Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 april 2007
gepubliceerd op 27 april 2007

Koninklijk besluit tot organisatie van het toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende het tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2007011186
pub.
27/04/2007
prom.
26/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/26/2007011186/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 APRIL 2007. - Koninklijk besluit tot organisatie van het toezicht en de kwaliteitscontrole en houdende het tuchtreglement voor de bedrijfsrevisoren


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor, inzonderheid op artikelen 32, 33, § 1 en § 2, 34, 43, 44, 48, 49, 53, 71, § 1, 73, § 1, § 2, § 4, 74, 75, § 1 en 76, § 11;

Gelet op artikel 105 van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad;

Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Economische Beroepen van 13 februari 2007;

Gelet op het advies van het Instituut der Bedrijfsrevisoren van 9 februari 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt opgericht door de wet van 22 juli 1953, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van de Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (hierna het koninklijk besluit van 21 april 2007 genoemd);

Overwegende dat de wetgever door de artikelen 102 en 103 van de wet van 20 juli 2006 houdende diverse bepalingen, de Koning gemachtigd heeft om bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de Richtlijn 2006/43/EG zo snel mogelijk om te zetten. Dat het koninklijk besluit van 21 april 2007 daartoe uiterlijk op 31 augustus 2007 in werking treedt;

Gelet op de nakende ontbinding van de Kamers en het feit dat de Regering zich vanaf dan beperkt tot de voorzichtige zaken;

Overwegende dat het dringend noodzakelijk is dat zo snel mogelijk de noodzakelijke maatregelen worden genomen opdat de Kamer voor Verwijzing en Instaatstelling kan samengesteld worden. Dat het tevens noodzakelijk is dat dit nieuw orgaan van publiek toezicht met eigen rechtspersoonlijkheid tijdig kan geïnstalleerd worden opdat het alle noodzakelijke maatregelen kan nemen met het oog op zijn operationaliteit, waaronder de inrichting van lokalen, het aanwerven van een secretariaat en het opstellen van een huishoudelijk reglement;

Overwegende dat het tevens noodzakelijk is dringend over te gaan tot de tijdige vastlegging en bekendmaking van de diverse aspecten van de tuchtprocedure;

Overwegende dat het tenslotte noodzakelijk is om tot spoedige bekendmaking van dit besluit over te gaan om het Instituut van de Bedrijfsrevisoren de noodzakelijke voorbereidende maatregelen te laten nemen met betrekking tot de organisatie van de onderzoeken inzake tucht en kwaliteitscontrole alvorens de nieuwe regeling in werking treedt;

Gelet op het advies 42.829/1 van de Raad van State, gegeven op 19 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.§ 1. De definities opgenomen in artikel 2 van de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor zijn van overeenkomstige toepassing. § 2. Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en tot organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor;2° inspecteur : de bedrijfsrevisor of inspecteur extern aan het beroep die overeenkomstig artikel 33, § 2 van de wet belast is met de opdracht van kwaliteitscontrole;3° de gecontroleerde revisor : de bedrijfsrevisor onderworpen aan de kwaliteitscontrole. HOOFDSTUK II. - Algemeen beginsel

Art. 2.De tuchtvordering is onafhankelijk van de strafvordering en de burgerlijke rechtsvordering. HOOFDSTUK III. - Het onderzoek van de dossiers en de beslissing tot tuchtverwijzing Afdeling I. - Toezicht

Art. 3.§ 1. Overeenkomstig de artikelen 32 en 34 van de wet wordt in de schoot van het Instituut een commissie opgericht die belast is met de ondersteuning van de Raad in zijn opdracht van toezicht op de uitoefening door de bedrijfsrevisoren van hun beroep, met uitzondering van de kwaliteitscontrole. § 2. Deze commissie, de Commissie van Toezicht genoemd, is samengesteld uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren, benoemd door de Raad. Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden benoemd als er effectieve leden zijn. Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar. Hun mandaat wordt uitsluitend vergoed door zitpenningen. § 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers kunnen slechts hun mandaat behouden indien zij de voorwaarden van verkiesbaarheid voor de Raad vervullen. Ten minste de helft van deze effectieve leden en ten minste de helft van deze plaatsvervangende leden dienen de Franse taal te beheersen en ten minste de helft van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende leden dienen de Nederlandse taal te beheersen. § 4. Wanneer de termijn van het mandaat van een effectief of plaatsvervangend lid vervalt, blijft hij in functie tot zijn herbenoeming of de benoeming van zijn opvolger. § 5. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de Commissie van Toezicht worden benoemd door de Raad onder de effectieve leden van de betrokken commissie. § 6. De handelingen van de commissie worden op geldige wijze meegedeeld aan de betrokkenen door de voorzitter van de commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid kan delegeren aan een ander commissielid.

Art. 4.§ 1. De Commissie van Toezicht onderzoekt, met het oog op het formuleren van voorstellen aan de Raad en onverminderd de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, zowel de deontologische houding, het respect voor de wettelijke en reglementaire bepalingen en elke andere bepaling van toepassing op het beroep, als de technische kwaliteit van de activiteiten van de bedrijfsrevisoren, hetzij op eigen initiatief, hetzij op vraag van de Raad, hetzij na een klacht, in het kader van de bevoegdheden van de Raad zoals bepaald in artikel 52 van de wet. § 2. Als een klacht wordt beschouwd, iedere mededeling aan het Instituut, op naam, gedateerd en ondertekend, van verwijten tegen een bedrijfsrevisor, voor zover dit expliciet en uitdrukkelijk als een klacht wordt voorgesteld.

