beleggingsfonds, indien de betrokken AICB als een unit trust werd opgericht.

Art. 160.§ 1. De berichten en kennisgevingen aan de aandeelhouders die, krachtens artikel 268 van de wet, in België moeten worden verspreid, omvatten minstens de informatie die de AICB in het land waar zij gevestigd is, verspreidt. Deze berichten en kennisgevingen moeten in België worden verspreid middels gelijkaardige modaliteiten als in het land waar de AICB is gevestigd. § 2. De vertaling van de in § 1 bedoelde stukken wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de AICB. Deze vertalingen vormen een getrouwe weergave van het origineel.

Art. 161.Voor de uitoefening van hun werkzaamheden mogen AICB's in hun benaming dezelfde verwijzing naar hun rechtsvorm, zoals beleggingsvennootschap of gemeenschappelijk beleggingsfonds, gebruiken als deze die zij gebruiken in hun lidstaat van herkomst. HOOFDSTUK II. - Specifieke bepalingen voor de AICB's naar buitenlands recht met een veranderlijk aantal rechten van deelneming

Art. 162.De financiële bemiddelaars die instaan voor de verhandeling van de rechten van deelneming in de AICB in België mogen geen andere provisies of kosten aanrekenen dan deze die worden bedoeld in artikel 82, § 1, 2° en 3°, § 2, 2° en 3°, § 3, 2°.

Art. 163.§ 1. De artikelen 21 tot 29 inzake het prospectus en de essentiële beleggersinformatie over het openbaar aanbod van rechten van deelneming en stukken met betrekking tot het openbaar aanbod van rechten van deelneming zijn van toepassing, tenzij de FSMA een afwijking van deze artikelen toestaat.

Een AICB naar buitenlands recht mag noch de term "gewaarborgd kapitaal" of een gelijkaardige term noch de term "kapitaalbescherming", "beschermd kapitaal" of een gelijkaardige term gebruiken, tenzij is voldaan aan de voorwaarden bepaald in artikel 92. § 2. Artikel 107 over de publicatie van een persbericht bij de vaststelling van de vereffeningwaarde van de rechten van deelneming, is van toepassing. § 3. De artikelen 144 tot 147 inzake de schorsing van de berekening van de netto-inventariswaarde zijn van toepassing, tenzij de FSMA een afwijking van deze artikelen toestaat. § 4. De artikelen 140, 141, 154 en 155, § 1 zijn toepasselijk met betrekking tot de verhandeling van de rechten van deelneming in de AICB in België.

De AICB maakt de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze.

Indien verschillende categorieën van rechten van deelneming in België openbaar worden aangeboden, wordt de netto-inventariswaarde van deze rechten van deelneming, uitgedrukt in de betrokken munteenheid, per categorie gepubliceerd volgens de modaliteiten bepaald in het voorgaande lid. § 5. De artikelen 156 en 157 en, mutatis mutandis, hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 zijn van toepassing, rekening houdend met de de kenmerken van de instelling voor collectieve belegging en de regelgeving van haar land van oorsprong. De AICB verstrekt minstens informatie aan de beleggers die gelijkwaardig is aan deze bedoeld in hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006.

Art. 164.Elke dag waarop in België rechten van deelneming worden uitgegeven of ingekocht dan wel een compartimentswijziging plaats heeft en in elk geval met de overeenkomstige periodiciteit als bedoeld in artikel 138, stelt de AICB de netto-inventariswaarde van de rechten van deelneming vast en maakt die bekend in één of meer in België uitgegeven dagbladen of op een andere door de FSMA aanvaarde wijze.

De FSMA kan een afwijking van deze bepaling toestaan.

TITEL IV. - Bepalingen betreffende de beheervennootschappen van openbare AICB's HOOFDSTUK I. - Administratieve procedures, controlemechanisme en gedragsregels

Art. 165.De beheervennootschappen die openbare AICB's naar Belgisch of buitenlands recht beheren die hebben geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen vermeld in artikel 183, eerste lid, 1° van de wet conformeren zich aan de artikelen 15 tot 18, 86 en 87. HOOFDSTUK II. - Auditcomité

Art. 166.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de beheervennootschappen naar Belgisch recht die openbare AICB's beheren die zijn onderworpen aan deel III van de wet.

