Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 26 februari 2002
gepubliceerd op 23 april 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012337
pub.
23/04/2002
prom.
26/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/26/2002012337/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

26 FEBRUARI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 26 februari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juli 1999 Vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 28 oktober 1999 onder het nummer 52844/CO/201) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de bedienden van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt onder "bedienden" verstaan : zowel de mannelijke als de vrouwelijke bedienden. HOOFDSTUK II. - Beroepenclassificatie A . Algemene bepalingen.

Art. 2.De in de verschillende categorieën van de beroepenclassificatie opgenomen functies geven recht op het overeenstemmend loon in zoverre dat zij in hoofdzaak zowel voltijds als deeltijds worden uitgeoefend.

Bij de aanwerving kan er gedurende de proefperiode een stage in de onmiddellijk lagere categorie worden opgelegd aan de bedienden die geen jaar ondervinding in de functie hebben; deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de bedienden die zijn gebonden door een arbeidsovereenkomst voor bedienden die is gesloten voor bepaalde tijd of voor een bepaald werk.

Het is anderzijds wenselijk dat bij de indiensttreding de uit te voeren taak wordt vastgesteld in een geschreven arbeidsovereenkomst die door beide partijen is ondertekend. Elke verandering van functie moet er eveneens in worden opgenomen.

Art. 3.De functies of werkzaamheden die zijn opgesomd in dit hoofdstuk worden enkel als voorbeeld aangehaald.

De niet vernoemde functies of werkzaamheden worden gerangschikt naar analogie met de opgesomde voorbeelden.

Art. 4.De werkgever moet de bediende schriftelijk inlichten tot welke categorie hij behoort en hem iedere categoriewijziging meedelen.

Art. 4bis.Om de anciënniteit voor de loonschaal in de onderneming te berekenen wordt rekening gehouden met het laatste jaar binnen een leerovereenkomst in de voortdurende vorming van de middenstand en dit in dezelfde onderneming.

B. Administratief personeel.

Art. 5.Het administratief personeel wordt als volgt gerangschikt : § 1. Eerste categorie : - bediende belast met het klassement en andere kleine werkjes; - facturist (gewoon afschrijven); - telefonist (één enkele post); - enz. voor zover de bediende geen twaalf maanden anciënniteit heeft in de onderneming. § 2. Tweede categorie : - bediende van de eerste categorie met twaalf maanden of meer anciënniteit in de onderneming; - magazijnbediende; - "comptometer"-bediende; - inventarisbediende; - facturist en verificateur; - typist; - winkelkassier; - telefonist-standardist of telefonist belast met het verstrekken van technische inlichtingen; - enz. § 3. Tweede categorie bis : De winkelkassier van vijfentwintig jaar en ouder met vijf jaar anciënniteit in de onderneming en uit de tweede groep en in de functies van verkoper of winkelkassier. § 4. Derde categorie : - bediende voor de lonen; - hulpboekhouder; - bediende aan de boekhoudmachine; - stenotypist; - enz. § 5. Vierde categorie : - boekhouder; - directiesecretaris; - etalagist-decorateur; - enz. § 6. Vijfde categorie (slechts in de ondernemingen uit de tweede groep) : - aankoper verantwoordelijk voor de bevoorrading van een afdeling; - boekhouder-kassier; - hoofdetalagist-decorateur; - enz.

