Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 1999
gepubliceerd op 26 augustus 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012270
pub.
26/08/1999
prom.
26/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/26/1999012270/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf, betreffende de arbeidsduurvermindering.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 7 mei 1997 Arbeidsduurvermindering (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 44966/CO/145)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf met uitzondering van de ondernemingen waarvan de hoofdactiviteit bestaat in het aanleggen en onderhouden van parken en tuinen.

Art. 2.De arbeidsduur per week bedoeld in artikel 19 van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt met ingang van 1 januari 1998 teruggebracht naar 39 uren gemiddeld per week. Deze arbeidsduur van 39 uren per week wordt bereikt als een gemiddelde op jaarbasis.

De werkelijke prestatieduur per week bedraagt nog steeds 40 uren.

De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur op jaarbasis wordt bereikt door de invoering met ingang van 1 januari 1998 van 6 compensatiedagen en dit onder de voorwaarden bedoeld in de artikelen 4 en 5.

Art. 3.In toepassing van artikel 26bis van de arbeidswet van 16 maart 1971 wordt de referteperiode waarin de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur moet bereikt worden, vastgesteld op een jaar. Het jaar neemt een aanvang op 1 april en eindigt op 31 maart van het daaropvolgend kalenderjaar.

Art. 4.De werknemers die het ganse jaar in dienst zijn van dezelfde werkgever hebben recht op 6 compensatiedagen; de deeltijdse werknemers hebben dit recht in verhouding tot hun arbeidsduurregime. De werknemers die in de loop van het jaar in dienst komen of uit dienst zijn gegaan, hebben recht op één compensatiedag per schijf van 2 maanden dat zij in de onderneming in dienst waren.

Art. 5.Voor de vaststelling van het aantal compensatiedagen wordt rekening gehouden met de effectieve prestaties, met de periodes van jaarlijkse vakantie, de feestdagen en met alle schorsingen van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst die recht geven op een betaling van gewaarborgd loon ten laste van de werkgever.

Art. 6.De compensatiedagen worden opgenomen overeenkomstig de in dit verband tussen de werkgever en de werknemer op ondernemingsvlak gemaakte afspraken.

Voor zover alle compensatiedagen niet integraal zijn opgenomen in het betrokken jaar, dan worden de resterende verworven compensatiedagen verder uitgeput in de loop van het eerste kwartaal van het nieuwe jaar.

Art. 7.De compensatiedagen die aan de werknemers moeten worden toegekend, overeenkomstig hetgeen hoger is aangehaald, worden betaald door de werkgever op het ogenblik dat deze dagen door de werknemers worden opgenomen.

De ondertekenende partijen zullen in de loop van 1998 de nadere regels en procedures vastleggen om de betaalde compensatiedagen te laten uitbetalen via de tussenkomst van et Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf, zodat met ingang van 1 januari 1999 de uitbetaling van de 6 voor 1999 voorziene dagen effectief kan verlopen via het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf.

Art. 8.Alle betwistingen in verband met de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden voorgelegd aan het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Voor zover een individuele werkgever in gebreke zou blijven voor wat betreft de uitbetaling van de 6 compensatiedagen voor 1998, dan waarborgt het Waarborg- en Sociaal Fonds voor het tuinbouwbedrijf deze betaling aan de werknemer. Het waarborgfonds wordt gesubrogeerd in de rechten van de individuele werknemer ten opzichte van zijn werkgever.

Art. 9.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 1997 en geldt voor een onbepaalde duur.

Elk van de ondertekenende partijen kan deze collectieve arbeidsovereenkomst opzeggen door middel van een aan de andere ondertekenende partijen betekende opzeggingstermijn van drie maanden die verstuurd wordt per aangetekende brief, met afschrift aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

^