Art. 167.§ 1. De beheervennootschap richt een auditcomité op binnen haar wettelijk bestuursorgaan. Het auditcomité is samengesteld uit niet-uitvoerende bestuurders van het wettelijk bestuursorgaan. Ten minste één lid van het auditcomité is een onafhankelijk lid van het wettelijk bestuursorgaan in de zin van artikel 526ter van het Wetboek van Vennootschappen en beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van boekhouding en/of audit. Bovendien beschikken de leden van het auditcomité over een collectieve deskundigheid op het gebied van de activiteiten van de betrokken beheervennootschap en op het gebied van boekhouding en audit.

In het jaarverslag van het wettelijk bestuursorgaan wordt aangetoond dat de leden van het auditcomité over de nodige individuele en collectieve deskundigheid beschikken. § 2. Een beheervennootschap die voldoet aan ten minste twee van de volgende drie criteria, is vrijgesteld van de verplichting om een auditcomité op te richten : a) gemiddeld aantal werknemers gedurende het betrokken boekjaar van minder dan 250 personen; b) balanstotaal van minder dan of gelijk aan 43.000.000 euro; c) jaarlijkse netto-omzet van minder dan of gelijk aan 50.000.000 euro. § 3. Voor zover een auditcomité is opgericht dat voor de gehele groep bevoegd is en voldoet aan de vereisten van dit besluit, kan de FSMA aan een beheervennootschap die een dochter of een kleindochter is van een gemengde financiële holding, van een verzekeringsholding, van een financiële holding, van een kredietinstelling, van een verzekeringsonderneming, van een herverzekeringsonderneming, van een beleggingsonderneming, van een andere beheervennootschap van AICB of van een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG, afwijkingen toestaan van de voormelde bepalingen en specifieke voorwaarden vastleggen voor het verlenen van deze afwijkingen. De FSMA maakt haar afwijkingsbeleid openbaar. § 4. Onverminderd de wettelijke opdrachten van het wettelijk bestuursorgaan, heeft het auditcomité minstens de volgende taken : a) monitoring van het financiële verslaggevingsproces;b) monitoring van de doeltreffendheid van de systemen voor interne controle en risicobeheer van de vennootschap;c) monitoring van de interne audit en de desbetreffende activiteiten;d) monitoring van de wettelijke controle van de jaarrekening en de geconsolideerde jaarrekening, inclusief opvolging van de vragen en aanbevelingen geformuleerd door de erkende commissaris;e) beoordeling en monitoring van de onafhankelijkheid van de erkende commissaris, waarbij met name wordt gelet op de verlening van bijkomende diensten aan de gecontroleerde entiteit. De FSMA kan, bij reglement vastgesteld overeenkomstig artikel 64 van de wet van 2 augustus 2002, de elementen in de bovenstaande lijst op technische punten preciseren en aanvullen.

Het auditcomité brengt bij het wettelijk bestuursorgaan regelmatig verslag uit over de uitoefening van zijn taken, en ten minste wanneer het wettelijk bestuursorgaan de jaarrekening en geconsolideerde jaarrekening en de in artikel 333 van de wet bedoelde periodieke staten opstelt die de beheervennootschap respectievelijk aan het einde van het boekjaar en aan het einde van het eerste halfjaar overmaakt. § 5. De erkende commissaris : a) bevestigt zijn onafhankelijkheid van de beheervennootschap jaarlijks schriftelijk aan het auditcomité;b) meldt alle voor de beheervennootschap verrichte bijkomende diensten jaarlijks aan het auditcomité;c) voert met het auditcomité overleg over de bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, zoals door hem onderbouwd. § 6. De erkende commissaris brengt bij het wettelijk bestuursorgaan, in voorkomend geval via het auditcomité indien een dergelijk comité werd opgericht, verslag uit over belangrijke zaken die bij de uitoefening van zijn wettelijke controle van de jaarrekening aan het licht zijn gekomen, en meer bepaald over ernstige tekortkomingen in de interne controle met betrekking tot de financiële verslaggeving. § 7. De voorgaande bepalingen doen geen afbreuk aan de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen over het auditcomité van de genoteerde vennootschappen in de zin van artikel 4 van dit Wetboek.