Art. 5.De Commissie van Toezicht kan het onderzoek van de dossiers toevertrouwen aan één of meer onderzoekers aangeduid onder de bedrijfsrevisoren die de voorwaarden van verkiesbaarheid voor de Raad vervullen, met inbegrip van de leden van de Commissie van toezicht, of onder de erebedrijfsrevisoren.

De Commissie van toezicht en de onderzoekers kunnen alle nuttige handelingen stellen voor een behoorlijk onderzoek van het dossier.

Art. 6.§ 1. De betrokken bedrijfsrevisor heeft het recht om gehoord te worden gedurende het onderzoek door de aangeduide onderzoeker(s).

Met het oog hierop, zal hij hierover worden geïnformeerd minstens vijftien dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen worden gehoord.

Zelfs indien hij niet zou verschijnen, wat ook de reden hiervoor is, zal de procedure kunnen worden voortgezet. § 2. Bij gebrek aan aanduiding van een onderzoeker delen de Commissie van Toezicht of de Raad, al naar gelang het geval, aan de bedrijfsrevisor alle elementen mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing zou kunnen worden besloten en laten ze hem een termijn van vijftien dagen om zijn eventuele bemerkingen te laten geworden.

Indien hij geen bemerkingen formuleert binnen de vastgelegde termijn, wat ook de reden weze, wordt de procedure voortgezet. § 3. Het behoort tot de beroepsplicht van de bedrijfsrevisor om alles in het werk te stellen om te antwoorden, binnen de vastgelegde termijn, op de vraag tot verhoor of tot opmerking uitgaande van de onderzoeker(s), van de Raad of van de Commissie van Toezicht. § 4. De bedrijfsrevisor waakt erover om persoonlijk te antwoorden op de uitnodigingen om gehoord te worden of om persoonlijk zijn opmerkingen te formuleren. Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen of bijstaan tijdens zijn verhoor of bij het formuleren van zijn opmerkingen. § 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een verslag van dit eventueel verhoor op. Dit verslag wordt aan de bedrijfsrevisor meegedeeld die over een termijn van vijftien dagen beschikt om zijn bemerkingen te formuleren. § 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon wordt uitgenodigd om te verschijnen of om zijn opmerkingen te formuleren, wordt een kopie van deze uitnodiging bij gewone brief verstuurd naar het bedrijfsrevisorenkantoor, dat het lid natuurlijke persoon in voorkomend geval vertegenwoordigde in de uitoefening van de revisorale opdracht. Het bestuursorgaan van het bedrijfsrevisorenkantoor kan dan een tweede bedrijfsrevisor natuurlijke persoon afvaardigen met het oog op het verschijnen bij een eventueel verhoor. § 7. Voorvermelde paragraaf is niet van toepassing wanneer het bedrijfsrevisorenkantoor wordt uitgenodigd om te verschijnen of om zich persoonlijk te verantwoorden.

Art. 7.§ 1. De Commissie van Toezicht kan slechts geldig beraadslagen in aanwezigheid van ten minste de helft van haar leden. § 2. De leden van de Commissie van Toezicht onthouden zich ervan om te zetelen bij elke beraadslaging of beslissing waarvoor hun onafhankelijkheid of hun objectiviteit in het gedrang zou kunnen komen. De betrokken leden worden voor de behandeling van de desbetreffende dossiers vervangen door plaatsvervangende leden. De Raad is gemachtigd om, na raadpleging van de Commissie van Toezicht, daarover richtlijnen uit te vaardigen. § 3. De onderzoekers die zouden zijn aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen aan het voorstel van de latere beslissing van de Commissie van Toezicht of aan de beslissing van de Raad wat de eventuele aanhangigmaking bij de Kamer van verwijzing en instaatstelling betreft. § 4. Het voorstel van de beslissing geformuleerd door de Commissie van Toezicht aan de Raad of de beslissing van de Raad om de Kamer van verwijzing en instaatstelling te adiëren, is niet vatbaar voor enig beroep. Afdeling II. - De Kwaliteitscontrole

Art. 8.§ 1. In de schoot van het Instituut wordt een commissie opgericht, de Commissie Kwaliteitscontrole genoemd, die belast is met de organisatie van de kwaliteitscontrole overeenkomstig de artikelen 33 en 34 van de wet.