C. Verkooppersoneel.

Art. 6.Het verkooppersoneel wordt als volgt gerangschikt : § 1. Eerste categorie : - beginneling-verkoper jonger dan achttien jaar; - verkoper van achttien jaar en ouder; - bediende belast met het aanvullen van de "rayons" in de zelfbediening in opdracht van de werkgever, de filiaalhouder of de verkoper en die toevallig de functie van verkoper of kassier waarneemt; - enz. voor zover de bediende minder dan twaalf maanden anciënniteit in de onderneming heeft. § 2. Tweede categorie : - de bediende van de eerste categorie met twaalf maanden of meer anciënniteit in de onderneming; - verkoopadviseur van achttien jaar en ouder in de afdelingen van de zelfbediening voor zover hij twaalf maanden anciënniteit in de onderneming heeft; - helper-etalagist; - de handelsvertegenwoordiger gedurende zijn proefperiode; - enz. § 3. Tweede categorie bis : De verkoper van vijfentwintig jaar en ouder in de ondernemingen van de tweede groep met vijf jaar anciënniteit in de onderneming en in de functie van verkoper of winkelkassier. § 4. Derde categorie : - eerste verkoper : (andere dan deze voorzien in de vierde categorie) onder "eerste verkoper" wordt verstaan, de verkoper die de werkgever, de filiaalhouder of de afdelingschef regelmatig bijstaat in de organisatie van de verkoop door namelijk het werk van het verkooppersoneel te coördineren; - helper-etalagist-decorateur; - meer gekwalificeerde verkoper : onder "meer gekwalificeerde verkoper" moet worden verstaan : de verkoper met drie jaar verkoopservaring in de branche en in dezelfde onderneming en die tegelijkertijd aan volgende vereisten beantwoordt : de verkoper die een grondige kennis bezit van de verkooptechnieken en die artikelen verkoopt waarbij een uitgebreide verkoopargumentatie moet worden aangevoerd in een gespecialiseerde winkel of afdeling met diensten waar de handelsactiviteit onder meer bestaat uit de verkoop van niet alledaagse artikelen zoals : - woon- en kantooruitrusting; - vrijetijdsbesteding; - fotografie en optiek; - juwelierskunst, edelsmeedkunst en juwelenmakerij; - huishoudelijke apparaten; - kunstvoorwerpen; - delicatessen; - muziekinstrumenten; - uurwerkmakerijen; - speelgoed; - kleding; - schoenen; - radio, TV en hi-fi; - schoonheidsproducten; - de handelsvertegenwoordiger met minder dan drie jaar ervaring; - enz. § 5. Vierde categorie : - gekwalificeerde eerste verkoper : de gekwalificeerde eerste verkoper is de verkoper die tegelijkertijd beantwoordt aan de vereisten van de eerste verkoper en de meer gekwalificeerde verkoper; - de handelsvertegenwoordiger met meer dan drie jaar ervaring; - enz. § 6. Vijfde categorie : - verkoopchef, slechts in de ondernemingen uit de tweede groep.

D. Filiaalhouders.

Art. 7.De filiaalhouder is de bediende die, zonder bestendig toezicht noch dagelijkse controle van de werkgever, de verantwoordelijkheid draagt van het dagelijks beheer van een winkel, wat tegelijkertijd inhoudt administratieve taken, organisatie van het werk, verantwoordelijkheid van de tekorten in voorraad en kas en de algemene organisatie van de verkoop (voorraad, assortiment, klanten).

Onder "bestendig toezicht" moet worden verstaan : de regelmatige aanwezigheid in de verkoopplaats, van de werkgever of van een lid van het kaderpersoneel belast met bedoeld toezicht.

Art. 8.In een winkel waar het verkooppersoneel werkt zonder bestendig toezicht van de werkgever, van een lid van het kaderpersoneel of van een filiaalhouder, moet één van de verkopers ten minste worden geklasseerd in de derde categorie. HOOFDSTUK III. - Lonen A. Toepassing van de loonschalen.

Art. 9.De loonschalen van het verkoop- en administratief personeel zijn afhankelijk van het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers en worden als volgt bepaald : - behoren tot de eerste groep, de ondernemingen die gedurende de laatste twaalf maanden gemiddeld één tot en met tien verkooppersoneelsleden en winkelkassiers per verkooppunt in dienst hebben alsook de ondernemingen met bijhuizen en de bedrijven van de leurhandel waarvan het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers vijftien personen niet overtreft; - behoren tot de tweede groep, de ondernemingen die gedurende de laatste twaalf maanden gemiddeld meer dan tien verkooppersoneelsleden en winkelkassiers per verkooppunt in dienst hebben alsook de ondernemingen met bijhuizen en de bedrijven van de leurhandel waarvan het totaal aantal verkooppersoneelsleden en winkelkassiers vijftien personen overtreft; - worden niet als verkooppersoneel en/of winkelkassiers beschouwd, de leerlingen die worden tewerkgesteld met een erkende leerovereenkomst in het kader van de middenstandsopleiding alsook het personeel, tewerkgesteld in het kader van het alternerend leren.