TITEL V. - Wijzigingsbepalingen HOOFDSTUK I. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging

Art. 168.In artikel 1, eerste lid, 4° van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 december 2016, worden de woorden "bij artikel 306" vervangen door de woorden "bij artikel 10". HOOFDSTUK II. - Koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging

Art. 169.Artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 23 september 1992 op de geconsolideerde jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 september 2006, wordt aangevuld met een bepaling onder 4°, luidend : "4° de beheervennootschappen van alternatieve instellingen voor collectieve belegging bedoeld bij artikel 10 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders.". HOOFDSTUK III. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen

Art. 170.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 15 september 2006 houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen voor de institutionele instellingen voor collectieve belegging in schuldvorderingen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het zinsdeel "Onder voorbehoud van de toepassing van artikel 103, eerste lid, 2° en tweede lid van de wet van 20 juli 2004 betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles, hierna "de wet" genoemd, wordt een institutionele instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen geacht, voor de toepassing van artikel 103, derde lid van de wet, de passende maatregelen te hebben genomen om de hoedanigheid van institutioneel of professioneel belegger van de houders van haar effecten te waarborgen, wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet :" wordt vervangen als volgt : "Onder voorbehoud van de toepassing van de artikelen 3, 6°, en 271/6, § 2, eerste lid, van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen, hierna "de wet" genoemd, wordt een institutionele instelling voor collectieve belegging in schuldvorderingen geacht, voor de toepassing van artikel 271/6, § 2, tweede en derde lid, van de wet, de passende maatregelen te hebben genomen om de hoedanigheid van in aanmerking komende belegger van de houders van haar effecten te waarborgen, wanneer zij aan de volgende voorwaarden voldoet :";2° in de bepalingen onder 1°, 2° en 4°, worden de woorden "institutionele of professionele beleggers in de zin van artikel 5, § 3 van de wet," telkens vervangen door de woorden "in aanmerking komende beleggers";3° in de Franse versie van de bepaling onder 3°, worden de woorden "des investisseurs institutionnels ou professionnels au sens de l'article 5, § 3 de la loi" vervangen door de woorden "des investisseurs éligibles";4° in de Nederlandse versie van de bepaling onder 3°, worden de woorden "institutionele of professionele beleggers als bedoeld in artikel 5, § 3 van de wet" vervangen door de woorden "in aanmerking komende beleggers"; 5° de bepaling onder 5°, a), wordt vervangen als volgt : "onder voorbehoud van de toepassing van artikel 271/6, § 1, van de wet, zijn de effecten die door de institutionele instelling voor belegging in schuldvorderingen worden uitgegeven, op naam, of;"; 6° de bepaling onder 5°, c), wordt vervangen als volgt : "c) elke belegger die inschrijft op effecten van de institutionele instelling voor belegging in schuldvorderingen of deze effecten verwerft, bevestigt formeel en schriftelijk aan deze instelling dat hij een in aanmerking komende belegger is, en verbindt zich er ten aanzien van deze instelling toe om de betrokken effecten enkel over te dragen aan een overnemer die op zijn beurt formeel en schriftelijk aan de instelling bevestigt dat hij een in aanmerking komende belegger is, en dat hij zich ertoe verbindt om dezelfde bevestiging te vragen aan de volgende overnemer;" 7° in de bepaling onder 6° worden de woorden "institutionele of professionele belegger is in de zin van artikel 5, § 3 van de wet" vervangen door de woorden "in aanmerking komende belegger is";8° in de bepaling onder 7° worden de woorden "die geen institutionele of professionele belegger zijn in de zin van artikel 5, § 3 van de wet" vervangen door de woorden "die geen in aanmerking komende beleggers zijn". HOOFDSTUK IV. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 26 september 2006 over het register van de in aanmerking komende beleggers en tot aanpassing van het begrip in aanmerking komende beleggers

Art. 171.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 26 september 2006 over het register van de in aanmerking komende beleggers en tot aanpassing van het begrip in aanmerking komende beleggers, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 september 2013, wordt de bepaling onder 1° opgeheven.

Art. 172.Het opschrift van afdeling III, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2013, wordt vervangen als volgt : "Register van de in aanmerking komende beleggers".