Na advies van de Commissie Kwaliteitscontrole, legt de Raad een voorstel van jaarlijks werkingsbudget, specifiek toegewezen aan de kwaliteitscontrole, ter goedkeuring voor aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling, tegelijk met de goedkeuring van de jaarlijkse lijst van de kwaliteitscontroles bepaald in artikel 46, § 2, van de wet. Het bedrag van dit budget mag niet lager zijn dan 200.000 euros. § 2. De Commissie Kwaliteitscontrole is samengesteld uit maximum twaalf bedrijfsrevisoren, benoemd door de Raad. Er kunnen zoveel plaatsvervangers worden benoemd als er effectieve leden zijn. Hun mandaat is drie jaar geldig en is hernieuwbaar. Hun mandaat wordt uitsluitend vergoed door zitpenningen. § 3. De leden, effectieven en plaatsvervangers, kunnen slechts hun mandaat behouden indien zij de voorwaarden van verkiesbaarheid voor de Raad vervullen. Ten minste de helft van deze effectieve leden en ten minste de helft van deze plaatsvervangende leden dienen de Franse taal te beheersen en ten minste de helft van deze effectieve leden en deze plaatsvervangende leden dienen de Nederlandse taal te beheersen. § 4. Wanneer de termijn van het mandaat van een effectief of plaatsvervangend lid vervalt, blijft hij in functie tot zijn herbenoeming of de benoeming van zijn opvolger. § 5. De voorzitter en de plaatsvervangende voorzitter van de Commissie kwaliteitscontrole worden benoemd door de Raad onder de effectieve leden van de betrokken commissie. § 6. De handelingen van de commissie worden op geldige wijze meegedeeld aan de betrokkenen door de voorzitter van de commissie, die zijn handtekeningsbevoegdheid kan delegeren aan een ander commissielid.

Art. 9.§ 1. De Commissie Kwaliteitscontrole handelt in naam en voor rekening van de Raad, ongeacht de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling. § 2. De Commissie Kwaliteitscontrole : 1° stelt aan de Raad de normen inzake de kwaliteitscontrole voor, onverminderd de externe supervisie op de Raad;2° stelt aan de Raad de leidraden van de inspecteurs, overeenkomstig artikel 33, § 2 van de wet, voor het uitvoeren van de kwaliteitscontrole van de bedrijfsrevisoren voor, ongeacht de externe supervisie op de Raad;3° stelt aan de Raad jaarlijks de lijst van de bedrijfsrevisoren voor die onderworpen zullen worden aan de kwaliteitscontrole, onverminderd de externe supervisie op de Raad;4° stelt aan de Raad, onverminderd de externe supervisie op de Raad, de lijst van de inspecteurs, overeenkomstig artikel 33, § 2 van de wet, die kwaliteitscontroles bij bedrijfsrevisoren kunnen uitvoeren voor, en stelt aan elke bedrijfsrevisor, te onderwerpen aan een kwaliteitscontrole, de namen van de inspecteurs, vermeld in voormelde lijst, voor die deze controle zouden kunnen uitvoeren;5° superviseert het verloop van de kwaliteitscontroles en onderzoekt de resultaten van deze vooraleer ze voor te leggen aan de Raad;6° controleert de naleving van de verplichting van permanente vorming overeenkomstig de norm betreffende de permanente vorming voorzien in artikel 31 van de wet.

Art. 10.§ 1. De kwaliteitscontrole wordt uitgevoerd conform de normen inzake de kwaliteitscontrole bepaald overeenkomstig artikel 33, § 6, van de wet. § 2. De selectie van de inspecteurs, overeenkomstig artikel 33, § 2, van de wet wordt uitgevoerd volgens een objectieve procedure, overeenkomstig de normen inzake de kwaliteitscontrole, ontworpen om elk belangenconflict tussen deze inspecteurs en de bedrijfsrevisor of het bedrijfsrevisorenkantoor onderworpen aan een controle te vermijden.

De inspecteurs beschikken over passende beroepskwalificaties en relevante beroepservaring, en hebben tevens een specifieke opleiding voor de uitvoering van kwaliteitscontroles genoten, overeenkomstig de normen inzake kwaliteitscontrole. § 3. De kwaliteitscontrole is een onderzoeksprocedure van de professionele activiteit van een bedrijfsrevisor.

Deze heeft onder meer tot doel na te gaan of de gecontroleerde bedrijfsrevisor beschikt over een organisatie die aangepast is aan de aard en de omvang van haar activiteiten.

Deze controle beoogt eveneens het publiek en de toezichthouders ervan te overtuigen dat de bedrijfsrevisoren hun werkzaamheden uitoefenen overeenkomstig de controlenormen en de toepasselijke deontologische regels. § 4. De kwaliteitscontrole, op basis van een adequate toetsing van een selectie van controledossiers, omvat onder meer een evaluatie van de naleving van de toepasselijke controlestandaarden en onafhankelijkheidseisen, van de kwantiteit en kwaliteit van ingezette middelen, van de door de bedrijfsrevisor in rekening gebrachte honoraria voor controles en van het systeem van interne kwaliteitscontrole van het bedrijfsrevisorenkantoor.

Art. 11.De Commissie Kwaliteitscontrole kan het onderzoek van de dossiers delegeren aan één of meer verslaggevers, die de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, die de voorwaarden van verkiesbaarheid voor de Raad vervullen, of erebedrijfsrevisor bezitten.

De commissie en de verslaggevers kunnen alle nuttige handelingen stellen voor een behoorlijk onderzoek van het dossier.

Art. 12.§ 1. De gecontroleerde revisor heeft het recht om gehoord te worden gedurende het onderzoek door de aangeduide verslaggever(s).