Voor de berekening van het effectief wordt het deeltijds verkooppersoneel en/of winkelkassiers respectievelijk als een hele of een halve eenheid beschouwd naargelang in de arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van meer of minder dan de helft van de wekelijkse arbeidsduur bedongen werd.

Art. 10.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Administratief en verkooppersoneel.

Art. 11.Het minimummaandloon van het administratief personeel van de ondernemingen die tot de eerste groep behoren, wordt als volgt vastgesteld, per 1 juni 1998 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op 1 oktober 1999 worden deze weddenschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden hebben recht op een prorata van dit bedrag.

Art. 12.Het minimummaandloon van het administratief personeel van de ondernemingen welke tot de tweede groep behoren, wordt als volgt vastgesteld, per 1 juni 1998 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op 1 oktober 1999 worden deze weddenschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder, tewerkgesteld in ondernemingen die minder dan twintig personen tewerkstellen, verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden van deze ondernemingen hebben recht op een prorata van dit bedrag.

Op 1 oktober 2001 worden deze weddeschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder, tewerkgesteld in ondernemingen die twintig of meer personen tewerkstellen, verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden van deze ondernemingen hebben recht op een prorata van dit bedrag.

C . Verkooppersoneel

Art. 13.Het minimummaandloon van het verkooppersoneel van de ondernemingen welke tot de eerste groep behoren, wordt als volgt vastgesteld, per 1 juni 1998 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op 1 oktober 1999 worden deze weddeschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden hebben recht op een prorata van dit bedrag.

Art. 14.Het minimummaandloon van het verkooppersoneel van de ondernemingen welke tot de tweede groep behoren, wordt als volgt vastgesteld, per 1 juni 1998 : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Op 1 oktober 1999 worden deze weddenschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder, tewerkgesteld in ondernemingen die minder dan twintig personen tewerkstellen verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden van deze ondernemingen hebben recht op een prorata van dit bedrag.

Op 1 oktober 2001 worden deze weddenschalen en de werkelijk betaalde lonen van de voltijdse werknemers van 21 jaar en ouder, tewerkgesteld in ondernemingen die twintig of meer personen tewerkstellen verhoogd met 500 BEF. De deeltijdse bedienden van deze ondernemingen hebben recht op een prorata van dit bedrag.

D . Filiaalhouders.

Art. 15.Het minimummaandloon van de filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats een woonst genieten ten laste van de werkgever, mag niet lager zijn dan 39 918 BEF op 1 juni 1998 (referte-indexcijfer 102,10).

Dit bedrag wordt verhoogd met een commissieloon dat ten minste 3 pct. bedraagt van de schijf van het gemiddeld maandelijks omzetcijfer hoger dan 274 254 BEF (index 102,10) op 1 juni 1998 en dit tot dit verhoogde bedrag 51 124 BEF bereikt.

Dit laatste bedrag vertegenwoordigt in dat geval het minimummaandloon van de filiaalhouder.

Het minimummaandloon van de filiaalhouders, vermeld in de eerste en tweede alinea van dit artikel wordt verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 1999 voor de ondernemingen die minder dan 20 personeelsleden tewerkstellen.

Het minimummaandloon van de filiaalhouders, vermeld in de eerste en tweede alinea van dit artikel wordt verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 2001 voor de ondernemingen die 20 of meer personen tewerkstellen.

Art. 16.Het minimummaandloon van de filiaalhouders die alleen voor de verkoop instaan en bij hun werkplaats geen woonst genieten ten laste van de werkgever, mag niet lager zijn dan 51 124 BEF per 1 juni 1998 (referte-indexcijfer 102,10).

Het minimummaandloon van de filiaalhouders, vermeld in de eerste alinea van dit artikel wordt verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 1999 voor de ondernemingen die minder dan 20 personeelsleden tewerkstellen.

Het minimummaandloon van de filiaalhouders, vermeld in de eerste alinea van dit artikel wordt verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 2001 voor de ondernemingen die 20 of meer personen tewerkstellen.

