Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 25 maart 2003
gepubliceerd op 28 maart 2003

Koninklijk besluit houdende overgangsmaatregelen in verband met de elektronische identiteitskaart

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000226
pub.
28/03/2003
prom.
25/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/25/2003000226/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende overgangsmaatregelen in verband met de elektronische identiteitskaart


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Tijdens de overgangsfase van de gewone naar de elektronische identiteitskaart worden elf gemeenten aangewezen om te fungeren als proefgemeenten.

Het betreft de volgende gemeenten (per provincie of administratief arrondissement) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Sint-Pieters-Woluwe (Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad) De Minister van Binnenlandse Zaken zal in een eerste fase de datum van invoering van de elektronische identiteitskaart in de elf proefgemeenten bepalen. Deze kan voor iedere gemeente verschillend zijn.

Het huidig besluit voorziet dat de volledige vernieuwing van de traditionele identiteitskaarten door elektronische identiteitskaarten over een periode van vijf jaar zal verlopen. Aangezien de elf proefgemeenten ongeveer 330.000 inwoners tellen is het de bedoeling ongeveer 65.000 elektronische identiteitskaarten per jaar uit te reiken tijdens de proefperiode.

Behoudens de klassieke gevallen van vernieuwing van de identiteitskaarten, maakt het huidig besluit het tijdens de overgangsregeling mogelijk voor iedere burger die onmiddellijk wil genieten van de voordelen van de elektronische identiteitskaart zich op eenvoudig verzoek een dergelijke kaart te laten uitreiken.

Een regeling wordt voorzien om het probleem op te lossen dat zou kunnen rijzen voor de houder van een elektronische identiteitskaart die zijn hoofdverblijfplaats zou moeten bewijzen tegenover een openbare of private instelling die over geen lezer beschikt om de informatie van de hoofdverblijfplaats op de chip te lezen. Deze informatie is immers niet meer zichtbaar op de kaart.

Dit besluit regelt eveneens het geval van de burger die verhuist van een proefgemeente naar een niet-proefgemeente : de gemeente van inschrijving beschikt niet over de apparatuur om het adres aan te passen.

Hij moet de overbrenging van zijn hoofdverblijfplaats aangeven bij de gemeente waar hij zich komt vestigen.

De burger begeeft zich, zodra zijn nieuw adres is geregistreerd in de bevolkingsregisters, met zijn elektronische identiteitskaart onverwijld, naar keuze, naar een proefgemeente (dit kan zijn vroegere gemeente zijn, maar ook een andere, bijvoorbeeld indien deze laatste makkelijker bereikbaar is), of naar het Rijksregister of één van zijn plaatselijke centra. Daar wordt het nodige gedaan om het adres aan te passen. De identiteit van de houder kan gecontroleerd worden doordat de foto van de houder digitaal op de kaart is aangebracht. Het geheel brengt geen bijkomende kosten mee voor de burger.

Ten slotte wordt het bijzonder geval geregeld van de elektronische identiteitskaarten aangevraagd vóór 1 januari 2004.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

ADVIES 35.030/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 6 maart 2003 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste drie dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "houdende overgangsmaatregelen in verband met de elektronische identiteitskaart ", heeft op 11 maart 2003 het volgende advies gegeven : Overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

In het onderhavige geval luidt die motivering in de brief met de adviesaanvraag aldus : « Vu l'urgence motivée par le fait que les dispositions relatives à la carte d'identité électronique doivent produire leurs effets le plus rapidement possible, notamment dans un certain nombre de communes pilotes durant la phase de transition de la carte d'identité ordinaire à la carte d'identité électronique et vu l'urgence motivée par le fait qu'il faut le plus rapidement possible fixer les modalités particulières qui seront d'application dans un certain nombre de communes pilotes durant la phase de transition de la carte d'identité ordinaire à la carte d'identité électronique,... ».

Overeenkomstig artikel 84, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, beperkt de Raad van State, afdeling wetgeving, zich tot het onderzoek van de rechtsgrond, van de bevoegdheid van de steller van de handeling, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Voorafgaande vormvoorschriften In de aanhef wordt noch van het advies van de Inspecteur van Financiën, noch van de akkoordbevinding van de Minister van Begroting melding gemaakt. Indien het ontwerp een budgettaire weerslag heeft, dienen die twee voorafgaande vormvereisten te worden vervuld.

Rechtsgrond 1.1. Het ontworpen besluit haalt zijn rechtsgrond uit het ontwerp van wet tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. dat op 20 februari 2003 in plenaire vergadering door de Kamer van volksvertegenwoordigers is aangenomen.

Er dient evenwel op gewezen te worden dat de Senaat op 21 februari 2003 besloten heeft zijn evocatierecht uit te oefenen. De Senaat beschikt daardoor over een onderzoekstermijn die verstrijkt op 1 april 2003. Het betrokken wetsontwerp, dat niet geamendeerd is door de Commissie voor de Binnenlandse Zaken en voor de Administratieve Aangelegenheden, staat op de agenda van de voltallige vergadering van de Senaat van 13 maart 2003.De volgende opmerking wordt uitsluitend gemaakt onder voorbehoud van een eventuele amendering van het wetsontwerp door de Senaat. 1.2. Het ontworpen besluit kan niet in werking treden vóór de wet die daarvan de rechtsgrond vormt. 2. In artikel 3 van het ontworpen besluit wordt de Minister van Birinenlandse Zaken gemachtigd de nadere regels te bepalen inzake het bewijs van hoofdverblijfplaats ten aanzien van derden die niet over een kaartlezer voor een elektronische identiteitskaart beschikken. Artikel 19, § 1, derde lid, van het genoemde wetsontwerp bepaalt evenwel het volgende : « De Koning neemt de nodige overgangsmaatregelen voor de periode van vernieuwing van de identiteitskaarten, inzonderheid in geval van wijziging van verblijfplaats. ».