Met het oog hierop, zal hij hierover worden geïnformeerd minstens vijftien dagen vóór de datum waarop hij zal kunnen worden gehoord.

Indien hij niet zou verschijnen op de vastgestelde datum, wat ook de reden hiervoor is, zal de procedure kunnen worden voortgezet. § 2. Bij gebrek aan aanduiding van een verslaggever delen de Commissie Kwaliteitscontrole of de Raad, al naar gelang het geval, aan de gecontroleerde revisor alle elementen mee waarvoor er tot een tuchtverwijzing zou kunnen worden besloten en laten ze hem een termijn van vijftien dagen om zijn eventuele bemerkingen te laten geworden.

Indien hij geen bemerkingen formuleert binnen de vastgelegde termijn, wat ook de reden weze, wordt de procedure voortgezet. § 3. Het behoort tot de beroepsplicht van de gecontroleerde revisor om alles in het werk te stellen om te antwoorden, binnen de vastgestelde termijn, op de vraag tot verhoor of tot opmerking uitgaande van de verslaggever(s), van de Raad of van de Commissie Kwaliteitscontrole. § 4. De gecontroleerde revisor waakt erover om persoonlijk te antwoorden op de uitnodigingen om gehoord te worden of om persoonlijk zijn opmerkingen te formuleren. Hij kan zich niet laten vertegenwoordigen of bijstaan tijdens zijn verhoor of bij het formuleren van zijn opmerkingen. § 5. De verslaggever(s) stel(t)(len) een verslag van dit eventuele verhoor op. Dit verslag wordt aan de gecontroleerde revisor meegedeeld die over een termijn van vijftien dagen beschikt om zijn bemerkingen te formuleren. § 6. Wanneer een bedrijfsrevisor natuurlijke persoon wordt uitgenodigd om te verschijnen of om zijn opmerkingen te formuleren, wordt een kopie van deze uitnodiging bij gewone brief verstuurd naar het bedrijfsrevisorenkantoor, dat het lid natuurlijke persoon in voorkomend geval vertegenwoordigde in de uitoefening van de revisorale opdracht. Het bestuursorgaan van het bedrijfsrevisorenkantoor kan dus een andere bedrijfsrevisor natuurlijke persoon afvaardigen met het oog op het verschijnen bij een eventueel verhoor. § 7. Voorvermelde paragraaf is niet van toepassing wanneer het bedrijfsrevisorenkantoor wordt uitgenodigd om te verschijnen of om zich persoonlijk te verantwoorden.

Art. 13.§ 1. De Commissie Kwaliteitscontrole kan slechts geldig beraadslagen in aanwezigheid van ten minste de helft van haar leden. § 2. De leden van de Commissie Kwaliteitscontrole onthouden zich ervan om te zetelen bij elke beraadslaging of beslissing waarvoor hun onafhankelijkheid of hun objectiviteit in het gedrang zou kunnen komen. De betrokken leden worden voor de behandeling van de desbetreffende dossiers vervangen door plaatsvervangende leden. De Raad is gemachtigd om, na raadpleging van de Commissie Kwaliteitscontrole, daarover richtlijnen uit te vaardigen. § 3. De verslaggevers die zouden zijn aangeduid, zullen niet kunnen deelnemen aan het latere voorstel van beslissing van de Commissie Kwaliteitscontrole noch aan de beslissing van de Raad wat de eventuele aanhangigmaking bij de Kamer van verwijzing en instaatstelling betreft. § 4. De beslissing van de Raad om de Kamer van verwijzing en instaatstelling te adiëren, is niet vatbaar voor enig beroep.

Art. 14.Als een bedrijfsrevisor geen gevolg geeft binnen een redelijke termijn aan de voorgestelde aanbevelingen volgend op een kwaliteitscontrole, kan de Raad, zo nodig, naar gelang de ernst van de vastgestelde tekortkomingen, de Kamer van verwijzing en instaatstelling adiëren. Afdeling III. - De Kamer van verwijzing en instaatstelling

Art. 15.§ 1. De verslaggevers van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, opgericht overeenkomstig artikel 44, § 1 van de wet, worden overeenkomstig artikel 44, § 5 van de wet benoemd door de Koning. § 2. De verslaggevers van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, mogen tijdens de duur van hun mandaat en gedurende een periode van zes maanden na hun mandaat, geen enkele functie of activiteit uitoefenen, al dan niet bezoldigd, ten dienste van een bedrijfsrevisor.

De overeenkomst bedoeld in artikel 19 § 5, kan eventueel voorzien in een vergoeding ter compensatie van dit verbod na de beëindiging van het mandaat. Deze vergoeding mag niet hoger zijn dan de bruto bezoldiging die de verslaggever zou ontvangen hebben gedurende de periode van zes maanden voorafgaand aan de afloop van het mandaat. § 3. Indien een verslaggever bij het behandelen van een dossier een belangenconflict heeft, dient hij dit onmiddellijk schriftelijk te melden aan alle andere verslaggevers. De betrokken verslaggever mag niet deelnemen aan de beraadslaging over dit dossier, noch deelnemen aan de stemming.