Art. 17.Het minimummaandloon van de filiaalhouders van winkels of filialen die verkooppersoneel en/of winkelkassiers tewerkstellen mag niet lager zijn dan : - 55 935 BEF per 1 juni 1998 (referte-indexcijfer 102,10), indien in de verkoopplaats één tot en met tien verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld; - 64 095 BEF per 1 juni 1998 (referte-indexcijfer 102,10) indien in de verkoopplaats van elf tot en met twintig verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld; - 79 213 BEF per 1 juni 1998 (referte-indexcijfer 102,10) indien in de verkoopplaats meer dan twintig verkooppersoneelsleden en/of winkelkassiers zijn tewerkgesteld.

De hierboven vermelde minimummaandlonen wordt verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 1999 voor de ondernemingen die minder dan 20 personeelsleden tewerkstellen.

De hierboven vermelde minimummaandlonen worden verhoogd met 500 BEF op 1 oktober 2001 voor de ondernemingen die 20 of meer personen tewerkstellen.

Art. 18.Ten einde vast te stellen of het loon van de filiaalhouder de in de artikelen 15 tot en met 17 vastgestelde minimumbedragen bereikt, wordt er rekening gehouden zowel met het vast en veranderlijk loon als met de eventuele andere voordelen in natura dan die voorzien in artikel 15.

E . Bijzondere bepalingen. 1. Leeftijd.

Art. 19.De verhogingen die voortspruiten uit de loonschalen die zijn vastgesteld bij de artikelen 11, 12, 13 en 14 worden toegekend de eerste van de maand waarin de bediende verjaart. 2. Kennis en gebruik van meerdere talen.

Art. 20.De bij deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimummaandlonen moeten worden beschouwd als overeenstemmend met het gebruik van één enkele taal.

De vereiste van de kennis of het gebruik in de uitoefening van een functie van meer dan één taal, rechtvaardigt niet de overgang naar een hogere categorie als de aard van de functie zelf er niet door wordt gewijzigd, maar het past ermee rekening te houden bij het vaststellen van het loon. 3. Bedienden die volledig of gedeeltelijk met commissielonen worden beloond.

Art. 21.De volledig of gedeeltelijk met commissieloon beloonde bedienden kunnen elke maand aanspraak maken op de minimum loonschalen welke zijn vastgesteld bij een van de artikelen 11, 12, 13, 14, 15, 16 en 17. De loonaanvullingen, welke hierdoor, eventueel, door de werkgever moeten worden betaald kunnen ambtshalve van het brutoloon van de volgende maanden worden afgehouden zodra en in de mate dat dit laatste deze minima overschrijdt.

Deze voorschotten zijn niet meer terugvorderbaar na het afsluiten van de jaarlijkse rekeningen, noch bij het einde van de arbeidsovereenkomst voor bedienden. 4. Bedienden die in dienst treden na de normale aanvangsleeftijd.

Art. 22.Het ondernemingshoofd mag de bedienden die in dienst treden na de normale aanvangsleeftijd van hun categorie, aanwerven tegen het minimumloon dat voor deze aanvangsleeftijd is voorzien, namelijk : eenentwintig jaar in de eerste en de tweede categorie, drieëntwintig jaar in de derde categorie en vijfentwintig jaar in de vierde en de vijfde categorie. Het minimumloon dat met de leeftijd van de bedienden overeenstemt moet evenwel geleidelijk worden bereikt met jaarlijkse gelijke schijven en dit uiterlijk : - één jaar na de indiensttreding, indien deze gebeurt voor eenendertig jaar; - twee jaar na de indiensttreding, indien deze gebeurt tussen eenendertig en zesendertig jaar; - drie jaar na de indiensttreding, indien deze gebeurt na zesendertig jaar.

Het is wenselijk dat deze modaliteiten nauwkeurig in de schriftelijke overeenkomst worden omschreven. 5. Overloon voor de arbeidsprestaties na negentien uur.