Art. 173.Het opschrift van afdeling IV, vervangen bij het koninklijk besluit van 26 september 2013, wordt vervangen als volgt : "Toegang tot het register van de in aanmerking komende beleggers". HOOFDSTUK V. - Bepaling tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming

Art. 174.Deel 1 van hoofdstuk II van de bijlage bij het koninklijk besluit van 10 november 2006 op de boekhouding, de jaarrekening en de periodieke verslagen van bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging met een veranderlijk aantal rechten van deelneming wordt aangevuld met een afdeling 3 met het opschrift "beloningsbeleid", luidende : "Het jaarverslag bevat tevens : - het totale bedrag van de beloning gedurende het boekjaar, onderverdeeld in de vaste en variabele beloning die de beheervennootschap, respectievelijk de beleggingsvennootschap aan haar personeel betaalt, het aantal begunstigden en, in voorkomend geval, elk rechtstreeks door de instelling voor collectieve belegging betaald bedrag, met inbegrip van elke prestatievergoeding; - het geaggregeerde bedrag van de beloning, uitgesplitst naar categorieën van werknemers of andere medewerkers als bedoeld in artikel 213/1, derde lid van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvordering of in artikel 40, eerste lid van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders; - een beschrijving van de wijze waarop de beloning en de voordelen zijn berekend; - de resultaten van de in artikel 213/2, 3° et 4° van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvordering of in artikel 41, 3° en 4° van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders bedoelde evaluaties, met inbegrip van onregelmatigheden die zich eventueel hebben voorgedaan; - materiële wijzigingen in het vastgestelde beloningsbeleid.". HOOFDSTUK VI. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging

Art. 175.Het opschrift van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging wordt vervangen als volgt : "Koninklijk besluit met betrekking tot beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG".

Art. 176.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt aangevuld met de woorden "die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG";2° in het tweede lid worden de woorden "die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG" ingevoegd tussen de woorden "beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging" en de woorden "die een bijkantoor in België hebben gevestigd";3° in de Nederlandse versie van het tweede lid wordt het woord "buitenlandse" ingevoegd tussen de woorden "Artikelen 11 tot 23 zijn van toepassing op de" en het woord "beheervennootschappen". HOOFDSTUK VII. - Bepalingen tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging

Art. 177.Het opschrift van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging wordt vervangen als volgt : "Koninklijk besluit met betrekking tot de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG".

Art. 178.In artikel 2 van het koninklijk besluit van 12 november 2012 met betrekking tot bepaalde openbare instellingen voor collectieve belegging worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden ", of artikel 70, § 1, 1° tot 3°, " opgeheven;2° in de bepaling onder 17° worden de woorden "betreffende bepaalde vormen van collectief beheer van beleggingsportefeuilles" vervangen door de woorden "betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen"; 3° in de bepaling onder 18° wordt de [...] vervangen door de woorden "12 november 2012".

Art. 179.In hetzelfde besluit wordt de aanhef van titel II vervangen als volgt : "Titel II. -- Openbare instellingen voor collectieve belegging naar Belgisch recht die opteren voor de beleggingen die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG"

Art. 180.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 3.§ 1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing op de Belgische instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG. § 2. Dit besluit mag ook worden geciteerd onder het verkorte opschrift "ICBE-besluit".".

Art. 181.In artikel 7, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden "of op diens eventuele hoedanigheid van in aanmerking komende belegger" ingevoegd na de woorden "op het institutioneel of professioneel karakter van de inschrijver".

Art. 182.De artikelen 8, 9 en 10 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 183.In artikel 23, § 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 2° worden de woorden "58, §§ 2 tot 5, 59, 62, § 6, 76, §§ 2 tot 5, 77 en 80, § 6" vervangen door de woorden "58, §§ 2 tot 5, 59 en 62, § 6";2° in de bepaling onder 6° worden de woorden "in de artikelen 61 en 79" vervangen door de woorden "in artikel 61".

Art. 184.In artikel 24, § 1, derde lid, 1° van hetzelfde besluit, worden de woorden "26, 58 en 76" vervangen door de woorden "26 en 58".

Art. 185.In artikel 25, § 1 van hetzelfde besluit, worden de woorden "26, 58, §§ 2 tot 5 en 76, §§ 2 tot 5" telkens vervangen door de woorden "26 en 58, §§ 2 tot 5".