Art. 16.De Kamer van verwijzing en instaatstelling stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister die bevoegd is voor Economie.

Art. 17.De Kamer van verwijzing en instaatstelling kan administratief personeel in dienst nemen voor de uitvoering van haar opdrachten en legt de vergoedingen voor de prestaties van dit personeel vast.

Art. 18.§ 1. De Kamer van verwijzing en instaatstelling stelt elk jaar haar begroting op, op basis van de berekening van de kosten van het afgelopen jaar, met als maximum hetgeen bepaald is in artikel 45, § 3 van de wet.

In voorkomend geval zal de bijdrage die door het Instituut verschuldigd is, aangepast worden binnen de voornoemde grens. § 2. De Kamer van verwijzing en instaatstelling zal de betaling door het Instituut kunnen verkrijgen van één of meerdere voorschotten op de jaarlijkse bijdrage, volgens de modaliteiten die zij bepaalt.

Art. 19.§ 1. De bezoldiging van de Voorzitter en de overige verslaggevers van de Kamer van verwijzing en instaatstelling bestaat uit een vaste maandelijkse vergoeding.

Rekening houdend met de administratieve taken die de Voorzitter voor de Kamer van verwijzing en instaatstelling dient waar te nemen, ligt de vaste maandelijkse vergoeding van de Voorzitter hoger dan de vaste maandelijkse vergoeding van de overige verslaggevers. § 2. De vaste maandelijkse vergoeding uit het vorige paragraaf kan maximaal 4.000 euro bruto per maand bedragen voor de Voorzitter en maximaal 3.500 euro bruto voor elk van de overige verslaggevers. Deze vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de index der consumptieprijzen. § 3. De Voorzitter, de verslaggevers en de expert bedoeld in artikel 49, § 2, van de wet, hebben recht op de terugbetaling van hun verplaatsings-, verblijfs- en enige andere kosten die zij in de uitoefening van hun mandaat hebben moeten maken. Deze kosten worden vergoed ten belope van het bedrag van de werkelijke kosten mits het voorleggen van bewijskrachtige bescheiden. De overeenkomst bedoeld in artikel 19 § 5 van het onderhavige Koninklijk Besluit kan eventueel voorzien in een terugbetaling van kosten op forfaitaire basis. § 4. Aan de expert, bedoeld in artikel 49 § 2 van de wet, wordt enkel een vaste vergoeding van 125 euro bruto per halve dag toegekend voor de door de Kamer van verwijzing en instaatstelling aan hem toegewezen onderzoekswerkzaamheden. De Koning kan dit bedrag verhogen op voorstel van de Kamer van verwijzing en instaatstelling. Deze vergoeding wordt jaarlijks aangepast aan de evolutie van de index der consumptieprijzen. § 5. Het bedrag van de bezoldiging en van de vergoeding van de Voorzitter en van de verslaggevers wordt samen met de andere modaliteiten waarin deze hun mandaat zullen uitoefenen vastgelegd in een bijzondere overeenkomst afgesloten tussen enerzijds de Kamer van verwijzing en instaatstelling en anderzijds telkens respectievelijk de Voorzitter en elk van de andere verslaggevers.

Die overeenkomst, welke louter de modaliteiten waarin de betrokkene zijn mandaat uitoefent regelt en dus geen arbeidsovereenkomst uitmaakt, wordt voor de Voorzitter en voor elke andere verslaggever afzonderlijk schriftelijk vastgesteld.

Bij het onderhandelen over en de ondertekening van deze overeenkomst wordt de Kamer van verwijzing en instaatstelling vertegenwoordigd door de Minister bevoegd voor Economie.

Art. 20.§ 1. Indien de Kamer van verwijzing en instaatstelling de conclusie van een kwaliteitscontrole of van een toezichtsonderzoek aangenomen door de Raad niet goedkeurt, stelt zij haar beslissing in de plaats van deze van de Raad die het aanpast. § 2. Op verzoek van de Kamer van verwijzing en instaatstelling maakt de Raad aan de Kamer van verwijzing en instaatstelling een gemotiveerde conclusie over, voorzien van een verslag waarin de feiten worden uiteengezet die aan de bedrijfsrevisor worden verweten, met verwijzing naar de betrokken wettelijke, reglementaire en tuchtrechtelijke bepalingen.

Art. 21.§ 1. De Kamer van verwijzing en instaatstelling beslist of zij het onderzoek van een dossier toevertrouwt aan één van haar verslaggevers of aan de voltallige Kamer van verwijzing en instaatstelling. § 2. De vaststelling van de zaak voor de Kamer van verwijzing en instaatstelling wordt per aangetekende brief betekend door de Kamer van verwijzing en instaatstelling aan de betrokken bedrijfsrevisor en de Raad van het Instituut vergezeld van het verslag beoogd in artikel 53 van de wet. § 3. De betrokken bedrijfsrevisor beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de betekening om kennis te nemen van het dossier, om er eventueel tegen betaling kopie van te nemen en om schriftelijke opmerkingen over te maken. Na deze termijn zullen de schriftelijke opmerkingen uit de debatten worden geweerd. § 4. De procedure voor de Kamer van verwijzing en instaatstelling verloopt uitsluitend schriftelijk en partijen kunnen geen argumenten doen gelden gedurende een zitting.