Art. 23.In de ondernemingen welke meer dan dertig personen tewerkstellen wordt, voor de duur van de arbeid welke wordt verricht na negentien uur, aan de bedienden een vergoeding toegekend die met 25 pct. het gewoon loon overschrijdt.

Voor de berekening van het effectief wordt het deeltijds bediendepersoneel als een hele, respectievelijk een halve eenheid beschouwd naargelang in de arbeidsovereenkomst een arbeidsduur van respectievelijk meer of minder dan de helft van de wekelijkse arbeidsduur bedongen werd. HOOFDSTUK IIIbis. - Eenmalige premie

Art. 24.Op 1 juli 1999 wordt een eenmalige premie van 6 000 BEF toegekend aan de voltijdse werknemers die behoren tot groep 2.

Deze premie wordt betaald aan de werknemers die tijdens de maand van betaling van de premie verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst met hun werkgever, pro rata de effectieve en gelijkgestelde prestaties.

Als referteperiode geldt evenwel de periode van 12 maanden voorafgaand aan de betaling. HOOFDSTUK IV. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 25.De bij hoofdstuk III van deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimummaandlonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen maandelijks door het Ministerie van Economische Zaken vastgesteld en in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 26.Elke maand wordt bij de bekendmaking van het indexcijfer van de consumptieprijzen een referte-indexcijfer vastgesteld, dat gelijk is aan het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van de jongste twee maanden.

Art. 27.De in artikel 25 bedoelde lonen stemmen overeen met het referte-indexcijfer 102,10, spil van de stabilisatieschijf 100,10 - 104,14.

Art. 28.De in artikel 25 bedoelde lonen worden gestabiliseerd per schijven van het referte-indexcijfer, zodanig dat de hoogste of laagste grens van elke stabilisatieschijf gelijk is aan het spilindexcijfer vermenigvuldigd met of gedeeld door de constante coëfficiënt 1,02.

Art. 29.Indien het referte-indexcijfer de grens van een stabilisatieschijf bereikt of overschrijdt, wordt deze grens de spil van een nieuwe stabilisatieschijf waarvan de grenzen worden berekend zoals in artikel 28 is aangegeven.

Art. 30.Wanneer de grens van een stabilisatieschijf wordt bereikt of overschreden moeten de laatste minimum aandlonen worden aangepast.

Deze aanpassing geschiedt bij stijging door ze te vermenigvuldigen met de coëfficiënt 1,02; bij daling, door ze te delen door de coëfficiënt 1,02.

Art. 31.De loonaanpassingen treden in werking de eerste dag van de maand die volgt op deze waarvan het referte-indexcijfer tot aanpassing aanleiding geeft.

Art. 32.Bij toepassing van de bepalingen van de artikelen 25 tot en met 30, wordt de volgende tabel opgemaakt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze tabel is niet beperkend. Deze schijven zijn berekend naar rato van 2 pct. gecumuleerd vanuit het referte-indexpunt 102,10.

Het rekenkundig gemiddelde en de grenzen van de indexschijven worden afgerond tot op twee decimalen, met inachtneming van navolgende regels : - het tweede decimaal blijft ongewijzigd, wanneer het derde decimaal gelijk is aan of lager dan 4; - het tweede decimaal wordt afgerond naar de naasthogere eenheid, wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan 5.

De maandlonen van de bedienden worden afgerond op de eenheid volgens dezelfde regels.

Art. 33.Het verschil dat bestaat tussen het werkelijk loon en het minimummaandloon moet worden behouden telkens als het minimummaandloon wordt verhoogd ingevolge de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 34.De in artikel 15 vermelde schijf van het gemiddelde maandelijkse omzetcijfer is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk. HOOFDSTUK V. - Eindejaarspremie A . Toekenningsvoorwaarden.

Art. 35.Een eindejaarspremie wordt toegekend aan de bedienden die in dienst zijn op 31 december van het refertejaar en op diezelfde datum ten minste zes maanden anciënniteit hebben in de onderneming.

Art. 36.Ingeval zij het bedrijf verlaten voor de datum van de uitbetaling van de eindejaarspremie voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst, hebben de werknemers eveneens recht op een eindejaarspremie. Deze premie wordt berekend pro rata de tewerkgestelde maanden in het respectievelijke referentiejaar, voor zover zij op het moment van hun vertrek een anciënniteit van ten minste zes maanden in de onderneming hebben.