Art. 186.In artikel 26, § 1, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden "58, §§ 2 tot 5, 62, § 6, 76, §§ 2 tot 5 en 80, § 6" vervangen door de woorden "58, §§ 2 tot 5 en 62, § 6".

Art. 187.In het opschrift van afdeling II, hoofdstuk I, titel II wordt het woord "effecten" telkens vervangen door de woorden "rechten van deelneming".

Art. 188.In artikel 31 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1, 1° wordt vervangen als volgt : "1° de identificatie van de instelling voor collectieve belegging en van haar bevoegde autoriteit;"; 2° in paragraaf 2 wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, luidende : "De essentiële beleggersinformatie bevat daarnaast een mededeling dat de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld, beschikbaar zijn op een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.".

Art. 189.In artikel 34, § 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepalingen onder 3° en 4° worden telkens de woorden "de aangestelde beheervennootschap of" geschrapt;2° in de bepaling onder 12° worden de woorden "en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming" ingevoegd tussen de woorden "financiële markten," en de woorden "voor zover"; 3° in de bepaling onder 13° worden de woorden "tot I.2.6." ingevoegd tussen het woord "I.2.3." en de woorden "en I.3.3."; 4° een bepaling onder 14° /1 wordt ingevoegd, luidende : "14° /1 wijziging van de datum van de eerste netto-inventariswaarde na de initiële inschrijvingsperiode en/of van de datum van berekening hiervan;"; 5° bepalingen onder 17° /1, 17° /2 en 17° /3 worden ingevoegd, luidende : "17° /1 hernieuwing van het mandaat van een bestuurder en/of van een persoon die deelneemt aan de effectieve leiding van de instelling voor collectieve belegging;17° /2 hernieuwing van het mandaat van de erkende commissaris van de instelling voor collectieve belegging; 17° /3 niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de instelling voor collectieve belegging en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;".

Art. 190.In artikel 34, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de bepaling onder 10° worden de woorden "en/of wijziging van de initiële inschrijvingsperiode, en/of wijziging van de valutadatum met betrekking tot de initiële inschrijving, en/of wijziging van de initiële inschrijvingsprijs per recht van deelneming" ingevoegd tussen de woorden "financiële markten," en de woorden "voor zover";2° bepalingen onder 11° /1 en 11° /2 worden ingevoegd, luidende : "11° /1 voor de instellingen voor collectieve belegging bedoeld in het tweede lid van dit punt, bijwerking van de scenario's die de potentiële resultaten van de instellingen voor collectieve belegging illustreren. Het eerste lid van dit punt is van toepassing op de instellingen voor collectieve belegging die de beleggers op bepaalde vooraf bepaalde data op een algoritme gebaseerde volledige terugbetalingen verstrekken die verband houden met de resultaten van financiële activa, indexen of referentieportefeuilles of met de totstandkoming van prijswijzigingen of andere voorwaarden met betrekking tot die financiële activa, indexen of referentieportefeuilles, dan wel instellingen voor collectieve belegging met vergelijkbare kenmerken; 11° /2 niet wezenlijke wijziging van de omschrijving van een index, op voorwaarde dat deze wijziging louter gebeurt naar aanleiding van een actualisering van de index door de opsteller hiervan en dat de instelling voor collectieve belegging en de opsteller van de index geen deel uitmaken van dezelfde economische groep;".

Art. 191.Artikel 37 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Als een compliancefunctie werd opgericht bij een instelling die een ontwerp van bericht, van reclame of van een ander stuk dat betrekking heeft op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging opstelt, dan wel ter goedkeuring voorlegt aan de FSMA, neemt deze de nodige maatregelen om te verzekeren dat het ontwerp voldoet aan de bepalingen van de wet, van het koninklijk besluit van 25 april 2014 betreffende bepaalde informatieverplichtingen bij de commercialisering van financiële producten bij niet-professionele cliënten en van dit besluit.

De vertaling van de berichten, reclame en andere stukken die betrekking hebben op een openbaar aanbod van rechten van deelneming in een instelling voor collectieve belegging, wordt gemaakt onder de verantwoordelijkheid van de personen op wier initiatief deze berichten, reclame en andere stukken worden gepubliceerd.".

Art. 192.In artikel 49 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden ", of artikel 70, § 1, 8° " opgeheven;2° in paragraaf 2 worden de woorden ", of artikel 71, § 1," opgeheven;3° in paragraaf 3 worden de woorden ", of artikel 72, § 1," en de woorden ", of artikel 72, §§ 2 en 3," opgeheven.

Art. 193.In artikel 51 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid opgeheven.

Art. 194.In artikel 66, § 2, 3° van hetzelfde besluit worden de woorden "zelfs indien deze instelling voor collectieve belegging verschillende compartimenten telt" opgeheven.

Art. 195.In de titel II, hoofdstuk II, afdeling I van hetzelfde besluit wordt onderafdeling III, die de artikelen 69 tot 87 bevat, opgeheven.

Art. 196.In artikel 88 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste lid worden de woorden "Een feeder die heeft geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen, bedoeld bij artikel 7, eerste lid, 1°, van de wet," vervangen door de woorden "Een feeder";2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 197.In artikel 89 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid worden de woorden "Een feeder die heeft geopteerd voor de categorie van toegelaten beleggingen, bedoeld bij artikel 7, eerste lid, 1°, van de wet," vervangen door de woorden "Een feeder";2° in paragraaf 1, eerste lid, 1° worden de woorden "artikel 52, § 2" vervangen door de woorden "artikel 52, § 3";3° paragraaf 2 wordt opgeheven.

Art. 198.In artikel 90, § 1 van hetzelfde besluit worden de woorden "in de artikelen 65, § 1 en 83, § 1" vervangen door de woorden "in artikel 65, § 1".

Art. 199.In artikel 91, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "de artikelen 65, § 1 en 83, § 1" vervangen door de woorden "artikel 65, § 1".

Art. 200.In artikel 92, 5° worden de woorden "of artikel 89, § 2, tweede lid, 1° " opgeheven.

Art. 201.In de Franse versie van artikel 94, 5° van hetzelfde besluit wordt het woord "monnaies" vervangen door het woord "devises".

Art. 202.In artikel 99 van hetzelfde besluit wordt de "[...] vervangen door de woorden "12 november 2012".

Art. 203.In de Franse versie van artikel 101, 5° van hetzelfde besluit wordt het woord "monnaies" vervangen door het woord "devises".

Art. 204.In de Nederlandse versie van artikel 106, § 1, 3° van hetzelfde besluit worden de woorden "de la loi" vervangen door de woorden "van de wet".

Art. 205.In artikel 111 van hetzelfde besluit worden de woorden "de artikelen 65, § 1 en 83, § 1" telkens vervangen door de woorden "artikel 65, § 1".

Art. 206.In artikel 116 van hetzelfde besluit, worden de woorden ", of artikel 70, § 1, 5° of 6°, " telkens opgeheven.

Art. 207.Artikel 117, § 2 van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 4°, luidende : 4° een bedrag tot ontmoediging van een compartimentswijziging die volgt binnen de periode van een maand na intreding, ingehouden ten voordele van de instelling voor collectieve belegging.Indien het beheerreglement of de statuten een toelating in deze zin bevatten, mag het bestuursorgaan van de instelling voor collectieve belegging beslissen dit bedrag niet in te houden of de bedoelde periode van een maand te wijzigen, mits het bestuursorgaan in het eerst volgende jaarverslag zijn beslissing motiveert op grond van concrete omstandigheden en objectieve criteria bepaald in het beheerreglement of de statuten.

Art. 208.In artikel 135, § 1, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden ", en artikel 70, § 1, 1°, 2° of 3°, " opgeheven.

Art. 209.In artikel 141 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden "de artikelen 52, § 1, en 70, § 1," vervangen door de woorden "artikel 52, § 1,";2° in paragraaf 4 worden de woorden "de artikelen 58, § 4 en 76, § 4" vervangen door de woorden "artikel 58, § 4".

Art. 210.In artikel 142 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden "de artikelen 52, 62, 70 en 80" vervangen door de woorden "de artikelen 52 en 62";2° in het tweede lid worden de woorden ", of 70, § 1, 5°, 6°, 8° en 9° " opgeheven.

Art. 211.In artikel 143, 4°, a) van hetzelfde besluit worden de woorden ", of 70, § 1, 1° " opgeheven.

Art. 212.In artikel 145 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden "80, § 6, derde lid," worden opgeheven;2° in de bepaling onder 2°, c) worden de woorden "62, 63, 64, 65, 80, 81, 82 en 83" vervangen door de woorden "62, 63, 64 en 65".

