Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2000
gepubliceerd op 29 augustus 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de eindeloopbaan en het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2000012331
pub.
29/08/2000
prom.
26/04/2000
ELI
eli/besluit/2000/04/26/2000012331/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 APRIL 2000. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de eindeloopbaan en het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen, betreffende de eindeloopbaan en het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap Collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten op 1 juli 1998 in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap en goedgekeurd op 17 juli 1998 in het Paritair Comité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen Eindeloopbaan en het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan (Overeenkomst geregistreerd op 7 september 1998 onder het nummer 49120/CO/319)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werknemers, ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.

Onder werknemers wordt verstaan het mannelijk en vrouwelijk werklieden- en bediendenpersoneel.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalt specifieke voorwaarden inzake de eindeloopbaanthematiek van werknemers tewerkgesteld in de sectoren ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.

Art. 3.Brugpensioenstelsels.

Partijen stellen alles in het werk om alle brugpensioenstelsels die wettelijk en reglementair mogelijk zijn of zullen worden van toepassing te maken bij collectieve arbeidsovereenkomsten.

Art. 4.Het recht op vrijwillige uitstapregelingen in het kader van de eindeloopbaan. 1. Algemene bepalingen. § 1. De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst vormen geen beperking voor de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1990 inzake beroepsloopbaanonderbreking en vermindering van de arbeidsprestaties. § 2. De aanvraag voor de vrijwillige halftijdse uitstapregeling of de vrijwillige voltijdse uitstapregeling dient schriftelijk door de werknemer bij de werkgever ingediend te worden, zes maanden vóór de gewenste ingangsdatum; deze termijn kan verkort worden in onderling overleg tussen de werknemer en de werkgever. De werkgever is ertoe gehouden op deze aanvragen in te gaan en de vrijkomende arbeidsduur integraal te vervangen overeenkomstig de reglementering inzake de beroepsloopbaanonderbreking. § 3. De werknemer die de werknemer in vrijwillige halftijdse of voltijdse uitstapregeling vervangt, zal op de aanvangsdatum van de vervanging maximaal over 5 jaar erkende baremieke sectoranciënniteit beschikken.

De uitstapregeling heeft een definitief karakter. Geen van de partijen kan er eenzijdig op terugkomen. § 4. De werknemer in vrijwillige halftijdse of voltijdse uitstapregeling ontvangt een maandelijkse uitkering volgens de bepalingen van deze overeenkomst. Dit recht vervalt vanaf het ogenblik dat een einde wordt gesteld aan de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, uit hoofde van de werkgever of uit hoofde van de werknemer, evenwel zonder dat de tijdens de tewerkstelling ontvangen uitkeringen kunnen worden teruggevorderd. 2. Vrijwillige halftijdse uitstapregeling vanaf de leeftijd van 50 jaar. § 5. De voltijdse werknemers of de deeltijdse werknemers met een contractuele arbeidsduur van minstens 3/4de van de normale voltijdse arbeidsduur, hebben op hun schriftelijke aanvraag recht op de vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse tewerkstelling in het kader van de loopbaanonderbreking indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : - de leeftijd van 50 jaar of meer bereikt hebben op de aanvangsdatum van de halftijdse uitstapregeling; - beschikken over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur; - beschikken over minimaal 20 jaar erkende baremieke sectoranciënniteit op de aanvangsdatum van de halftijdse uitstapregeling; - de halftijdse uitstapregeling een definitief karakter heeft tot aan de leeftijd van het wettelijk pensioen van de werknemer, hetzij overgaat in een stelsel van conventioneel brugpensioen, hetzij overgaat in een vrijwillige voltijdse uitstapregeling vanaf de leeftijd van 55 jaar. § 6. De vrijwillige halftijdse uitstapregeling is gebaseerd op het stelsel "vermindering van de arbeidsprestaties".

Naast de geldende algemene modaliteiten van dit stelsel wordt aan de betrokken werknemer een maandelijkse uitkering toegekend van 12 000 F, op voorwaarde evenwel dat de werknemer gerechtigd is op de onderbrekingsuitkeringen vanwege de R.V.A. De werknemer verbindt er zich toe geen andere bezoldigde beroepsactiviteiten uit te oefenen tijdens de vermindering van arbeidsprestaties dan de halftijdse tewerkstelling bij de werkgever waarbij de werknemer in dienst is.

Aan de voorheen deeltijds werkende werknemers wordt het bedrag van de uitkering pro rata berekend van hun geldende contractuele arbeidsduur op het ogenblik van de aanvang van de uitstapregeling.

Het aantal werknemers dat van dit voordeel kan genieten wordt, onverminderd de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 juni 1990, in principe bepaald op maximum 10 pct. van het aantal werknemers.