Art. 22.De Kamer van verwijzing en instaatstelling kan het dossier terugzenden naar de Raad of naar de speciaal daartoe aangeduide expert overeenkomstig artikel 49, § 2, van de wet met het verzoek om bijkomende onderzoeksdaden te verrichten.

Art. 23.De Voorzitter kan, met instemming van de verslaggevers, andere experts dan degene bedoeld in artikel 49, § 2 van de wet horen of er beroep op doen tijdens de vergaderingen. Deze personen kunnen niet deelnemen aan de stemming. HOOFDSTUK IV. - De organisatie van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep

Art. 24.§ 1. De voorzitter van elk van de kamers van de Tuchtcommissie en van de Commissie van Beroep organiseert een kalender van de zittingen.

Deze kalender, die wordt vastgesteld vóór het begin van het gerechtelijk jaar, zal voorzien in het houden van minstens één zitting per maand, onverminderd de organisatie van buitengewone zittingen en de gerechtelijke vakantie.

De kalender van de zittingen kan op de website van het Instituut geraadpleegd worden. § 2. De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep houden hun zittingen op de zetel van het Instituut. § 3. Het secretariaat van de tuchtinstanties wordt waargenomen door het Instituut. § 4. De effectieve voorzitter van elk van deze kamers regelt in de schoot van deze de vervangingen, de zijne en deze van de effectieve leden door hun plaatsvervangers. § 5. De vergoedingen van de leden van de tuchtinstanties worden betaald door het Instituut op trimestriële basis.

Art. 25.§ 1. Wanneer een kamer van de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep niet kan worden samengesteld binnen een taalrol, als gevolg van de verhindering van de effectieve leden en hun plaatsvervangers, wordt er op initiatief van de Raad of de vervolgde bedrijfsrevisor, beroep gedaan op één of meerdere leden van de kamer van de andere rol die over een voldoende kennis beschikken van de andere taal, en volgens de hoedanigheid op grond waarvan ze werden benoemd. § 2. Ieder verzoek dat wordt geformuleerd in uitvoering van voorgaande paragraaf wordt gericht aan de voorzitter van de kamer van de andere taalrol of, bij gebrek daaraan, aan zijn plaatsvervanger, die alle nuttige schikkingen neemt met het oog op de samenstelling van de zetel. HOOFDSTUK V. - Procedure voor de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep

Art. 26.§ 1. Wanneer er meerdere tuchtrechtelijke tekortkomingen aan de betrokken bedrijfsrevisor worden ten laste gelegd, wordt er één enkele procedure te zijnen laste ingeleid. Ze kan slechts uitmonden in één enkele tuchtsanctie. § 2. Indien er hem een nieuwe tekortkoming in de loop van de tuchtprocedure wordt toegeschreven, wordt er, behoudens samenhang met de voorafgaande, een nieuwe procedure ingeleid zonder dat de reeds ingeleide procedure daarom wordt onderbroken.

Art. 27.§ 1. De betrokken bedrijfsrevisor, de Raad of de overeenkomstig artikel 49, § 2, van de wet speciaal daartoe aangeduide expert, kunnen zich op de zitting laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat of bedrijfsrevisor.

De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep kunnen niettemin de persoonlijke verschijning bevelen. § 2. De Raad en de betrokken bedrijfsrevisor kunnen ieder aan de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep vragen om de expert(en) bedoeld in artikel 49, § 2, van de wet te horen.

De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep kunnen op ieder moment aan de Raad een aanvulling op het verslag vragen die bestemd is om hen de elementen van de zaak waarvan ze geadieerd zijn te verduidelijken. § 3. De Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep kunnen beslissen om de klachtindiener te horen, wanneer ze geadieerd zijn op basis van een klacht.

Art. 28.De beslissingen van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep worden in het openbaar uitgesproken.

Art. 29.Wanneer de Raad, tijdens de procedure, het ontslag van de vervolgde bedrijfsrevisor aanvaardt, kan de Raad, niettegenstaande het ontslag, aan de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep vragen dat, rekening houdende met de ernst van de feiten, de tuchtprocedure wordt voortgezet. De straf, die eventueel naar aanleiding van de procedure wordt uitgesproken, wordt slechts van kracht in geval van wedertoelating. HOOFDSTUK VI. - Gevolgen van de tuchtsancties

Art. 30.Indien een bedrijfsrevisor speciaal is erkend voor de uitoefening van bepaalde revisorale opdrachten, of indien hij ingeschreven is bij een bevoegde autoriteit die gelijkaardige functies als deze van het Instituut heeft in België of in een Lidstaat van de Europese Unie of in een Staat waarmee het Koninkrijk of de Europese Unie een overeenkomst in dat opzicht heeft gesloten, wordt iedere beslissing van de Tuchtcommissie of van de Commissie van Beroep, die een tuchtsanctie bevat die in kracht van gewijsde is gegaan, door de Raad meegedeeld aan de autoriteit die de erkenning heeft afgeleverd of aan de betrokken bevoegde autoriteit, tenzij de Raad geen kennis zou hebben van de erkenning of het lidmaatschap.