Art. 213.In de Franse versie van artikel 160, 2° van hetzelfde besluit worden de woorden "à moins que" vervangen door de woorden "à condition que".

Art. 214.In het opschrift van afdeling IV, hoofdstuk II van titel II wordt het woord "effecten" vervangen door de woorden "rechten van deelneming".

Art. 215.In artikel 189, § 1 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 216.In artikel 193, derde lid worden de woorden "in de artikelen 52, § 1, 1°, 2° en 3°, 70, 1, 1°, 2° en 3°, " vervangen door de woorden "in artikel 52, § 1, 1°, 2° en 3° ".

Art. 217.In artikel 196, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden "desgevallend door de statuten of beheerreglement" ingevoegd tussen de woorden "omdat het" en de woorden "vereiste aanwezigheidsquorum";

Art. 218.In titel III van hetzelfde besluit wordt het hoofdstuk II, die de artikelen 221 tot 225 bevat, opgeheven.

Art. 219.In artikel 227 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt : "De openbare instellingen voor collectieve belegging, die erkend zijn overeenkomstig artikel 145/16 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, en die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG voegen de vermelding "pensioenspaarfonds" toe aan hun naam."; 2° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 220.In hetzelfde besluit wordt artikel 233 opgeheven.

Art. 221.Punt 4 van bijlage A, I van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "4. Gegevens met betrekking tot de bewaarder 4.1. De identiteit van de bewaarder van de instelling voor collectieve belegging en een omschrijving van zijn taken, alsmede van belangenconflicten die kunnen ontstaan. 4.2. Een beschrijving van alle door de bewaarder gedelegeerde bewaartaken, de lijst van de gedelegeerden en subgedelegeerden en eventuele belangenconflicten die uit dergelijke delegaties kunnen voortvloeien. 4.3. een verklaring dat actuele informatie met betrekking tot de punten 4.1 en 4.2 op verzoek aan beleggers ter beschikking zal worden gesteld.".

Art. 222.Punt 5 van bijlage A, I van hetzelfde besluit wordt aangevuld met een punt 5.3, luidende : "5.3 Het prospectus bevat : a) hetzij de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld; b) hetzij een samenvatting van het beloningsbeleid en een mededeling dat de nadere gegevens van het geactualiseerde beloningsbeleid, met ten minste een beschrijving van de wijze van berekening van de beloning en de voordelen, de identiteit van de personen die verantwoordelijk zijn voor het toekennen van de beloning en de voordelen, met inbegrip van de samenstelling van het remuneratiecomité, indien een dergelijk comité is ingesteld, beschikbaar zijn op een website (met vermelding van het adres van die website) en dat daarvan op verzoek gratis een afschrift op papier ter beschikking wordt gesteld.".

Art. 223.In punt 9 van bijlage C van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 117, § 2, 4° en in" ingevoegd tussen de woorden "toelating bedoeld in" en de woorden "artikel 117, § 3, 3° ".

TITEL VI. - Diverse en overgangsbepalingen

Art. 224.De openbare AICB's met veranderlijk aantal rechten van deelneming, die erkend zijn overeenkomstig artikel 145/16 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 voegen de vermelding "pensioenspaarfonds" toe aan hun naam.

Art. 225.De bepalingen van Hoofdstukken I en III van Titel I en de bepalingen van Titel IV en V van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging worden opgeheven op het ogenblik dat er geen instellingen, bedoeld bij artikelen 505 en 506 van de wet, meer zijn ingeschreven op de lijst bedoeld bij artikel 120, § 1, of artikel 137 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten.

Conform het eerste lid publiceert de minister van Financiën een bericht in het Belgisch Staatsblad waarin wordt vastgesteld dat voornoemde bepalingen van het koninklijk besluit van 4 maart 1991 met betrekking tot bepaalde instellingen voor collectieve belegging zijn opgeheven.

Art. 226.De minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Economie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 februari 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en van Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage A bij het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 februari 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en van Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage B bij het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 februari 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en van Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

Bijlage C bij het koninklijk besluit van 25 februari 2017 met betrekking tot bepaalde openbare alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheervennootschappen, en houdende diverse bepalingen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 25 februari 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Economie en van Consumenten, K. PEETERS De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^