Het leveren van het bewijs van hoofdverblijfplaats ten aanzien van derden kan niet beschouwd worden als een bijkomstige of detailkwestie (1); de bevoegdheid terzake kan dan ook niet gesubdelegeerd worden aan de Minister van Binnenlandse Zaken.

Vormopmerkingen In heel het ontwerp schrijve men "proefgemeente", niet "pilootgemeente".

Artikel 4 In het tweede lid schrijve men "aan de persoon terugbezorgd" in plaats van "terug aan de persoon overhandigd".

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De Voorzitter, Y. Kreins. _______ Nota (1) Zie advies van de Commissie voor de persoonlijke levenssfeer nr. 08/2003 van 27 februari 2003

25 MAART 2003. - Koninklijk besluit houdende overgangsmaatregelen in verband met de elektronische identiteitskaart ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 25 maart 2003 tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 19, § 1, derde lid;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 10 juli 2002;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting gegeven op 15 juli 2002;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de bijzondere modaliteiten die van toepassing zullen zijn in een aantal proefgemeenten tijdens de overgangsfase van de gewone identiteitskaart naar de elektronische identiteitskaart zo spoedig mogelijk moeten worden vastgesteld;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Aanwijzing van de proefgemeenten

Artikel 1.De elektronische identiteitskaart wordt ingevoerd in de volgende proefgemeenten : Borsbeek, Geraardsbergen, Jabbeke, Lasne, Leuven, Marche-en-Famenne, Rochefort, Seneffe, Seraing, Tongeren en Sint-Pieters-Woluwe.

De Minister van Binnenlandse Zaken bepaalt voor elk van de in het eerste lid vermelde gemeenten de datum waarop de invoering van de elektronische identiteitskaart geschiedt. HOOFDSTUK II. - Vernieuwing van de identiteitskaarten

Art. 2.In de gemeenten bedoeld in artikel 1 verloopt de vervanging van alle identiteitskaarten bedoeld in het koninklijk besluit van 29 juli 1985 betreffende de identiteitskaarten door elektronische identiteitskaarten over een periode van vijf jaar.

De identiteitskaart wordt vernieuwd : 1° bij het verstrijken van de geldigheidsperiode van de identiteitskaart of vroeger met het oog op de naleving van de termijn bedoeld in het eerste lid;2° wanneer de houder zijn hoofdverblijfplaats overbrengt naar een proefgemeente;3° wanneer de houder een identiteitskaart wenst in een andere taal dan die waarin de zijne is gesteld, voor zover hij gevestigd is in een gemeente die gemachtigd is een identiteitskaart in de door de betrokkene gekozen taal uit te reiken;4° wanneer de foto van de houder niet meer gelijkend is;5° wanneer de identiteitskaart beschadigd is;6° wanneer de houder van naam of voornaam verandert;7° wanneer de houder van geslacht verandert;8° na verlies of diefstal van de identiteitskaart;9° wanneer de houder erom verzoekt. HOOFDSTUK III. - Bewijs van de hoofdverblijfplaats

Art. 3.De houder van een elektronische identiteitskaart kan met alle middelen het bewijs van zijn hoofdverblijfplaats aantonen in het geval hij deze moet bewijzen ten aanzien van een derde die niet over een kaartlezer voor een elektronische identiteitskaart beschikt.

Dit artikel is van toepassing op de elektronische identiteitskaarten aangevraagd vanaf 1 januari 2004. HOOFDSTUK IV. - Overbrenging van de hoofdverblijfplaats van een proefgemeente naar een gemeente waar de elektronische identiteitskaart nog niet is ingevoerd

Art. 4.Iedereen die zijn hoofdverblijfplaats wil overbrengen van een gemeente van het Rijk waar de elektronische identiteitskaart reeds werd ingevoerd naar een gemeente waar deze nog niet werd ingevoerd, moet dit aangeven bij de gemeente waar hij zich komt vestigen.

Daarna begeeft hij zich onverwijld, volgens eigen keuze, naar het Rijksregister van de natuurlijke personen of één van zijn regionale centra, of naar een proefgemeente, om het adres op de elektronische identiteitskaart aan te passen. Ze wordt kosteloos aan de persoon terugbezorgd.

Dit artikel is van toepassing op de elektronische identiteitskaarten aangevraagd vanaf 1 januari 2004. HOOFDSTUK V. - Bijzonder geval van de elektronische identiteitskaarten aangevraagd vóór 1 januari 2004

Art. 5.Op de identiteitskaarten aangevraagd vóór 1 januari 2004 is de hoofdverblijfplaats van de houder ook zichtbaar met het blote oog.

Wanneer de houder van dergelijke kaart zijn hoofdverblijfplaats wijzigt, moet zijn identiteitskaart vernieuwd worden.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 25 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE

^