Na overleg op het niveau van de voorziening kan dit percentage hoger worden bepaald. § 7. In geval van overgang naar een brugpensioenstelsel zal de aanvullende vergoeding voor het brugpensioen berekend worden op basis van het referteloon dat overeenstemt met het arbeidsregime voorafgaand aan de vermindering van de arbeidsprestaties. 3. Vrijwillige voltijdse uitstapregeling vanaf de leeftijd van 55 jaar. § 8. De voltijdse werknemers of de deeltijdse werknemers, hebben op hun schriftelijke aanvraag recht op een vrijwillige voltijdse uitstapregeling indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen : - tenminste de leeftijd van 55 jaar bereikt hebben op de aanvangsdatum van de voltijdse uitstapregeling; - beschikken over een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur; - beschikken over minimaal 20 jaar erkende baremieke sectoranciënniteit op de aanvangsdatum van de voltijdse uitstapregeling; - de voltijdse uitstapregeling een definitief karakter heeft tot aan de leeftijd van het wettelijk pensioen van de werknemer.

De werknemer verbindt er zich toe in wettelijk pensioen te gaan bij uitputting van zijn recht op de voltijdse uitstapregeling; derhalve dient bij de toekenning van dit recht rekening te worden gehouden met zowel de bepalingen inzake de totale loopbaanonderbrekingsperiode waartoe de werknemer gerechtigd is, als met de loopbaanvoorwaarden inzake wettelijk of vervroegd wettelijk pensioen. § 9. De vrijwillige voltijdse uitstapregeling is gebaseerd op het stelsel van de volledige beroepsloopbaanonderbreking.

Naast de geldende algemene modaliteiten van dit stelsel wordt aan de betrokken voorheen voltijdse werkende werknemer een maandelijkse uitkering toegekend van 24 000 F op de onderbrekingsuitkeringen vanwege de R.V.A. en zich ertoe verbindt geen bezoldigde beroepsactiviteiten uit te oefenen tijdens de volledige uitstapregeling.

Aan de voorheen deeltijds werkende werknemers wordt het bedrag van de uitkering pro rata berekend van hun geldende contractuele arbeidsduur op het ogenblik van de aanvang van de uitstapregeling.

Art. 5.Onregelmatige prestaties voor + 50 jarige werknemers.

De werknemer van 50 jaar of meer kan bij de werkgever het verzoek indienen niet meer tewerkgesteld te worden in prestaties tijdens de onregelmatige diensturen (avond, nacht, weekend, feestdag) of voor een vermindering van tewerkstelling in deze onregelmatige diensturen in aanmerking te komen.

De werknemer van 50 jaar en meer kan bij de werkgever een verzoek indienen niet meer tewerkgesteld te worden in begeleidingstaken tijdens externe vakantieverblijven.

De werkgever engageert er zich toe deze verzoeken constructief en oplossingsgericht te zullen onderzoeken rekening houdende met de pedagogische en organisatorische mogelijkheden van de diensten.

Art. 6.Oriëntering van de loopbaan.

Onverminderd de beschikkingen inzake educatief verlof, zal de werkgever de vraag van de werknemer inzake opleiding, bijscholing of herscholing positief benaderen en de organisatorische mogelijkheden onderzoeken zodat deze werknemer aan bedoelde vorming met een finaliteit om zijn verdere beroepsloopbaan in te richten kan deelnemen.

Art. 7.Onderzoek.

Partijen onderkennen dat de thematiek van de eindeloopbaan en de ouder wordende werknemer een in belang toenemend onderwerp is waarvoor specifieke oplossingen en modaliteiten moeten worden gezocht. Zij stellen alles in het werk om alle mogelijkheden te onderzoeken in functie van concrete werkformules en overeenkomsten.

Art. 8.De bepalingen van artikel 4 gelden slechts voor zover hiervoor een betoelaging vanuit de subsidiërende overheid mogelijk is en/of de aanvullende uitkeringen gefinancierd worden door het baremieke anciënniteitsverschil tussen de uitstappende werknemer en de vervanger.

Art. 9.De bepalingen van artikel 4, § 8 en § 9 gelden slechts voor zover enerzijds voldaan is aan de voorwaarden bepaald in artikel 8 en anderzijds voor zover zal blijken na technisch onderzoek dat door dit stelsel de individueel sociaal - rechterlijke gevolgen voor de werknemer onderzocht zijn en gewaarborgd blijven en de arbeidsrechterlijke aansprakelijkheid voor de betrokken werkgever ten gevolge van de keuze van de werknemer gevrijwaard zijn.

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1998. Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan door elk van de partijen opgezegd worden mits een opzeggingstermijn van zes maanden, gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingen van de Vlaamse Gemeenschap.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 april 2000.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^