De eindejaarspremie is niet verschuldigd in geval van ontslag om dringende redenen en evenmin indien de werknemer zelf ontslag neemt.

B. Bedrag.

Art. 37.Het bedrag van de eindejaarspremie is vastgesteld : 1. voor de bedienden die gedurende het hele refertejaar in de onderneming tewerkgesteld zijn geweest, op 100 pct.van het maandloon; 2. voor de andere bedienden die op 31 december van het refertejaar ten minste zes maanden anciënniteit in de onderneming hebben, op één twaalfde van de voormelde eindejaarspremie per volledige maand tewerkstelling.

Art. 38.Het bedrag van de eindejaarspremie mag worden herleid ten belope van de afwezigheden in de loop van het jaar welke niet voortspruiten uit de toepassing van de wettelijke, reglementaire en conventionele bepalingen inzake jaarlijkse vakantie, wettelijke feestdagen, kort verzuim, beroepsziekte, arbeidsongeval. Voor de eerste dertig dagen afwezigheid wegens ziekte, ongeval of bevallingsrust, wordt bedoeld bedrag evenwel niet herleid.

C . Berekeningswijze. 1. Bedienden waarvan het loon vast is.

Art. 39.Voor de bedienden waarvan het loon vast is, wordt de eindejaarspremie berekend op het brutoloon voor de maand december van het betrokken jaar. 2. Filiaalhouders en bedienden die volledig of gedeeltelijk met commissieloon zijn beloond.

Art. 40.Voor de filiaalhouders en de bedienden die volledig of gedeeltelijk met commissieloon worden beloond, wordt de eindejaarspremie berekend op het maandelijks gemiddelde van de vaste en veranderlijke brutolonen welke werden betaald gedurende het betrokken jaar.

D. Uitsluitingen.

Art. 41.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing : 1. Op de ondernemingen die in de loop van het betrokken jaar ten minste een evenwaardig voordeel toekennen, onder welke benaming ook, hetzij onder de vorm van een conventionele premie, hetzij bij wijze van gift;2. Op de ondernemingen die op hun niveau bij overeenkomst de lonen en andere arbeidsvoorwaarden van hun bedienden regelen, voor zover de bij bedoelde ondernemingsovereenkomst toegekende voordelen samen genomen tenminste gelijk zijn aan de voordelen voorzien in deze collectieve arbeidsovereenkomst. E. Betalingsdatum.

Art. 42.Het bedrag van de eindejaarspremie is opeisbaar en moet worden uitgekeerd ten laatste tussen 15 en 31 december van ieder jaar. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 43.De werknemers met een deeltijdse betrekking hebben dezelfde rechten als de voltijdse tewerkgestelden, pro rata de gepresteerde arbeidstijd.

Art. 44.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Art. 45.Zij mag slechts worden opgezegd door een van de ondertekenende partijen en dit met een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel en aan de ondertekenende organisaties van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 46.Deze opzegging neemt een aanvang op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin zij wordt betekend.

Art. 47.De organisatie die het initiatief neemt van de opzegging moet de redenen ervan opgeven en gelijktijdig opbouwende voorstellen neerleggen welke door de andere organisaties in het paritair comité moeten worden besproken binnen een termijn van één maand na hun ontvangst.

Art. 48.Bij ontstentenis van een akkoord voor het verstrijken van de opzeggingstermijn, blijven de voordelen en verplichtingen die voortvloeien uit deze collectieve arbeidsovereenkomst hun uitwerking hebben ten overstaan van de werkgevers en bedienden die zijn bedoeld in artikel 1, tot op het ogenblik dat een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst met een maximum termijn van twaalf maanden, te rekenen vanaf het verstrijken van de opzeggingstermijn, wordt gesloten.

Art. 49.De collectieve arbeidsovereenkomst van 30 mei 1991 tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel (koninklijk besluit van 12 oktober 1993, Belgisch Staatsblad van 2 december 1993) wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 26 februari 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^