Art. 31.§ 1. De schorsing neemt van rechtswege een aanvang op de eerste dag van de maand die volgt op deze tijdens dewelke de beroepstermijn is verstreken. § 2. Wanneer een bedrijfsrevisor het voorwerp uitmaakt van een tuchtsanctie van schorsing van meer dan één maand die in kracht van gewijsde is gegaan, brengt hij bij aangetekende brief vanaf de eerste dag van de schorsing de personen voor wie hij een revisorale opdracht uitvoert ter kennis dat hij volledig onbeschikbaar is voor de periode die is vastgesteld door de tuchtbeslissing. Op dezelfde dag maakt hij aan de Raad een kopie over van de aldus gedane kennisgevingen.

Art. 32.§ 1. De sancties van waarschuwing en berisping worden automatisch uitgewist na vijf jaar. Het uitwissen geldt voor de toekomst. § 2. Indien de betrokkene zijn eerherstel bekomt, worden de straffen met het verbod om bepaalde opdrachten te aanvaarden of voort te zetten en de schorsingen uitgewist.

Deze kan worden gevraagd na een periode van vijf jaar vanaf het ogenblik waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. Met het oog hierop dient de belanghebbende bij de Tuchtcommissie een gemotiveerd verzoek in dat vergezeld is van de nodige stukken.

Laatstgenoemde verzoekt om het advies van de Raad, die het zal formuleren binnen een termijn van maximaal twee maanden. Vervolgens neemt zij haar beslissing binnen de drie maanden van de kennisgeving van het advies van de Raad.

Deze beslissing is niet vatbaar voor hoger beroep of voorziening in cassatie.

Een nieuw verzoek kan worden ingediend iedere keer dat de betrokken persoon over nieuwe nuttige stukken ter ondersteuning van zijn verzoek beschikt en ten vroegste twee jaar na het verwerpen van het vorige verzoek.

Het eerherstel geldt slechts voor de toekomst.

Art. 33.§ 1. De definitief geworden schrapping om tuchtrechtelijke redenen brengt van rechtswege het verlies van de hoedanigheid van bedrijfsrevisor met zich mee. De geschrapte bedrijfsrevisor kan slechts om zijn wedertoelating verzoeken na een termijn van tien jaar en nadat hij, in het geval van een natuurlijke persoon, geslaagd is in de proef voorzien in artikel 5, 5° van de wet. § 2. Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen die volgens de Raad zouden moeten worden doorgevoerd in het belang van het beroep, wordt de definitief geworden schrapping vermeld in het jaarverslag dat voorgesteld wordt door de Raad aan de algemene vergadering van het Instituut.

Art. 34.De geschorste bedrijfsrevisor behoudt de hoedanigheid van bedrijfsrevisor, maar oefent, overeenkomstig de wet, geen enkele beroepsactiviteit meer uit in België in zijn hoedanigheid van bedrijfsrevisor.

Onverminderd de bijzondere bekendmakingsmaatregelen die volgens de Raad zouden moeten doorgevoerd worden in het belang van het beroep, wordt zijn hoedanigheid van lid van het Instituut niet aan derden meegedeeld tijdens de duur van de schorsing. HOOFDSTUK VII. - Bijzondere bevoegdheid inzake geldboete

Art. 35.§ 1. Overeenkomstig artikel 75 van de wet en artikel 22 van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van het terrorisme, kan de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep, in geval van niet-naleving van de artikelen 4 tot 19 van de wet van 11 januari 1993 of van de ter uitvoering genomen besluiten door de bedrijfsrevisoren die eraan zijn onderworpen : 1° volgens de regels die zij bepaalt, de beslissingen en maatregelen die zij neemt, openbaar maken; 2° een administratieve geldboete opleggen, die niet minder dan 250 euro en niet meer dan 1.250.000 euro mag bedragen, na de betrokken ondernemingen of personen in hun verweer te hebben gehoord of minstens behoorlijk te hebben opgeroepen; de geldboete wordt geïnd in het voordeel van de Schatkist, door de Administratie van de B.T.W., registratie en domeinen. § 2. Iedere uitgesproken beslissing van de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep in deze materie dat een tuchtsanctie inhoudt die in kracht van gewijsde is gegaan, wordt door de Raad aan de Cel voor Financiële Informatieverwerking meegedeeld. HOOFDSTUK VIII. - Informatie aan derden

Art. 36.§ 1. Onverminderd de bevoegdheden van de Kamer van verwijzing en instaatstelling, wanneer de Raad een klacht betreffende een bedrijfsrevisor heeft ontvangen en beslist om noch de Tuchtcommissie noch de Commissie van Beroep te adiëren, deelt hij deze beslissing en zijn motivering mee aan de klachtindiener binnen de maand van voorvermelde beslissing. Indien deze beslissing gepaard gaat met een terechtwijzing, worden de beslissing en de terechtwijzing slechts aan de klachtindiener meegedeeld op het moment waarop de terechtwijziging definitief is geworden. § 2. Wanneer de Kamer van verwijzing en instaatstelling, de Tuchtcommissie of de Commissie van Beroep uitspraak hebben gedaan over feiten die het voorwerp van een klacht uitmaken, deelt de Raad aan de klachtindiener, die erom verzoekt, het dispositief van de in kracht van gewijsde gegane beslissing mee die voorvloeit uit de aanhangigmaking.

In dat geval informeert de Raad eveneens de klachtindiener dat alleen de Procureur-generaal de toegang tot een volledige of gedeeltelijke kopie van de beslissing kan verlenen. De Procureur-generaal onderzoekt ieder verzoek tot toegang, rekening houdend met de voorschriften die voortvloeien uit het beroepsgeheim van de bedrijfsrevisor. § 3. Wanneer een klacht wordt onderzocht, of wanneer naar aanleiding van een klacht de tuchtinstanties werden gevat en er nog geen enkele in kracht van gewijsde gegane beslissing is tussengekomen, informeert de Raad de klachtindiener, op zijn verzoek, dat er nog geen enkele definitieve beslissing is genomen inzake de klacht. § 4. De Raad maakt een kopie over aan de betrokken bedrijfsrevisor van iedere mededeling die aan de klachtindiener werd gedaan op grond van onderhavig artikel. HOOFDSTUK IX. - Tucht van de stagiairs

Art. 37.§ 1. In uitvoering van artikel 76 van de wet, zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing inzake tucht van de stagiairs. De Stagecommissie, haar voorzitter en haar plaatsvervangende voorzitter vervullen de functies die zijn voorbehouden respectievelijk aan de Tuchtcommissie, haar voorzitter en haar plaatsvervangende voorzitter.

De Kamer van verwijzing en instaatstelling komt niet tussen in tuchtprocedures betreffende stagiairs overeenkomstig artikel 46, § 3, van de wet. § 2. Het onderzoek van de dossiers wordt door de Raad toevertrouwd aan één of meerdere verslaggevers die de hoedanigheid hebben van bedrijfsrevisor of van erebedrijfsrevisor, en die geen lid zijn van de Stagecommissie. § 3. De Raad kan zijn functies die dit besluit hem toekent delegeren aan een comité bestaande uit drie van zijn leden. § 4. Op initiatief van de verslaggever(s) kan het verhoor van de stagiair in de loop van het onderzoek worden vervangen door een schriftelijke vraag om uitleg. § 5. Wanneer de Stagecommissie optreedt als tuchtrechtsmacht, zetelt zij op geldige wijze voor zover ten minste drie van haar leden de met het oog hierop bijeengekomen kamer samenstellen. § 6. Alle door de stagiair opgelopen straffen worden automatisch uitgewist op de dag van zijn eedaflegging als bedrijfsrevisor, met uitzondering van schorsingsstraffen van ten minste drie maanden die slechts na vijf jaar na de eedaflegging worden uitgewist. § 7. De schrapping van een stagiair brengt het verlies van het positieve resultaat van alle reeds ondergane proeven, hierin begrepen het toelatingsexamen, met zich mee, alsook het verbod om zich opnieuw aan te bieden tijdens een termijn van tien jaar. § 8. Iedere kennisgeving of mededeling gedaan aan de stagiair of aan een derde klachtindiener in het kader van een onderzoek of een tuchtprocedure wordt in kopie aan de stagemeester gericht, behoudens in de gevallen waarin de autoriteit, die overgaat tot de kennisgeving of de mededeling, van mening zou zijn dat de verzending van een kopie aan de stagemeester schade zou berokkenen aan het onderzoek of de tuchtprocedure. § 9. Voor de toepassing van artikel 27 van onderhavig besluit dienen de termen « bedrijfsrevisor » en « art. 73 van de wet » respectievelijk als « stagiair » en « art. 76, § 2 van de wet » te worden gelezen. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 38.Op 27 april 2007 treden in werking : 1° artikel 67 van het koninklijk besluit van 21 april 2007 tot omzetting van bepalingen van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad, en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad, voor zover het de artikelen 44 en 45 in de wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut van de Bedrijfsrevisoren en organisatie van het publiek toezicht op het beroep van bedrijfsrevisor invoegt;en 2° artikelen 15 tot 19 van dit besluit. Op 31 augustus 2007 treden de andere artikelen van dit besluit in werking.

Art. 39.§ 1. Onderhavig besluit is van toepassing op de procedures die hangende zijn bij zijn inwerkingtreding en op de tevoren uitgesproken straffen. De bepalingen van dit besluit kunnen evenwel niet worden ingeroepen om de geldigheid van de handelingen die voorafgaandelijk aan zijn inwerkingtreding werden gesteld opnieuw ter discussie te stellen. § 2. Niettegenstaande de vorige paragraaf zijn de mededelingsverplichtingen zoals vastgelegd door artikels 31 en 32 slechts van toepassing op de beslissingen die genomen zijn na de inwerkingtreding van dit besluit. § 3. Voor het eerste jaar, wordt de door het Instituut krachtens artikel 18 verschuldigde bijdrage vastgesteld op 260.000 euro, en strekt zich uit over de periode van 27 april 2007 tot 31 december 2007. Het eventuele overschot wordt overgedragen naar boekjaar 2008.

Art. 40.Onze Minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van onderhavig besluit.

Gegeven te Brussel, 26 april 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN

^