26 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 35 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het koninklijk besluit nr. 72 van 10 november 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 14, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, inzonderheid op artikel 35, vervangen bij koninklijk besluit van 20 september 1984 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 oktober 1994 en 23 december 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 november 1996 houdende financiële en diverse bepalingen met betrekking tot het sociaal statuut der zelfstandigen, met toepassing van titel VI van de wet van 26 juli 1996 houdende modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels en van artikel 3 van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, bekrachtigd bij artikel 17, 2° van de wet van 13 juni 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen van dit besluit tot doel hebben enkele bepalingen aan te passen van artikel 35 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- overlevingspensioen der zelfstandigen, rekening houdende enerzijds met de invoering, bij koninklijk besluit van 18 november 1996, van een globaal bijdragepercentage in het sociaal statuut der zelfstandigen en anderzijds met het koninklijk besluit van 23 december 1996 tot wijzignig van de berekeningswijze van de bijdragen, verschuldigd in het kader van de gelijkstelling van bepaalde periodes met periodes van activiteit, in het stelsel van het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;

Dat de gelijkstelling van kwartalen gelegen in de periode tussen 1 januari 1975 en 31 december 1983 onmogelijk is zonder deze aanpassingen;

Dat de inhoud van dit besluit dat ook onverwijld ter kennis moet worden gebracht van de zelfstandigen en van hun sociale-verzekeringsfondsen;

Overwegende dat het noodzakelijk is dat dit besluit uitwerking heeft met ingang op dezelfde dag, met name op 1 januari 1997, als de bepalingen die een globaal bijdragepercentage hebben ingevoerd in het sociaal statuut der zelfstandigen en als het koninklijk besluit van 23 december 1996, dat reeds enkele bepalingen heeft gewijzigd van artikel 35 van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen;

Op de voordracht van Onze Minister van Pensioenen en van Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 35, § 1, van het koninklijk besluit van 22 december 1967 houdende algemeen reglement betreffende het rust- en overlevingspensioen der zelfstandigen, ingevoerd bij het koninklijk besluit van 20 september 1984 en gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 7 oktober 1994 en 23 december 1996, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° het eerste lid, 2°, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° voor het tijdvak dat begrepen is tussen 1 januari 1975 en 31 december 1983 : 60 pct.van de bijdrage bedoeld in artikel 12, § 1, eerste lid, 1° van het koninklijk besluit nr. 38 verschuldigd door de onderworpenen bedoeld in artikel 12, § 1, van hetzelfde besluit, voor het kwartaal waarin de aanvraag om gelijkstelling werd ingediend.

Deze bijdrage wordt berekend op basis van het in artikel 12, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit nr. 38 vastgestelde inkomen dat wordt geacht te zijn bereikt, geherwaardeerd overeenkomstig artikel 14 van hetzelfde besluit; » 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid, dat het tweede lid wordt, worden de woorden « met uitsluiting van het geval beoogd in het voorgaand lid » geschrapt.

Art. 2.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.

Art. 3.Onze Minister van Pensioenen en Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Pensioenen, M. COLLA De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN