Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2007
gepubliceerd op 09 mei 2007

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en tot wijziging van de reglementering betreffende de overgang naar het hogere niveau

bron
federale overheidsdienst personeel en organisatie
numac
2007002078
pub.
09/05/2007
prom.
26/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/26/2007002078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 29bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en tot wijziging van de reglementering betreffende de overgang naar het hogere niveau


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 29bis, hersteld door het koninklijk besluit van 22 november 2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 3, § 1, 16°, opgeheven bij het koninklijk besluit van 15 januari 2007;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federaleoverheidsdiensten aangeweze om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een college van een Gemeenschap of een Gewest;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 1, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 2 oktober 2002, van 28 september 2003, van 8 oktober 2004, van 1 februari 2005 en van 12 april 2005;

Overwegende het voornemen de loopbanen te hervormen rond het centrale begrip van ontwikkelcirkels, hetgeen de valorisatie inhoudt van de inspanningen die worden geleverd in het kader van de vergelijkende overgangsexamens;

Overwegende het voornemen de ambtenaren aantrekkelijke loopbaanmogelijkheden te bieden, waarbij de harmonieuze integratie van de bevorderde ambtenaren in nieuwe functies in het hogere niveau wordt gewaarborgd;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 februari 2007;

Gelet op de akkoord bevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 16 februari 2007;

Gelet op het protocol nr. 584 van 21 maart 2007 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op het advies 42.669/3 van de Raad van State, gegeven op 11 april 2007 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De aanpassingsperiode

Artikel 1.De aanpassingsperiode bedoeld in artikel 29bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel, heeft tot doel de harmonieuze integratie van de ambtenaar die geslaagd is voor een selectieproef voor overgang in een nieuwe functie in het hogere niveau mogelijk te maken.

Art. 2.Bij de aanvatting van een nieuwe functie in het hogere niveau, nodigt de hiërarchische meerdere de ambtenaar die onderworpen is aan een aanpassingsperiode uit voor een functiegesprek.

Tijdens dit gesprek, en op basis van de beschrijving van de nieuwe functie, kan de hiërarchische meerdere de doelstellingen bepalen die de ambtenaar moet bereiken aan het einde van de aanpassingsperiode. Op vraag van de ambtenaar woont de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of zijn afgevaardigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn afgevaardigde, het gesprek bij.

De in het tweede lid bedoelde doelstellingen kunnen worden geformuleerd in termen van te bereiken resultaten in het dagelijks werk en/of in termen van persoonlijke competentieontwikkeling.

Ze worden schriftelijk vastgelegd volgens het model dat is bepaald door de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken. De ambtenaar ontvangt hiervan een kopie.

Art. 3.Telkens als het noodzakelijk is nodigt de hiërarchische meerdere, op zijn initiatief of op vraag van de ambtenaar, de ambtenaar uit voor een functioneringsgesprek.

Er heeft in ieder geval ten minste één keer aan het einde van de eerste drie maanden van de aanpassingsperiode een functioneringsgesprek plaats.

Dit gesprek heeft tot doel de balans op te maken van de functionering van de ambtenaar, de bereikte resultaten, de eventuele moeilijkheden en de middelen die moeten worden vrijgemaakt om ze te verhelpen. Op vraag van de ambtenaar woont de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of zijn afgevaardigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn afgevaardigde, het gesprek bij.

Het functioneringsgesprek wordt afgesloten met een opvolgingsverslag overeenkomstig het model dat is bepaald door de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken.

Art. 4.§ 1. In de loop van de laatste maand van de aanpassingsperiode nodigt de hiërarchische meerdere de ambtenaar uit voor een evaluatiegesprek over de aanpassingsperiode.

Dit evaluatiegesprek heeft tot doel de balans op te maken van de functionering van de ambtenaar en te bepalen of de doelstellingen al dan niet werden bereikt. Op vraag van de ambtenaar woont de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of zijn afgevaardigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn afgevaardigde, het gesprek bij. § 2. Het evaluatiegesprek wordt afgesloten met een evaluatieverslag dat door de hiërarchische meerdere wordt opgesteld volgens het model dat is bepaald door de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken.

Dit verslag wordt hetzij gunstig afgesloten, indien het integratievermogen van de ambtenaar in een nieuwe functie in het hogere niveau wordt vastgesteld, hetzij ongunstig afgesloten, in het tegenovergestelde geval. In dat geval moet het verslag op een onderbouwde manier aantonen dat de functionering van de ambtenaar onder het niveau lag van hetgeen mag worden verwacht van een ambtenaar van het betreffende hogere niveau.

Het verslag omvat de aanmerkingen van de hiërarchische meerdere, eventueel aangevuld met de schriftelijke opmerkingen van de ambtenaar, indien deze dat wenst.

Het evaluatieverslag wordt overgemaakt aan de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst. § 3. Indien het evaluatierapport voordelig is voor de ambtenaar legt de stafdirecteur « Personeel en Organisatie », of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst aan de bevoegde overheid een voorstel tot benoeming voor in de graad of de klasse waarvoor de ambtenaar aan een vergelijkende selectie heeft deelgenomen. § 4. Indien het rapport ongunstig is voor de ambtenaar dan heeft er een gesprek plaats tussen de ambtenaar, zijn hiërarchische meerdere en de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of zijn afgevaardigde of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst of zijn afgevaardigde. De ambtenaar kan zich laten bijstaan door een persoon naar zijn keuze.

Indien naar aanleiding van dit gesprek het ongunstig evaluatieverslag behouden blijft, legt de stafdirecteur « Personeel en Organisatie » of daar waar er geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, de directeur van de personeelsdienst aan de bevoegde overheid een voorstel voor tot reïntegratie van de ambtenaar in de betrekking die hij bekleedde vóór de aanpassingsperiode.

Art. 5.Gedurende de aanpassingsperiode kan de ambtenaar die dit vraagt, de functie weigeren uit te oefenen waarvoor hij zich kandidaat heeft gesteld in een functie in het hogere niveau. In dit geval zal hij terug zijn functie opnemen die hij bekleedde vóór zijn aanpassingsperiode.

De ambtenaar die een functie weigert gedurende de aanpassingsperiode, wordt geacht hieraan niet te hebben voldaan.

Art. 6.§ 1. Voor de berekening van de duur van de aanpassingsperiode worden alle periodes in aanmerking genomen tijdens dewelke de ambtenaar in een toestand van dienstactiviteit is. § 2. De afwezigheden tijdens de aanpassingsperiode brengen een verlenging hiervan mede als ze vijftien werkdagen overschrijden, zelfs indien de ambtenaar in een toestand van dienstactiviteit is.

Worden niet in aanmerking genomen voor de berekening van de vijftien werkdagen, de afwezigheden die het gevolg zijn van : 1° jaarlijks vakantieverlof;2° de artikel 14, 15, 15bis en 20 van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen;3° de artikel 81, §§ 1 en 2 en 82 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;4° het verlof voor de uitoefening van een functie binnen een secretariaat, een beleidscel, de cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid van een lid van de federale Regering Art.7. Wanneer de ambtenaar zijn integratievermogen in een nieuwe functie in het hogere niveau niet heeft kunnen aantonen, wordt de ambtenaar voor zijn graadanciënniteit, alsook voor de toepassing van de bepalingen betreffende de competentiemetingen en de gecertificeerde opleidingen, beschouwd in dienstactiviteit te zijn geweest in zijn vroegere graad. HOOFDSTUK II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut

Art. 8.Artikel 3, § 1, 16° van het koninklijk besluit van 8 januari 1973 tot vaststelling van het statuut van het personeel van sommige instellingen van openbaar nut, opgeheven bij het koninklijk besluit van 15 januari 2007, wordt hersteld als volgt : « 16° Koninklijk besluit van 26 april 2007 tot uitvoering van artikel 29bis van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel en tot wijziging van de reglementering betreffende de overgang naar het hogere niveau; ». HOOFDSTUK III Wijziging van het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel

Art. 9.Een artikel 14bis, dat als volgt luidt, wordt ingevoegd in het koninklijk besluit van 22 december 2000 betreffende de selectie en de loopbaan van het Rijkspersoneel : «

Art. 14bis.De ambtenaren van niveau C en B die kandidaat zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A en houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot dit niveau, worden vrijgesteld van de proeven die betrekking hebben op bepaalde materies, zoals bepaald in artikel 14, § 2, 2°.

Dit artikel is niet van toepassing op de vergelijkende selecties voor overgang naar het hogere niveau die toegang geven tot een betrekking van klasse A2. »

Art. 10.Artikel 16 van hetzelfde besluit, ingetrokken door het besluit van 30 januari 2006, wordt hersteld als volgt : « Art.16. De ambtenaren van niveau C en D die zich respectievelijk kandidaat stellen voor een vergelijkend examen voor overgang naar niveau B en C en houder zijn van een diploma in overeenstemming met het niveau van de graad in dit niveau, worden vrijgesteld van de algemene proef bepaald in artikel 15. » HOOFDSTUK IV Wijziging van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten

Art. 11.Artikel 1, 2° van het koninklijk besluit van 2 augustus 2002 tot invoering van een evaluatiecyclus in de federale overheidsdiensten, wordt vervangen door de volgende tekst : « 2° ambtenaren die geslaagd zijn voor een vergelijkend examen voor overgang naar het hogere niveau en die onderworpen zijn aan de aanpassingsperiode, zoals bedoeld in artikel 29 bis, § 2 van het koninklijk besluit van 7 augustus 1939 betreffende de evaluatie en de loopbaan van het Rijkspersoneel; ». HOOFDSTUK V De situatie van bepaalde ambtenaren in aanpassingsperiode

Art. 12.Een artikel 14bis, dat als volgt luidt, wordt ingevoegd in het koninklijk besluit van 19 juli 2001 betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van de Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest : «

Art. 14bis.Voor het Rijkspersoneel dat, krachtens artikel 29bis, § 1, eerste lid, op de hoogte is van een vacante betrekking binnen zijn departement van oorsprong en dat de betrekking aanvaardt om deel uit te maken van een secretariaat, een beleidscel, een cel algemene beleidscoördinatie of een cel algemeen beleid, worden de verschillende gesprekken gevoerd door en worden de verslagen opgesteld door de verantwoordelijke van het secretariaat, van de beleidscel, van de cel algemene beleidscoördinatie of van de cel algemeen beleid waaronder de stagiair ressorteert.

De verslagen worden overgemaakt aan de stafdienst « Personeel en Organisatie » of, daar waar geen stafdienst « Personeel en Organisatie » bestaat, aan de personeelsdienst van oorsprong van de ambtenaar en waarin de betrekking vacant werd verklaard.

Onverminderd dit artikel, zijn de maatregelen betreffende de aanpassingsperiode van toepassing. » HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 9, dat in werking treed op 1 juni 2007.

Art. 14.Onze Ministers en Onze Staatssecretarissen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Ambtenarenzaken, C. DUPONT

^